VERSTERK DE KOOPKRACHT EN DE SOLIDARITEIT



Vergelijkbare documenten
Zelfs met hoge energieprijzen op de internationale markten kan de stijging van de eindfactuur van de Belgische verbruiker worden ongedaan gemaakt

Persbericht. 1. De loonmarge: een koninklijk besluit ter bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve bescherming van het concurrentievermogen

REGEERAKKOORD: DOOF VOOR DE WERKNEMERS EN DE GERECHTIGDEN OP SOCIALE UITKERINGEN GUL VOOR WERKGEVERS EN VERMOGENDEN

ONS ENGAGEMENT VOOR UW TOEKOMST ONTCIJFERD

Verhoging van alle minima en forfaits op , zowel voor volledig als tijdelijk werklozen als voor SWT:

BEMIDDELINGSVOORSTEL IPA EN HAAR UITVOERING

voor werk en koopkracht en avant pour l'emploi et le pouvoir d'achat Zaterdag

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan?

Meer weten over kinderbijslagen

Regeerakkoord DI RUPO I:Wat met de pensioenen?

Werkgeversbijdragen - 25% (schokeffect economie) -6,3. Werknemersbijdragen - 25% (gespreid in de tijd) -3,0

Horeca in het federaal regeerakkoord Enkele druppels op een hete plaat? Horeca Expo Gent 2014 Geert Vermeir

Geen discriminatie van vrouwen en gepensioneerden!

Sociale statuten: zelfstandige versus werknemer

De loonkosten in de land- en tuinbouw

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

RAADGEVEND COMITE VOOR DE PENSIOENSECTOR

De waarheid over de notionele intrestaftrek

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

INHOUD AFDELING 1 GRONDSLAGEN VAN HET SOCIAAL STATUUT

STATUTAIR CONGRES 2010 Definitieve versies zoals gestemd op 22/10/2010

nationale arbeidsraad

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel.

Bijlagen: Berekeningen, tabellen en verklaring

Sector van de vlasbereiding

INLICHTINGENBLAD (voor de werkgevers behalve de administraties)

Nieuw bedrag forfaitaire kilometervergoeding vanaf 1 juli 2015 definitief vastgelegd

Nieuwsbrief politie. Nummer 14 Brussel, 4 juli 2016

sociale bijdragen en sociale uitkeringen op 1 juni 2001

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari Vrije visie, eigen stem

Newsletter. Sociale actualiteit van December. Solutions for Human Resources. Sociale actualiteit van December. Solutions for Human Resources.

Inhoud van het patronaal voorstel. Verklaring in PC

Halftijds brugpensioen

Federaal Plan Armoedebestrijding. Reactie van BAPN vzw. Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting EU /11/2012

Wie jong is, wordt getroffen. Wie kinderen heeft, wordt getroffen

Het gaat hier om de aanvullende pensioenen die sommige werkgevers of sectoren voor hun personeel voorzien.

De ministerraad keurde in tweede lezing het voorontwerp van programmawet goed.

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 15 december

Regeerakkoord: wat is de impact op de pensioenen en de verzekeringsproducten?

Brugpensioen : hoofdelijke bijdragen en sociale inhoudingen. Belangrijke wijzigingen vanaf 1 april 2010

De fiscale moraal van de Belgen Een opinie-onderzoek o.l.v. Prof. Dr. Michel Maus Juni 2019

Vrouwenraadinfofiche 2016

Gemeenschappelijk voorstel van de sociale partners. Sectorale CAO s in PC 117/211. Periode

De impact van het Generatiepact op pensioenen en tijdkrediet. Regeringsbeslissing! =>Protest vakbonden =>Onderhandelingen =>Bijschaving Generatiepact

Evaluatie van het Brusselse dienstenchequestelsel Oktober 2017

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 30 maart

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 28 maart

Instelling. Onderwerp. Datum

Verhoging van sommige uitkeringsbedragen voor zelfstandigen in het kader van het structureel mechanisme van welvaartsaanpassing

ABVV-METAAL MWB ACLVB ACV-METAAL EISENBUNDEL KOETSWERK (PSC )

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

FISC brief 1: provisionele ambtshalve beslissing tot toekenning

DOCUMENTATIENOTA CRB

Zekerheid over inleveringen, onzekerheid over sociale correcties

Nr januari 2016

Regeerakkoord DI RUPO I:Wat met de pensioenen?

Het Inkomen van Chronisch zieke mensen

[ ] PROGRAMMAWET GEPUBLICEERD IN HET BELGISCH STAATSBLAD

De belastinghervorming van 2001 schept geen banen.

Kleine aanpassingen en overgangsmaatregelen

Belgen bevraagd

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

Wie betaalt de besparingen?

R A P P O R T Nr RAPPORT BETREFFENDE HET TIJDSKREDIET - JAARLIJKSE EVALUATIE

1. Wat valt er onder uw loon als zaakvoerder/bestuurder?... 1

Nieuwe ontslagregels 2012

LOONNORM Sodexo White Paper. Powered by Altius Lawyers, experts in Belgian Employment policies

Sociale statuten: zelfstandige versus werknemer

SECTORPENSIOENPLAN VOOR DE ARBEIDERS VAN DE BETONINDUSTRIE

Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs vzw Guimardstraat BRUSSEL

Tax shift / Federale regering

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari 2019

Gemeenschappelijke Raadszitting van 29 januari

Perequatie van de overheidspensioenen

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 4 april

INHOUDSTAFEL. Afdeling 1: Ontslag wegens technische redenen van arbeidsorganisatie Artikel 8

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 april

Dag van de Payroll Professional Werkloosheid met bedrijfstoeslag Karin Buelens

SOCIAAL FONDS VAN DE BETONINDUSTRIE. in samenwerking met. Sectorpensioenplan. voor de arbeiders van de betonindustrie. SFBI Sectorpensioenplan 1

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 28 maart

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Bedragen en bijdragen arbeidsrecht en sociale zekerheid op 1 januari 2008

Het belastingvoordeel dat verbonden is aan een hypotheeklening, noemt men in Vlaanderen de woonbonus.

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

We kiezen voor economische groei als katalysator voor welvaart, welzijn en geluk. Citaat Toekomstverklaring

In 10 stappen naar een vermogen zonder zorgen

TOEGESTANE EVOLUTIE VAN DE LOONKOST VOOR I. Geen loonsverhoging voor 2015, maar beperkte mogelijkheden voor 2016

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 19 maart 2003

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Persbericht. Anti-crisismaatregelen: goedkeuring van een tweede pakket maatregelen van de minister van Werk om ontslagen te vermijden

De volledige CLB Group wenst u een gezond en succesvol 2016!

Ongelijk tegenover de inflatie:

Bedrijfsvoorheffing. vanaf 1 januari Vrije visie, eigen stem

PERSONEELSVERGADERING ACOD UNIVERSITEIT GENT

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Presentatie GVF Onderwijs 1

samenvatting een nieuwe start Ambitie 2020 welvaart creëren, welvaart verdelen

ONTWERP VAN 11/06/2007 Paritair Comité voor de voedingsnijverheid Sociale programmatie sector bakkerijen 2007/2008

Transcriptie:

ACTIEWEEK 9 12 JUNI 2008 VERSTERK DE KOOPKRACHT EN DE SOLIDARITEIT Ondersteunende fiches bij de eisen Schaarbeek, 4 juni 2008

1. Hogere lonen 1.1. Handen af van de index Index onder druk Vanaf de eerste opflakkering van de inflatie is ons stelsel van indexering onder druk komen te staan. Eerst vanuit de Europese Centrale Bank. Dan vanuit de gouverneur van de Nationale Bank. Al hebben we kunnen vermijden dat in het rapport van de regentenraad enige kritiek kwam op het indexsysteem. Vooralsnog hebben de Belgische werkgeversorganisaties te kennen gegeven het stelsel niet te willen afbouwen. Ook omdat ze weten dat ze dan de confrontatie aangaan. Daarom ook is belangrijk te blijven onderlijnen hoe belangrijk dat stelsel van indexering is om de koopkracht enigszins te beveiligen. Een betere index? Anderzijds worden met de beste bedoelingen regelmatig voorstellen gelanceerd om het stelsel aan te passen. 1 We werken voor de indexering van de lonen en uitkeringen al jaren met de gezondheidsindex. Daarin zijn niet begrepen de motorbrandstoffen (behalve LPG), noch de tabaks- en alcoholproducten (maar wel de stookolie). Dat maakt ook dat de inflatie vertekend tot uiting in de lonen en uitkeringen. Voor de periode mei 2007-mei 2008 spreken we van een inflatie van 5.21 %. De gezondheidsindex steeg echter slecht met 4.61 %. Dat betekent dus sowieso gemiddeld 0.60 % koopkrachtdaling. Vandaar reeds voorstellen om de bovenvermelde producten opnieuw op te nemen in de index. 2 De inflatie en de gezondheidsindex weerspiegelen de gemiddelde levensduurte. Op basis van een gemiddeld consumptiepatroon. In werkelijkheid is het consumptiepatroon echter sterk verschillend van gezin tot gezin. Met vooral een opvallend verschil tussen lage- en hoge-inkomensgezinnen. Die besteden immers een groter deel van het inkomen aan voeding, verwarming en huur. De evolutie van de gemiddelde huurprijzen viel het afgelopen jaar nog mee (die stegen vooral in 2005-2006). Voor voeding en verwarming stegen de prijzen echter zeer sterk. Vooral sinds het najaar 2007. Wat maakt dat de levensduurte van de lagere inkomens merkelijk sterker stijgt. Terwijl ze uiteindelijk een indexering krijgen op basis van de gemiddelde evolutie. Een eerste berekening van de ACV-studiedienst voor maart 2007-maart 2008 kwam voor de 20 % laagste inkomens uit op een inflatie van 5.46 %. Tegen 4.60 % voor de 20 % hoogste inkomens. Die 5.46 % stond toen tegenover een stijging van de gezondheidsindex met 3.89 %. Dat is dus voor de 20 % laagste inkomens 1.57 % koopkrachtverlies. Tegen 0.71 % voor de 20 % hoogste inkomens. 2

Van daaruit kwamen al verschillende aanzetten om tot een andere index te komen, die meer het consumptiepatroon weerspiegelt van de lagere inkomens. Dus met meer gewicht voor voeding, verwarming en huur. ACLVB kwam er al snel mee. Nadien de partij Spirit (de rechtvaardigheidsindex). Gevolgd door Minister Van Quickenborne, met zijn gevoelsindex. Samen met het ABVV hebben we altijd gesteld dat we geen discussie willen over de aanpassing van de index. Je weet waar je begint, maar niet waar je eindigt. Zo n herdiscussie zal binnen de kortste keren worden aangegrepen om het indexmechanisme te ontwrichten. En overigens is het indexmechanisme maar één mechanisme om de koopkracht te vrijwaren. Als vakbond moeten we ons sterk maken om ook reële verbeteringen af te dwingen boven index. Dat doen we voor de niet-actieven via het debat (inz. tegen 15 september 2008) over de welvaartsvastheid. En voor de actieven vooral via cao-onderhandelingen. Trouwens: je moet ermee opletten zo n fundamenteel stelsel onmiddellijk te gaan ombouwen op basis van tijdelijke fenomenen. Er zijn bijvoorbeeld ook periodes geweest waar de inflatie voor de lagere inkomens lager was dan die voor de hogere inkomens. Neem een langere periode 2003-2008: toen was de jaarlijkse inflatie voor de hogere inkomens gemiddeld 1.54 % en voor de lagere inkomens 1.43 %. Wat in beide gevallen lager was de jaarlijkse stijging van de gezondheidsindex (2.15 %). 3

1.2. Minimumloon met 25 euro omhoog Het IPA 2007-2008 voorzag in een verhoging van het gewaarborgd minimummaandinkomen met 2 keer 25 euro. De eerste verhoging ging in op 1.4.2008, samen met een verhoging van de werkbonus. Voor de tweede verhoging met 25 euro, die moet ingaan op 1 oktober 2008, moet er nog een bijkomende cao worden gemaakt in de Nationale Arbeidsraad. We gaan er vanuit dat de werkgevers hun IPA-engagement honoreren. Maar het is niet slecht dit toch nog even in herinnering te brengen. Ter informatie: huidige bedragen - vanaf 21 jaar: 1335,78 euro bruto per maand; - vanaf 21,5 jaar en 6 maand anciënniteit: 1371,88 euro; - vanaf 22 jaar en 1 jaar anciënniteit: 1387,92 euro. Daar komt dus overal nog 25 euro bij. Tegelijk voorziet de Programmawet ook in een verhoging van de werkbonus (vermindering persoonlijke RSZ-bijdragen) voor de laagstbetaalden: aan het minimumloon is dat van 143 euro tot 175 euro (telkens + 8 % voor arbeiders). 4

1.3. Gelijke minimumlonen voor jongeren Interprofessioneel De bovenvermelde minimumlonen gelden enkel voor werknemers vanaf 21 jaar. Voor jongeren zijn er geen algemene minima. Daar zijn het de sectoren die minima vastleggen. Interprofessioneel zijn er enkel minima voor sectoren die geen eigen regeling hebben. Dat is de cao nr. 50. Met een eenvoudig principe: 6 % minder dan het minimumloon voor 21-jarigen per jaar beneden de 21 jaar. Met 72 % van het volwassenenloon als bodem. In de onderhandelingen voor het IPA 2007-2008 zijn we als ACV gegaan voor een afschaffing van de jongerenminima. Dit op basis van de nieuwe wetgeving tegen leeftijdsdiscriminatie. Dat jongeren nog geen ervaring hebben is geen argument. Je kan bij de minimumlonen (wat al gebeurt, zie hoger), gerust rekening houden met het ontbreken van beroepservaring, zonder jongeren een tweede keer te kort te doen op basis van hun leeftijd. Verder dan een afspraak dat we dat in het najaar 2008 in de NAR zouden bekijken zijn we niet geraakt. Sectoraal We hebben onze beroepscentrales toen aangemoedigd van te kijken wat er sectoraal kon gebeuren. In sommige sectoren zijn de jeugdlonen trouwens al vroeger afgeschaft. Dit heeft reeds in heel wat sectoren tot afspraken geleid. Eisen Het is sowieso een punt dat we zullen moeten hernemen in het najaar 2008, in uitvoering van het IPA 2007-2008. Tegelijk nemen we aan dat sectoren voor 2009-2010 desgevallend bijkomende stappen gaan zetten. 5

1.4. Betere terugbetaling van alle kosten voor woon-werkverkeer Dit wordt vandaag interprofessioneel geregeld door de cao nr. 19ter. Die is echter beperkt tot de kosten van openbaar vervoer. En garandeert maar de terugbetaling door de werkgever van een deel van de kost (56 %, 60 %, ). Al hebben heel wat sectoren en bedrijven dit versterkt: uitbreiding tot privé-vervoer en optrekking van de tussenkomst. Werknemers uit andere sectoren en bedrijven die met de eigen wagen naar het werk moeten komen, krijgen geen enkele tegemoetkoming van de werkgever. Terwijl hun kosten, zeker als ze van ver komen, serieus stijgen. Hoe onder die omstandigheden de mobiliteit binnen België bevorderen? Dat wordt als bijzonder pijnlijk ervaren wanneer men zich vergelijkt met collega s met bedrijfswagen. Naar het IPA 2009-2010 zullen we verder moeten uitlijnen welke onze concrete eisen zijn: - inzake de terugbetaling van de kosten van werknemers die met de eigen wagen komen; - inzake een sterkere terugbetaling door de werkgever. Mogelijks komen daar ook nog de fiscale aspecten bij. Omdat de tussenkomst door de werkgever in het eigen vervoer nu belast wordt als een loon. Daarbij zullen we in elk geval afwegingen moeten maken: - met de vereisten van duurzame ontwikkeling: de gunstbehandeling van het openbaar vervoer had daarmee te maken; - hoeveel loonnorm of hoeveel overheidsbudget kunnen we daar aan besteden. 6

1.5. Vrije onderhandelingen in het najaar over hogere bruto lonen Geen regeringsingreep We zijn de voorbereiding begonnen voor de interprofessionele onderhandelingen 2009-2010. Zoals de centrales zich voorbereiden op de volgende cao-ronde. Heel wat werknemers kijken er naar uit een deel van het koopkrachtverlies zo te kunnen compenseren. Dat vergt eerst en vooral vrijheid van onderhandelingen. Die is gewaarborgd, tenminste als we er, zoals de vorige jaren, zelf in slagen een indicatieve loonnorm, voorop te stellen. Sectoren met meer of minder mogelijkheden kunnen daar dan altijd opwaarts of neerwaarts van afwijken. Anders is het als de interprofessionele onderhandelingen over zo n loonnorm mislukken. Dat is de regering aan zet. Volgens de Wet van 1996 op het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, tracht die eerst de sociale partners te verzoenen. Lukt dat niet, dan kan zij een dwingende loonnorm opleggen. Met strafsancties voor werkgevers die ertegen zondigen. Dit soort van ingrepen in de onderhandelingen willen absoluut vermijden. Niet zozeer uit schrik voor het optreden van de inspectiediensten. Maar vooral omdat elke werkgever die meent dat de kost van de cao de norm overschrijdt, de cao naast zich naar kan leggen wegens onwettig. Bruto Zoals bij de twee vorige IPA-rondes zie je van liberale en patronale zijde al een tegenbeweging tegen brutoverhogingen. Met uiteenlopende voorstellen om vooral naar netto-verhogingen te gaan. In twee richtingen: - laat ons vooral de belastingen verlagen: dat geeft ook een verhoging van het nettoloon, maar zonder dat dit de werkgever een frank kost; - laat ons geen belastingen en/of RSZ-bijdragen hebben op de loonsverhogingen: dan blijft er netto meer van over. Met andere woorden: de koopkrachtverbetering moet vooral van de overheid komen en zo weinig mogelijk van de bedrijven. Terwijl de bedrijven inmiddels twee boerenjaren achter de rug hebben, met gemiddeld genomen (er zijn er die slechter of beter boeren) zeer mooie rendementen. En terwijl de federale overheid in slechte budgettaire papieren zit, met zware budgettaire uitdagingen naar de toekomst ingevolge de vergrijzing. Daarom stellen we nu al dat we mikken op klassieke verhogingen van de brutolonen. 7

1.6. Ook volwaardige akkoorden voor overheid en onderwijs Voor de privé-sector zitten we in een tweejaarlijks ritme met een IPA en vervolgens een cao-ronde in sectoren en bedrijven. In de meeste sectoren en bedrijven toch. Voor overheid en onderwijs is die cyclus anders. Met trouwens sterke verschillen tussen de diverse sectoren en overheden. Resultaat moet echter zijn dat het openbaar ambt en onderwijs voldoende aantrekkelijk blijven. Wat maar kan als ze de privé kunnen volgen. Wat dus regelmatige koopkrachtverbeteringen vergt. Via fatsoenlijk overleg. Dat loopt in diverse sectoren vandaag bijzonder moeizaam. Hieronder een overzicht vanuit FCSOD Onderwerpen gemeenschappelijk aan alle overheidssectoren : (cf. eisencahier FCSOD - Intersectoraal akkoord 2007-2008) (Tijdpad: voor de pensioenen zijn informele contacten met het kabinet aan gang. Voor de andere punten moeten de besprekingen in Comité A nog beginnen (omwille van de politieke omstandigheden: eerst lange regeringsvorming, dan interim-regering met beperkte bevoegdheden), tenzij voor de Sociale Relaties, daarvoor is op 28 mei een contact op het kabinet Vervotte geweest en zijn er verdere afspraken gemaakt.) 1. Tewerkstelling: groot aantal pensioengerechtigden rapporten over werkgelegenheid moeten leiden tot een overlegde aanpak 2. Arbeidvoorwaarden: a. stijging minimumlonen, eindejaarspremie; loonstijging volgens trend in de economie b. kwaliteit van het werk: vierdagenweek, vorming en opleiding, hospitalisatieverzekering, moederschapbescherming 3. Pensioenen: afschaffing solidariteitsbijdrage, belastende functies, wegwerken anomalieën (pensioennoemer, betaling in december), verhoging minimumpensioen, tweede pijler contractuelen, vakantiegeld, perequatie (technisch comité), toegelaten arbeid 4. Sociale relaties: bescherming contractuele afgevaardigden, sociale bemiddeling 5. Verhoging syndicale premie Overheidsbedrijven NMBS : momenteel volop in bespreking over sectorale conventie; discussie voornamelijk over arbeidsorganisatie en koopkracht; over arbeidsorganisatie zou de directie nu bereid zijn wat gas terug te nemen (belangrijke reden van de staking van 20 mei was het terugschroeven van variabele werktijden, glijdende uren werden afgetopt en zo compensatiedagen afgenomen); koopkracht ligt vandaag nog moeilijk. Bij de NMBS gaan wij voor loonsverhoging, van een forfaitair bedrag, op te nemen in de barema's (en dus via de perequatie mee ten gunste van de gepensioneerden). 8

De Post : begin 2007 werd een sociaal akkoord 2007-2008 afgesloten. Momenteel beginnen de eerste gesprekken over het opstellen van een eisenbundel (zo mogelijk gemeenschappelijk). Koopkracht zal zeker een belangrijk item zijn in het eisenbundel, maar ook arbeidsomstandigheden en uitstapregeling zijn belangrijk Belgacom : CAO-onderhandelingen 2009-2010: eisencahier in gemeenschappelijk front waarin eigenlijk alle aandacht gaat naar het verlies aan koopkracht en wij voorgenomen hebben om de onderhandelingen en de evaluatie volledig in het teken te zien van dit verlies aan koopkracht. Ieder onderhandeld aspect zal een intrinsieke waarde toegekend worden en het resultaat zal naast het verlies aan koopkracht geplaatst worden. De voorbije maanden choqueerde de directie van Belgacom ons met decadente loonsverhogingen voor de toplui bij Belgacom en ook de algemene vergadering van aandeelhouders choqueerde ons met zichzelf een hoger dividend toe te kennen. Zo willen wij op onze beurt de directie en de aandeelhouders van Belgacom choqueren met een looneis die het verlies aan koopkracht ruimschoots moet compenseren. Vlaams Onderwijs Er zijn voor het ogenblik geen CAO-onderhandelingen aan de gang. Een akkoord van sectorale sociale programmatie werd afgesloten voor de jaren 2005-2009 (CAO VIII). De meeste loonmaatregelen voor diverse personeelscategorieën hadden uitwerking vanaf 2006 en 2007. Voor het geheel van het personeel is er evenwel door de gefaseerde verhoging van het vakantiegeld nog elk jaar en dit tot en met 2011 jaarlijks een koopkrachtverhoging. Uiterlijk in 2009 bedraagt het vakantiegeld voor alle personeelsleden minimaal 65 % van het geïndexeerde referentiemaandsalaris en uiterlijk in 2011 bedraagt het vakantiegeld 92 % van het geïndexeerde referentiemaandsalaris. Tegelijkertijd werden onder meer ook de laagste lonen in het onderwijs gevoelig verhoogd en kwam er ook een financiële inhaaloperatie voor het contractueel arbeiderspersoneel in het gesubsidieerde vrije onderwijs. Franstalig Onderwijs Het sectorale akkoord dat in april 2004 werd ondertekend zet de bakens uit voor de ontwikkeling van de lonen tot in 2010. Naar aanleiding van de lopende sectorale onderhandelingen vroegen de vakbonden het dossier te heropenen op basis van de huidige prijsontwikkeling. Het antwoord van de Regering was negatief. Voor de periode 2004-2006 : stijging van 2% om de barema s van de beambten te verhogen ; (1% in december 2004, 0,5% in december 2005 en 0,5% in december 2006); vakantiegeld op 70% voor het personeel van niveaus 2,3 en 4 vanaf 2005, met behoud van het vakantiegeld op het huidige niveau als het al hoger is dan 70%; Voor de periode 2007-208 : (overleg van 2006) : 1%, het overleg van 2006 zal beginnen met een analyse van de mogelijkheid om te anticiperen, voor de periode 2007-2008, 1 % wordt momenteel voorzien voor de periode 2009-2010. Voor de periode 2009-2010 (overleg van 2008): 3%, met inbegrip van de toekenning van vakantiegeld dat 70% bedraagt van het bruto maandloon voor niveau 2+ en 1. 9

Federale overheid - sectorale besprekingen 2007-2008 dienen inhoudelijk nog opgestart (cahier en dergelijk uiteraard tijdig neergelegd); zou gebeuren in loop van juni - belangrijkste eis (naast vele andere): verhoging eindejaarspremie - naar aanleiding van de interprofessionele betoging te Brussel zal men vanuit die sector daarom even een (beleefd) bezoek brengen aan het kabinet Vervotte. Lokale overheden Vlaanderen - sectorale onderhandelingen 2008-2009 gestart maar afgesprongen; de komende weken worden in lokale besturen acties gepland om cao af te dwingen; op geldelijk vlak is eis van 3,5% koopkracht gelanceerd; - vereniging van gemeenten wil niet spreken over verbetering van koopkracht en neemt onaanvaardbare houding aan in onderhandelingen. Lokale overheden Wallonië - De algemene herziening van de barema s (RGB) dateert van 1994: De RGB werd gespreid over de periode 1994-2000. NB er werd een moratorium ingesteld om looneisen gedurende die periode te verhinderen (NB op 1.1.2008, RGB toegestaan in 250 van de 253 gemeentes) - Conventie 2001-2002 Vakantiegeld: tussen 2003 en 2009 : aanpassing van het vakantiegeld tussen 65 en 92% NB op 1.1.2008 stonden 89 van de 253 de 92 % toe (= 35% van de gemeentes) en 99 gemeentes spreidden de maatregel tot in 2009 ( totaal van 74%) Tussenkomst werkgever in de verplaatsingskosten woon-werkverkeer via het openbaar vervoer: werkgever komt tussen voor 88 % NB op 1.1.2008 stonden 40 van de 253 gemeentes dit voordeel toe (hetzij 16% van de gemeentes) Baremieke verhogingen (1 december) verhoging van de weddenschalen met 1% < 23802,82 2005 (1 december) verhoging van de schalen met 1% > 23802,82 NB op 1.1.2008 stonden 150 van de 253 gemeentes deze verhoging goed (59% van de gemeentes) - Conventie 2003-2004 : geen verhoging van de barema s - Conventie 2005-2006: de onderhandelingen lopen 10

Brussels hoofdstedelijk gewest Niets in deze sector, maar dit jaar hebben we in alle eenheden van de sector in gemeenschappelijk vakbondsfront de eerste eisenbundel gelanceerd die slechts een punt bevat : een loonsverhoging van 150 euro per maand voor elke beambte van elk niveau. Als argumenten worden de koopkracht aangehaald en het feit dat er sinds 2000 geen loonsverhoging meer geweest is. De bundel werd twee maanden geleden ingediend, maar werd nog niet besproken. Waalse Gewest 2003-2004 : stijging van de waarde van de maaltijdcheque van 5,60 tot 6 op 24.04.06 (verhoging van de barema s van B3 en B2 met 4% Besluit 15.02.07, BS 12.04.07)- (tussenkomst voor 100 % in plaats van 80 % in de verplaatsingkosten van het woonwerkverkeer met het openbaar vervoer Besluit 15.02.07, BS 12.04.07)-(integratie niveau 4 in niveau 3 Besluit 13.09.07 vanaf 01.01.07 schaal D3 verhoogd eerste 8 niveaus, maar creatie van een D4 lager dan D3)-(schrapping van de carensdag voor de contractuelen)-(aanpassing van de kilometervergoeding aan de federale vergoeding BS 12.04.07 2005-2006: voor 2007, verhoging van het forfaitaire bedrag van de eindejaarspremie tot 357, 09 (= 500 netto) in plaats van 311,96. Sindsdien geen conventie meer. Vlaamse overheid Na acties die ruim weerklank hadden in media, principe-akkoord over koopkrachtverhoging. Kwalitatieve onderdelen van akkoord worden nu verder besproken. Globale conventie voor lopende periode moet wel nog gefinaliseerd worden. Politie Onderhandelingen over sectoraal akkoord met kabinet Dewael lopen helemaal niet; Dewael wil zelfs vakbonden niet ontmoeten (vandaar contacten rechtstreeks naar Premier toe); nieuwe acties niet uit te sluiten. Willen koopkracht verbeteren via eindejaarspremie. 11

1.7. Wegwerken van de loonkloof tussen mannen en vrouwen De loonkloof Vrouwen verdienen in 2008 nog steeds minder dan mannen. Afhankelijk van de bron en de wijze waarop de loonkloof wordt gemeten, bedraagt de loonkloof in België tussen de 15% en de 25%. Op basis van eigen Loonwijzeronderzoek berekende het ACV voor 2008 een loonkloof van 21% op basis van het gemiddeld bruto maandloon. Om de loonongelijkheid aan te klagen organiseerde het ACV op 17 maart opnieuw een dag van gelijk loon (langs Nederlandstalige kant samen met KAV). De dag van gelijk loon = de dag waarop vrouwen evenveel verdienen als hun mannelijke collega, echter na langer te hebben gewerkt. Vrouwen werken door tot 17 maart 2008 om hetzelfde loon te hebben als mannen al in 2007 hebben verdiend. Factoren die de loonkloof in de hand werken De loonkloof duidt op een gemiddeld verschil in bruto maandloon. Het verschil wijst op een aantal ongelijkheden en discriminaties. Dit is voor het ACV onaanvaardbaar. Een groot deel van de loonkloof kan verklaard worden door de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. - deeltijdarbeid komt veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. 81 % van de deeltijdwerkers is vrouw. Slechts 7.9% van de mannelijke loontrekkenden werkt deeltijds. Voor sommige beroepen en in sommige sectoren worden vaak slechts deeltijdse contracten aangeboden; - vrouwen hebben minder toegang tot promotie en een beperktere toegang tot vorming en extra legale voordelen; - vrouwen werken vaker in lager betaalde functies én sectoren, en ook vaker in onzekere of tijdelijke jobs; - vrouwen onderbreken vaker hun loopbaan dan mannen. Ook de gezinssituatie, vooral het al dan niet hebben van kinderen, speelt een grote rol in de verklaring van de loonkloof. Dit heeft alles te maken met de moeilijke combinatie van arbeid en gezin/zorg en de stereotiepe rolverwachtingen daar rond. Daarnaast spelen ook opleiding, werkervaring en anciënniteit een rol in de verklaring van de loonkloof. Een deel van de loonkloof kan niet verklaard worden en duidt op discriminatie. Het ontbreken van sekseneutrale functieclassificatiesystemen vergroot de kans op discriminatie en willekeur in de loonvorming. 12

ACV- eisen om de loonkloof te dichten Eén belangrijke eis die het ACV al heeft binnengehaald: een jaarlijkse officiële meting van de loonkloof. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen lanceerde in 2008 het tweede loonkloofrapport op rij. Verder eist het ACV: - dat de kwesties loonkloof en de loopbaankloof prominenter op de politieke én op de sociale agenda staan; - dat het interprofessioneel akkoord 07-08 consequent wordt uitgevoerd, dwz: de actualisering én verbetering van de CAO 25 over loongelijkheid in de NAR; de toetsing van de functieclassificatiesystemen aan de verplichting tot sekseneutraliteit; een beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen op alle niveaus. - dat er een minimale aanpassing van de sociale balans komt waardoor voor elk bedrijf de loonongelijkheid kan gemeten worden. De grote uitdaging ligt namelijk in de bedrijven zelf; de bedrijven moeten de loonkloof zichtbaar maken én wegwerken. Daarnaast en tegelijkertijd vraagt het ACV maatregelen om: - arbeid en gezin beter combineerbaar te maken en seksestereotiepe rolverwachtingen aan te pakken; de negatieve effecten zowel voor de opbouw van anciënniteit en loonvorming als voor de pensioenrechten weg te werken. Want wie zorgt, mag hiervoor niet gestraft worden. - het glazen plafond te doorbreken; - seksestereotiepe studiekeuzes en beroepskeuzes te doorbreken; - een betere regeling te bekomen voor alle vormen van deeltijds werk; - een rechtvaardige spreiding (M/V) van extra legale voordelen te bekomen; - een genderbewust werkgelegenheidsbeleid te realiseren. Tenslotte vraagt het ACV aan de Minister van Gelijke kansen en Werk, Mevr. Milquet om jaarlijks een nationale dag van gelijk loon vast te leggen; dit is de dag die de loonongelijkheid en de strijd er tegen symboliseert. 13

2. Behoud en versterking van de solidariteit 2.1. Alle uitkeringen welvaartsvast Met de betoging in Oostende en het overleg/actie n.a.v. het Generatiepact bekwamen we een structureel mechanisme van welvaartsvastheid van de vervangingsinkomens voor werknemers. Nadien volgde een vergelijkbaar mechanisme voor de gewaarborgde inkomens (leefloon, gewaarborgd inkomen voor bejaarden, gewaarborgde gezinsbijslag). Principe is dat om de twee jaar een budget word voorzien voor verbetering van de uitkeringen boven index. De sociale partners hebben hier een essentiële rol. Zij moeten in elk paar jaar (2006, 2008, ) tegen 15 september advies uitbrengen over de verbeteringen, gegeven het budget dat voorhanden is. Als ACV hebben we gevraagd ook tot een dergelijk mechanisme te komen voor de kinderbijslagen. Dit werd toegezegd in het nieuwe regeerakkoord. Er is ook sprake van een extra budget daarvoor. Inmiddels is overigens al het overleg begonnen in de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voor het advies dat we moeten uitbrengen voor 2009-2010. De vakbonden hebben een gemeenschappelijke eisenbundel ingebracht (zie eisen als bijlage). Het overleg verloopt moeizaam. Vooral rond de voorstellen inzake werkloosheid. Het VBO koppelt dit immers aan de discussie over de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen: meer in het begin, minder naarmate men langdurig werkloos is. Die idee staat in het regeerakkoord. En de Ministerraad van 23 mei ll. besliste hierover het advies te vragen aan de Nationale Arbeidsraad tegen eind september. Zodat dit onvermijdelijk het debat over de welvaartsvastheid doorkruist. Ons standpunt: we willen niet dat de langdurig werklozen in de armoede worden gestort. Het regeerakkoord zegt wel dat men de minima wil vrijwaren. Maar die minima liggen ver beneden de Europese armoedenorm. We hebben niet gewacht op 15.9 om te versnellen in twee dossiers: - de verbetering van de inkomensgarantie-uitkering voor deeltijdsen. - de verruiming van het statuut gezinshoofd in de werkloosheid. Dit proberen we nog door de Ministerraad van juni te jagen. Daarnaast zijn gehuwde (of wettelijk samenwonende) werklozen steeds de klos. De belastingen van gehuwde mensen waarvan er minstens één werkloos is worden immers gecumuleerd berekend. En dat maakt dat ze per koppel meer belastingen betalen dan twee alleenstaanden in dezelfde situatie. Dat is een onaanvaardbare toestand, vooral omdat in België dit soort bestraffing van het huwelijk voor alle andere inkomens werd afgeschaft. Aan deze situatie moet ook zo snel mogelijk een einde komen. 14

ABVV ACLVB ACV Voorstel tot eisencahier welvaartsaanpassingen 2009-2010 Op 26 juni 2006 hebben de vakbonden gezamenlijk een voorstel neergelegd voor 2007-2009. We willen op dezelfde lijn verder werken. Uitgangspunten - volledige uitvoering akkoord 2007-2008 (kinderopvang, verruiming statuut gezinshoofd in werkloosheid, integratie welvaartsbonus in maandbedragen en recurrentie oudste uitkeringenarbeidsongevallen; - voor 2009-2010 benutting van budget in Generatiepactwet (rekening houdend met de overeenkomsten inzake doorwerking van maatregelen); - Generatiepactwet voorziet enkel in mechanisme voor vervangingsinkomens. 1. Een automatisch systeem van tweejaarlijkse verhoging van de vervangingsuitkeringen en de minima Zoals de parameters van de Vergrijzingcommissie en de wet ter uitvoering van het Generatiepact voorzien, willen we dat alle minima met 2% verhogen op 1/9/2009. De overige pensioenen, invaliditeitsuitkeringen, en uitkeringen arbeidsongevallen en beroepsziekten dienen tegelijk met 1% aangepast te worden aan de evolutie van de reële lonen. 2. Inhaaloperatie voor de oudste uitkeringen We willen dat het unaniem advies van de sociale partners, gegeven in het Beheerscomité van de RVP, uitgevoerd wordt. Hierin vragen we dat de welvaartsbonus omgezet wordt naar een procentuele verhoging met 2% voor de pensioenen 5 jaar of langer geleden ingegaan. De invaliden, en de slachtoffers van arbeidsongevallen en beroepsziekten dienen op 1/9/2009 gelijkgeschakeld te worden met de gepensioneerden, d.w.z. dat de uitkeringen die tussen 5 en 15 jaar geleden ingingen eveneens met 2% dienen verhoogd. 3. Berekeningsplafonds De berekeningsplafonds zijn bijna 30 jaar achtergebleven op de evolutie van de reële lonen. Om het verzekeringsprincipe geleidelijk te herstellen, willen we dat, conform de parameters, alle berekeningsplafonds met 2,5% verhoogd worden op 1/1/2009. 4. Herstellen verzekering tegen werkloosheid De enveloppe van 1% wordt gebruikt voor: - een substantiële verhoging van het véél te lage berekeningsplafond werkloosheid gelijke behandeling en administratieve vereenvoudiging voor samenwonenden in eerste jaar werkloosheid: van 58 naar 60% (zowel nieuwe als bestaande); - alleenstaande werklozen en invaliden van 53 naar 55% van het laatste verdiende loon vanaf het tweede jaar inactiviteit (zowel nieuwe als bestaande). 15

5. Dringende sociale correcties De volgende problemen dienen ook opgelost, zo mogelijk nog in 2008 en buiten de enveloppe welvaartsaanpassingen 2009-2010: - versoepeling en verruiming inkomensgarantieuitkering; - recht op anciënniteitstoeslag voor mensen die afgedankt worden op 56 of 57 jaar zonder recht op brugpensioen; - in het kader van de toegenomen flexibiliteit: o o versoepeling terugkeer naar 1 ste periode werkloosheid gelijke behandeling voor toelaatbaarheid voor mensen in tewerkstellingsprogramma s (zij moeten 2 jaar werken, anderen slechts 1 jaar) - ouders valt niet terug op statuut samenwonende indien kind ten laste werkt - verbeteringen kinderbijslag 6. Bijstandsuitkeringen en inkomensplafonds (WIGW, OMNIO, inkomensgrens voor partner ten laste, tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden) Zelfde verhoging als minima sociale zekerheid: +2% op 1/9/2009 Oproep aan Gewesten/Gemeenschappen om ook inkomensgrenzen (bvb. sociale huisvesting, studietoelagen, ) in zelfde zin aan te passen. 16

2.2. Dertiende maand kinderbijslag De invoering van een dertiende maand kinderbijslag was een van de gelijkmakers van het Inkomenscongres 2002 van het ACV. We hernamen dat op het Solidariteitscongres van 2006. En vorig jaar in het memorandum voor de federale verkiezingen. Bij de vorming van Leterme I zetten we het opnieuw op de agenda. Met resultaat. Onder Verhofstadt II werd voor gezinnen met kinderen van 6 tot 17 jaar reeds de schoolpremie ingevoerd: een bijkomende kinderbijslag in de maand augustus, net voor het schooljaar begint. Het ACV vond dit een eerste stap in de richting van haar eis om tot een volwaardige 13 de maand kinderbijslag te komen, voor alle kinderen. De nieuwe regering had daar oren naar. Die 13 de maand zal stapsgewijs worden opgebouwd. De Programmawet zet alvast drie stappen. Stap 1: omvorming in 2008 van de schoolpremie tot een jaarlijkse leeftijdsbijslag, te betalen in augustus. 53,06 euro voor kinderen van 6 tot 11 jaar. En 74,29 euro voor kinderen van 12 tot 17 jaar. Tegelijk wordt voor de eerste keer ook een jaarlijkse bijslag ingevoerd voor kinderen van 18 tot 24 jaar: 25 euro. Te betalen in augustus. Stap 2: vanaf 2009 komt er ook een jaarlijkse leeftijdsbijslag voor kinderen jonger dan 6 jaar. Ook 25 euro, te betalen in augustus. Stap 3: de bijslag voor kinderen van 18 tot 24 jaar (25 euro in 2008) wordt gaandeweg opgetrokken. 50 euro in 2010. 75 euro in 2011. Om 100 euro te bereiken in 2012. De regering is voornemens die augustusbonus uit te bouwen tot een volwaardige 13de maand, zoals het ACV vroeg. Maar dat groeipad moet nog verder worden afgesproken. Dus goed dat we de druk opvoeren. 17

2.3. Extra-middelen voor de sociale zekerheid Hogere uitkeringen kan niet zonder extra inkomsten. Zoals ook betere gezondheidszorgen extra-middelen vergen. Die moeten niet zozeer bij de arbeidsinkomens worden gezocht. De loonkost is al hoog. De sociale-zekerheidsbijdragen op lonen liggen behoorlijk hoog in vergelijking met de buitenlandse gemiddelden. Dus moet de extra-financiering elders worden gezocht: - bij andere inkomens, inz. ook inkomens op de vermogens; - via een belasting op vermogens en op aangroei van vermogens (belasting op meerwaarde); - via een strijd tegen de belasting- en bijdragenfraude Als het even kan mogen de sociale-zekerheidsbijdragen zelfs worden verlaagd, op voorwaarde dat alternatieve inkomsten binnenstromen. Daartoe hebben we in het verleden de Algemene Sociale Bijdrage voorgesteld, een sociale bijdrage op alle inkomens. Ook het ABVV ondersteunt die. Maar dat is tot op heden op veel weerstand gebotst politiek. Wat stelden we ons op laatste Congres over solidariteit in 2006 (krachtlijn 10)? 10. Die eerste pijler weegt zwaar op de loonarbeid. En door de sociale fraude en ontwijking ook op steeds minder loonarbeid. We willen de inkomstenzijde van de eerste pijler daarom versterken door: a eerst en vooral een krachtig werkgelegenheidsbeleid (zie III.); b kinderbijslagen en gezondheidszorgen niet langer te financieren met RSZbijdragen op het loon, maar uit algemene middelen, waarbij ook andere inkomens en vermogens hun deel doen (cf. ons Toekomstplan voor de sociale zekerheid) en we ook alle inkomens en vermogens kennen; c daarnaast als ACV de mogelijkheden te onderzoeken van een juiste BTW, die wel herverdeelt: meer BTW op goederen en diensten die eerder de beterverdieners gebruiken en dit ter verbetering van de minima in de sociale zekerheid; d minder arbeidsinkomens te laten ontsnappen aan gehele of gedeeltelijke RSZ-bijdragen: hogere werkgeversbijdragen op studentenarbeid en behoud van het maximum aantal dagen per jaar, rem op schijnzelfstandigheid, strijd tegen de sociale fraude, in het bijzonder door bedrieglijk bankroet, minder nettovoordelen zonder RSZ-bijdragen (zie krachtlijn 7); e alle tewerkstellingssteun via lagere RSZ-bijdragen opnieuw te evalueren en bij te sturen; meer eenvoud, selectiviteit en doelmatigheid; met afschaffing van kortingen met onvoldoende bewezen tewerkstellingseffect; en met versterkte syndicale opvolging van de aanwending van de resterende steun; f meer garanties voor de financiering in de toekomst: via het Zilverfonds en door een wet op de gewaarborgde financiering van de sociale zekerheid. We gaan daarbij ook creatief op zoek naar extra-inkomsten door heffingen op bedrijven die bijzondere en te vermijden kosten veroorzaken voor de werkloosheids- of ziekteverzekering. Bedrijven die werknemers afdanken zonder voldoende investering in de arbeidsinzetbaarheid. Bedrijven die herstructureren zonder behoorlijk sociaal plan. Bedrijven en bedrijvigheden die gezondheidsschade toebrengen aan werknemers en burgers. Laat hier ook maar de vervuiler betalen. 18

2.4. Sociale zekerheid, arbeidsrecht en cao s blijven federaal Vanaf het Solidariteitscongres van 2006 hebben wij gesteld dat we open staan voor een debat over een staatshervorming, als dit de werknemers ten goede kan komen in de drie Gewesten. Maar dat dit de essentiële solidariteitsmechanismen tussen werknemers niet mag ondergraven. Die moeten federaal blijven. We spreken dan over sociale zekerheid, arbeidsrecht en de centrale cao s, interprofessioneel en in de sectoren. Inmiddels is er al een eerste pakket voor de staatshervorming. Dit laat die mechanismen inderdaad intact. Maar daarbij werd onmiddellijk al gesproken over verdere discussies rond arbeidsmarktbeleid, gezinsbeleid, gezondheidsbeleid Af te ronden tegen 15 juli 2008. Er werd wel aan toegevoegd dat die de interpersoonlijke solidariteit niet zouden aantasten, inz. de federale sociale zekerheid. Maar je kan niet voorzichtig genoeg zijn. Vooral ook omdat we zien dat van Vlaamse zijde het debat over de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid wordt benut om ook elementen van de werkloosheidsverzekering te regionaliseren. Zo hoorden we al pleiten voor een splitsing van de uitkering: een stuk federaal, een stuk regionaal. En over een eigen bevoegdheden voor de Gewesten om de sanctioneren of mensen vrij te stellen. Wij stellen dat je het niet kunt maken dat werknemers (die nota bene dezelfde bijdragen betalen) andere rechten of plichten opgelegd krijgen. En eens dat je er mee begint, dan weet je ook waar je eindigt. Verschillen in uitkeringen, sancties en vrijstellingen leiden onvermijdelijk tot een versterkt debat over transferts tussen Gewesten, als splijtzwam voor een totale regionalisering van de werkloosheidsverzekering. Nog los van de vraag of dit in een Europese context überhaupt is toegelaten. Zie al de zware moeilijkheden die Europa maakt rond de Vlaamse zorgverzekering. Het is daarom dat de slogan voor die actieweek ook is: versterk de solidariteit. Zoals de betoging van december 2007 het had over red de solidariteit. 19

3. Rechtvaardige fiscaliteit 3.1. Belastingverlaging voor de lage en middelgrote lonen De verkiezingen zijn in aantocht. Wanneer niet overigens? En dus is opnieuw het opbod begonnen voor verlagingen in de personenbelasting. Waarbij men zich weinig gelegen laat aan het feit dat er nauwelijks budgettaire ruimte is. Van liberale gaat natuurlijk veel aandacht voor het bedienen van hun eerste achterban: de hoge en middelhoge inkomens. Terwijl het vandaag de lage en middeninkomens meest onder de inflatie leiden. De laagste inkomens nog het meest (zie hoger). Er is dit jaar al een beetje gebeurd voor de allerlaagste inkomens, door de optrekking van de belastingvrije som. Maar daarmee bereik je zelfs niet de voltijdse werknemers met een zeer laag loon. Dat lijkt enkel iets voor de (al dan niet frauderende) zelfstandige. Dus: als er ruimte is voor belastingverlaging, dan moet je geen water naar de Schelde brengen, maar naar de plaatsen waar het droog staat. Daar waar het koopkrachtverlies het sterkst wordt gevoeld. Dit soort keuzes zal in het bijzonder moeten gemaakt worden in het scenario dat in het nieuwe regeerakkoord is voorzien voor een vermindering van het aantal belastingsschalen. Van liberale zijde zal men dat wel zo trachten te ontwerpen dat de hogere inkomens er ook serieus baat bij gaan vinden. Voor ons moeten eventuele belastingverminderingen vooral de lage en middeninkomens baten. De lageloontrekkers het meest. Omdat zij ook het meeste koopkrachtverlies leden. 20

3.2. 6 i.p.v. 21 % BTW op gas en electriciteit en een gelijkaardige verlaging voor stookolie Deze eis ontlenen we aan de experten van de CREG: de federale regulator voor de gasen elektriciteitsmarkt. Begin 2008 pleiten die voor 6 % BTW op gas en elektriciteit. Europees kan dit onder een aantal voorwaarden. Logisch zou zijn dat dit ook geld voor stookolie. Alleen laat Europa dat niet toe. En moet daar dus een passend alternatief komen. Hierbij het persbericht van de CREG van toen. Zelfs met hoge energieprijzen op de internationale markten kan de stijging van de eindfactuur van de Belgische verbruiker worden ongedaan gemaakt SAMENVATTING In vergelijking met 2007 zal een gemiddeld Vlaams huisgezin in 2008 300 méér betalen voor elektriciteit en aardgas (100 méér voor zijn elektriciteitsverbruik en 200 méér voor zijn gasverbruik). Een gelijkaardige stijging is te noteren voor een gemiddeld Waals huisgezin (stijging van 80 voor zijn elektriciteitsverbruik en 215 voor zijn gasverbruik). Toch blijft de Waalse verbruiker méér betalen dan de Vlaamse (in totaal zal de Waalse verbruiker 175 meer betalen, ingevolge de hogere distributienettarieven in Wallonië). Hoewel een deel van de totale factuur (energiecomponent) wordt bepaald op de internationale markten zouden maatregelen kunnen genomen worden die de koopkracht veiligstellen (BTW, duidelijke regulering van nettarieven, claw-back) en die de stijging van de elektriciteits- en gasfactuur van 2008 volledig ongedaan maken. Indien het mogelijk is om alle voorgestelde maatregelen te treffen, kan de totale factuur zelfs ongeveer 30 lager liggen dan in 2007. Iemand die niet met aardgas verwarmt zal sowieso een voordeel kunnen doen, aangezien diens totale elektriciteitsfactuur zal dalen met ongeveer 40 (Vlaamse verbruiker) of 55 (Waalse verbruiker). De belangrijke prijsstijgingen van elektriciteit en aardgas tonen voor zover als nodig het belang aan dat maatregelen worden genomen om de concurrentie op de elektriciteits- en gasmarkt te bevorderen. ELEKTRICITEIT Vlaanderen De vergelijking van de eindfactuur leert dat een gemiddeld Vlaams huisgezin in 2008 in totaal 100 méér zal betalen voor zijn elektriciteit (stijging van 15% in vergelijking met 2007). Per deelcomponent geeft dit volgend beeld: 1. De grootste procentuele stijging betreft de distributie- en transmissienettarieven. Beiden stijgen met 25%. 21

Persbericht n 63 Pagina 1 van 4 18 januari 2008 Persbericht n 63 Pagina 2 van 4 2. Huisgezinnen betalen ook 14% méér BTW; niet omdat het BTW-tarief is gewijzigd, maar wel omdat het een procentuele belasting betreft. 3. De energiecomponent steeg met 10%. Diverse maatregelen kunnen echter de eindfactuur van een gemiddeld Vlaams huisgezin doen dalen. Vanuit een cijfermatige en economische benadering presenteert de CREG deze als mogelijke pistes om de koopkracht op peil te houden: a. duidelijke regulering van de nettarieven in het belang van de verbruikers; b. daling van de BTW van 21% naar 6%; c. reële afschaffing van de Elia-heffing (kost van de prefinanciering moet nog gedragen worden); d. energiecomponent: claw back op de opbrengst van de CO-2 emissierechten en van de stranded benefits (versnelde afschrijving van de nucleaire centrales). Al deze maatregelen samen kunnen zelfs leiden tot een daling van de eindfactuur met 20%; dit komt voor een gemiddeld Vlaams huisgezin neer op een daling van de eindfactuur van het elektriciteitsverbruik met 140 à 170. Dit compenseert ruimschoots de prijsstijging voor elektriciteit van 2008. Wat de distributienettarieven betreft, veronderstellen de potentiële koopkrachtcorrecties dat de problematiek van de afschrijvingen en de efficiëntieverbetering eenduidig wettelijk worden vastgelegd. Bijkomend moet de CREG de bevoegdheid krijgen om alle kosten die bedrijfseconomisch niet verantwoord zijn, te verwerpen. Aldus kan de beperking van de bevoegdheden van de CREG, ingevolge rechtspraak van het Brusselse hof van beroep, worden ongedaan gemaakt. Dit zou het distributienettarief voor 2008 op hetzelfde niveau brengen als dat van 2007. Wallonië Een gemiddeld huisgezin in Wallonië zal in 2008 in totaal 80 méér betalen voor zijn elektriciteitsverbruik (stijging van 10% in vergelijking met 2007). Per deelcomponent geeft dit volgend beeld: 1. De grootste procentuele stijging betreft hier de transmissienettarieven; deze stegen (net als in Vlaanderen, uiteraard) met 25%. De distributienettarieven in Wallonië stegen gemiddeld met 9%. 2. Aangezien de verhoging van de deelcomponenten voor de Waalse verbruiker lager is dan de Vlaamse, is de stijging van de BTW beperkter (10%). 3. De energiecomponent steeg voor de Waalse verbruiker met 10%. Bij doorvoering van dezelfde potentiële koopkrachtcorrecties als voor de Vlaamse verbruiker (behalve de Elia-heffing die enkel geldt voor de Vlaamse verbruikers) kan de eindfactuur van de Waalse elektriciteitsverbruiker dalen met 15 à 19 % (130 à 160 ). Dit compenseert ruimschoots de prijsstijging voor elektriciteit van 2008. Door de hogere distributienettarieven in Wallonië moet de Waalse elektriciteitsverbruiker méér moet betalen dan zijn Vlaamse collega (in 2008 115 ). De stijging van de eindfactuur voor de Waalse verbruiker voor 2008 ligt procentueel evenwel lager dan de stijging voor de Vlaamse verbruikers. 22

18 januari 2008 Persbericht n 63 Pagina 3 van 4 AARDGAS Vlaanderen De vergelijking van de eindfactuur leert dat een gemiddeld Vlaams huisgezin in 2008 in totaal 200 méér zal betalen voor zijn aardgasverbruik (stijging van 25% in vergelijking met 2007). Per deelcomponent geeft dit volgend beeld: 1. De grootste procentuele stijging betreft de energiecomponent (stijging van 34%). 2. Het distributienettarief stijgt met 15%, terwijl het transportnettarief ongewijzigd is. 3. Huisgezinnen betalen ook 25% méér BTW; niet omdat het BTW-tarief is gewijzigd, maar wel omdat het een procentuele belasting betreft. Ook hier geldt dat mogelijke pistes om de koopkracht op peil te houden kunnen worden genomen: a. duidelijke regulering van de nettarieven in het belang van de verbruikers; b. daling van de BTW van 21% naar 6%; c. teruggave van de versnelde afschrijving van Fluxys in het verleden. Al deze maatregelen samen kunnen leiden tot een daling van de eindfactuur met 17%; dit komt voor een gemiddeld Vlaams huisgezin neer op een daling van de eindfactuur van het gasverbruik met 160. Dit compenseert een belangrijk deel van de prijsstijging voor aardgas van 2008. Wallonië Een gemiddeld huisgezin in Wallonië zal in 2008 in totaal 215 méér betalen voor zijn aardgasverbruik (stijging van 26% in vergelijking met 2007). Bij doorvoering van dezelfde potentiële koopkrachtcorrecties als voor de Vlaamse verbruiker kan de eindfactuur van de Waalse gasverbruiker dalen met 16 % (162 ). Dit compenseert een belangrijk deel van de prijsstijging voor aardgas van 2008. Opvallend is ook dat de Waalse gasverbruiker voor eenzelfde verbruik méér moet betalen dan zijn Vlaamse collega (in 2008 60 ). Belangrijke slotopmerking: De CREG is in het cijfermateriaal uitgegaan van een reële situatie, namelijk de factuur van een bestaande elektriciteitsverbruiker. Het betreft een representatieve huishoudelijke verbruiker, maar de gepresenteerde cijfers gaan steeds, en uitsluitend, uit van deze verbruiker. De cijfers voor de stijgingen kunnen dus variëren, in de eerste plaats in functie van het verbruik, maar ook in functie van de locatie (DNB-tarief verschilt). De prijsstijging van elke verbruiker kan dan ook variëren t.a.v. de aangegeven cijfers. De grootte-orde kan niettemin als representatief worden beschouwd. 18 januari 2008 Persbericht n 63 Pagina 4 van 4 De CREG is het federaal organisme voor de regulering van de gas- en de elektriciteitsmarkt in België, opgericht door de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten. De regulator heeft twee belangrijke opdrachten: een raadgevende taak ten behoeve van de overheid, enerzijds, en een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten en reglementen anderzijds. Nadere informatie voor de pers: CREG Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tom Vanden Borre, woordvoerder tel.: 02/289.76.80 gsm: 0497/52.77.62 www.creg.be info@creg.be 23

3.3. Belastingverlaging doorgerekend in loon Fiscus int 267 euro te veel per Belg (Tijd 23/05/08) De inkomstenbelasting wordt jaarlijks betaald via de bedrijfsvoorheffing en dan definitief via het aanslagbiljet binnen de 12 maand na de belastingaangifte. De «eindfactuur» voor de inkomsten van 2008 zal eind 2009 worden betaald, halverwege 2010 voor de meeste belastingplichtigen. Enkele jaren na de belastinghervorming die in 2001 werd goedgekeurd is het interessant zich af te vragen of ze nu geïntegreerd is in de berekening van de bedrijfsvoorheffing, op het loonbriefje. Op basis van barema I (alleenstaande of gehuwden beiden actief) wordt de kloof tussen de voorheffing en de uiteindelijke belasting geschat op ongeveer 30 euro per maand, het bedrag is vrij stabiel afhankelijk van de inkomsten, wat zou kunnen overeenstemmen met de maatregelen die werden genomen om het belastbare minimum of/en dat van de beroepskosten te verhogen. Het maandelijkse inkomen is het loon dat onderworpen wordt aan voorheffing, met name het inkomen de persoonlijke bijdragen aan de sociale zekerheid (13,07%) Maandelijks belastbaar bruto inkomen Jaarlijks aangegeven inkomen Voorheffing over een periode van een jaar Belasting verschil 2010 24 120 6 890 6 527 363 2505 30 060 9 663 9 313 350 3000 36 000 12 497 12 190 307 3510 42 120 15 672 15 381 291 De staat leent de meeste werknemers ongeveer 30 euro per maand, de impact van een aanpassing zou een miljard euro zijn (uitgave en winst voor de werknemers «one shot») ; Deze situatie wordt momenteel in de hand gewerkt door de lage indexering van de barema s van de voorheffing 2008 (iets minder dan 2%) in vergelijking met de huidige inflatie (4%) ; Voorstel: alle bedrijfsvoorheffingen verlagen met 30 euro/maand ; Als er nieuwe belastingmaatregelen worden genomen, moeten ze snel worden geïntegreerd in de barema s van de bedrijfsvoorheffing, willen de werknemers er relatief snel de impact van voelen. 24

3.4. Geen fiscale discriminatie voor gehuwde werklozen In de laatste grote belastinghervorming werd bekomen dat inkomen van man en vrouw apart werden belast. Alleen was men de gehuwde werklozen vergeten. Voor de bruggepensioneerden hebben we dit kunnen rechtzetten via het Generatiepact. Voor de gewone werklozen blijft het probleem gesteld. 25

3.5. Actieve strijd tegen fiscale fraude Zie de nieuwe ACV-brochure Een rechtvaardige fiscaliteit 26

3.6. Notionele intrestaftrek Stop de misbruiken met de notionele intrestaftrek De notionele intrest is een maatregel om de basis van de vennootschapsbelasting te verlagen. Het bedrag komt overeen met een deel van de eigen middelen, vermenigvuldigd met de koers van de staatsobligaties op 10 jaar. Alle vennootschappen komen in aanmerking voor de maatregel: grote, kleine, financiële, Het risicokapitaal wordt berekend op basis van de eigen middelen (kapitaal +reserves). Worden vervolgens afgetrokken: de financiële vaste activa, een deel van de buitenlandse vestigingen, Voor KMO s geldt een voordeliger tarief (tarief+0,5%). De maatregel werd van kracht op 1 januari 2006. De toepassing van de maatregel had een grotere budgettaire impact dan oorspronkelijk verwacht. De studiedienst van Financiën schat de nettomeerkosten op 760 miljoen euro voor het begrotingsjaar 2007. De werknemers riskeren twee keer te betalen. Als de vennootschapswinst sterk stijgt, met name als gevolg van de loonmatiging en de hulp aan de ondernemingen. De bijkomende winst wordt minder gebruikt voor de financiering van de collectieve functies. Daardoor bestaat het gevaar dat er kapitaallasten worden overgedragen naar arbeid of consumptie. Er werd aangekondigd dat de maatregel zal worden geëvalueerd. Als de budgettaire kost wordt bevestigd of toeneemt, moeten er compenserende maatregelen worden voorzien en opgevolgd binnen de vennootschapsbelasting. Voor het ACV is een nieuwe verlaging van de vennootschapsbelasting waardoor het overheidstekort nog toeneemt uitgesloten. Geen sprake om deze belastingverliezen te financieren door te snoeien in het aantal ambtenaren of in de middelen voor de sociale zekerheid. De notionele intrest maakt deel uit van een hevige belastingconcurrentie tussen de EU-landen. Het ACV pleit ervoor dat de vennootschapsbelasting op Europees niveau wordt gecoördineerd: een vergelijkbare belastbare basis en een minimumtarief van ongeveer 30%. Feitelijk onderscheidt zich het «misbruik» nauwelijks van correct gebruik via objectieve elementen. 27