STUDIE 66 OPLEIDINGSPROFIEL. orthopedagogie



Vergelijkbare documenten
STUDIE 23 BEROEPSPROFIEL. gespecialiseerd opvoeder-begeleider (m/v)

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIE 86 OPLEIDINGSPROFIEL. nautische wetenschappen

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 23 november 2006 STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING. Modulaire opleiding Wetenschappen - Wiskunde AO AV 011

FUNCTIEBESCHRIJVING MAATSCHAPPELIJK WERKER. 1. Functienaam Maatschappelijk werker maatzorg Graadbenaming: Maatschappelijk werker

een geëngageerde en gemotiveerde begeleider (m/v) voor ons begeleidingstehuis t Vlierke.

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

TRAINING EN TOETSING BINNEN DE OPLEIDING. Professioneel Handelen

S TA G E S L I J N 5

1. Functionele gehelen

Competentieprofiel. Maatschappelijk werker

Gemeentelijke basisschool De Knipoog Cardijnlaan Vorselaar 014/ / /

DECREET. betreffende het algemeen welzijnswerk

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten)

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

v.u.: Ward Van Hoorde, Kwatrechtsteenweg 168, 9260 Wetteren opdrachtsverklaring SINT-LODEWIJK

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Opdrachtsverklaring Missie - Visie

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

FUNCTIEPROFIEL. Functie: Zorgcoördinator. A. Functiebeschrijving. 1. Doel van de functie

Taakomschrijving van een opvoeder/begeleider binnen de woonvorm. 1. Dagelijkse verzorging

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

ECTS-fiche. Graduaat Maatschappelijk Werk Structuurgericht werken. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Functiebeschrijving mentor

Psychopedagogische Competentie (PPC) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 Semester 2 X Semester 3 Semester 4

ECTS-fiche. Graduaat Sociaal-Cultureel werk Samenwerkingsvaardigheden. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

1. Algemene situering van de cursus NCZ leraar secundair onderwijs-groep 1 2. Doel van de cursus NCZ

Opvoedingsproject. Nieuwen Bosch Humaniora Gent

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

ALGEMENE FUNCTIEGEGEVENS. Kinderbegeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang. Functiebeschrijving

De missie van de vzw Provincialaat der Broeders van Liefde

FUNCTIEBESCHRIJVING/-PROFIEL OCMW SINT NIKLAAS.

Leraar en verantwoordelijkheden (LEV) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 Semester 2 Semester 3 Semester 4 X

ECTS- FICHE. Hoofdvestiging centrum CVO Horito Via secretariaat en/of website

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018;

OPLEIDINGSPROGRAMMA ILW. DUUR: 36 maanden 24 maanden indien de competenties Logistieke hulp in de verzorgingssector reeds zijn verworven

Infomoment INLEIDING STRUCTUUR VAN DE OPLEIDING. zaterdag 21 januari van 10.00u tot 14.00u KTA1 Vildersstraat Hasselt

Didactische competentie algemeen (DCA) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 X Semester 2 Semester 3 Semester 4

Functieomschrijving begeleider ambulant centrum

O.C.M.W.-LOCHRISTI FUNCTIEBESCHRIJVING ADMINISTRATIE WZC. 1. Plaats in de organisatie

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK

Opleiding. Orthopedagogie. Code + officiële benaming van de module. M5-M6, L5-L6 Gesuperviseerde praktijk Methodische begeleiding

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, VORMING EN WETENSCHAPSBELEID

IVV Sint-Vincentius. Iets voor jou? Sociale en Technische Wetenschappen 2de en 3de graad TSO Jeugd- en Gehandicaptenzorg 3de graad TSO

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER

De verhouding tussen de basiscompetenties, de Dublindescriptoren en de domeinspecifieke leerresultaten

Begeleider in de kinderopvang

Teamcoördinator ALERT-team

24 APRIL Ministerieel besluit. tot vaststelling van de criteria voor erkenning. waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde

Didactische competentie algemeen (DCA) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 X Semester 2 Semester 3 Semester 4

DECREET BETREFFENDE HET ALGEMEEN WELZIJNSWERK - 19 DECEMBER 1997

OPVOEDINGSPROJECT DE LINDE

Onderwijs & Onderzoek Interdisciplinair postgraduaat deskundige NAH

Aan de verantwoordelijke beheersinstanties van de rusthuizen

Inhoud. Inhoud. 1.1 Een boek over sociaal werk, de studie en het beroep Trends en ontwikkelingen die een impact hebben op modern sociaal

De arbeidsbegeleid(st)er maakt deel uit van de sociale dienst van het O.C.M.W. en werkt onder leiding van de hoofdmaatschappelijk werker.

UNIVERSITEIT GENT VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK. Bijzondere orthopedagogiek van personen met een mentale, psychische, fysieke of sensoriële handicap II

O.C.M.W.- LOCHRISTI FUNCTIEBESCHRIJVING SECRETARIS-SECRETARIAAT. 1. Plaats in de organisatie

ECTS-fiche. Graduaat Maatschappelijk werk Samenwerkingsvaardigheden. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Psychopedagogische Competentie (PPC) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 Semester 2 X Semester 3 Semester 4

Psychopedagogische Competentie (PPC) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 Semester 2 X Semester 3 Semester 4

Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

III.11.1 FUNCTIEOMSCHRIJVING LEEFGROEPBEGELEIDER

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Coördinator psychosociaal welzijn (M/V)

Secundair na secundair: Internaatswerking

Ontwerp van samenwerkingsakkoord

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

VACATURE. Aantal jobs: 1. Plaats tewerkstelling: JEUGDZORG Weefstraat EKE. Tijdelijke job (niet via uitzendkantoren) Aangeboden functie

O.C.M.W.- LOCHRISTI FUNCTIEBESCHRIJVING VERZORGING /VERPLEGING. 1. Plaats in de organisatie

FUNCTIEBESCHRIJVING ARCHIEFBEHEERDER WELZIJNSKOEPEL WEST-BRABANT

FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

Engagementsverklaring

AANVRAAG TOT INSCHRIJVING OP HET TABLEAU VAN DE INTERNE BOEKHOUDERS BIBF

ONS EIGEN OPVOEDINGSPROJECT

CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES

FUNCTIEBESCHRIJVING Org.nr

Het ondersteunen en mee uitvoeren van de boekhouding alsook het voeren van een verantwoord aankoopbeleid.

Functiebeschrijving 1. FUNCTIETITEL. Beleidsmedewerker woonzorgcentrum 2. GLOBAAL DOEL VAN DE FUNCTIE

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven.

Competentieprofiel. kaderlid LGB Beroepsinhoud Zorg

7de JAAR TSO EEN STUDIEKEUZE DIE BIJ JOU PAST. Algemeen TSO BSO

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014

Het voorwaardelijk gedeeld beroepsgeheim

VOET EN STUDIEGEBIED PERSONENZORG

Kerntaken. Referentiekader. Opmerking

Functiefamilie ET Thematische experten

Deskundige in animatie en activatie

Externe brochure : toelichting

FUNCTIEFAMILIE 1.3 Technisch specialist

Functiebeschrijving: Directeur audit

Transcriptie:

STUDIE 66 OPLEIDINGSPROFIEL orthopedagogie

OPLEIDINGSPROFIEL orthopedagogie sector : sociale zorg studiegebied : sociaal-agogisch werk beroep : gespecialiseerd opvoederbegeleider Sectorcommissie Hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1998/6356/5 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out

INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE I N H O U D HOOFDRUBRIEK 1: INLEIDING 1 1.1 Identificatie van het opleidingsprofiel 1 1.2 Opdracht 1 1.3 Ontwikkelingsproces 2 1.4 Legitimatie 2 HOOFDRUBRIEK 2: SITUERING VAN DE OPLEIDING 3 2.1 Gegevens uit de beroepenwereld 3 2.1.1 Beroepenstructuur 3 2.1.2 Geraadpleegde beroepsprofielen 4 2.1.3 Visie 4 2.2 Gegevens uit de onderwijswereld 4 2.2.1 Studiegebied, opleidingen en opties 4 2.2.2 Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties 5 2.2.3 Diploma s en getuigschriften 5 2.2.4 Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma s voor de opleiding 6 2.2.5 Gelijkaardige opleidingen en diploma s in het buitenland 7 2.2.6 Geografische spreiding van de beroepsactiviteit in Vlaanderen 7 2.2.7 Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen 9 2.2.8 Infrastructuur 9 2.2.9 Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding 10 2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de opleiding 10 2.2.11 Reële studieduur 10 2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland 11 2.3 Verantwoording van de opleiding 11 HOOFDRUBRIEK 3: HET OPLEIDINGSPROFIEL 12 3.1 De exacte benaming van de opleiding 12 3.2 De globale omschrijving van de opleiding 12 3.3 Het beroepsgericht opleidingsprofiel 14 3.3.1 Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen 14 3.3.2 Mogelijke taken in basisfuncties, geclusterd in taakgebieden 14 3.3.3 De concrete uitwerking van de vertaalslag 20 3.3.4 Verhouding theorie/praktijk 41

INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 3.3.5 Aandeel stagetijd 41 3.3.6 Niveau van de opleiding 41 3.4 Sleutelkwalificaties 41 3.5 De kern van het opleidingsprofiel 42 3.5.1 Eventuele verwantschappen met andere opties en opleidingen 42 3.5.2 Persoonsvorming 42 3.6 De maatschappelijk-culturele vorming 42 HOOFDRUBRIEK 4: DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKT OPLEIDINGSPROFIEL 44 HOOFDRUBRIEK 5: BIBLIOGRAFIE 45 HOOFDRUBRIEK 6: MEDEWERKERS 47

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 1 HOOFDRUBRIEK 1: INLEIDING 1.1 Identificatie van het opleidingsprofiel Het betreft het profiel van de opleiding Orthopedagogie binnen het studiegebied Sociaal-Agogisch Werk. Het opleidingsprofiel is gebaseerd op het Beroepsprofiel Gespecialiseerd Opvoeder-Begeleider (7.02.1997). Deze basistekst kwam tot stand in consensus tussen alle Vlaamse hogescholen met de opleiding Orthopedagogie. Dit gebeurde in de schoot van het O.O.O., de overleggroep opleidingen orthopedagogie. Hierin zetelen gemandateerde vertegenwoordigers van alle Vlaamse opleidingen. Het opleidingsprofiel werd opgemaakt binnen de Sectorcommissie Opleidingsprofielen Sociale Zorg. Er werd een werkgroep ad hoc samengesteld eveneens bestaande uit gemandateerde vertegenwoordigers van alle Vlaamse Hogescholen met een opleiding Orthopedagogie. Ook hier is er een consensus over de voorliggende tekst. Elke opleiding verrichtte trouwens een deel van het werk. De coördinatie van de werkzaamheden berustte bij Luc DE MEY (voorzitter van de overleggroep opleidingen orthopedagogie en aangeduid als expert door de VLOR) en Ivan Van Hulle (secretaris O.O.O.). 1.2 Opdracht In 1993 werd door de onderwijsoverheid een project opgestart om beroepsprofielen, opleidingsprofielen en basiscompetenties in het hoger onderwijs te formuleren. Het beroepsprofiel is inmiddels klaar. Vervolgens diende de vertaalslag gemaakt naar een opleidingsprofiel. Het opleidingsprofiel is hoofdzakelijk gericht op vier doelgroepen: de hogescholen zelf, de (toekomstige) studenten, de overheid en het werkveld. Het opleidingsprofiel wordt door alle Hogescholen gedragen; het is een basisdocument dat door iedereen onderschreven wordt. Bedoeling is dat de opleidingen orthopedagogie er hun opleidingsprogramma op enten. Tevens vormt het een instrument met het oog op de kwaliteitsbewaking. De toekomstige student moet er voldoende informatie in vinden om zijn studiekeuze mee te helpen bepalen. Voor de studenten van de opleiding geeft het duidelijkheid en verantwoording met betrekking tot het curriculum. De overheid zal dit opleidingsprofiel gebruiken bij de niveaubepaling en bij de herziening van de kwalificatiestuctuur. Voor het werkveld is het belangrijk te weten wat een beginnend beroepsbeoefenaar aankan. Er moet dan ook een duidelijke relatie zijn tussen het beroepsprofiel (de takenclusters) en de basiscompetenties.

2 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 1.3 Ontwikkelingsproces Bij het opstellen van het opleidingsprofiel werd ervoor gekozen om dit niet te laten doen door één persoon maar door een commissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van alle Hogescholen die de opleiding Orthopedagogie inrichten. In de commissie zetelen departementshoofden, opleidingscoördinatoren en lectoren. Zij zorgden ervoor dat de verschillende teksten teruggekoppeld werden naar de lectoren en praktijklectoren in de diverse opleidingen. Er werd vergaderd op 15/11, 18/12, 29/11/1996 en 2/3, 29/4, 28/5 en 25/6/1997. De heer J. van Ransbeeck (VLOR), de heer F. Vanderheeren (VLOR) en Mevr. Zaman (DVO) waren op uitnodiging van de werkgroep aanwezig op één van de vergaderingen. Op 25/6/1997 was er een conferentie waarop aanwezig, naast de sectorcommissie met vertegenwoordigers van: de hogeschoolbesturen de studenten het beroepenveld: directies, stafleden, gespecialiseerd opvoeders-begeleiders allen zetelende binnen de departementale raad van de hogescholen die de opleiding inrichten de beroepsvereniging het Kabinet Cultuur, gezin en welzijn De volledige lijst der deelnemers is te vinden in bijlage 2. 1.4 Legitimatie In oktober 1995 werden 54 werkgroepen door de Vlaamse minister van Onderwijs belast met de ontwikkeling van beroepsprofielen, opleidingsprofielen en basiscompetenties. De Vlaamse Onderwijsraad organiseert het overleg en de Raad voor het Hoger Onderwijs ziet toe op de resultaten.

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 3 HOOFDRUBRIEK 2: SITUERING VAN DE OPLEIDING 2.1 Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 Beroepenstructuur Het beroep situeert zich binnen De Welzijnszorg. De welzijnszorg dekt een brede waaier van activiteiten, diensten en organisaties. In ruim 4.400 kleinschalige en grootschalige voorzieningen staat meer dan 74.000 personeelskrachten dagelijks paraat. Het welzijnswerk is aanwezig op vele maatschappelijke terreinen zoals huisvesting, arbeid en tewerkstelling, onderwijs, justitie, vrijetijdsbesteding, woon- en leefomgeving. De beroepskrachten vervullen sterk uiteenlopende functies: (gespecialiseerd) opvoeder-begeleider, maatschappelijk werker, ergotherapeut, bejaardenverzorger,. Vaak vinden we deze mensen naast elkaar in complementaire taken; soms vervullen ze dezelfde taken. Een beschrijving van de beroepen die op een systematische en consistente wijze de inhoud, uitoefeningseisen en kenmerken van alle groepen die er werkzaam zijn en de functies die ze vervullen weergeeft, bestaat er vooralsnog niet in Vlaanderen. Reeds lang wordt er door de Vlaamse Beroepsvereniging van Opvoeders geijverd voor een statuut. De wet van 29 april betreffende het statuut van gespecialiseerd opvoederbegeleider werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20.04.1996. Hieronder enkele relevante artikels Art. 1: Onder gespecialiseerd opvoeder-begeleider in de zin van deze wet wordt verstaan de houder van het in artikel 2 bepaalde diploma die door het gebruik van specifieke methodes en technieken, de persoonlijke ontwikkeling, de sociale bewustwording en zelfstandigheid bevordert van personen die hij begeleidt of opvoedt. Hij oefent zijn beroep uit in een instelling of dienst of in de natuurlijke omgeving van de betrokken personen. Art. 2: Niemand mag de titel van gespecialiseerd opvoeder-begeleider voeren indien hij niet in het bezit is van het door de Koning vastgestelde diploma dat is uitgereikt na het door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerd, gesubsidieerd of erkend pedagogisch of sociaal hoger onderwijs met volledig leerplan korte type afdeling orthopedagogie of voor sociale promotie

4 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 2.1.2. Geraadpleegde beroepenprofielen 2.1.3 Visie Het Vlaamse beroepsprofiel gespecialiseerd opvoeder-begeleider (cf. supra). Het Nederlandse beroependomeinprofiel Sociaal-Pedagogisch Werk opgemaakt in 1996 door het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn). De welzijnszorg dient erop gericht te zijn op een professionele manier diensten te verlenen teneinde het persoonlijk en maatschappelijk functioneren van mensen te bevorderen en daarbij belemmeringen op te heffen. Hierbinnen doet de gespecialiseerd opvoeder-begeleider aan hulpverlening aan personen (verschillende leeftijden - in verschillende problematische situaties/handicaps - residentiële of ambulante context). Die hulpverlening bevat aspecten van verzorging, opvoeding, begeleiding en animatie. Het doel is de optimale ontplooiing van de persoonlijkheid. Een belangrijke dimensie hiervan is het zo zelfstandig mogelijk functioneren in de samenleving. Dit gebeurt op een methodisch en deontologisch verantwoorde manier met collega s-teamleden binnen de context van een organisatie of dienst. De persoonlijkheid van de opvoeder-begeleider staat centraal in zijn opvoeden/ begeleiden. Het uitgangspunt voor de hulpverlening is de hulpvraag van de cliënt/cliëntsysteem. Essentieel staan de groei- en funtioneringsbevorderende relaties die de gespecialiseerd-opvoeder begeleider aangaat met mensen. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider, als expert van het alledaagse leven is een centrale figuur in de hulpverlening. Op een continue wijze geeft hij daadwerkelijk perspectief aan de ortho(ped)agogische hulpverlening. Er zijn vergelijkenderwijze weinig of geen beroepen die zulke alomvattende, al of niet langdurige, intensieve interactie met hulpvragers binnen hun onmiddellijke omgeving inhouden. Opleidingsniveau (Europese classificatie artikel 2, lid 2 31.7.85): niveau 4. Dit houdt in: een technische opleiding op hoger niveau. De kwalificatie omvat kennis en vaardigheden op hoger niveau. Deze kennis maakt het mogelijk op een autonome manier verantwoordelijkheid te nemen voor planning, leiding en beheer. 2.2 Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 Studiegebied, opleidingen en opties De basisopleiding orthopedagogie is te situeren binnen het studiegebied sociaalagogisch werk. Ze levert het diploma af van gegradueerde in orthopedagogie. Er zijn geen opties.

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 5 2.2.2 Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Er zijn geen aanverwante studiegebieden. Aanverwante opleiding binnen het studiegebied sociaal-agogisch werk is de opleiding sociaal werk met diploma s maatschappelijk assistent en gegradueerde assistent in de psychologie. Toch zijn er ook substantiële verschillen (zie de desbetreffende opleidingsprofielen). 2.2.3 Diploma s en getuigschriften Afgeleverde diploma s. Overzicht opgemaakt op basis van gegevens ter beschikking gesteld door VLOR aangevuld met gegevens uit de opleidingen. 1970 1 1971 10 1972 27 1973 78 1974 76 IPSOC SPM Totaal 1975 15 39 54 1976 25 57 83 1977 48 67 115 1978 42 51 93 1979 52 45 97 1980 45 53 98 1981 53 48 101 1982 69 49 118 Antwerpen Brabant West Vlaanderen Oost- Vlaanderen Limburg Totaal m v m v m v m v m v 83-84 14 78 - - 15 69 - - - - 29 143 172 84-85 18 67 - - 22 59 - - - - 40 126 166 85-86 18 87 - - 30 69 - - - - 48 156 204 86-87 16 82 - - 16 63 - - - - 32 145 177 87-88 15 81 - - 22 67 - - - - 37 148 185 88-89 17 76 - - 29 54 - - - - 46 130 176 89-90 13 48 - - 21 52 - - 4 36 38 136 174 90-91 6 50 - - 8 39 5 10 7 35 26 134 160 91-92 2 36 - - 10 36 2 16 3 31 17 119 136 92-93 5 26 - - 10 37 2 21 6 20 23 104 127 93-94 2 13 - - 13 35 5 20 4 35 24 103 127 94-95 27 167 194 95-96 46 213 259

6 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 2.2.4 Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma s voor de opleiding Momenteel zijn er 6 opleidingen verspreid over alle Vlaamse Provincies. Uit de onderstaande gegevens blijkt duidelijk dat er de laatste jaren een sterke toename is van het aantal uitgereikte diploma s. Studiegebied sociaal-agogisch werk Overzicht studenten orthopedagogie 1993-1994 1 jaar 2 jaar 3 jaar Totaal IPSOC 112 61 50 223 KIPSHO 130 69 39 238 HIPSOGO 105 40 29 174 SPM 54 33 16 103 St.-Maria 80 45 25 150 Totaal 481 248 159 888 1994-1995 1 jaar 2 jaar 3 jaar Totaal IPSOC 113 72 56 241 KIPSHO 172 78 54 304 HIPSOGO 140 50 32 222 SPM 80 27 29 136 St-Maria 80 45 43 169 Totaal 585 272 214 1072 Stijging 21,62% 1995-1996 1 jaar 2 jaar 3 jaar Totaal Katho-Ipsoc 139 63 71 273 KHLIM 189 80 65 334 Hogeschool 161 74 50 285 Gent HPA 92 50 31 173 KDG 121 39 45 204 KVSHB- 29 0 0 0 PARNAS Totaal 731 305 262 1269 Stijging 24,95% 1996-1997 1 jaar 2 jaar 3 jaar Totaal Katho-Ipsoc 129 89 69 287 KHLIM 202 107 67 376 Hogeschool 215 68 73 356 Gent SOAG HPA 110 66 49 225 KDG 126 57 37 220 KVSHB- 58 16 0 74 PARNAS Totaal 840 403 295 1538 Stijging 14,91%

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 7 2.2.5 Gelijkaardige opleidingen en diploma s in het buitenland Sinds 1 januari 93 is er het vrije verkeer van personen (en diploma s) in de Europese Gemeenschap. Reeds in 86 werd een resolutie goedgekeurd in het Europese Parlement waarin gestipuleerd wordt: het belang van het beroep van de opvoeder-begeleider (éducateur professionel ou specialisé) de noodzaak tot een specifieke opleiding op hoger of universitair niveau de noodzaak tot Europese erkenning van het beroep In alle landen van de Europese Gemeenschap vinden we een specifieke opleiding voor begeleiders-opvoeders op het tertiair onderwijsniveau. Deze opleidingen zijn te situeren buiten de universiteit, ze zijn gekoppeld aan of geïntegreerd in de universiteit, ofwel zijn ze zonder meer universiteit. Universitair onderwijs: Italië, Spanje en Portugal Gekoppeld aan/geïntegreerd in universiteit: Duitsland (Fachhochshule) Buiten universiteit: Frankrijk, Nederland, België Voor zowat alle landen geldt een minimumduur van drie jaar. Nederland en Duitsland: 4 jaar In Frankrijk is er een alternatief: de vierjarige opleiding is bedoeld voor personen die effectief werken als opvoeder en minimum 21 jaar oud zijn. Het programma en het aantal uren is identiek met de driejarige basisopleiding. Hieronder een schematisch overzicht van de toelatingsvoorwaarden en studieduur van de vergelijkbare opleidingen in verschillende landen van de Europese Unie GEGR. IN DE ORTHOPEDAGOGIE / EDUCATEUR SPECIALISE / SOCIAL PEDAGOGUE Land Niveau Duur Duitsland Abitur + 5 jaar 3 jaar België (Fr) Dipl. Sec ond. 3 jaar Denemarken Bac. of equivalent 31/2 jaar Spanje Bac 3 jaar Frankrijk Bac 3jaar Finland Alg diploma van service social 3 (polytechnic) of 4 jaar (univ) Italië Maturita (19 j) 3 of 4 j (univ) Nederland Sec. Ond (17-18j) 4 jaar Luxenburg Bac + 3j. ervaring 3 jaar Portugal Niveau bac (17-18 j) 3 jaar Zweden Niveau bac 3 jaar Engeland 20-21 j 2 j 2.2.6 Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen In Vlaanderen zijn de meeste opvoeders-begeleiders tewerkgesteld in de Bijzondere Jeugdbijstand en de Gehandicaptenzorg. In beide sectoren samen, werken ca 10.000 opvoeders-begeleiders.

8 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE In de residentiële en de semi-residentiële voorzieningen met personen met een handicap werken ruim 7.000 personen die tot het opvoedend personeel behoren. In 1975 behoorden slechts 10% van de opvoeders-begeleiders tot klasse 1, tegenover 70% tot het laagste kwalificatieniveau, nl. klasse 3. Nu is de situatie helemaal tegenovergesteld. Uit heel recent onderzoek (1.01.1996 - Bron Onderzoek VVJG- verbond van voorzieningen voor jeugd- en gehandicaptenzorg) blijkt: Sector Bijzondere Jeugdbijstand - ca 1800 personeelsleden Klasse 1 62,58 % Klasse 2A 29,24% Klasse 2B 7,11 % Klasse 3 1,07 % Sector Gehandicaptenzorg - ca 7000 personeelsleden Klasse 1 40,03% Klasse 2A 40,03% Klasse 2B 17,40% Klasse 3 2,53% Ter verduidelijking: Tot klasse 1 worden uitsluitend personen toegelaten die minstens houder zijn van een diploma hoger onderwijs met pedagogische, sociale of paramedische oriëntatie. Klasse 2A zijn de afgestudeerden met diploma Hoger Secundair Onderwijs- Bijzonder Jeugdzorg, en andere richtingen Hoger Secundair Onderwijs met sociale en paramedische oriëntatie. Klasse 2B zijn de afgestudeerden Hoger Secundair Onderwijs. Klasse 3 zijn de afgestudeerden met een diploma lager secundair onderwijs. Over het aandeel afgestudeerden gegradueerde in orthopedagogie binnen Klasse 1 bestaan er geen gegevens. In de aangeboden vacatures stellen we evenwel vast dat voor een opvoeder klasse 1 doorgaans gevraagd wordt naar een gegradueerde in de orthopedagogie. Ontegensprekelijk blijkt uit bovenstaand cijfermateriaal dat er een zeer duidelijke en volgens ons onomkeerbare trend is tot professionalisering en kwaliteitsverhoging. De laatste twintig jaar heeft er in het orthopedagogisch denken en handelen een enorme evolutie plaatsgevonden. Dit werd uitvoerig beschreven in het beroepsprofiel van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Er is enerzijds een uitbreiding in de breedte: allerlei nieuwe werkterreinen, van residentiële naar semi-residentiële en ambulante voorzieningen, van autistische peuter tot demente bejaarden. Anderzijds constateren we een uitbreiding in de diepte: de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is dé spilfiguur geworden in de orthopedagogische hulpverlening met een uitgebreid takenpakket t.a.v. de cliënt en het cliëntsysteem.

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 9 2.2.7 Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen In Vlaanderen zijn er 6 opleidingen Orthopedagogie. West-Vlaanderen: 1 vrije school; Oost-Vlaanderen: 1 autonome school, Antwerpen: 1 vrije school en 1 provinciale school; Limburg: 1 vrije school; Brabant: 1 vrije school. KATHO Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Departement IPSOC Doornikse steenweg 145, 8500 Kortrijk Tel.: 056/22 15 24 - fax. 056/21 58 03 E-mail: Ipsoc-katho @ unicall.be Departementshoofd: Luc De Mey, Opleidingscoördinator: Ivan Van Hulle KHLIM Katholieke Hogeschool Limburg Departement Sociaal Agogisch Werk Oude Luikerbaan 79, 3500 Hasselt Tel.: 011/28 82 70 - fax:.011./28 82 79 Departementshoofd: Jan Colson, Contactpersoon opleiding: Henk Goovaerts Katholieke Vlaamse Sociale Hogeschool Brussel en Parnas Dilbeek Stationsstraat 301, 1700 Dilbeek Tel.: 02/466 51 51 - fax: 02/466 24 75 Departementshoofd: Mia Sas, Opleidingsverantwoordelijke: Anne Van Schoor Karel De Grote Hogeschool Opleiding Orthopedagogie Lovelingstraat 8, 2060 Antwerpen Tel.: 03/.272 57 71 - fax: 03/272 05 44 Departementshoofd: Piet Messiaen, Hoofd opleiding: Annie Thys Hogeschool van de Provincie Antwerpen Departement Onderwijs en Sociaal-Agogisch Werk Nerviërsstraat 5, 2018 Antwerpen Tel.: 03/.281 00 55 - fax: 03/281 00 76 Departementshoofd: Els Timmermans, Opleidingscoördinator: Johan Franck Hogeschool Gent Departement SOAG Opleiding Orthopedagogie Voskenslaan 270, 9000 Gent Tel.: 09/.242 42 42-82 - fax: 09/.243 87 78 Departementshoofd: Maurice Walgraeve, Opleidingscoördinator: Monique Pieters 2.2.8 Infrastructuur Hieronder inventariseren we enkele typische en relevante elementen m.b.t. de infrastructuur van de opleiding orthopedagogie. voldoende ruime klaslokalen voor lessen in grote en kleine groepen lokalen voor supervisie en individuele stagebesprekingen aangepaste lokalen voor sport, creativiteit en expressie een actuele bibliotheek met vakliteratuur (boeken en tijdschriften), met internetaansluiting, sociale kaart, CD-roms

10 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE computerklassen lokaal voor hygiënische zorgen en EHBO lokalen voor de typische orthopedagogische methoden en technieken, groepswerk De basisopleiding wordt liefst niet geïsoleerd ingeplant maar georganiseerd in de onmiddellijke nabijheid van andere basisopleidingen uit het sociaal-agogisch studiegebied met het oog op uitwisseling van ideeën. De samenwerking met andere studiegebieden kan inspirerend werken. 2.2.9 Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding Op 1.02.1997 volgen 1538 studenten de opleiding orthopedagogie, verspreid over 6 opleidingen. 2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de opleiding volgens SO-vooropleiding, ervaring met HO, geslacht, leeftijd en studieresultaten Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk, Opleiding Orthopedagogie, 1996-1997 1 jaar Totaal 1.02. 1997 man vrouw ASO TSO BSO KSO HO bist min 1j HO gevolgd 1974 en ervoor Spreiding volgens geboortejaar KATHO 125 36 89 46 76 3 0 19 22 1 5 12 49 58 - IPSOC HPA 118 24 94 57 50 8 3 6 46 7 11 26 37 33 KdG 126 20 106 64 58 4 0 22 35 0 8 27 43 48 KHLIM 201 49 152 79 116 5 1 24 51 8 9 36 80 68 Hogesch 206 48 158 82 111 10 3 32 69 8 4 44 95 55 Gent Parnas 58 10 48 34 23 1 0 1 21 4 4 8 17 25 Totaal 849 192 657 369 434 31 7 104 244 28 41 153 321 287 22,61 % 77,38 % 43,46 % 51,11 % 3,65 % 0,82 % 12,24 % 28,73 % 3,29 % 1975-4,82 % 1976-18,02 % 1977-37,80 % 1978-33,80 % 2.2.11 Reële studieduur De studieduur bedraagt 3 jaar. De reële studieduur bedraagt 3, 2032 jaar. Deze werd berekend door het gemiddelde studieduur te nemen voor de afgestudeerden van alle hogescholen voor het academiejaar 95-96. Uit de gegevens van de opleidingsdoorlichting van de opleidingen orthopedagogie academiejaar 1993 blijkt dat de gemiddelde slaagcijfers voor de opleiding als volgt liggen: Eerstejaars Tweedejaars Derdejaars 1990-1991 59% 83% 88% 1991-1992 53% 88% 95% 1992-1993 55% 84% 92%

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 11 2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De opleiding orthopedagogie profileert zich duidelijk als een generalistische opleiding. Er is een basisopleiding voor alle taken en voor alle werkvelden uit het beroepsprofiel. Door de stage en het eindwerk ontstaat er wel een vorm van specialisatie maar het is niet zo dat er speciale leerroutes uitgebouwd zijn. In een evolutie naar flexibiliteit, groeiende professionalisering en specialisering binnen een snel evoluerend werkterrein is dit ook niet wenselijk. Dit stelt de opleidingen wel voor de uitdaging om een posthogeschoolvormingsbeleid te voeren. In Nederland dat een andere historiek kent (tot voor enkele jaren waren er diverse specifieke opleidingen voor specifieke functies: groepsbegeleider, sociotherapeut, activiteitenbegeleider. Er was een evolutie naar één generieke opleiding: Sociaal pedagogische hulpverlening. 2.3 Verantwoording van de opleiding In de ortho(ped)agogische voorzieningen en diensten vinden we nog andere hulpverleners. We denken hierbij aan de medicus, de orthopedagoog, de psycholoog, de maatschappelijke werker, de logopedist, de ergotherapeut, de kinesitherapeut, enz. Deze personen benaderen telkens de mens vanuit hun eigen invalshoek. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider heeft een specifieke professionele invalshoek: hij benadert het kind, de jongere, de volwassene, de ouderwordende mens, als een persoon in ontwikkeling. Hij richt de focus op de totale persoon en op alle elementen van de complexe leefsituatie van de betrokkene. Hierbij beoogt hij de optimale ontplooiing en de kwaliteit van het leven van de persoon. Bovendien ligt het accent meestal op frequente en langdurige contacten in dagdagelijkse situaties in de instelling of op de begeleiding in de eigen leefomgeving van de cliënt. Het is vanzelfsprekend dat de gespecialiseerd opvoeder-begeleider steeds nauw zal samenwerken met collega's en met andere personen of disciplines binnen of buiten de voorziening. In de functies met verantwoordelijkheid m.b.t. eigen medewerkers heeft hij duidelijke managementtaken. We denken hierbij aan de functies van: eerste begleid(st)er, hoofdopvoed(st)er, hoofdbegeleid(st)er, opvoed(st)er-groepschef, directeursfunctie. In onze tijd wordt van de professionele gespecialiseerd opvoeder-begeleider verwacht dat hij in staat is tot autonome beroepsuitoefening. Zowel in eigen land als in de Europese context is er een brede consensus dat een specifieke opleiding van het niveau Hoger Onderwijs hiertoe noodzakelijk is.

12 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE HOOFDRUBRIEK 3: HET OPLEIDINGS- PROFIEL 3.1 De exacte benaming van de opleiding Basisopleiding : Orthopedagogie Studiegebied : Sociaal-Agogisch Werk Diploma : Gegradueerde in orthopedagogie 3.2 De globale omschrijving van de opleiding De kern van de opleiding ligt niet alleen in het neutraal toepassen van wetenschappelijke inzichten en methodieken. De eigen creativiteit, ervaring, emoties, reflecties kortom de ganse persoonlijkheid van de opvoeder zelf is even belangrijk. Determinerende factoren van zijn opdracht zijn o.m. Het uitgangspunt voor de hulpverlening is de hulpvraag van de client/cliëntsysteem. Centraal staan de groei- en functioneringsbevorderende relaties die de gespecialiseerd opvoeder-begeleider aangaat met mensen. Geen enkele methodiek en ook geen enkel behandelingsplan kan de gespecialiseerd opvoederbegeleider ooit ontslaan van de noodzaak altijd weer taxerend en tastend een eigen weg te zoeken. Niet zozeer de methodiek of de visie van de voorziening, maar ook de hulpvraag van de cliënt/cliëntsysteem geeft richting aan zijn handelen. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider, als expert van het alledaagse leven is een centrale figuur geworden in de hulpverlening die op een continue wijze de ortho(ped)agogische hulpverlening daadwerkelijk perspectief geeft. Er zijn vergelijkenderwijze weinig of geen beroepen die zulke alomvattende, al of niet langdurige, intensieve interactie met hulpvragers binnen hun onmiddellijke leefomgeving inhouden. De kwaliteit van het werk van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider zit dan ook in de kwaliteit van het met elkaar leven. Het handelen heeft, hoe doordacht ook, altijd een dialogaal karakter. Het omvat dus meer dan het uitvoeren van in een zorgplan voorgeschreven verrichtingen. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider wordt geconfronteerd met de voor dit werk zo typische verwevenheid van beschikbaar zijn, handelen en er over reflecteren. Uit het voorgaande blijkt dat zijn verantwoordelijkheid zeer groot is. Verantwoordelijkheid vormt dan ook het kernbegrip van zijn beroepsprofiel. Deze verantwoordelijkheid moeten we wel opvatten als een impliciete opdracht, namelijk een van binnenuit onderkennen en in vrijheid antwoord willen geven op de geïmpliceerde opdracht. Verantwoordelijk handelen is handelen op een wijze dat ik mijn gedrag tegenover een ander persoon of tegenover een bepaalde instantie kan rechtvaardigen. Het is een handelen waarin de bezorgdheid om de andere en de gemeenschap doelmatig tot uiting komt. Verantwoord handelen staat gelijk met moreel handelen.

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 13 Hulpverlening is in wezen slechts mogelijk via het opnemen van verantwoordelijkheid, niet via de eenvoudige uitvoering van opgedragen opdrachten. Indien men effectief resultaat verwacht van zijn optreden en men de noodzakelijke bereidheid tot medewerking en het vertrouwen van zijn hulpvrager en zijn omgeving wenst te krijgen, zal men zijn handelen voortdurend voor hen dienen te verantwoorden. De kern van het professioneel werken kunnen we dan ook omschrijven als "zorgvuldig te werk gaan". Deze verantwoordelijkheid differentieert zich op een viertal domeinen, die we verder zullen concretiseren: de verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn cliënt: dit slaat op een verantwoord wetenschappelijk en deontologisch handelen ten overstaan van de hulpvrager de verantwoordelijkheid ten aanzien van zichzelf: de gespecialiseerd opvoederbegeleider hanteert zichzelf als middel. Het is dan ook van essentieel belang dat hij zichzelf kent en dit bewust hanteert de verantwoordelijkheid ten aanzien van andere medewerkers: eigen aan de opdracht van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is dat hij steeds in een samenwerkingsverband met anderen staat de verantwoordelijkheid ten aanzien van het beleid: hiermee refereren we zowel naar de organisatie als naar de samenleving Deze verschillende functies zijn van mekaar te onderscheiden maar niet van elkaar te scheiden. Zelfhantering staat niet op zichzelf, maar dient gezien te worden in het perspectief van de handelingsvragen die de cliënt en het cliënt-systeem stellen. Samenwerking is geen doel op zich maar staat ten dienste van de cliënt/cliëntsysteem. Het uiteindelijke perspectief blijft het welzijn van de cliënt/ cliëntsysteem, alles is zorgvrager-gericht en niet zorgverlener-gericht. Het is van het grootste belang, bij het ontwikkelen van het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider, deze unieke hulpverlener met zijn moeilijke en zeer specifieke opdracht in zijn totaliteit te benaderen! Deze verantwoordelijkheidsethiek vormt het kader waarbinnen wij een geordende opsomming van taken plaatsen, die in het beroep van de gespecialiseerd opvoederbegeleider kunnen aanwezig zijn. Het is duidelijk dat binnen dit kader deze taken niet bij elke gespecialiseerd opvoeder-begeleider in de praktijk in even grote mate kunnen en moeten aanwezig zijn. Een aantal factoren bepalen mede de accenten in de praktijk en dus ook in de opleiding: de verschillende soorten voorzieningen en settings waarbinnen gewerkt wordt de aard en de complexiteit van de doelgroepen de kenmerken van de cliënten zoals leeftijd, geslacht, problematiek de specifiek functie van gespecialiseerd opvoeder-begeleider Dit kader roept wel de vraag op om deze taken nader te omlijnen en om deze verantwoordelijkheidsdimensies gestructureerd te beschrijven. Ze vormen de aanzet voor het opleidingsprofiel.

14 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 3.3 Het beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.1 Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen We geven hier alleen het onderdeel taken van het beroepsprofiel waarvoor de vertaalslag werd gemaakt naar het opleidingsprofiel. De taken zijn genummerd om ze vlot terug te vinden bij de concrete uitwerking van de vertaalslag (3.3.2). 3.3.2 Mogelijke taken in basisfuncties, geclusterd in taakgebieden 3.3.2.1 Verantwoordelijkheid met betrekking tot de hulpvrager In de verantwoordelijkheid van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider ten aanzien van de hulpvrager staan de integriteit en de uitgroei van de persoonskern van de andere centraal. Uitgaande van het beginsel dat ieders verantwoordelijkheid voor zichzelf zich situeert in zijn eigen persoonskern, moet men voor het dragen en uitbouwen hiervan beroep kunnen doen op anderen die zijn persoonskern eerbiedigen, mee ondersteunen en helpen tot verdere ontwikkeling brengen. Het begrip "hulpvrager" moet hier ruim geïnterpreteerd worden: de individuele cliënt en het cliëntsysteem. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider die aan zijn verantwoordelijkheid gestalte wil geven zal enerzijds zoeken naar methodisch verantwoord handelen, anderzijds zal hij ook trachten zijn handelen deontologisch te verantwoorden. Naast de ontwikkelingsgerichte relatie begeleider-cliënt/cliëntsysteem treedt immers ook een solidaire relatie van twee menselijke subjecten naar voor. Hij kan zich hierbij laten leiden door een aantal beginselen: Het beginsel van gelijkwaardigheid houdt in dat met iedereen op een evenwaardige wijze wordt omgegaan. Het beginsel van vrijheid impliceert het bevorderen van het maximum aan vrijheid voor anderen. Het beginsel van de emancipatie impliceert inspraak en een zo groot mogelijke zelfstandigheid in het beslissen over de aard van zijn engagement in de samenleving. Het beginsel van waarachtigheid impliceert anderen de waarheid te vertellen. Het beginsel dat alle levende wezens intrinsiek waardevol zijn. Het beginsel van zelfontwikkeling doet appel op het verhogen van de mentale, het fysieke en sociale welbevinden. Het beginsel van privacy impliceert eerbied voor de persoon en het goed van anderen. Vanuit deze beginselen trachten wij een aantal elementen in de taak van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider te concretiseren: 1 Hij heeft kennis van de disciplines die de opvoeding, hulpverlening, begeleiding en gedrag als object hebben: pedagogiek, orthopedagogiek, agogie, psychologie en weet de theorie hiervan te integreren in zijn opdracht. 2 Hij heeft kennis van de politieke, sociale, economische actualiteit, medischeen rechtswetenschappen en weet de theorie hiervan te integreren in zijn opdracht. 3 Hij kent de brede maatschappelijke context van de hulpverlening: beleid, structuren, belangrijke regelgeving en weet de elementen hiervan te integreren in zijn opdracht.

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 15 4 Hij heeft kennis van cultuurverschillen en kan deze hanteren in zijn hulpverlening. 5 Hij heeft kennis van de courant voorkomende handicaps en de daaraan verbonden ortho-agogische benadering. 6 Hij weet op basis van vragen, behoeften, wensen en beperkingen van de hulpvrager een bijdrage te leveren in het zoeken van het beste hulpaanbod. 7 Hij heeft kennis van de ortho(ped)agogische grondvormen en hanteert deze bewust en doelgericht: eten en drinken, verzorgen, spelen, feest vieren, aanraken, er op uit trekken, werken, leren en praten om een groeibevorderend opvoedings/begeleidingsklimaat te creëren. 8 Hij beschikt over een aantal vaardigheden om een analyse te maken van een probleemsituatie: observatie, gesprekstechnieken, verzamelen en ordenen van gegevens en verslaggeving. 9 Hij kan bewust preventief werken in functie van de hulpvrager. 10 Hij heeft aandacht voor het proces waarin de voorgeschiedenis, de huidige interactie- en beïnvloedingspatronen en het perspectief voor de hulpvrager een plaats hebben. 11 Hij kan op basis van een analyse van de probleemsituatie of de hulpvraag een (be)handelingsplan mee opstellen waarin een aantal doelstellingen geformuleerd worden voor de opvoeding/begeleiding op korte, en op langere termijn. 12 Hij kan de middelen, de route aangeven die hij nodig acht om deze doelstellingen te bereiken. 13 Hij kan op basis van een analyse van de doelgroep en/of situatie activiteiten programmeren, uitvoeren en evalueren en beschikt hiervoor over een aantal vaardigheden m.b.t. sport- en spel, bezigheid, animatie, expressie en creativiteit en kan zodoende een gepaste sfeer creëren. 14 Hij kan gebruik maken van relevante diagnostische hulpmiddelen zoals observatieschalen, zelfredzaamheidsschalen, checklists m.b.t. sociale vaardigheden. 15 Hij kan op basis van een analyse van het natuurlijk milieu de interactie- en beïnvloedingspatronen herkennen en er bewust mee omgaan in zijn begeleiding. 16 Hij kan cliënten/bewoners in hun natuurlijke leefomgeving of in de leefgroep begeleiden en daarvoor werkt hij systematisch, stelt hij prioriteiten, neemt hij tijdig een weloverwogen besluit, grijpt hij tijdig waar nodig in, kan hij improviseren en beschikt hij over probleemoplossend vermogen. 17 Hij kan een basissfeer creëren waarin de cliënten of het cliëntsysteem zekerheid, veiligheid, regelmaat, geborgenheid, openheid en structuur ervaren. 18 Hij kan een individueel contact aangaan en slaagt erin door omgang met de persoon het vertrouwen te wekken voor de optimale ontplooiing van de persoon. 19 Hij kan in relatie treden met de cliënt of het cliëntsysteem in functie van de andere en zijn hulpvraag. 20 Hij kan een relatie afbouwen in functie van doorstroming en nazorg organiseren. 21 Hij weet de hulpvrager passend te begeleiden in de voorbereidende, uitvoerende en evaluerende fase van de hulpverlening. 22 Hij weet methoden te hanteren om de hulpvrager er toe te brengen vaardigheden te willen en kunnen ontwikkelen om een eigen leven vorm en inhoud te geven. 23 Hij kan processen, relaties en conflicten hanteren ten gunste van de cliënt of het cliëntsysteem. 24 Hij kan via zijn formele en informele contacten met het ruimere milieu van de cliënt een bijdrage leveren in de ontwikkeling van de hulpvrager.

16 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 25 Hij kan programmeren, aanbieden, uitvoeren, toetsen, bijstellen, evalueren en aanpassen van activiteiten daarbij rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van de cliënt en de aard van de handicap. 26 Hij kan instaan voor het toedienen van de eerste hulp bij ongevallen en heeft aandacht voor de gezondheidstoestand van de hulpvrager, en kan de voor hem noodzakelijke zorghandelingen stellen. 27 Hij kan begroten, budgetteren en budgetten beheren van de dienst en van zijn leefgroep. 28 Hij beschikt over een aantal attitudes zoals: aanvaarding van de andere zoals hij is, echte betrokkenheid aangaan met de andere en open staan voor de inbreng van anderen. 29 Hij tracht de hulpvrager inzicht bij te brengen in de eigen situatie, helpt hem in zijn ontwikkeling tot beslissingsvaardigheid en vermijdt alle overbodige vormen van macht. 30 Hij bezit pedagogisch gezag, dat hij gaandeweg tijdens het hulpverleningsproces overdraagt op de hulpvrager en komt zo tot samenwerking met de hulpvrager. 31 Hij heeft aandacht voor groepsgericht en individugericht werken, verzorging en activiteiten, structuur en empathie, afstand en nabijheid, confrontatie en negeren, zelf dingen in handen nemen en verantwoordelijkheid geven. 32 Hij is in zijn handelen realiteits-, pro-actief, reactief, co-actief en communicatief gericht. 33 Hij houdt rekening met het beroepsgeheim. 34 Hij geeft zijn grenzen aan ten overstaan van de hulpvrager. 35 Hij geeft de hulpvrager maximale informatie en inspraak met betrekking tot de hulpverlening. 3.3.2.2 Verantwoordelijkheid met betrekking tot zichzelf Eigen aan de inbreng van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is, dat hij in tegenstelling tot andere disciplines over geen eigen typisch en uitgebouwd instrumentarium beschikt. Zijn voornaamste medium is zijn eigen persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid en haar ontwikkeling is geen gegeven, maar een continue opdracht. Bovendien is het inzicht in de eigen persoonlijkheid geen vanzelfsprekendheid en vergt het vat krijgen op en het hanteren van de eigen persoonlijkheid het doormaken van een langdurig leerproces. In deze zelfhantering zijn zelfkennis en inzicht in de eigen positie essentieel. Deze zelfhantering heeft zowel betrekking op de meer inhoudelijke aspecten, als op de meer formele aspecten van de persoonlijkheid. Opvoeders-begeleiders bieden niet alleen structuren aan, zij vormen zelf ook structuren voor hulpvragers. Hieruit volgt het belang van de eigen visie op mens en maatschappij, van de visie op zichzelf en van het onderkennen van de eigen dynamiek en deskundigheid. Wij trachten hieronder een aantal elementen op te sommen met betrekking tot deze zelfhantering voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider: 36 Hij is zich bewust van zijn eigen leefwereld en de invloed ervan op zijn handelen als hulpverlener. 37 Hij stelt zich op de hoogte van de ontwikkelingen in zijn beroep, zowel op wetenschappelijk vlak als op maatschappelijk vlak in functie van zijn hulpverlening en is zich bewust welke zijn visies zijn met betrekking tot de hulpverlening.

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 17 38 Hij heeft kennis van zijn eigen mogelijkheden, beperkingen en grenzen met betrekking tot de hulpverlening en is zich bewust dat hijzelf het middel is in de relatie met de cliënt en hij weet welk gedragsmodel hij is. 39 Hij tracht zijn zelfkennis voortdurend te verdiepen, te vervolledigen en bij te sturen, in functie van zijn hulpverlening en is zich bewust van de waarden van waaruit hij als persoon in de hulpverlening staat. 40 Hij tracht de dynamiek van zijn ortho(ped)agogisch handelen continu uit te klaren en is zich bewust van zijn emotionele betrokkenheid en eventuele tegenoverdrachteffecten. 41 Hij schoolt zich continu bij met betrekking tot de nodige wetenschappelijke inzichten en methodische vaardigheden en is in staat met betrekking tot een bepaald handelen. dit handelen voldoende te onderbouwen en geeft op deze manier stimulansen aan de werking van de dienst. 42 Hij evalueert continu zijn aandeel in het gebeuren, zowel wat het feitelijk handelen betreft als zijn emotionele betrokkenheid, in zijn beleving en in de ogen van de cliënten en andere medewerkers. 43 Hij werkt continu aan een evenwichtige, stabiele persoonlijkheid in functie van zijn hulpverlening. hij weet tijdig tekenen van stress en burn-out aan te geven en is bereid hieraan preventief te werken. 44 Hij beschikt over een emotionele standvastigheid. 45 Hij heeft een positieve inzet en engagement t.o.v. de hulpverlening. 3.3.2.3 Verantwoordelijkheid ten overstaan van andere medewerkers Vanuit organisatorische maar ook vanuit ortho(ped)agogische en agogische motieven is hulpverlening een groepsgebeuren van professionelen. De inbreng van meerdere hulpverleners is nodig, die deels tot dezelfde, deels tot andere disciplines behoren. Hun inbreng is complementair. Een optimale hulpverlening vindt primair haar uitgangspunt in een samenwerking met collegae. Vertrekkende vanuit dit ethisch imperatief kunnen we een aantal kenmerken voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider concretiseren: 46 Hij kent de elementen van multidisciplinariteit en is bereid om actief mee te werken om alle belemmeringen voor een goede samenwerking weg te nemen en deze samenwerking te doen groeien via overleg. 47 Hij kan participeren in (multi)disciplinair overleg en kan dit vertalen naar de hulpverleningssituaties. 48 Hij kan voor zijn eigen mening uitkomen en kan zichzelf zijn binnen een team. 49 Hij participeert actief aan informatieoverdracht via logboeken, dagboeken e.d.. 50 Hij werkt mee aan een verbetering van de werking van het team door zijn eigen kennis en ervaring door te spelen. 51 Hij kan in teamverband afspraken maken omtrent het opstellen, uitvoeren en evalueren van (ortho)pedagogische activiteiten, begeleidings- en (be)handelingsplannen. 52 Hij kan opgedragen taken en op zich genomen taken in uitvoerbare opdrachten omzetten. 53 Hij kent en beheerst de techniek van een teamvergadering, een bewonersbijeenkomst, een kringgesprek. 54 Hij kan motiverend en stimulerend werken t.a.v. collega's.

18 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 55 Hij kan een team als team onderkennen, teamrollen onderscheiden en de samenhang hierdoor stimuleren en aanvullend werken. 56 Hij weet taakverdelingen en dienstroosters op te stellen en urenbudget uit te werken. 57 Hij hanteert basisvaardigheden van communicatie. 58 Hij beschikt over een functionele openheid en participeert aan informatieuitwisseling. 59 Hij is bereid om eigen doen en laten in de beroepsuitoefening open te leggen en bespreekbaar te maken voor andere medewerkers en vraagt feedback. 60 Hij kan omgaan met positieve en negatieve kritiek. 61 Hij heeft respect en eerbied voor ieders persoonlijke inbreng en streeft naar wederzijds vertrouwen en solidariteit. 62 Hij is bereid om afstand te doen van eigen autonomie en onafhankelijkheid en zich te houden aan gezamenlijke afspraken en is loyaal t.o.v. het team. 63 Hij heeft respect voor de vertrouwelijkheid van de hulpvrager in zijn betrekkingen tot zijn medewerkers. 64 Hij neemt een aantal taken op zich binnen het team zoals: kasverantwoordelijke, activiteitenverantwoordelijke en moniteringverantwoordelijke. 65 Hij durft kritisch te zijn t.a.v. medewerkers in functie van het welzijn van de hulpvrager. 3.3.2.4 Verantwoordelijkheid ten overstaan van het beleid De feitelijke opdracht gaat uit van de hulpvrager(s). De hulpverlening is echter steeds geïntegreerd in een organisatie en een samenleving. Deze laatsten zijn geen eigenlijke opdrachtgevers. Zij moeten de optimale structuren creëren voor het begeleidings- en hulpverleningsproces van de opdrachtuitvoerders, met name de hulpverleners. Vanuit deze optiek kunnen we een aantal taken formuleren voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider: 66 Hij kan door kennis van het beroepsveld en de sociale kaart het eigen beroep en de eigen organisatie plaatsen binnen het raamwerk van de hulpverlening. 67 Hij kent de administratieve en wettelijke regels en kan deze toepassen in functie van cliënt/cliëntsysteem. 68 Hij is in staat tot het formuleren en evalueren van doelstellingen met betrekking tot de organisatie en werking van de leefgroep en organisatie, het gewone dagelijkse leven en de activiteitenstructuur. 69 Hij kan vanuit de eigen deskundigheid positie bepalen in de samenwerking met beroepsbeoefenaars van zowel de eigen als van de andere disciplines en zowel binnen als buiten de eigen instelling/organisatie. 70 Hij kan de eigen instelling vertegenwoordigen in contacten met vertegenwoordigers van andere instellingen welke een bijdrage kunnen leveren aan de hulpverlening. 71 Hij weet de cliënt of zijn vertegenwoordigers en de verwijzers passend te informeren. 72 Hij kent zijn rechten en plichten als werknemer van een dienst/organisatie. 73 Hij kan een analyse maken van maatschappelijke factoren die van invloed zijn op de problemen waar zorg, hulp, opvoeding en behandeling mee te maken hebben. 74 Hij zal de samenwerking met de organisatie trachten te optimaliseren door de uitwisseling van gegevens en door het durven stellen van vragen die van be-

OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 19 lang zijn voor het bepalen en voeren van een beleid in functie van de hulpvrager en kan een beleid mee bepalen. 75 Hij weet een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van inzichten en methoden m.b.t. zijn professioneel handelen. 76 Hij dient zijn beroep naar de samenleving toe te profileren en de nodige middelen daarvoor zoals beroepsvereniging, beroepsethiek en wettelijke bescherming na te streven. 77 Hij weet een bijdrage te leveren tot de profilering en professionalisering van het beroep evenals tot de afbakening en van het werkgebied m.b.t. de deskundigheid. 78 Hij volgt nauwlettend de maatschappelijke en beleidsmatige evoluties in de samenleving. 79 Hij heeft een signaleringsfunctie naar de samenleving, daar waar hij belemmeringen aantreft die de hulpverlening in de weg staan. 80 Hij heeft een signaleringsfunctie naar de publieke opinie, opdat deze de nodige sociale ruimte zou creëren om de beroepsdoeleinden te kunnen waarmaken. 81 Hij werkt mee aan sensibilisering van de publieke opinie m.b.t. nog bestaande discriminatie, onjuiste of onvolledige informatie en weerstanden. 82 Hij kan verantwoording afleggen over de uitvoering van door hem verstrekte hulpverlening binnen een beroepsetisch kader. 3.3.2.5 Specifieke taken in doorstroomfuncties Het accent ligt hier op taakgebieden met als hoofdkenmerken: verantwoordelijkheid nemen, kunnen overleggen, coördineren, organiseren, leiding geven, motiveren, werkplanning, het voeren van functioneringsgesprekken, stagebegeleiding. 1bis Ontwikkelen en optimaliseren van samenwerkingsrelaties met beroepsgenoten en niet-beroepsgenoten van binnen en buiten de organisatie. 2bis Participeren in beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering op zowel leefgroepniveau als instellingsniveau. 3bis Optimaal ontwikkelen en hanteren van de voorwaarden voor zorg, begeleiding en behandeling van het cliëntsysteem in het kader van de woon- /leefsituatie. 4bis Optimaal ontwikkelen en hanteren van voorwaarden voor een goed en verantwoord pedagogisch milieu van het cliëntsysteem. 5bis Kunnen samenwerken met medewerkers. 6bis Kunnen leiding geven op het gebied van beleid, organisatie en communicatie. 7bis Kunnen beleidsnota's samenstellen aangaande het beleid van de eigen afdeling of instelling. 8bis Kunnen leiding geven aan uitvoerende werkers, zowel voor het uitvoeren van hun taken, als bij het functioneren binnen een organisatie. 9bis Beheersen van de noodzakelijke vaardigheden bij het vergaderen. 10bis Uitvoerende werkers (pedagogisch) kunnen adviseren en begeleiden bij het concrete werk en hun persoonlijk functioneren daar binnen. 11bis Kunnen participeren in (multi-)disciplinair overleg en dit voor uitvoerende werkers vertalen naar de hulpverleningssituaties. 12bis Kunnen tweegesprekken leiden zoals: probleemoplossend gesprek, sollicitatiegesprek, functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek. 13bis Kunnen oog hebben voor de aanwezige vormingsbehoeften en hiervoor ruimte vragen en/of creëren.

20 OPLEIDINGSPROFIEL ORTHOPEDAGOGIE 3.3.3 De concrete uitwerking van de vertaalslag 3.3.3.1 Ordening in functionele gehelen en typefuncties 1 1 Orthopedagogisch handelen: het opvoeden/begeleiden van de cliënt/het clientsysteem 1.1 Hulpverlening: Bijstand en opvolging gericht op individuen, groepen en organisaties 1.2 Opvoeding/begeleiding: Hulp bij persoonsvorming o.m. sociale, intellectuele en psychologische vorming 1.3 Verzorging: Lichamelijk, psychisch en materieel bijstaan van individuen 1.4 Animatie: Promoten, begeleiden en stimuleren van culturele en onspanningsinitatieven en andere initiatieven 2 Werken met/aan zijn persoonlijkheid 2.1 Relatieopbouw en relatiehantering: Het tot stand brengen van een relatie met als doel respect met het oog op een waarachtig engagement, kansen scheppen voor de andere, model voor mogelijke veranderingen. Het omgaan met de relatie met als doel een klimaat van vertrouwen en echtheid te scheppen waardoor er kracht is om te gaan met het alledaagse en dit te optimaliseren zodat een uitgroei van de andere mogelijk wordt. 2.2 Zelfreflectie en zelfontplooiing: Het ontwikkelen en tot ontwikkeling laten komen van eigen mogelijkheden, hierover nadenken, hierop reageren. Het doel is flexibiliteit, zelfkennis, een eigen stijl ontwikkelen, groeien naar echtheid 2.3 Permanente vorming: Een blijvende ontwikkeling met het oog op lifelong learning teneinde de dynamiek van de samenleving te onderkennen en steeds nieuw te kunnen kijken 3 Hanteren van specifieke (orthopedagogische) methodieken 3.1 Observatie: (ortho)pedagogische observatie 3.2 Diagnose: Opsporen van functiestoornissen: fysisch of psychisch bij individuen 3.3 Advies: Informatie en raad verstrekken 3.4 Leefsituatiewerking: Methodisch handelen gericht op een individu en zijn omgeving 3.5 Groepswerking: Methodisch handelen in de leefgroep 3.6 Specifieke doelgroepwerking: Methodisch handelen in functie van een bepaalde vorm van handicap 4 Werken in een team 4.1 Samenwerking: Individueel en/of gezamenlijk een gemeenschappelijke opdracht werken ter bevordering en realisatie van een vooropgesteld doel 4.2 Communicatie: Overdracht van o.m. gedachten, bevindingen en vaardigheden ter bevordering van een vooropgesteld doel 5 Werken binnen de context van een organisatie/samenleving 5.1 Organisatie: Ordening van handeling en middelen om de realisatie van een bepaald dienst te optimaliseren 5.2 Bedrijfsbeleid: Bepalen van beleidslijnen, het geven van leiding en het delegeren van verantwoordelijkheid om de goede gang van zaken en de ontwikkeling van de dienst te bevorderen 1 De omschrijving van typefuncties is hoofdzakelijk gebaseerd op de handleiding van de DVO. De werkgroep is van mening dat er een meer accurate typering mogelijk is. Deze wordt in het vooruitzicht gesteld van de definitieve versie.