Verslag Doormeting Invloed van ijsvorming in koelcellen op elektriciteitsverbruik en productkwaliteit

Vergelijkbare documenten
Gelijkmatig witloofwortels ontdooien loont de moeite

Kropsla onder glas Rassenproef Zomer 2017

Energiewinst door toepassing van DCA in vergelijking met ULO

TESTEN VAN DE INVLOED VAN DE K/CA VERHOUDING VAN DE VOEDINGSOPLOSSING OP RAND IN SLA OP HET MOBIEL GOTENSYSTEEM

AGRITON INHOUDSOPGAVE:

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Inhoudsopgave: AGRITON

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

Bemesting in maïs. Oktober 2011

ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

RASSENPROEF KROPSLA WINTERTEELT

Bepaling warmteweerstand zwembadkuipen uit vezelversterkt composiet

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Proefresultaten zoete aardappel 2017

AGRITON Inhoudsopgave:

Proefstation voor de Groenteteelt v.z.w. Mycosphaerella. Dit onderzoek is gerealiseerd i.s.m. Lava, ADLO, GMO & KBC

Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij

Het Wortelrapport 2017 De effecten van de toepassing van mycorrhiza, schimmels en bacteriën op de groei van wortels

Waterbroei tulp: Ontsmetting van de bollen?

Het gebruik van humuszuren bij de bemesting van aardappelen

INHOUDSOPGAVE AGRO-VITAL

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

Tit. Haagsteeg 6, 6708 PM Wageningen Tel.: (Publikatie uits]uitend met toestemming van de directeur RAPPORT NO Mw. H.

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Witte Dakcoating Höften Strakschilders

9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro)

DEMOTUIN DELICATESSEGROENTEN: RASSENPROEF PEULTJES

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

Meten en experimenteren

Pythiumbestrijding broeierij tulp

Bijlage III Statistiek

D 98. Narijpingsproef bij tomaat,1958. door: T.Dijkhuizen. Naaldwijk,1963. TATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAAIDWIJK.

Mycosphaerella. 2 e teelt Proefstation voor de Groenteteelt v.z.w. Sint-Katelijne-Waver

VELDSLA ONDER GLAS 2015

Resultaten monitoring

1 Belichting tijdens beworteling van Buxus

INDUSTRIELE CICHOREI

CONSUMENTENONDERZOEK GELE GEBLOKTE PAPRIKA

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

ATO-DLO. Drs. S.P. Schouten VERTROUWELIJK

1 Cultivaronderzoek zeer vroege zomerprei (trayplant en losse plant)

Inhoudsopgave. Resultaten na oogst onderzoek inwendige gebreken bij paprika P8 bestuur 4 juli Opzet proef 2 inzet vrijdag 14 juni 2013

Praktische opdracht Wiskunde Statistiek

CONSUMENTENONDERZOEK GROENE GEBLOKTE PAPRIKA

Natuurkunde practicum 1: Rekken, breken, buigen, barsten

Jolien Bode, Technisch onderzoeksmedewerker

Zoek de woorden in het rooster!

Verslag onderzoek OENOSAN (Agraphyt) - proef 2 #

SLA ONDER AFDEKKING Rassenonderzoek

Na de teelt 18/11/

DIGITALE WISKUNDIGE GELETTERDHEID

2.4 Twee groepen vergelijken

ENALYZER FOR COOLING 1. TAGS

Vergelijkende tests van Aluthermo Quattro vs glaswol in een gesimuleerde dakomgeving.

Penicillium in lelie. Effect van terugdrogen na het spoelen op Penicilliumaantasting tijdens de bewaring van lelie. Hans Kok

Meten en experimenteren

Invloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

Alternatieve kiemremmers CIPC. Kürt Demeulemeester Melle, 6 februari 2019

SNIJBOON RASSENPROEF VOORJAARSTEELT

BESTRIJDING SCLEROTINIA IN WITLOF (tijdens de trek)

9.1 Kiemremming van in het veld

natuurkunde havo 2018-I

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Rekbaarheid pels lijkt erfelijk De variatie in rekbaarheid van de pels is erg groot en onafhankelijk van de lichaamslengte

Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten?

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010)

Vergelijkende tests van Aluthermo OPTIMA vs glaswol in een gesimuleerde dakomgeving.

Tabel 7: meteogegevens voorjaar 2010 tijdens de bloeiperiode onder thermometerhut bron: meteowesterlo. LV% min en windsnelheid April 2010

Bedrijf 1: Tulpenbroeierij

Zeesla, van lastige bijvangst tot nieuw visserij product: Ulva-mest. Tussenrapportage fase 2. Bemestingstoepassing Ulva

Beheersing Phytophthora in de opkweek van trayplanten aardbeien opkweek 2014 productie 2015 (fase II)

CONSUMENTENONDERZOEK GROENE GEBLOKTE PAPRIKA

1 E 38 3efstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas te Naaldwijk

7.6 Bereiding en verpakking van aardappelen

Effect van broedeitemperatuur en gewichtsverlies op broeduitkomsten van eieren uit de leg/vermeerderingssector

Bio vraagt meer van rassen spruitkool

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB

Auteur: Laurens Vandelannoote; Kristof Severijns (Innovatiesteunpunt)

Eindexamen natuurkunde havo I

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS. Verslag zaaitijdenproef bij enkele herfstslarassen,1960

INVLOED VAN STARTFOSFATEN OP HET NITRAATRESIDU IN ANDIJVIE

Plant Elevation System (PES)

AARDAPPELEN. nr variëteit maat zaadhuis. 1 Agria Bioselect Agrico/Binst. 2 Biogold Van Rijn. 3 Charlotte Bio Terra (Binst)

ONDERHOUD EN REINIGING VAN HET APPARAAT VERVANGEN VAN HET LAMPJE OF DE LED

GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL

Praktische opdracht Maatschappijleer Helmond statistieken

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

O.B.T.A. De Linde v.o.f.

1 Bloeisturing met LED-belichting in de teelt van ranonkel

KOELWAGEN TYPE 4. Deze koelaanhanger geeft geen rem en moet manueel worden beveiligd om te parkeren.

ONDERHOUD EN REINIGING VAN HET APPARAAT VERVANGEN VAN HET LAMPJE OF DE LED

Eindexamen wiskunde A1-2 havo 2006-II

Invloed duur en methode van bevochtigen t.b.v. de pelbaarheid op Fusarium in tulp

Bestrijding van Fusarium in tomaat

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Aanbevelingen voor een Goede Landbouwpraktijk voor de naoogstbehandelingen van witloofwortels

Minimaliseren van zwarte vlekken op wortelen.

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Transcriptie:

Verslag Doormeting Invloed van ijsvorming in koelcellen op elektriciteitsverbruik en productkwaliteit Auteur: Jasper Somers (NPW) 1 Proefopzet Voor het behoud van de kwaliteit van witloofwortels, tijdens de bewaring in koelcellen, moet er extra vocht worden aangebracht. Dikwijls wordt er een overmaat aan vocht in de koelcellen gebracht, waardoor er sterke ijsvorming ontstaat op de bovenste palloxen. Hierdoor zal de luchtcirculatie in de koelcel minder optimaal verlopen. Door een minder goede luchtcirculatie zal het koelproces ook minder optimaal zijn, waardoor er grotere temperatuurverschillen in de koelcel ontstaan en/of waardoor er meer energie nodig is om de gewenste temperatuur te bereiken. Bij deze doormeting hebben we 2 gelijkaardige koelcellen op 2 verschillende locaties vergeleken: een koelcel van Belorta te Zellik en een koelcel van de Nationale Proeftuin voor Witloof (NPW) te Herent. De koelcel van Belorta wordt bevochtigd met een automatisch vernevelingsysteem. De koelcel van de NPW wordt op vaste tijdstippen manueel bevochtigd. 1

2 Materiaal en methode 2.1 Plaatsing van de palloxen In beide koelcellen (Belorta en NPW) werden 5 palloxen meer in detail opgevolgd. We hebben deze 5 palloxen zo gekozen dat het effect van een mogelijke ijslaag opgevolgd kon worden (figuur 1). 3 palloxen bevinden zich op de bovenste rij en 2 op de onderste rij. Er is ook rekening gehouden met de relatieve afstand ten opzichte van de verdamper. Het volume per pallox is 1,2 m³. Figuur 1: Plaatsing van de opgevolgde palloxen in de koelcellen. Bovenaanzicht (A) en zijaanzicht (B). De palloxen zijn genummerd afhankelijk van de afstand van de verdamper (rekening houdend met de afgelegde weg van de koudestroom). Pallox nummer 1 bevindt zich het dichtst bij de verdamper en 5 het verst. 2.2 Opvolging tijdens het koelproces De witloofwortels waren gedurende 10 maanden (van begin december 2015 tot en met eind september 2016) ingekoeld op -2 C. De wortels van de NPW werden iets later ingekoeld. Gedurende het koelproces werden er enkele parameters opgevolgd; namelijk de temperatuur, de relatieve vochtigheidsgraad en het energieverbruik. 2.2.1 Temperatuur Het temperatuurverloop in de koelcel werd, gedurende de gehele koelperiode, opgevolgd met behulp van temperatuurloggers. We hebben op 10 locaties per koelcel temperatuurloggers geplaatst tussen de wortels, namelijk boven- en onderaan elke pallox (figuur 2). Er werd met een frequentie van 1 uur gelogd. Figuur 2: Temperatuurloggers tussen de witloofwortels 2

2.2.2 Relatieve vochtigheid De relatieve vochtigheidsgraad in de koelcel werd, gedurende de gehele koelperiode, opgevolgd met behulp van relatieve vochtigheidsloggers (figuur 3). We hebben 1 logger gebruikt per koelcel en er werd met een frequentie van 1 uur gelogd. Figuur 3: Relatieve vochtigheidslogger 2.2.3 Energieverbruik Het energieverbruik per koelcel kan worden ingeschat door rekening te houden met de draaiuren en het koelvermogen. 2.3 Opvolging na het koelproces 2.3.1 IJsvorming Net na de bewaring werd de ijsvorming bij elke koelcel geëvalueerd door de grootte en dikte van de ijslaag op te meten. 2.3.2 Productbeoordeling Met deze beoordeling wilden we nagaan of de ijsvorming een belangrijke invloed heeft op de productiviteit en op de kropkwaliteit van het witloof. Voor deze proef zijn wortels van het ras Top model van het zaadhuis Hoquet gebruikt. Na de bewaring werden de wortels ontdooid door al de palloxen enkele dagen in de loods van de NPW te plaatsen. Na het ontdooiproces werden alle objecten eind september 2016 meteen ingezet en half oktober geoogst. Voor de opbrengst en kwaliteit zijn er 4 wortelobjecten per pallox onderzocht; namelijk boven en onder elke pallox, plus een herhaling. Per object werden er 100 wortels geforceerd, waarna de witloofkroppen werden opgemeten en beoordeeld: nettorendement en sortering in de verschillende opbrengstklassen (Flandria Q, Flandria, Klasse 2 en Klasse 3); beoordeling van de bewaarbaarheid (15 kroppen) na een bewaring van 1 week op 12 C. De volgende kenmerken werden beoordeeld : gewicht (g), de diameter (mm), de lengte (mm) en de pitlengte (mm). Het voorkomen van bruine pit, appelpit, glazige pit, holle pit en rode pit en de inwendige roodverkleuring werd beoordeeld op een schaal van 0 tot 5. Ook het opengroeien van de krop, de aanwezigheid van bacterierot en de bladrand werd geëvalueerd. De forceercondities waren een watertemperatuur van 14 C bij een luchttemperatuur van 13 C gedurende 21 dagen. 3

2.3.3 Statistische verwerking Om verschillen tussen de totale kropopbrengst, het nettorendement, het flandriapercentage en de relatieve pitlengte te bepalen, hebben we de gegevens statistisch verwerkt met het programma JMP. Met de ANOVA-test hebben we gekeken naar de koelcel (Belorta vs NPW), de locatie in de palloxen (bovenaan vs onderaan) en de palloxnummer (pallox nummer 1 bevindt zich het dichtst bij de verdamper en 5 het verst. Aansluitend hebben we tussen deze verschillende factoren ook gekeken naar alle mogelijke interacties. Om verschillen tussen het wel of niet voorkomen van een pitafwijking, inwendige roodverkleuring, open kroppen, bacterierot en bladrand te bepalen, hebben we de gegevens ook statistisch verwerkt met het programma JMP. Met de zero inflated poisson-test hebben we gekeken naar de koelcel (Belorta vs NPW), de locatie in de palloxen (bovenaan vs onderaan) en de palloxnummer (pallox nummer 1 bevindt zich het dichtst bij de verdamper en 5 het verst). Aansluitend hebben we tussen deze verschillende factoren ook gekeken naar alle mogelijke interacties. 4

3 Resultaat en discussie 3.1 IJsvorming 3.1.1 Belorta Op de bovenste palloxen van Belorta was er een duidelijke ijslaag aanwezig (figuur 4). Helaas is er door een communicatiefout met Belorta geen opmeting van de ijslaag gebeurd. Figuur 4: IJsvorming op de bovenste palloxen bij Belorta 3.1.2 NPW Op de bovenste palloxen van de NPW was er geen ijslaag aanwezig (figuur 5). Figuur 5: Geen ijsvorming op de bovenste palloxen bij de NPW 3.2 Temperatuur De temperatuurloggers hebben maar gelogd van 26/11/2015 tot en met 11/02/2016. We kunnen, door de onvolledigheid van deze gegevens, geen uitspraak doen over de invloed van ijsvorming op de luchtcirculatie in de koelcellen. Het temperatuurverloop van de koelcel in Belorta staat weergegeven op figuur 6. We zien hier dat het inkoelproces pas volledig van start is gegaan rond 09/12/2015. Na 1 week bevonden alle 10 plaatsen zich onder het vriespunt. Bovenaan de palloxen 1 en 4, maar ook onderaan de palloxen 2 en 4 was het moeilijker om tot aan de gewenste temperatuur van -2 C te komen. 5

Temp eratuur( C) Temp eratuur( C) 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0-0,5-1,0-1,5 1b 1o 2b 2o 3b 3o 4b 4o 5b 5o -2,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Week Figuur 6: Temperatuurverloop van de koelcel in Belorta. De palloxen zijn genummerd afhankelijk van de afstand van de verdamper (rekening houdend met de koudestroom). Pallox nummer 1 bevindt zich het dichtst bij de verdamper en 5 het verst. De b staat voor bovenaan de pallox en de o staat voor onderaan de pallox. De blauwe pijl duidt de start van de doormeting aan. Het temperatuurverloop van de koelcel in de NPW staat weergegeven op figuur 7. Wegens omstandigheden werd de juiste opstelling van de palloxen pas uitgevoerd op 18/01/2016. Bovenaan de palloxen 2 en 5, maar ook onderaan bij pallox 5 werd het vriespunt na 3 weken niet gehaald. 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 1b 1o 2b 2o 0,5 3b 0,0-0,5-1,0-1,5 3o 4b 4o 5b 5o -2,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Week Figuur 7: Temperatuurverloop van de koelcel in de NPW. De palloxen zijn genummerd afhankelijk van de afstand van de verdamper (rekening houdend met de koudestroom). Pallox nummer 1 bevindt zich het dichtst bij de verdamper en 5 het verst. De b staat voor bovenaan de pallox en de o staat voor onderaan de pallox. De blauwe pijl duidt de start van de doormeting aan. 6

Indien we het temperatuurverloop van beide koelcellen vergelijken, zien we een groot verschil in spreiding tussen de verschillende locaties. Het lijkt dat de koelcel van Belorta veel sneller en efficiënter heeft ingekoeld dan de NPW koelcel. Dit zorgt ervoor dat de factor ijsvorming niet alleen verantwoordelijk kan gesteld worden voor mogelijke verschillen in productbeoordelingen, maar dat ook de eigenschappen van de koelcellen zelf kunnen meespelen. 3.3 Relatieve vochtigheid Eén van de relatieve vochtigheidsloggers is kapot gegaan tijdens het koelproces. We kunnen hierdoor geen vergelijking maken tussen de relatieve vochtigheid in beide koelcellen. 3.4 Energieverbruik We hebben geprobeerd een schatting te maken van het energieverbruik op basis van de koeluren. Dit is gelukt voor Belorta met een gemiddelde van 27,7 kwh per week per m³ wortels, maar niet voor de NPW. We kunnen hierdoor geen vergelijking maken tussen het energieverbruik in beide koelcellen. 3.5 Productbeoordeling 3.5.1 Kwaliteit sortering Op figuur 8 kan je, voor zowel Belorta als voor de NPW, de gemiddelde opbrengsten (kg/100 wortels) per kwaliteitsklasse terugvinden alsook het nettorendement (%). Het nettorendement is de verhouding van de kropopbrengst ten opzichte van het wortelgewicht. 7

Kropopbrengst (kg/100 wortels) Nettorendement (%) 20 120 16 12 8 4 100 80 60 40 20 0 0 FlandriaQ Flandria klasse II nettorendement Figuur 8: De gemiddelde kropopbrengsten (kg/100 wortels) per kwaliteitsklasse (flandriaq, flandria en klasse 2) en het nettorendement (%) tussen Belorta en de NPW. De kolomdiagrammen duiden de gemiddelde kropopbrengsten aan. De dikke zwarte strepen duiden het nettorendement aan. Uit de statistische verwerking bekomen we voor: de totale kropopbrengst Een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van 0,001 (figuur 9). Dit toont aan dat de koelcel samen met de locatie van de pallox, een effect heeft op de totale kropopbrengst/100 wortels. Binnenin deze interacties zien we geen duidelijke verbanden. 8

Figuur 9: Gemiddelde kropopbrengsten per 100 wortels (in kg) + de standaarderror ten opzichte van de koelcel en de palloxnummer. Er is een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van 0,001. Gemiddelden met dezelfde letter zijn niet significant verschillend. het nettorendement Een statistisch verschil tussen boven en onder in de palloxen met een p-waarde van 0,0355 (figuur 10). De wortels die bovenaan liggen, hebben een hoger nettorendement dan de wortels die onderaan liggen. Een mogelijk verklaring is dat de koudestroom deze wortels makkelijker konden bereiken doordat de palloxen bovenaan meer open waren. En ze gelijkmatiger en vlotter ingekoeld werden. 9

Figuur 10: Gemiddelde nettorendementen (%) + de standaarderror ten opzichte van de locatie in de pallox. Gemiddelden gevolgd door dezelfde letter zijn niet significant verschillend. Ook een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van <,0001 (figuur 11). Dit toont aan dat de koelcel samen met de locatie van de pallox, een effect heeft op het nettorendement. Binnenin deze interacties zien we geen duidelijke verbanden. Figuur 11: Gemiddelde nettorendementen (%) + de standaarderror ten opzichte van de koelcel en palloxnummer. Er is een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van <0,0001. Gemiddelden met dezelfde letter zijn niet significant verschillend. 10

Het flandriapercentage (flandriaq+flandria) Een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van 0,0092 (figuur 12). Dit toont aan dat de koelcel samen met de locatie van de pallox, een effect heeft op het flandriapercentage. Binnenin deze interacties zien we geen duidelijke verbanden. Figuur 12: Gemiddelde flandriapercentages (%) + de standaarderror ten opzichte van de koelcel en palloxnummer. Er is een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van 0,0092. Gemiddelden met dezelfde letter zijn niet significant verschillend. 3.5.2 Inwendige kwaliteit 3.5.2.1 Pit Op figuur 13 kan je, voor zowel Belorta als voor de NPW, de gemiddelde pitlengtes (cm) vinden alsook de kroplengtes (cm). 11

Lengte (cm) 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Figuur 13: Een vergelijking tussen de gemiddelde kroplengtes en pitlengtes van de kroppen van Belorta en van de NPW. De zwarte strepen duiden de helft van de kroplengtes aan. Uit de statistische verwerking bekomen we voor de relatieve pitlengtes: Een interactie-effect tussen koelcel en de locatie in de palloxen, met een p-waarde van 0,0034 (figuur 14). Dit toont aan dat de koelcel samen met de locatie in de pallox, een effect heeft op de relatieve pitlengte. De witloofkroppen, afkomstig van de bovenste wortels in de palloxen uit de koelcel in Belorta, hebben een hogere relatieve pitlengte dan alle wortels afkomstig uit de koelcel van de NPW. En de witloofkroppen, afkomstig van de bovenste wortels in de palloxen uit de koelcel in de NPW, hebben een lagere relatieve pitlengte dan alle wortels afkomstig uit de koelcel van Belorta. Dus de wortels bovenaan de palloxen vertonen een effect naar de relatieve pitlengte tussen beide koelcellen. Een mogelijk verklaring is dat de ijslaag bovenaan de palloxen bij Belorta hiervoor verantwoordelijk is. 12

Figuur 14: Gemiddelde relatieve pitlengtes + de standaarderror ten opzichte van de koelcel en de locatie in de palloxen. Er is een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van 0,0034. Gemiddelden met dezelfde letter zijn niet significant verschillend. Een interactie-effect tussen koelcel en de palloxnummer met een p-waarde van 0,0002 (figuur 15). Dit toont aan dat de koelcel samen met de locatie van de pallox, een effect heeft op de relatieve pitlengte. Binnenin deze interacties zien we geen duidelijke verbanden. 13

Figuur 15: Gemiddelde relatieve pitlengtes + de standaarderror ten opzichte van de koelcel en de palloxnummer. Er is een interactie-effect tussen koelcel en palloxnummer met een p-waarde van 0,0002. Gemiddelden met dezelfde letter zijn niet significant verschillend. Een interactie-effect tussen de locatie in de palloxen en palloxnummer met een p-waarde van 0,0012 (figuur 16). Dit toont aan dat de locatie in de palloxen samen met de locatie van de pallox, een effect heeft op de relatieve pitlengte. Binnenin deze interacties zien we geen duidelijke verbanden. 14

Aangetatse kroppen (%) index (0-5) Figuur 16: Gemiddelde relatieve pitlengtes + de standaarderror ten opzichte van de locatie in de palloxen en de palloxnummer. Er is een interactie-effect tussen de locatie in palloxen en palloxnummer met een p-waarde van 0,0012. Gemiddelden met dezelfde letter zijn niet significant verschillend. Op figuur 17 kan je, voor zowel Belorta als voor de NPW, het percentage aangetaste kroppen vinden samen met de indexen van de verschillende pitafwijkingen namelijk; bruinepit, appelpit, glazigepit, hollepit en rodepit. Een index is een score van 0 tot en met 5 die de ernst van de afwijking aanduidt. 100 1 80 60 40 20 0 0 % aangetaste kroppen index bruin index appel index glazig index hol index rode pit Figuur 17: Het percentage aangetaste kroppen (pitafwjikingen) tussen Belorta en de NPW samen met de gemiddelde indexen van de verschillende pitafwijkingen. De index is een score van 0 tot en met 5 die de ernst van de afwijking aanduidt. 15

Roodverkleuring (%) index rood (0-5) Uit de statistische verwerking blijken er geen verschillen te zijn tussen de koelcellen, de locaties in de palloxen en de palloxnummers. En dus spelen deze verschillende factoren namelijk; de koelcel, de locatie in de pallox en de locatie van de pallox, geen rol op het vlak van pitafwijkingen. 3.5.2.2 Roodverkleuring Op figuur 18 kan je, voor zowel Belorta als voor de NPW, het percentage kroppen vinden die een inwendige roodverkleuring vertonen samen met de gemiddelde indexen. De index is een score van 0 tot en met 5 die de ernst van de verkleuring aanduid. 100 1 80 60 40 20 0 0 % roodverkleuring index rood Figuur 18: Het percentage inwendige roodverkleuring van de kroppen tussen Belorta en de NPW samen met de gemiddelde indexen. De index is een score van 0 tot en met 5 die de ernst van de verkleuring aanduid. Uit de statistische verwerking blijken er geen verschillen te zijn tussen de koelcellen, de locaties in de palloxen en de palloxnummers. En dus spelen deze verschillende factoren namelijk; de koelcel, de locatie in de pallox en de locatie van de pallox, geen rol op het vlak van inwendige roodverkleuring. 3.5.2.3 Open kroppen, bacterierot en bladrand Uit de statistische verwerking blijken er geen verschillen te zijn tussen de koelcellen, de locaties in de palloxen en de palloxnummers. En dus spelen deze verschillende factoren namelijk; de koelcel, de locatie in de pallox en de locatie van de pallox, geen rol naar open kroppen of bacterierot of bladrand. 16

4 Conclusie Door het ontbreken van veel gegevens, kunnen we geen conclusies trekken over het effect van een ijslaag in koelcellen naar luchtcirculatie en energieverbruik. Op vlak van productbeoordeling van het witloof kunnen we wel enkele verschillen opmerken. Maar we kunnen ons nu de vraag stellen of deze verschillen werkelijk te wijten zijn aan ijsvorming of toch eerder aan verschillen tussen de koelinstallaties onderling. Daarom zou het interessant zijn om deze proef in de toekomst te herhalen tussen 2 identiek dezelfde koelcellen, maar met elk een ander bevochtigingsregime. Hierdoor zouden we tussen de 2 koelcellen maar 1 variabele overhouden namelijk het wel of niet aanwezig zijn van een ijslaag op de bovenste palloxen. 17