Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Hof van Cassatie. Onderwerp. Valsheid in geschrifte - Wegverkeer, algemeen. Datum. 17 juni 2014

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1422.N D J M T, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing van de hoge commissie tot bescherming van de maatschappij van 31 juli 2014. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, vier middelen aan. Raadsheer Antoine Lievens heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Alain Winants heeft geconcludeerd.

23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/2 II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Ontvankelijkheid van het cassatieberoep 1. Krachtens artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij kan cassatieberoep worden ingesteld tegen een door de hoge commissie tot bescherming van de maatschappij (hierna: de hoge commissie) genomen beslissing die de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot invrijheidstelling van de geïnterneerde bevestigt of die het verzet van de procureur des Konings tegen de beslissing tot invrijheidstelling van de geïnterneerde gegrond verklaart. 2. Uit die bepaling volgt dat de bestreden beslissing die de eiser, mits voorwaarden, een uitgangspermissie per twee maanden toestaat, hem contactverbod met de slachtoffers oplegt, tot een risicotaxatie beslist en een onmiddellijke overbrenging weigert naar een voor de eiser geschikte of andere instelling, slechts uitvoeringsmodaliteiten van de internering betreft, maar geen uitspraak doet over eisers invrijheidstelling. Die beslissingen zijn niet vatbaar voor cassatieberoep. In zoverre ook tegen die beslissingen gericht, is het cassatieberoep niet ontvankelijk. Vierde middel 3. Het middel voert schending aan van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM en de artikelen 16, 19bis en 28 Wet Bescherming Maatschappij, alsmede miskenning van de motiveringsverplichting: de bestreden beslissing beantwoordt eisers verweer niet dat hij geen gevaar vormt voor de samenleving en geeft niet aan hoe en waarom de eiser een gevaar zou vormen. 4. Artikel 5.1 EVRM bepaalt: Eenieder heeft recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid. Niemand mag van zijn vrijheid worden beroofd, behalve in een van de navolgende gevallen en langs wettelijke weg: (...) e) in het geval van rechtmatige gevangenhouding (...) van geesteszieken (...).

23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/3 5. Artikel 5.4 EVRM bepaalt: Eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid is beroofd heeft het recht voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn gevangenhouding en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de gevangenhouding onrechtmatig is. 6. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat: - de rechtmatigheid niet alleen de gevangenhouding zelf maar ook haar verdere tenuitvoerlegging betreft; - de gevangenhouding in overeenstemming moet zijn, niet alleen met het interne recht maar ook met de limitatief bepaalde gronden van artikel 5.1 EVRM teneinde elke vorm van willekeur te voorkomen en er een band tussen die gronden en de plaats en wijze waarop de gevangenhouding geschiedt, moet bestaan; - de gevangenhouding op grond van artikel 5.1.e EVRM zowel de bescherming van de geesteszieke zelf als van de samenleving beoogt en enkel rechtmatig kan zijn wanneer zij in een kliniek, hospitaal of andere daartoe geschikte instelling wordt uitgevoerd. 7. Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd: een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt. 8. Het feit dat de invrijheidstelling van een geïnterneerde een gevaar voor de samenleving zou uitmaken, kan een zelfstandige reden zijn op grond waarvan de hoge commissie vermag te beslissen tot het behoud van de detentie van die geïnterneerde, mits zij een afweging doet tussen het belang van de samenleving die moet worden beschermd en de eventuele onrechtmatigheid van de vrijheidsberoving van de geïnterneerde, die een invrijheidstelling zou kunnen verantwoorden. Wanneer de geïnterneerde, zoals hier, op gemotiveerde wijze het bestaan van dat gevaar betwist, dan moet de hoge commissie aangeven hoe en waarom zijn invrijheidstelling de samenleving in gevaar brengt.

23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/4 9. De bestreden beslissing die de weigering van eisers invrijheidstelling steunt op het feit dat die invrijheidstelling een gevaar voor de samenleving zou uitmaken, geeft noch met de redenen die zij bevat noch met de redenen van de verslagen waarnaar zij verwijst, aan hoe en waarom dat het geval zou zijn. Aldus schendt die beslissing de artikelen 5.1.e en 5.4 EVRM. Het middel is gegrond. Overige grieven 10. De overige grieven die niet kunnen leiden tot cassatie zonder verwijzing, behoeven geen antwoord. Omvang van de cassatie 11. De vernietiging van de beslissing over eisers verzoek tot invrijheidstelling moet tot de vernietiging leiden van de beslissing die de eiser een uitgangspermissie toestaat, een contactverbod oplegt en tot een risicotaxatie beslist, en een onmiddellijke overbrenging weigert naar een voor de eiser geschikte of andere instelling, gelet op het nauwe verband tussen beide beslissingen, ook al staat tegen die laatste beslissingen geen cassatieberoep open. Dictum Het Hof, Vernietigt de bestreden beslissing. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van de vernietigde beslissing. Verwijst de zaak naar de hoge commissie, anders samengesteld. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Gustave Steffens, Peter Hoet, Antoine Lievens en Erwin Francis, en op de openbare rechtszitting van 23 december 2014 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in

23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/5 aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Alain Winants, met bijstand van griffier Frank Adriaensen. F. Adriaensen E. Francis A. Lievens P. Hoet G. Steffens P. Maffei