Biologie 1997 Augustus

Vergelijkbare documenten
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijke informatie in de cel 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie voortplanting 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1


Biologie (jaartal onbekend)

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou


Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Welke combinatie van twee celorganellen en hun respectievelijke functies is correct?

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:


Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Examen Voorbereiding Cellen

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose?

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Tentamen Genetica Studentnr:

Oplossingen Biologie van 2000

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur.

Hetzelfde DNA in elke cel

AAbb of Aabb = normaal zicht aabb of aabb = retinitis pigmentosa AABB of AABb = retinitis pigmentosa

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA

T G7091. G1-fase en bevat A chromosomen en B DNA. M-fase en bevat 1 2 A chromosomen en 1 2 B DNA. S-fase en bevat A chromosomen en 1 2 B DNA

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Cellen

Antwoorden Biologie Thema 4

Eindexamen biologie 1-2 vwo 2004-II

Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct?

Level 1. Vul het juiste woord in

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Copyright 2008 Pearson Education Inc., publishing as Pearson Benjamin Cummings

Tentamen Van Mens tot Cel

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype.

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

Begrippenlijst Biologie DNA

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Level 1. Vul het juiste woord in

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?

Begrippen Hoofdstuk 3

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Biologie. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2

vwo erfelijkheid 2010

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Newsletter April 2013

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Voortplanting en celdeling

ERFELIJKE INFORMATIE IN DE CEL

Genetica & Evolutie Deeltentamen 1

Erfelijkheid van de ziekte van Huntington

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november keer beoordeeld

6.7. Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april keer beoordeeld. Biologie voor jou. Erfelijkheidsmateriaal

Welke van de onderstaande beweringen is correct met betrekking tot het zenuwstelstel?

Welke van de onderstaande beweringen is correct met betrekking tot het zenuwstelstel?

Basisstof 7 Genetische variatie

4 VWO thema 4 Genetica EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

genen vachtkleur genotype fenotype BB, Bb, of Bb l zwarte vacht gen voor een donkere bb of bb l bruine vacht kleur (autosomaal) b l b l

5.7. Boekverslag door N woorden 7 november keer beoordeeld 2.2

Examen Voorbereiding DNA. Teylingen College Leeuwenhorst 2015/ JasperOut.nl. Thema 2 DNA

Genetica & Evolutie Deeltentamen 1 Versie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

Normale cyclus. Poli Gynaecologie

Copyright 2008 Pearson Education Inc., publishing as Pearson Benjamin Cummings

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

Begrippenlijst DNA adenine Eén van de nucelotidebasen die in DNA en RNA voorkomen. Adenine (A) vormt een basenpaar met thymine (T) in het DNA en met

Eindexamen biologie vwo 2007-I

ENERGIEOMZETTINGEN IN DE CEL

Samenvatting. Samenvatting

Alles door elkaar 1. a) b) c) 2. a) b) c) a) b) BIOLOGIE 2017/18 WERKBOEK

Erfelijkheid. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

Dialogen voor conceptcartoons. Verband genotype/fenotype, dominant/recessief

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Het enzym dat verantwoordelijk is voor het vastleggen van de imprint na de DNA-replicatie is een DNA-methyltransferase.

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

4 VWO thema 3 Voortplanting EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

1 (~20 minuten; 15 punten)

Samenvatting Biologie DNA

Samenvatting Biologie Thema 3 en 4

Transcriptie:

www. Biologie 1997 Augustus Vraag 1 In de onderstaande tekening is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traanvocht bevat een enzym dat bacteriën doodt. De weg die dit enzym door de cel volgt vanaf de productieplaats tot de afgifte via blaasjes is aangegeven met pijlen. Hierbij speelt organel Q een rol. Welk organel wordt met Q aangegeven? Q A. Endoplasmatisch reticulum B. Golgi-apparaat (= Golgi -complex) C. Mitochondrion D. Ribosoom

www. Vraag 2 Een opvallend verschil tussen Prokaryoten en Eukaryoten is dat Prokaryoten geen: A. DNA bevatten. B. Kern bezitten. C. Protoplasma bevatten. D. Organische stoffen kunnen produceren. Vraag 3 In volgroeide zenuwcellen of neuronen van de mens vindt men o.a. een kern, endoplasmatisch reticulum en ribosomen. In volgroeide rode bloedcellen (= erythrocyten) van de mens komen deze organellen niet meer voor. Een leerling vergelijkt volgroeide rode bloedcellen met zenuwcellen van de mens en doet daarover volgende uitspraken: 1. In de rode bloedcellen wordt minder eiwit geproduceerd dan in zenuwcellen. 2. In de rode bloedcellen neemt het aantal intacte enzymmoleculen sneller af dan in zenuwcellen. 3. De rode bloedcellen kunnen zich mitotisch delen en zenuwcellen kunnen dat niet. Welke uitspraak is of welke uitspraken zijn juist? A. Alleen uitspraak 1 B. Alleen uitspraak 3 C. Alleen uitspraken 1 en 2 D. Alle uitspraken 1, 2 en 3 Vraag 4 De tekeningen geven delingsstadia van een mitose weer. In welke volgorde geven deze stadia de mitose juist weer? A. 1-2 - 3-5 - 4 B. 1-4 - 3-2 - 5 C. 4-1 - 2-3 - 5 D. 4-1 - 3-2 - 5

www. Vraag 5 Hieronder staan drie schematische tekeningen van cellen in bepaalde delingsstadia. 1 2 3 Welke van deze tekeningen kan (kunnen) van toepassing zijn op een organisme waarvoor geldt 2n = 4 chromosomen? A. alleen 2 B. alleen 3 C. 1 en 2 D. 2 en 3 Vraag 6 Hieronder staan drie beweringen over de meiose van een primaire eicel in het lichaam van een vrouw. 1. Bij de meiose wordt het aantal chromosomen per cel gehalveerd. 2. Het cytoplasma van de moedercel wordt bij de meiose in gelijke mate over de vier dochtercellen verdeeld. 3. Homologe chromosomen worden tijdens de meiose 11 van elkaar gescheiden. Welke van deze beweringen is juist? A. alleen1 B. alleen 1 en 2 C. alleen 2 en 3 D. 1, 2 en 3

www. Vraag 7 In de tekening is de vorming van een nucleïnezuur weergegeven Is het gevormde nucleïnezuur DNA of RNA? Is hierbij wel of geen mutatie opgetreden? Nucleïnezuur Mutatie A DNA Ja B DNA Neen C RNA Ja D RNA Neen

Vraag 8 Bij een bepaalde organisme zijn in een molecuul m-rna de codons UAA en UAG stopcodons. Aangenomen wordt dat alle andere codons voor een bepaald aminozuur coderen. De basenvolgorde in een deer van de DNA-streng waarop complementair m-rna wordt gevormd is als volgt: DNA: www. C A G T A T T C A A T G A 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 De afleesvolgorde is van links naar rechts; hierbij vormt 1 2 3 een triplet, evenals 4 5 6 enz. Bij welke mutatie zal de aminozuurketen korter worden dan normaal? Indien: A. base 3 verandert in C B. base 6 verandert in A C. base 9 verandert in G D. base 12 verandert in T Vraag 9 Op het spreekuur van de huisarts komt een 28.jarige vrouw met de klacht dat zij al enkele maanden geen menstruatie meer heeft. Zij blijkt niet in verwachting te zijn. Bij onderzoek wordt een klein gezwelletje ontdekt aan de onderzijde van de hersenen. Na operatieve verwijdering van dit gezwelletje vindt weer regelmatig menstruatie plaats. Voor het uitblijven van de menstruatie van deze vrouw worden twee mogelijke verklaringen bedacht. 1. Het gezwelletje drukte tegen de hypofyse waardoor de productie van een hypofysehormoon wordt belemmerd. 2. Het gezwelletje drukte tegen een zenuw zodat er geen impulsen naar de ovaria konden geleid worden. Welke verklaring(en) is (zijn) juist? Verklaring 1 Verklaring 2 A Juist Juist B Juist Onjuist C Onjuist Juist D Onjuist Onjuist

www. Vraag 10 In veel westerse landen heeft de anticonceptiepil een grote bijdrage geleverd aan de geboortebeperking. Hoe voorkomt de pil zwangerschap? A. Door remming van de afgifte van het follikelstimulerend hormoon (FSH) B. Door remming van de afgifte van het follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH) C. Door stimulering van de afgifte van het follikelstimulerend hormoon (FSH) D. Door stimulering van de afgifte van het follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH) Vraag 11 In de tekeningen zijn 1, 2 en 3 in willekeurige volgorde doorsneden van de ontwikkelingsstadia p, q en r. Welke doorsneden behoren bij de stadia p, q en r? p q r A 2 3 1 B 3 1 2 C 1 3 2 D 3 2 1

www. Vraag 12 Bij Drosophila is het gen voor rode ogen (R) dominant over het gen voor bruine ogen (r). Het gen voor rechte vleugels (V) is dominant over het gen voor gekrulde vleugels (v). De kruising RrVv x rrvv heeft het volgend resultaat: 527 rode ogen en rechte vleugels 529 rode ogen en gekrulde vleugels 530 bruine ogen en rechte vleugels 531 bruine ogen en gekrulde vleugels De resultaten van deze proef zijn een duidelijk bewijs van: A. Koppeling van genen B. Mutatie C. Aan het geslachtschromosoom gebonden genen D. Onafhankelijke overerving van genen Vraag 13 Bij bijen ontwikkelen darren (= mannelijke bijen) zich uit onbevruchte eicellen. Uit bevruchte eicellen ontwikkelen zich werksters en/of koninginnen. Een koningin met onbehaard borststuk wordt gekruist met een dar met behaard borststuk. Het allel voor behaard (B) is dominant over dat voor onbehaard (b). In de nakomelingschap zitten darren en werksters. Welk(e) fenotype(n) hebben de darren? Welk(e) fenotype(n) hebben de werksters? A. Alle darren en alle werksters zijn behaard. B. Alle darren zijn onbehaard; alle werksters zijn behaard. C. Er zijn behaarde en onbehaarde darren maar alle werksters zjjn behaard. D. Alle darren zijn onbehaard en er zijn behaarde en onbehaarde werksters.

www. Vraag 14 Thalassemie is een vorm van bloedarmoede die vrij gewoon is in de landen rondom de Middellandse zee maar nogal zeldzaam is in andere streken. De ziekte komt in twee vormen voor: een milde vorm en een ernstige vorm. Mensen met de ernstige vorm zijn homozygoot voor een recessief allel. In heterozygote toestand veroorzaakt dit allel de milde vorm van thalassemie. Gezonde personen zijn homozygoot voor het normale allel. Een man met de milde vorm van thalassemie huwt met een gezonde vrouw. Wat is te verwachten ten aanzien van de gezondheid van de kinderen uit dit huwelijk? A. Geen van de kinderen zal de ziekte hebben. B. De helft van de kinderen zal de milde vorm hebben, de andere helft zal gezond zijn. C. Alle kinderen zullen de milde vorm hebben. D. De helft van de kinderen zal de milde vorm hebben, de andere helft zal de ernstige vorm hebben. Vraag 15 Planten van de siemetel laten zich gemakkelijk stekken. In een experiment worden van een siemetel met rode bladeren 16 takjes afgesneden. Ieder takje wordt in een aparte pot opgekweekt. Alle stekken krijgen wortels en groeien verder. Na enige tijd heeft één van de stekken alleen groene bladeren, terwijl de andere stekken alleen rode bladeren hebben. Voor het ontstaan van een stek met groene bladeren worden 3 verklaringen geopperd. 1. Het allel voor groene bladeren is recessief. 2. De kweekomstandigheden waaronder de verschillende stekken zijn opgekweekt waren niet gelijk. 3. De gebruikte siernetel is heterozygoot voor bladkleur. Welke van deze verklaringen kan of welke kunnen juist zijn? A. Alleen verklaring 2 B. Alleen verklaring 3 C. De verklaringen 1 en 2 D. De verklaringen 1 en 3

www. Oplossingen 1) B 2) B 3) C 4) B 5) D 6) A 7) D 8) D 9) B 10) B 11) A 12) D 13) B 14) B 15) A