Risicoanalyse doelgroep en voorzieningen Wmo 2015 Uitwerking van het risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau

Vergelijkbare documenten
Wmo toezicht- werkplan 2016 voor de regio van de GGD RR

Begeleiding individueel (laag)

Specifieke afwegingskaders

Voor u ligt een opzet van de Wmo-arrangementen GGZ, zoals voorbereid in de werkgroep BW van 24 augustus en 15 september jl.

Bijlage 1. Criteria ondersteuning, dagactiviteiten, kortdurend verblijf

De nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem 2015

Blad 1. Bijlage 3. Nadere beschrijving productcodes en diensten Maatwerkvoorziening Begeleiding

Perceelbeschrijving persoonlijke begeleiding, verzorging en kort verblijf

Informatie kaart. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Kader subsidieaanvragen OGGZ 2018

Persoonlijke verzorging in de Wmo

Factsheet AWBZ, 24 februari AWBZ naar Wmo: langdurige zorg per 1 januari 2015 naar gemeenten

Productomschrijvingen inkoop 2016

Beschrijving Maatwerkdiensten Wmo

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de verordening maatschappelijke ondersteuning B E S L U I T E N:

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2016

Financieel Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Grootegast 2015

Begeleid Wonen. Maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld

Workshop. Toegang tot beschermd wonen in de Wmo 2015

Format gegevensuitwisseling

Bijlage 1 WMO Arrangementtarieven 2019

Wet maatschappelijke ondersteuning en overige wetten

besluiten vast te stellen het volgende BESLUIT MAATSCHAPPELIJK ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM 2015

UITLEG OP DE VRAGEN IN HET MELDFORMULIER

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Bijlage 1. Afwegingskader ZRM Wonen en zorg

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Wmo-voorzieningen 1. Algemene voorzieningen 1.1 Hulp bij het huishouden namens zo-net 1.2 Taxivervoer 1.3 Scootmobiel- en/of rolstoelpool

Wmo begeleiding WF6 2017

Gemeenten Regio kop. Deelnemende gemeenten: Gemeente Den Helder Gemeente Schagen Gemeente Hollands Kroon Gemeente Texel

Notitie bijdrage Wmo 2015

Financieel Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Grootegast 2015

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Prijzen voor te leveren diensten

Wmo begeleiding WF6 2017

Wmo 2015 Gemeente Zeist

Definities en bewerkingen gegevens Arrangementenmonitor 2017

Productbeschrijving Wmo contract 2016

5 juni 2012 ONDERZOEK BEPERKT WEERBAAR

Context. Artikel 1. Aanmelding, onderzoek en aanvraag. Artikel 2. Afweging

Vaststelling van de regeling tot wijziging van de regeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2016

BIJLAGEN 1a en 1b, 2, 3, 5, en 6 bij Wmo- Meerjarenbeleidsplan gemeente Rozendaal

TOEZIEN OP DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (2015) IN AALSMEER EN AMSTELVEEN

Indicatoren sociaal domein. T/m 2 e kwartaal 2018

collectieve voorzieningen Eigen en Lokale kracht

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

Standaard productcodetabel iwmo 2.0 versie 1.0, juli 2015

Bijlage 1: Richtlijn resultaatgericht indiceren

Inhoud. Rapportage WMO en Jeugdzorg 4 e kwartaal 2018 Op basis van de gegeven bekend per

Beschrijving diensten en producten Maatwerkdiensten Wmo

Toetsingskader Wmo-toezicht Gelderland-Zuid

Bijlage 2 Producten Maatwerkvoorziening begeleiding Wmo. Producten Maatwerkvoorziening begeleiding Wmo

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015

Productcodevertaaltabel bij iwmo 2.0

Indicatiestelling voor de

Meten is weten? Niet tellen maar vertellen!

Complexiteit Intensiteit Bandbreedte Licht Midden Zwaar Intensiteit I 0-1,5 uur

BESCHERMD WONEN MET ZEER INTENSIEVE ZORG, VANWEGE SPECIFIEKE AANDOENINGEN, MET DE NADRUK OP VERZORGING/VERPLEGING (voorheen ZZP 8)

HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN TRANSITIEPLAN

Besluit nadere regelingen Wmo 2015 en Jeugdhulp 2015 van de gemeente Mook en Middelaar.

Oktober Informatiebijeenkomst Inkoop Langdurige Zorg in Rotterdam

Beleidsregels inzake tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Dongen 2012

Wat gaan we doen en voor wie? Cliënten, Transitie en Innovatie

Perceel 1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Ambulant 2016 (volwassenen)

Nadere regel Wmo 2015 Gemeente Ede. Inhoud Inhoud 1. Hoofdstuk 1 - Inleiding 2. Hoofdstuk 2 - Persoonsgebonden budget (pgb) 2. Artikel 1.

Toezicht op kwaliteit van de Wmo persoonsgebonden budget (Pgb)

Bij deze cliënten is niet of in geringe mate sprake van gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek.

Nieuwe afbakening verzorging kinderen

Transitie AWBZ in regio Brabant Noordoost - Oost

Financieel besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Leek Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leek;

Focussessie Inkoop jeugd- AWBZ. Sanne van Eerden (VWS) Transitiebureau Jeugd 13 juni 2014

Zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag

Uitwerking producten Ondersteuning zelfredzaamheid (C1) en ondersteuning maatschappelijke deelname (C2)

Aveleijn ondersteunt mensen met een verstandelijke beperking of een lage sociale redzaamheid. Leven vol betekenis

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van Rubicon Jeugdzorg

Perceel 1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Ambulant 2016 (volwassenen)

Concept rapportage. Uitstroom beschermd wonen Regio Hart van Brabant 2018

Langdurige Forensische Psychiatrie

Regie en financiering meer in één hand Nu Per

Definities en bewerkingen gegevens Arrangementenmonitor 2016

IN VEILIGE HANDEN. IVN-afdeling Vecht en Plassengebied

Toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2019

Zorg in april De zorg in 2015 en verder. »WMO (wet maatschappelijke ondersteuning)»jeugdwet. »Zorgverzekering

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam

Beschrijving Doelstellingen Wmo Stabilisering en Groei

Inhoud. Rapportage WMO en Jeugdzorg 3 e kwartaal 2018

Addendum Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg voor langdurige zorg thuis met een WLz-indicatie Zorg-wooncentrum den Bouw 2019

Hoofdstuk 2 Vervoer Voor vervoer wordt een kilometervergoeding van 0,19 per kilometer gehanteerd.

Aantal cliënten per stelsel nu en. Straks Figuur 1 - Aantal cliënten (18-) naar huidig en toekomstig stelsel

BESCHERMD WONEN MET INTENSIEVE VERZORGING EN VERPLEGING (voorheen ZZP 6) GEBRUIKERSINFORMATIE ZORGPROFIELEN V&V PROTEION

Derde wijziging Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ROERMOND

Follow-up rapport van het inspectiebezoek aan Stichting Zekere Basis, locatie Lonnekerveldweg 30 in Enschede op 7 augustus 2017

Toelichting toegangsproces beschermd wonen

Seksueel grensoverschrijdend gedrag door hulpverleners

( ) Anja Tissen - PPT Huisstijl[1].ppt Pagina 1. Welkom bij Gemeente Haaren

Instructie cliëntprofielen

Veranderingen binnen het Sociale Domein. Een forse opgave voor Gouda!!

Transcriptie:

Risicoanalyse doelgroep en voorzieningen Wmo 2015 Uitwerking van het risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau Auteurs Joy Hall Annemarijn Schaap Team Hygiëne & Inspectie GGD Amsterdam

Risico-analyse doelgroep en voorzieningen Wmo 2015 GGD Amsterdam, 2015 Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van GGD Amsterdam, Team Hygiëne en inspectie toezichtwmo@ggd.amsterdam.nl Auteurs Joy Hall Annemarijn Schaap Team Hygiëne & Inspectie GGD Amsterdam

Inhoud 1 Inleiding 4 1.1 Leeswijzer 4 2 Methode ontwikkeling risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau 5 2.1 Categorie 1: Indicatoren per doelgroep van de Wmo 6 2.2 Categorie 2: Indicatoren per Wmo-voorzieningensoort 9 2.3 Categorie 3: Verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid 12 3 Resultaten risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau 14 3.1 Scores van categorie 1: Indicatoren per doelgroep van de Wmo 14 3.2 Scores van categorie 2: Indicatoren per Wmo-voorzieningensoort 18 3.3 Scores van categorie 3: Verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid 21 4 Prioritering van Wmo-voorzieningen en/of doelgroepen 25 Bijlage 1: Beschrijving doelgroepen 28 Bijlage 2: Beschrijving Wm0-voorzieningen 30 3

1 Inleiding Het uitgangspunt van het preventieve Toezichtsbeleid 2016 is risicogestuurd toezicht: meer waar nodig, minder waar kan. Afhankelijk van de mate en de ernst van de risico s die cliënten lopen als zij gebruikmaken van de voorzieningen zal meer of minder toezicht plaatsvinden. Om een inschatting te maken van de mate (en vorm) van toezicht die passend is voor de verschillende soorten ondersteuning heeft de GGD Amsterdam in 2015 een risicoprofiel ontwikkeld op doelgroep- en voorzieningenniveau. Het risicoprofiel is opgebouwd uit indicatoren, die erop wijzen of bepaalde risico s zich voordoen bij de doelgroep of voorzieningensoort en aanduiden of dit in hoge of minder hoge mate het geval is. Hoe groter het risico, hoe hoger de score op de indicator. Afhankelijk van de weging van de verschillende indicatoren wordt een formule vastgesteld waarmee een totaalscore van een doelgroep of voorzieningensoort kan worden berekend. Aan de hand van de risicoprofielen kan vervolgens een prioritering van de verschillende soorten Wmo-voorzieningen en/of doelgroepen gegeven worden in het toezichtsbeleid. Het risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau zal regelmatig worden geëvalueerd en bij nieuwe inzichten worden bijgesteld. Dit document is ontwikkeld door de GGD Amsterdam en is bedoeld voor intern gebruik binnen de GGD. 1.1 Leeswijzer In dit document wordt allereerst beschreven hoe het risicoprofiel is ontwikkeld en opgebouwd (zie hoofdstuk 2). Zo wordt beschreven uit welke indicatoren het risicoprofiel bestaat en wat de manier van scoren is. Vervolgens wordt per categorie van het risicoprofiel toegelicht hoe gescoord wordt op doelgroep- of voorzieningenniveau (zie hoofdstuk 3). Hoofdstuk 4 beschrijft de prioritering van WMOvoorzieningen en/ of doelgroepen. 4

2 Methode ontwikkeling risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau De indicatoren van het risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau en bijbehorende scores zijn opgesteld op basis van input van aanbieders van Wmo-voorzieningen. Hiertoe hebben in het eerste halfjaar van 2015 diverse locatiebezoeken en interviews met medewerkers plaatsgevonden om goed inzicht te krijgen in de praktijk van de verschillende soorten Wmo-voorzieningen. Daarnaast zijn focusgroepen georganiseerd om onder andere te brainstormen over mogelijke risico s ten behoeve van de risicoprofielen. Hierbij waren Wmo-aanbieders, vertegenwoordigers van het cliëntenbelang Amsterdam en enkele medewerkers van de afdeling Zorg aanwezig. Ook zijn de indicatoren opgesteld op basis van expertise van diverse partijen binnen de gemeente (onder andere accounthouders van de afdeling Zorg, hygiëneadviseurs van het team Hygiëne & Inspectie van de GGD Amsterdam en een deskundige van het Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid) en literatuuronderzoek. Eén van de documenten die gebruikt is voor het ontwikkelen van de indicatoren voor de prioritering van het toezicht op de Wmo, is de Beleidsrichtlijn technische hygiënezorg: prioriteiten en financieren van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (2010). Indicatoren risicoprofiel Het risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau is opgebouwd uit verschillende indicatoren die onder te verdelen zijn in drie categorieën: 1 Categorie 1: Indicatoren per doelgroep van de Wmo Deze indicatoren hebben betrekking op specifieke risicogroepen van de Wmo voor regieverlies en machtsmisbruik, seksueel geweld, agressie, lagere zelfredzaamheid in noodsituaties en specifieke risicogroepen die kwetsbaarder zijn voor infectierisico s. 2 Categorie 2: Indicatoren per Wmo-voorzieningensoort Deze indicatoren hebben betrekking op de mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico s die zich voor kunnen doen bij een Wm0-voorziening. 3 Categorie 3: Verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid Deze categorie bestaat uit indicatoren op het gebied van de duur van het gebruik van de Wmovoorziening, het totaal aantal gebruikers, de beperkte keuzevrijheid in het aanbod en de aanwezige casuïstiek van calamiteiten, signalen, incidenten en/of klachten. De indicatoren die onder deze drie categorieën vallen vormen gezamenlijk het totale risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau. De doelgroepen van de Wmo, de Wm0-voorzieningen, de bijbehorende indicatoren en manier van scoren worden hieronder nader toegelicht. 5

2.1 Categorie 1: Indicatoren per doelgroep van de Wmo Doelgroepen van de Wmo De gebruikerspopulatie van Wmo-voorzieningen is heterogeen en de cliënten zijn allen, in verschillende mate, kwetsbaar. Zo hebben gebruikers van de Wmo bijvoorbeeld te maken met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen, psychische en/of psychiatrische aandoeningen, verslavingsproblematiek of een combinatie daarvan. Dit document onderscheidt de volgende negen doelgroepen van de Wmo (zie ook bijlage 1) 1. 1 Ouderen die afhankelijk zijn van zorg van derden (>75 jaar). 2 Jongvolwassenen die afhankelijk zijn van zorg van derden (18-23 jaar). 3 Mensen met een somatische aandoening/beperking (SOM). 4 Mensen met een psychiatrische aandoening/beperking (PSY). 5 Mensen met een (lichte) lichamelijke handicap (LG). 6 Mensen met een (lichte) verstandelijke beperking (VB). 7 Mensen met een zintuiglijke handicap (ZG). 8 Mensen met verslavingsproblematiek, bijvoorbeeld drugs en/of alcohol. 9 Mensen die feitelijk of residentieel dakloos zijn (dak- en thuislozen). Indicatoren De vijf indicatoren waar deze doelgroepen op scoren, hebben betrekking op risico s voor de doelgroep op het gebied van lagere (sociale) weerbaarheid, infectierisico s en zelfredzaamheid bij noodsituaties (zie onderstaand schema). Een lagere sociale weerbaarheid is onderverdeeld in drie verschillende indicatoren omdat mensen die minder weerbaar zijn een grotere kans hebben op regieverlies, machtsmisbruik, (seksuele) geweldservaring of agressie. Indicatoren van het risicoprofiel per doelgroep van de Wmo 1. Specifieke risicogroep voor regieverlies en machtsmisbruik 2. Specifieke risicogroep voor seksueel geweld 3. Specifieke risicogroep voor agressie 4. Specifieke risicogroep voor infectieziekten 5. Specifieke risicogroep voor lagere zelfredzaamheid in noodsituaties Regieverlies en machtsmisbruik Specifieke risicogroepen lopen meer risico op regieverlies, financieel en/ of machtsmisbruik, bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking, doordat zij een minder goed ontwikkeld 1 Deze doelgroepen zijn gebaseerd op de doelgroepen die onderscheiden worden in de volgende documenten van de gemeente Amsterdam: Inkoopdocument Wmo 2015: Ambulante ondersteuning, dagbesteding en kortdurend verblijf; Inkoopdocument Wmo 2015: Hulp bij het huishouden; Bijzondere subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers; Beschikking verlening periodieke subsidie Beschermd Wonen. Daarnaast worden jongvolwassenen onderscheiden. 6

beoordelingsvermogen en een lagere (sociale) weerbaarheid hebben. Het risico op regieverlies en machtsmisbruik wordt aangeduid met een score van 1 (laag risico) tot 3 (hoog risico). Manier van scoren: Score 1: Laag risico op regieverlies en machtsmisbruik Score 2: Matig risico op regieverlies en machtsmisbruik Score 3: Hoog risico op regieverlies en machtsmisbruik Seksueel geweld Specifieke risicogroepen hebben een grotere kans om slachtoffer te worden van (ernstige) vormen van seksuele grensoverschrijding (seksueel geweld, dwang of overhalen) omdat zij een lagere weerbaarheid hebben, bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Het risico op seksueel geweld wordt aangeduid met een score van 1 (laag risico) tot 3 (hoog risico). Manier van scoren: Score 1: Laag risico op seksueel geweld Score 2: Matig risico op seksueel geweld Score 3: Hoog risico op seksueel geweld Agressie Specifieke risicogroepen lopen een grotere kans op slachtoffer worden van agressie of agressief gedrag vertonen, bijvoorbeeld mensen met psychiatrische of verslavingsproblematiek. Het risico op agressie wordt aangeduid met een score van 1 (laag risico) tot 3 (hoog risico). Manier van scoren: Score 1: Laag risico op agressie Score 2: Matig risico op agressie Score 3: Hoog risico op agressie Infectierisico s Een aantal specifieke risicogroepen lopen een grotere kans dan niet-risicogroepen op ziek worden door eenzelfde blootstelling aan een infectueuze dosis en zijn dus extra kwetsbaar voor infectieziekten. Ook is er vaak sprake van een ernstiger manifestatie van de ziekte en is de kans op complicaties groter. Daarnaast vertonen een aantal specifieke risicogroepen risicovol gedrag (slechte persoonlijke hygiëne, drugsgebruik, seksueel riskant gedrag) waardoor zij extra kwetsbaar zijn voor infecties. Het risico op infecties wordt aangeduid met een score van 1 (laag risico) tot 3 (hoog risico). Manier van scoren: Score 1: Laag risico op infecties Score 2: Matig risico op infecties Score 3: Hoog risico op infecties 7

Zelfredzaamheid bij noodsituaties Een aantal specifieke risicogroepen hebben een lage zelfredzaamheid bij noodsituaties waardoor zij extra risico lopen als zich een noodsituatie voordoet. Mensen met een lichamelijke beperking zijn bijvoorbeeld in mindere mate of niet in staat zichzelf te redden als er een brand uitbreekt. De mate van zelfredzaamheid bij noodsituaties wordt aangeduid met een score van 1 (hoge zelfredzaamheid) tot 3 (lage zelfredzaamheid). Manier van scoren: Score 1: Hoge zelfredzaamheid bij noodsituaties Score 2: Matige zelfredzaamheid bij noodsituaties Score 3: Lage zelfredzaamheid bij noodsituaties 8

2.2 Categorie 2: Indicatoren per Wmo-voorzieningensoort Wmo-voorzieningen De indeling van voorzieningensoorten is gebaseerd op de indeling die is gemaakt in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015. 2 Enkele voorzieningen zijn samengevoegd tot één categorie omdat zij gelijk scoren op de hieronder beschreven indicatoren. De volgende Wmovoorzieningen worden in dit risicoprofiel onderscheiden (zie ook bijlage 2) 3 : 1 Ambulante ondersteuning: algemeen en gespecialiseerd. 2 Arbeidsmatige dagbesteding. 3 Dagbesteding: laag en hoog specialistisch. 4 Hulp bij huishouden: regulier, OGGZ en bijzondere schoonmaak. 5 Maatschappelijke opvang: algemeen (nachtopvang, crisisopvang en woonhotel). 6 Maatschappelijke opvang: maatwerk met reguliere of intensieve begeleiding (o.a. begeleid wonen, groepswonen, intramuraal en meerzorg). 7 Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen. 8 Woonaanpassingen en roerende woonvoorzieningen. 9 Aanvullend openbaar vervoer (beschermd vervoer en collectief vervoer). Indicatoren De twee indicatoren gericht op de verschillende Wmo-voorzieningensoorten hebben betrekking op risicofactoren voor infecties en fysieke veiligheid (zie onderstaand schema). Indicatoren van het risicoprofiel per Wm0-voorzieningensoort 6. Risicofactoren voor infecties. 7. Risicofactoren voor fysieke veiligheid. Risicofactoren voor infecties Deze indicator is opgebouwd uit drie mogelijke risicofactoren voor infecties, die tot gezondheidsklachten kunnen leiden voor cliënten van de voorzieningen: - Voedselbereiding: Dit kan tot infecties leiden als cliënten voedsel binnenkrijgen dat bijvoorbeeld niet op de juiste wijze bewaard of bereid is. - Crowding: Cliënten maken bij sommige voorzieningen intensief en gelijktijdig gebruik van de aangeboden zorg en diensten. Als hier bijvoorbeeld niet voldoende wordt geventileerd en/of bedden dicht bij elkaar staan, vormt dit met name een risico voor de verspreiding van aërogene ziekten, respiratoire aandoeningen en ziekten die zich via druppels en (in)direct contact verspreiden. - Persoonlijke verzorging en/ of medische handelingen: Persoonlijke verzorging is lichaamsgebonden zorg, zoals hulp bij: opstaan, douchen en aankleden, toiletgang, scheren, haren kammen, tanden poetsen en steunkousen aantrekken. Persoonlijke verzorging wordt geboden aan cliënten met een 2 Gemeente Amsterdam. Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 3 Van kortdurend verblijf is geen inschatting gemaakt omdat het momenteel niet in natura maar in Pgb-vorm geleverd wordt en daarmee buiten de huidige opdracht tot toezicht valt. 9

verstandelijke of zintuigelijke handicap of psychiatrische beperking, als deze een niet-medische oorzaak hebben. 4 Ook kunnen bij sommige voorzieningen medische handelingen worden verricht; dit kunnen zowel risicovolle als voorbehouden handelingen zijn. Medische handelingen die bij de voorzieningen kunnen worden verricht zijn onder andere 5 : sondevoeding toedienen, het toedienen van een injectie of het meten van de bloedsuikerspiegel bij suikerpatiënten door middel van een vingerprikje. Als de persoonlijke verzorging of de medische handelingen rondom cliënten niet op hygiënische wijze gebeurt, kan dit bijdragen aan de verspreiding van infecties. Bijvoorbeeld door het gedeeld gebruikmaken van kleding, beddengoed, nagelknippers, scheermesjes of medisch materiaal. Manier van scoren: Indien één van de risicofactoren zich (mogelijk) voordoet bij de voorzieningensoort, scoort deze hier één punt op. De score van deze indicator is een optelsom van het totaal aantal punten. - minimale score van 0 (geen risicofactor voor infecties aanwezig) - maximale score van 3 (alle risicofactoren voor infecties aanwezig) Risicofactoren voor fysieke veiligheid Deze indicator is opgebouwd uit drie mogelijke risicofactoren voor de veiligheid van cliënten die zich kunnen voordoen bij de voorzieningen: - Vrije inloop van cliënten 5 : Indien er sprake is van een vrije inloop van cliënten, betekent dit dat onbekende cliënten, oftewel cliënten zonder indicatie, bij de voorziening komen. Dit kan tot onveilige situaties leiden voor (mede)cliënten omdat de voorziening niet of onvoldoende bekend is met de achtergrond van de cliënten, bijvoorbeeld de psychische gesteldheid of mogelijk agressief gedrag. - Intramurale versus extramurale ondersteuning: Bij extramurale ondersteuning zoals hulp bij het huishouden en ambulante ondersteuning is er nauwelijks of geen zicht op de relatie tussen medewerkers en cliënt. Dit kan een veiligheidsrisico vormen doordat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie van de cliënt ten opzichte van de medewerker. Ook is er minder zicht op de ontwikkeling van de cliënt waardoor met name bij achteruitgang van de cliënt, de vraag of ondersteuning nog adequaat is, afhangt van de inschatting van één medewerker. - Verkeersdeelname 6 : Indien door gebruik te maken van de voorziening verkeersdeelname onvermijdelijk is, kan dit mogelijk leiden tot onveilige situaties. Bijvoorbeeld door onjuist gebruik van een scootmobiel. 4 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Informatiekaart. Afbakening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en wijkverpleging Zorgverzekerings wet. Geraardpleegd op: 6 juli 2015 via: http://www.vng.nl/files/vng/20141219_informatiekaart_afbakening_wmo_2015_en_wijkverpleging.pdf. 5 Bron: Interview met aanbieders op locatie in januari-maart 2015. 6 Bron: Focusgroepen toezicht op Wmo die in mei en juni 2015 plaatsvonden bij de GGD Amsterdam, met betrekking tot de volgende voorzieningen: woonaanpassingen en hulpmiddelen, dagbesteding, hulp bij huishouden, ambulante ondersteuning, maatschappelijk opvang en beschermd wonen. 10

Manier van scoren: Indien één van de risicofactoren zich (mogelijk) voordoet bij de voorzieningensoort, scoort deze hier één punt op. De score van deze indicator is een optelsom van het totaal aantal punten. - minimale score van 0 (geen risicofactor voor fysieke veiligheid aanwezig) - maximale score van 3 (alle risicofactoren voor fysieke veiligheid aanwezig) 11

2.3 Categorie 3: Verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid Naast bovengenoemde inhoudelijke indicatoren kunnen er nog andere redenen zijn om in het toezichtsbeleid prioriteit te geven aan specifieke Wmo-voorzieningen. De vier verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid hebben betrekking op het totaal aantal gebruikers, op de intensiteit van het gebruik van de voorziening, de keuzevrijheid in het aanbod en de binnengekomen calamiteiten, signalen, incidenten en/of klachten (zie onderstaand schema). De verzwarende factoren zijn gecategoriseerd volgens een ander scoresysteem dan de indicatoren van het risicoprofiel omdat deze geen deel uitmaken van de score per voorzieningensoort. Verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid 8. Intensiteit gebruik van Wmo-voorziening 9. Totaal aantal gebruikers 10. Beperkte keuzevrijheid in het aanbod 11. Casuïstiek van calamiteiten, signalen, incidenten en klachten Intensiteit gebruik van Wmo-voorziening Cliënten kunnen gedurende korte of lange tijd en met hoge of lage frequentie gebruikmaken van de diensten van Wmo-aanbieders. Hoe langduriger of frequenter dit verblijf, hoe hoger de prioriteit voor het toezicht. Onder een langdurige periode wordt verstaan: minimaal zes uur per week, onder een hoge frequentie wordt verstaan meer dan éénmaal per week. Manier van scoren: Score +: De blootstelling aan risico s is niet langdurig en ook niet frequent (minder dan zes uur per week en maximaal één keer per week) Score ++: De blootstelling aan risico s is langdurig óf frequent (langer dan zes uur per week of meer dan één keer per week) Score +++: De blootstelling aan risico s is zowel langdurig als frequent (langer dan zes uur per week en meer dan één keer per week) Totaal aantal cliënten Hoe groter het totaal aantal cliënten dat gebruikmaakt van een Wmo-voorziening, hoe groter het belang van zicht hebben op de kwaliteit van een voorziening. Manier van scoren: Score +: Maximaal 15.000 cliënten maken gebruik van de voorzieningensoort Score ++: Minimaal 15.000 cliënten maken gebruik van de voorzieningensoort Beperkte keuzevrijheid in het aanbod De keuzevrijheid in het aanbod wordt als positief gescoord als er geen of een beperkte keuzevrijheid is voor cliënten. Indien dit het geval is, is het extra van belang dat er toezicht wordt gehouden bij deze 12

voorzieningen omdat cliënten zelf geen of slechts beperkt een afweging kunnen maken om voor een andere aanbieder te kiezen. Manier van scoren: Score 0: Er is keuzevrijheid in het aanbod Score +: Er is geen of een beperkte keuzevrijheid in het aanbod Casuïstiek van calamiteiten, signalen, incidenten en klachten Of er calamiteiten, signalen, incidenten en/ of klachten zijn gemeld bij de toezichthouder geeft een indicatie of er specifieke risico s zijn bij een voorziening, danwel of de kwaliteit van een voorziening voldoende is. Hierbij dient opgemerkt te worden dat voorzieningensoorten die relatief veel cliënten bedienen ook een grotere kans hebben om hoog te scoren op deze factor. Het is aannemelijk dat er in 2015 sprake is van onderrapportage van casuïstiek, omdat dit niet consequent gemeld wordt bij of gedeeld wordt met de toezichthouder. Manier van scoren: Score 0: Er zijn geen calamiteiten, signalen, incidenten of klachten bekend bij de toezichthouder Score +: Er heeft zich één calamiteit of ernstig incident voorgedaan en/ of er zijn meerdere klachten ingediend over de voorziening Score ++: Er heeft zich meer dan één calamiteit of ernstig incident voorgedaan en/ of er zijn meerdere klachten ingediend over hetzelfde onderdeel van de voorzieningensoort en/ of er zijn één of meerdere signalen gemeld die hebben geleid tot een onderzoek door de toezichthouder 13

1. Specifieke risicogroep voor regieverlies en machtsmisbruik 2. Specifieke risicogroep voor seksueel geweld 3. Specifieke risicogroep voor agressie 4. Specifieke risicogroep voor infectieziekten 5. Specifieke risicogroep voor lage zelfredzaamheid bij noodsituaties Totaal score categorie 1 GGD Amsterdam 3 Resultaten risicoprofiel op doelgroep- en voorzieningenniveau 3.1 Scores van categorie 1: Indicatoren per doelgroep van de Wmo De doelgroepen van de Wmo zijn alle kwetsbare groepen mensen. Een aantal doelgroepen heeft echter in grotere mate te maken met een lagere sociale weerbaarheid, een lagere zelfredzaamheid bij noodsituaties of is kwetsbaarder voor infectieziekten. Onderstaande tabel geeft per doelgroep van de Wmo weer hoe zij scoren op indicator 1 tot en met 5 van het risicoprofiel, die hier betrekking op hebben. Indicator 1: Specifieke risicogroep voor regieverlies en machtsmisbruik Indicator 2: Specifieke risicogroep voor seksueel geweld Indicator 3: Specifieke risicogroep voor agressie Indicator 4: Specifieke risicogroep voor infectieziekten Indicator 5: Specifieke risicogroep voor lage zelfredzaamheid bij noodsituaties Tabel 1: De scores per doelgroep van de Wmo op de indicatoren van categorie 1 van het risicoprofiel Mensen met verslavingsproblematiek (drugs en/of alcohol) 3 3 3 3 2 14 Mensen die feitelijk of residentieel dakloos zijn (dak- en thuislozen) 3 3 3 3 1 13 Mensen met een psychiatrische aandoening (PSY) 3 3 3 2 2 13 Mensen met een (lichte) verstandelijke beperking (VB) 3 3 2 2 2 12 Ouderen die afhankelijk zijn van zorg van derden (>75 jaar) 2 1 2 2 3 10 Jongvolwassenen die afhankelijk zijn van zorg van derden (18-23 jaar) 2 3 2 1 1 9 Mensen met een (lichte) lichamelijke handicap (LG) 3 3 1 2 3 9 Mensen met een zintuigelijke handicap (ZG) 1 2 1 1 3 8 Mensen met een somatische aandoening/beperking (SOM) 1 1 1 2 2 7 * De scores zijn gebaseerd op een driepuntsschaal (zie paragraaf 2.1). Indicatoren 1-4 worden aangeduid met een score van 1 (laag risico) tot 3 (hoog risico) en indicator 5 wordt aangeduid met een score van 1 (hoge zelfredzaamheid) tot 3 (lage zelfredzaamheid). 14

Mensen met verslavingsproblematiek (drugs en/of alcohol) Totaalscore eerste categorie: 14 Mensen met verslavingsproblematiek lopen, op een schaal van 1 tot 3, een extra hoog risico op regieverlies, machtsmisbruik, seksueel geweld en agressie, omdat zij een verminderde sociale weerbaarheid hebben en door hun verslaving makkelijk beïnvloedbaar zijn. Ook lopen zij een verhoogd risico op infectieziekten. Druggebruikers zijn onder andere kwetsbaar voor infectieziekten door de overdracht van infecties via gebruikte injectienaalden en door de invloed van drugs op het gedrag waardoor er een grotere kans op seksueel riskant gedrag bestaat, met een soa/hiv-infectie als mogelijk gevolg 7. Zij lopen tevens een grotere kans om slachtoffer te worden van agressie of agressief gedrag te vertonen. Mensen met verslavingsproblematiek hebben een matige zelfredzaamheid bij noodsituaties omdat hun reactie- en beoordelingsvermogen afneemt als zij onder invloed zijn. Mensen die feitelijk of residentieel dakloos zijn (dak- en thuislozen) Totaalscore eerste categorie: 13 Dak- en thuislozen lopen, op een schaal van 1 tot 3, een extra hoog risico op regieverlies, machtsmisbruik, seksueel geweld en agressie, omdat zij een lage sociale weerbaarheid hebben en in grote mate afhankelijk zijn van de zorg van anderen. Zij lopen vanwege hun leefwijze ook een verhoogd risico op infectieziekten. Daarnaast zijn zij kwetsbaar voor (problematisch) middelengebruik en seksueel riskant gedrag, met een soa/hiv-infectie als mogelijk gevolg 7,8. Dak- en thuislozen hebben een hoge zelfredzaamheid bij noodsituaties. Mensen met een psychiatrische aandoening (PSY) Totaalscore eerste categorie: 13 Mensen met een psychiatrische aandoening lopen, op een schaal van 1 tot 3, een extra hoog risico op regieverlies, machtsmisbruik, seksueel geweld en agressie, omdat zij een verminderde sociale weerbaarheid hebben, in grote mate afhankelijk zijn van anderen en door hun aandoening makkelijk beïnvloedbaar zijn. Bovendien behoren jongvolwassenen en volwassen met psychiatrische problematiek tot één van de specifieke risicogroepen voor seksueel geweld en agressie 7. Daarnaast lopen mensen met een psychiatrische aandoening een matig risico op infecties omdat zij soms risicovol gedrag vertonen waardoor zij extra kwetsbaar zijn hiervoor, bijvoorbeeld een slechte persoonlijke hygiëne. Mensen met een psychiatrische aandoening hebben een matige zelfredzaamheid bij noodsituaties omdat zij door hun aandoening risicovolle situaties mogelijk minder goed kunnen inschatten of ontlopen. 7 Loket gezond leven. Risicogroepen voor seksueel ongezond of riskant gedrag. Geraadpleegd op: 2 juli 2015. Via: http://www.loketgezondleven.nl/gezonde-gemeente/seksuele-gezondheid/cijfers-en-feiten/risicogroepen/ 8 Roberst H., Dijk van L, Vlugt van der I (2013). Ik red me wel! Zwerfjongeren, middelengebruik en seksueel gedrag. Een verkenning naar ervaringen en behoeften aan preventie en ondersteuning van zwerfjongeren. Mainline; Rutgers WPF. 15

Mensen met een (lichte) verstandelijke beperking (VB) Totaalscore eerste categorie: 12 Mensen met een verstandelijke beperking lopen, op een schaal van 1 tot 3, een extra hoog risico op regieverlies en machtsmisbruik. Vanwege hun grotere afhankelijkheid van derden, minder goed ontwikkelde beoordelingsvermogen en beperkte kennis en ervaring op het gebied van seksualiteit lopen zij tevens een hoog risico op slachtoffer worden van seksueel geweld 9,10. Daarnaast lopen zij een matig risico op infectieziekten en slachtoffer worden van agressie. Mensen met een verstandelijke beperking hebben een matige zelfredzaamheid bij noodsituaties omdat zij door hun beperking een verminderd reactie- of beoordelingsvermogen kunnen hebben. Ouderen die afhankelijk zijn van zorg van derden (>75 jaar) Totaalscore eerste categorie: 10 Ouderen die afhankelijk zijn van de zorg van derden lopen, op een schaal van 1 tot 3, een matig risico op regieverlies, machtsmisbruik, agressie en infectieziekten omdat zij een lagere sociale weerbaarheid hebben en tot één van de specifieke risicogroepen voor infectieziekten behoren. Ouderen behoren niet tot één van de specifieke risicogroepen voor seksueel geweld en scoren daarmee één punt (laag risico) voor indicator 3. Ouderen die afhankelijk zijn van zorg van derden hebben een lage zelfredzaamheid bij noodsituaties omdat zij fysiek minder weerbaar kunnen zijn en minder gemakkelijk een bedreigende situatie kunnen ontlopen. Jongvolwassenen die afhankelijk zijn van zorg van derden (18-23 jaar) Totaalscore eerste categorie: 9 Jongvolwassenen die afhankelijk zijn van de zorg van derden lopen, op een schaal van 1 tot 3, een extra hoog risico op slachtoffer worden van seksueel geweld omdat zij in grote mate afhankelijk zijn van de zorg van anderen en daardoor minder weerbaar zijn 9,10. Jongvolwassenen lopen ook eerder het risico van seksueel geweld dan mensen op oudere leeftijd 11. Jongvolwassenen lopen een matig risico op regieverlies, machtsmisbruik en agressie en zij lopen minder risico op infecties. Jongvolwassenen die afhankelijk zijn van zorg van derden hebben een hoge zelfredzaamheid bij noodsituaties. Mensen met een (lichte) lichamelijke handicap (LG) Totaalscore eerste categorie: 9 Mensen met een lichamelijk handicap hebben, op een schaal van 1 tot 3, een lage zelfredzaamheid bij noodsituaties en lopen een extra hoog risico op slachtoffer worden van seksueel geweld doordat ze fysiek 9 Loket gezond leven. Risicogroepen voor seksueel ongezond of riskant gedrag. Geraadpleegd op: 2 juli 2015. Via: http://www.loketgezondleven.nl/gezonde-gemeente/seksuele-gezondheid/cijfers-en-feiten/risicogroepen/ 10 Movisie, sekueel geweld info. Mensen met een beperking. Geraadpleegd op: 3 juli 2015. Via: http://www.seksueelgeweld.info/feiten_en_cijfers/omvang_seksueel_geweld/mensen_met_een_beperking. 11 Roberst H., Dijk van L, Vlugt van der I (2013). Ik red me wel! Zwerfjongeren, middelengebruik en seksueel gedrag. Een verkenning naar ervaringen en behoeften aan preventie en ondersteuning van zwerfjongeren. Mainline; Rutgers WPF. 16

minder weerbaar zijn en minder gemakkelijk een bedreigende situatie kunnen ontlopen 12. Mensen met een lichamelijke handicap lopen tevens een extra hoog risico op regieverlies en machtsmisbruik. Daarnaast lopen zij minder risico op agressie en matig risico op infectieziekten. Mensen met een zintuiglijke handicap (ZG) Totaalscore eerste categorie: 8 Mensen met een zintuiglijke handicap hebben, op een schaal van 1 tot 3, een lage zelfredzaamheid bij noodsituaties en lopen een matig risico op slachtoffer worden van seksueel geweld omdat zij vanwege hun aandoening minder weerbaar zijn en minder gemakkelijk een bedreigende situatie kunnen ontlopen 12,13. Mensen met een zintuiglijke handicap lopen minder risico op regieverlies, machtsmisbruik, seksueel geweld en agressie. Mensen met een somatische aandoening/beperking (SOM) Totaalscore eerste categorie: 7 Mensen met een somatische aandoening/beperking behoren tot één van de specifieke risicogroepen voor infectie en lopen, op een schaal van 1 tot 3, een matig risico op infecties. Hoewel mensen met een somatische aandoening een lagere sociale weerbaarheid hebben, lopen zij in vergelijking met de andere doelgroepen minder risico op regieverlies, machtsmisbruik, seksueel geweld en agressie. Mensen met een somatische aandoening hebben een matige zelfredzaamheid bij noodsituaties omdat zij fysiek minder weerbaar kunnen zijn en minder gemakkelijk een bedreigende situatie kunnen ontlopen. 12 Movisie, sekueel geweld info. Mensen met een beperking. Geraadpleegd op: 3 juli 2015. Via: http://www.seksueelgeweld.info/feiten_en_cijfers/omvang_seksueel_geweld/mensen_met_een_beperking. 13 Loket gezond leven. Risicogroepen voor seksueel ongezond of riskant gedrag. Geraadpleegd op: 2 juli 2015. Via: http://www.loketgezondleven.nl/gezonde-gemeente/seksuele-gezondheid/cijfers-en-feiten/risicogroepen/ 17

6. Risicofactoren voor infecties 7. Risicofactoren voor fysieke veiligheid Totaal score GGD Amsterdam 3.2 Scores van categorie 2: Indicatoren per Wmo-voorzieningensoort De twee indicatoren gericht op de Wmo-voorzieningen hebben betrekking op infecties en fysieke veiligheid. Onderstaande tabel geeft weer hoe de Wmo-voorzieningen scoren op indicator 6 en 7 van het risicoprofiel. Indicator 6: Risicofactoren voor infecties Indicator 7: Risicofactoren voor fysieke veiligheid Tabel 2: De scores per Wmo-voorziening op de indicatoren van categorie 2 van het risicoprofiel 1 Maatschappelijke opvang: algemeen Inloophuis, Crisis- en nachtopvang, woonhotel, winterkoudeopvang 3 1 4 2 Maatschappelijke opvang met (reguliere of intensieve) begeleiding Begeleid wonen, groepswonen, intramuraal, gezinsopvang, 3 1 4 meerzorg (specifieke opvang voor mensen met somatische problematiek) 3 Dagbesteding Laag- en hoog-specialistisch met laag of hoog intensieve begeleiding 3 1 4 4 Dagbesteding: arbeidsmatig 2 1 3 5 Ambulante ondersteuning Algemeen en gespecialiseerd 1 2 3 6 Aanvullend openbaar vervoer 1 2 3 7 Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen 0 2 2 8 Hulp bij huishouden Regulier, OGGZ en bijzondere schoonmaak 0 1 1 9 Woonaanpassingen en woonvoorzieningen 0 1 1 * De risicofactoren voor infecties zijn: voedselbereiding, crowding en persoonlijke verzorging en/ of medische handelingen. De risicofactoren voor de fysieke veiligheid zijn: vrije inloop van cliënten, intramurale versus extramurale ondersteuning en verkeersdeelname (zie paragraaf 2.2). Maatschappelijke opvang: algemeen Totaalscore: 4 Maatschappelijke opvang algemeen scoort drie punten op risicofactoren voor infecties. Er wordt mogelijk voedsel bereid, cliënten kunnen intensief en tegelijkertijd gebruikmaken van de voorziening en er kan persoonlijke verzorging worden geboden. Daarnaast scoort deze voorziening één punt op de 18

risicofactoren voor fysieke veiligheid omdat cliënten zonder indicatie gebruik kunnen maken van de voorziening. Op de andere factoren scoort de voorziening niet omdat er sprake is van intramurale zorg en verkeersdeelname niet onvermijdelijk is. Maatschappelijke opvang: met (reguliere of intensieve) begeleiding Totaalscore: 4 Maatschappelijke opvang met begeleiding scoort ook drie punten op risicofactoren voor infecties. Er wordt mogelijk voedsel bereid, cliënten kunnen intensief en tegelijkertijd gebruikmaken van de voorziening en er kan persoonlijke verzorging worden geboden. Deze voorziening scoort een punt op de risicofactoren voor fysieke veiligheid omdat er bij begeleid wonen sprake kan zijn van extramurale ondersteuning. Cliënten zonder indicatie kunnen geen gebruik maken van deze voorziening en verkeersdeelname is niet onvermijdelijk. Dagbesteding Totaalscore: 4 Hoog-specialistische dagbesteding scoort drie punten op de risico s voor infecties. Er wordt mogelijk voedsel bereid, cliënten kunnen intensief en tegelijkertijd gebruikmaken van de voorziening en er kan persoonlijke verzorging worden geboden. Daarnaast scoort deze voorzieningensoort één punt op risicofactoren voor fysieke veiligheid omdat de cliënten vervoerd kunnen worden door de aanbieders om de voorziening te bereiken. Cliënten komen niet zonder indicatie bij de hoog-specialistische dagbesteding en de ondersteuning is intramuraal. Dagbesteding: arbeidsmatig Totaalscore: 3 Arbeidsmatige dagbesteding scoort twee punten op risicofactoren voor infecties omdat er mogelijk voedsel wordt bereid en cliënten intensief en tegelijkertijd gebruik kunnen maken van de voorziening. Er is geen sprake van persoonlijke verzorging bij arbeidsmatige dagbesteding. Daarnaast scoort deze voorziening één punt op risicofactoren voor fysieke veiligheid omdat de cliënten onvermijdelijk deelnemen aan het verkeer om de voorziening te bereiken. Cliënten zonder indicatie kunnen geen gebruik maken van arbeidsmatige dagbesteding. Ambulante ondersteuning Totaalscore: 3 Ambulante ondersteuning scoort één punt op de risicofactoren voor infecties omdat er sprake kan zijn van persoonlijke en/ of medische verzorging. Er vindt geen voedselbereiding plaats en er is ook geen sprake van intensief, gelijktijdig gebruik van de voorziening. Daarnaast scoort deze vorm van ambulante ondersteuning twee punten op de risicofactoren voor fysieke veiligheid omdat sprake is van extramurale zorg en cliënten zonder indicatie gebruik kunnen maken van algemene ambulante ondersteuning. Verkeersdeelname is niet onvermijdelijk. 19

Aanvullend openbaar vervoer Totaalscore: 3 Aanvullend openbaar vervoer scoort één punt op de risicofactoren voor infecties omdat cliënten intensief en tegelijkertijd gebruik kunnen maken van de voorziening. Er wordt geen voedsel bereid en er vindt ook geen persoonlijke verzorging plaats. Daarnaast scoort deze voorziening twee punten op de risicofactoren voor fysieke veiligheid omdat er zowel sprake is van extramurale zorg als van onvermijdelijke verkeersdeelname. Cliënten zonder indicatie komen over het algemeen niet in aanmerking voor deze vorm van ondersteuning. Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen Totaalscore: 2 De voorziening hulpmiddelen scoort twee punten op risicofactoren voor de fysieke veiligheid omdat er sprake is van extramurale ondersteuning en onvermijdelijke deelname aan het verkeer, bijvoorbeeld door het gebruik van een scootmobiel. De voorziening hulpmiddelen scoort geen punten op de risicofactoren voor infecties omdat er geen maaltijdbereiding, gelijktijdig intensief gebruik en persoonlijke verzorging bij komen kijken. Hulp bij huishouden Totaalscore: 1 Hulp bij huishouden scoort één punt op de risicofactoren voor de fysieke veiligheid omdat de ondersteuning extramuraal wordt geboden. Cliënten zonder indicatie kunnen geen gebruik maken van de voorziening en verkeersdeelname is niet onvermijdelijk. Hulp bij huishouden scoort geen punten op de risicofactoren voor infecties omdat er geen maaltijdbereiding, gelijktijdig intensief gebruik en persoonlijke verzorging plaatsvinden. Woonaanpassingen en woonvoorzieningen Totaalscore: 1 Woonaanpassingen en woonvoorzieningen scoren één punt op de risicofactoren voor de fysieke veligheid omdat de ondersteuning extramuraal geboden wordt. Cliënten zonder indicatie kunnen geen gebruik maken van de voorziening en verkeersdeelname is niet onvermijdelijk. Woonaanpassingen en woonvoorzieningen scoren geen punten op de risicofactoren voor infecties omdat er geen maaltijdbereiding, gelijktijdig intensief gebruik en persoonlijke verzorging plaatsvinden. 20

1. Intensiteit gebruik 2. Totaal aantal gebruikers 3. Keuzevrijheid in het aanbod 4. Casuïstiek (calamiteiten, klachten, incidenten en/of signalen) Totaal score GGD Amsterdam 3.3 Scores van categorie 3: Verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid Onderstaande tabel geeft weer hoe de Wmo-voorzieningen scoren op de volgende verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid: Verzwarende factor 1: Intensiteit gebruik van de Wmo-voorziening Verzwarende factor 2: Totaal aantal gebruikers Verzwarende factor 3: Keuzevrijheid in het aanbod Verzwarende factor 4: Casuïstiek van calamiteiten, signalen, incidenten en klachten Tabel 3: De scores per Wmo-voorziening op de verzwarende factoren voor het toezichtsbeleid 1 Maatschappelijke opvang met (reguliere of intensieve) begeleiding +++ + + ++ Begeleid wonen, groepswonen, intramuraal, gezinsopvang, 7 + meerzorg (specifieke opvang voor mensen met somatische problematiek) 2 Hulp bij huishouden ++ ++ 0 ++ Regulier, OGGZ en bijzondere schoonmaak 6 + 3 Aanvullend openbaar vervoer ++ ++ 0 ++ 6 + 4 Maatschappelijke opvang: algemeen +++ + + 0 Inloophuis, crisis- en nachtopvang, woonhotel, winterkoudeopvang 5 + 5 Ambulante ondersteuning ++ + 0 + Algemeen en gespecialiseerd 4 + 6 Dagbesteding +++ + 0 0 Laag- en hoog-specialistisch met laag- of hoog-intensieve 4 + begeleiding 7 Dagbesteding: arbeidsmatig +++ + 0 0 4 + 8 Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen + ++ 0 + 4 + 9 Woonaanpassingen en woonvoorzieningen ++ + 0 + 4 + * De scores zijn gebaseerd op een twee-, drie of vierpuntsschaal (zie paragraaf 2.3). Verzwarende factor 1 en 2: scoren tussen + en +++; verzwarende factor 3: scoort tussen 0 en +; verzwarende factor 4: scoort tussen 0 en ++. 21

Maatschappelijke opvang: met (reguliere of intensieve) begeleiding Totaalscore: zeven plussen Maatschappelijke opvang met begeleiding scoort drie plussen op de verzwarende factor intensiteit van het gebruik van de voorziening omdat de blootstelling aan risico s bij de voorziening zowel langdurig als frequent kan zijn (langer dan zes uur per week en meer dan één keer per week). Daarnaast scoort de voorziening twee plussen voor casuïstiek, omdat zich meer dan één calamiteit of ernstig incident heeft voorgedaan in 2015. In de eerste vier maanden van 2015 zijn geen klachten binnengekomen met betrekking tot maatschappelijke opvang. Er zijn in Amsterdam in totaal 2.200 gebruikers en er is geen of beperkte keuzevrijheid in het aanbod waardoor de voorziening één plus scoort op de verzwarende factoren met betrekking tot het totaal aantal cliënten en één plus voor de factor beperkte keuzevrijheid in het aanbod. Hulp bij huishouden Totaalscore: zes plussen Hulp bij huishouden scoort twee plussen op de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening, omdat de blootstelling aan risico s frequent kan zijn (meer dan één keer per week). Daarnaast scoort de voorziening twee punten voor casuïstiek omdat in de eerste vier maanden van 2015, 117 klachten zijn binnengekomen, waarvan 68 betrekking hadden op de kwaliteit van de geleverde dienst. Er zijn geen meldingen van calamiteiten of andere signalen binnengekomen. Hulp bij huishouden scoort daarnaast twee punten voor het totaal aantal gebruikers omdat er in Amsterdam 17.150 gebruikers zijn. Er is keuzevrijheid in het aanbod. Ondanks de lage prioriteit in het risicoprofiel behoeft deze voorziening extra aandacht in het toezicht vanwege het aantal verzwarende factoren. Aanvullend openbaar vervoer Totaalscore: zes plussen Aanvullend openbaar vervoer scoort twee plussen op de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening, omdat de blootstelling aan risico s frequent kan zijn (meer dan één keer per week). Er zijn in Amsterdam 40.000 gebruikers waardoor de voorziening twee plussen scoort voor deze verzwarende factor. De voorziening scoort daarnaast twee plussen voor casuïstiek omdat in de eerste vier maanden van 2015, 38 klachten zijn binnengekomen met betrekking tot aanvullend openbaar vervoer, waarvan 28 betrekking hadden op de kwaliteit van de geleverde dienst. Er zijn geen meldingen van calamiteiten of andere signalen binnengekomen en er is keuzevrijheid in het aanbod. Ondanks de medium prioriteit in het risicoprofiel behoeft deze voorziening extra aandacht in het toezicht vanwege het aantal verzwarende factoren. Maatschappelijke opvang: algemeen Totaalscore: vijf plussen Maatschappelijke opvang (algemeen) scoort drie plussen op de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening, omdat de blootstelling aan risico s zowel langdurig als frequent kan zijn (langer dan zes uur per week en meer dan één keer per week). Er zijn in Amsterdam 1.500 gebruikers en er is geen of beperkte keuzevrijheid in het aanbod waardoor de voorziening één plus scoort op de verzwarende factoren met betrekking tot het totaal aantal cliënten en één plus op de factor beperkte keuzevrijheid in 22

het aanbod. In de eerste vier maanden van 2015 zijn er geen klachten of meldingen van calamiteiten binnengekomen met betrekking tot deze voorziening. Ambulante ondersteuning Totaalscore: vier plussen Ambulante ondersteuning scoort twee plussen op de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening, omdat de blootstelling aan risico s frequent kan zijn (meer dan één keer per week). Er zijn in Amsterdam 3.600 gebruikers, dus de voorziening scoort hier één plus voor. De voorziening scoort daarnaast één punt voor casuïstiek omdat in de eerste vier maanden van 2015, 15 klachten zijn binnengekomen met betrekking tot ambulante ondersteuning en er zich 1 calamiteit heeft voorgedaan. Er is keuzevrijheid in het aanbod. Dagbesteding Totaalscore: vier plussen Dagbesteding scoort drie plussen op de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening, omdat de blootstelling aan risico s zowel langdurig als frequent kan zijn (langer dan zes uur per week en meer dan één keer per week). Er zijn in Amsterdam 2.500 gebruikers, dus de voorziening scoort hier één plus voor. In de eerste vier maanden van 2015 zijn er geen klachten of meldingen van calamiteiten binnengekomen met betrekking tot dagbesteding en er is keuzevrijheid in het aanbod. Dagbesteding: arbeidsmatig Totaalscore: vier plussen Arbeidsmatige dagbesteding scoort drie plussen op de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening, omdat de blootstelling aan risico s zowel langdurig als frequent kan zijn (langer dan zes uur per week en meer dan één keer per week). Er zijn in Amsterdam 1.800 gebruikers, dus de voorziening scoort hier één plus voor. In de eerste vier maanden van 2015 zijn er geen klachten of meldingen van calamiteiten binnengekomen met betrekking tot arbeidsmatige dagbesteding en is er keuzevrijheid in het aanbod. Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen Totaalscore: vier plussen Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen scoren twee punten voor de verzwarende factor totaal aantal gebruikers omdat er in Amsterdam 19.000 gebruikers zijn van deze diensten. De voorziening scoort één punt voor intensiteit van het gebruik van de voorziening omdat de blootstelling aan risico s niet langdurig en ook niet frequent is. De voorziening scoort daarnaast één punt voor casuïstiek omdat in de eerste vier maanden van 2015, 101 klachten zijn binnengekomen met betrekking tot individuele vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Er zijn geen meldingen van calamiteiten of signalen binnengekomen en er is keuzevrijheid in het aanbod. 23

Woonaanpassingen en woonvoorzieningen Totaalscore: vier plussen Woonaanpassingen en woonvoorzieningen scoren twee punten voor de verzwarende factor intensiteit gebruik van de voorziening omdat de blootstelling aan risico s langdurig óf frequent kan zijn (langer dan zes uur per week of meer dan één keer per week). Er zijn in Amsterdam 12.400 gebruikers van deze diensten, waardoor de voorzieningen één punt scoren voor de verzwarende factor totaal aantal gebruikers. De voorziening scoort daarnaast één punt voor casuïstiek omdat in de eerste vier maanden van 2015, 25 klachten zijn binnengekomen met betrekking tot roerende woonvoorzieningen en woonruimteaanpassingen. Er zijn geen meldingen van calamiteiten of signalen binnengekomen. De scores van de verzwarende factoren met betrekking tot het aantal gebruikers en casuïstiek zijn gebaseerd op de gegevens die op 28 juli 2015 bij de GGD Amsterdam bekend waren. Als er meer actuele cijfers bekend zijn kunnen de risicoprofielen worden bijgesteld. 24

4 Prioritering van Wmo-voorzieningen en/of doelgroepen Onderstaande tabel geeft weer hoeveel punten de Wmo-voorzieningen scoren indien rekening wordt gehouden met de diverse doelgroepen. Ook geeft de tabel inzicht welke doelgroepen de meeste risico s lopen. De scores zijn opgebouwd uit de totaalscores uit tabel 1 (zie paragraaf 2.1) vermenigvuldigd met de totaalscores uit tabel 2 (zie paragraaf 2.2). De formule is niet toegepast indien een doelgroep helemaal geen gebruik maakt van een voorzieningensoort (zoals dak- en thuislozen die geen hulp bij huishouden ontvangen). In dit model hebben we ervoor gekozen om alle scores van de risicofactoren gelijk te wegen; er is geen verzwarende factor toegekend. 25

Totaal score categorie 1 Hulp bij huishouden Woonaanpassingen en woonvoorzieningen Hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen Aanvullend openbaar vervoer Ambulante ondersteuning: algemeen en gespecialiseerd Dagbesteding: arbeidsmatig Dagbesteding: laag en hoog specialistisch Maatschappelijke opvang: algemeen Maatschappelijke opvang: met (reguliere of intensieve) begeleiding Totaal score Risicoprofiel per doelgroep GGD Amsterdam Tabel 4: Totaalscore risicoprofiel per voorzieningensoort en per doelgroep op basis van de indicatoren van categorie 1 en 2 en de verzwarende factoren per voorziening Totaalscore categorie 2 x 1 1 2 3 3 3 4 4 4 Mensen met een somatische aandoening/beperking (SOM) 7 7 7 14 21 21 21 28 28 28 175 Mensen met een (lichte) lichamelijke handicap (LG) 8 8 8 16 24 24 24 32 32 32 200 Mensen met een zintuigelijke handicap (ZG) 8 8 8 16 24 24 24 32 32 32 200 Jongvolwassenen die afhankelijk zijn van zorg van derden 9 9 18 27 27 27 36 36 36 225 9 (18-23 jaar) Ouderen die afhankelijk zijn van zorg van derden(>75 jaar) 10 10 10 20 30 30 30 40 40 40 250 Mensen met een (lichte) verstandelijke beperking (VB) 12 12 12 24 36 36 36 48 48 48 300 Mensen met een psychiatrische aandoening (PSY) 13 13 13 26 39 39 39 52 52 52 325 Mensen die feitelijk of residentieel dakloos zijn (dak- en -- --- -- -- -- 52 52 52 156 13 thuislozen) Mensen met verslavingsproblematiek (drugs en/of alcohol) 14 14 14 28 42 42* 42 56 56 56 350 Totaalscore risicoprofiel per voorzieningensoort 88 88 162 243 243 243 376 376 376 Categorie 3: Verzwarende factoren per voorzieningensoort 6 + 4 + 4 + 6 + 4 + 4 + 4 + 5 + 7 + (0 tot 8 plussen) * Categorie 1 bestaat uit indicatoren die betrekking hebben op risico s voor de doelgroep op het gebied van regieverlies en machtsmisbruik, seksueel geweld, agressie, infectierisico s en lagere zelfredzaamheid bij noodsituaties. Categorie 2 bestaat uit indicatoren die betrekking hebben op risicofactoren voor infecties en fysieke veiligheid. Categorie 3 bestaat uit verzwarende factoren die betrekking hebben op: intensiteit gebruik van de voorziening, aantal gebruikers, keuzevrijheid in het aanbod en casuïstiek van calamiteiten, incidenten, klachten en/of signalen. 26

Toelichting en prioriteiten toezichtsbeleid Op basis van de huidige gegevens dient de hoogste prioriteit in het toezicht gegeven te worden aan voorzieningen die in de totaalscore meer dan driehonderd punten behalen. Dit zijn: dagbesteding, algemene maatschappelijke opvang en maatschappelijke opvang met begeleiding. De middelste categorie voorzieningen scoort tussen de honderd en driehonderd punten. Dit zijn: hulpmiddelen en rolstoelvoorzieningen, ambulante ondersteuning, aanvullend openbaar vervoer en arbeidsmatige dagbesteding. De derde categorie bestaat uit de voorzieningen die minder dan honderd punten scoren. Dit zijn: hulp bij huishouden en woonaanpassingen en woonvoorzieningen. Daarnaast ligt het voor de hand om binnen het toezicht per voorzieningensoort te kijken naar de verschillende doelgroepen die gebruikmaken van de voorziening omdat deze in verschillende mate kwetsbaar zijn. De voorzieningen waar zich de meeste risico s voordoen en waar de meest kwetsbare doelgroepen komen verdienen extra aandacht. Deze combinaties zijn in de tabel rood gemarkeerd. De situaties waarbij de meest risicovolle voorzieningen worden aangeboden aan minder kwetsbare doelgroepen zijn oranje gemarkeerd. Ten slotte zijn de voorzieningen met de minste risico s, waar de doelgroepen ook het minst kwetsbaar zijn groen gemarkeerd. De voorzieningen die hoog scoren op de verzwarende factoren van het risicoprofiel behoeven extra aandacht in het toezicht, bijvoorbeeld vanwege de omvang van het aantal cliënten of het aantal klachten of meldingen van calamiteiten. Dit geldt ook voor de voorzieningen die laag (groen) scoren in de huidige tabel. Binnen de beperkingen van tijd en menskracht is bij het opstellen van dit document geprobeerd om het scoren op de indicatoren zo goed mogelijk te onderbouwen. Dit gebeurde voornamelijk op basis van de kennis en ervaring van de deskundigen die hiervoor geraadpleegd zijn en op basis van de beschikbare literatuur. Bij nieuwe inzichten of casuïstiek zullen de scores worden geactualiseerd. Nadere uitwerking risicoprofielen op organisatie/ locatie niveau De huidige risicoprofielen kunnen nader uitgewerkt worden in risicoprofielen op organisatie- en/of locatieniveau naarmate het veld van Wmo-aanbieders beter verkend is. Hierdoor kan het risicogestuurd toezicht in de toekomst nog specifieker worden. In dat geval kan bijvoorbeeld het naleefgedrag van aanbieders meegenomen worden in de afweging welke mate van toezicht passend is. Daarnaast kunnen de indicatoren uitgebreid worden met specifiekere risico s of indicatoren, zoals: (gecertificeerd) kwaliteitssysteem aanwezig, andere toezichthouders, organisatiegraad van de beroepsgroep etc. 27