TIJDSCHRIFT. XXXIV Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni 1959



Vergelijkbare documenten
INHOUD. Veertigste jaargang Deel II Juli-december De monetaire school versus de inkomens-bestedingsmethode, door Prof. R.T. Selden.

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

VLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar Stuk 71B (BZ 1988) - Nr.

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Deel 4: CM in cijfers

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

TIJDSCHRIFT INHOUD. Zevenendertigste jaargang Deel II Juli-december 1962

TIJDSCHRIFT. XXXDC Jaargang, Deel I, Nr 5 Mei 1964

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

Deel 4: CM in cijfers

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

XLIVe Jaargang, Deel I, 1Nr 6 Juni 1969

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Nationale Bank van België

INHOUD. Eenenveertigste jaargang Deel Ti Juli-december 1966

TIJDSCHRIFT. XXXI Jaargang, Deel II, Nr 1 Juli 1956

De handelsbetrekkingen van België met Moldavië

INHOUD. Vijfenveertigste jaargang Deel I januari-juni Naar een internationale kapitaalmarkt? door Prof. R.N. COOPER 1 1

Een artikel van E.E. Matos-Pereira, econoom bij de afdeling Economisch Beleid.

3.4 Financieel verslag

Marktontwikkelingen varkenssector

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

INHOUD. Drieënveertigste jaargang Deel I Januari-juni 1968

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Levensverzekeringen tak 21 tak22 Rechtstreekse zaken individueel (zonder KB 14 mei 69) groep (zonder KB 14 mei 69) KB 14 mei 1969 Totaal Totaal

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt:

TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXX VIII Jaargang, Deel I, N' 1 Januari 1963

TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXXVIII Jaargang, Deel I, Nr 5 Mei 1963

Nationale Bank van België

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

Kas en stukken met geldwaarde

VOORSTEL STRUCTURELE WIJZIGINGEN VAN DE BEGROTINGEN

ZITTING

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

PERSBERICHT. DE GECONSOLIDEERDE WEEKSTAAT VAN HET EUROSYSTEEM per 4 januari 2002

Gemeente Pepingen Advies bij nazicht van simulatie meerjarenplan

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Instituut voor de nationale rekeningen

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SCHATTING BBO OPBRENGSTEN

BIJLAGE A bij het. voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De handelsbetrekkingen van België met Bolivia

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

Voor de buitengewone dienst is nog steeds een gedetailleerde voorstelling per budgettaire functie van 8 cijfers vereist.

VLAAMSE RAAD ONTWERP VAN DECREET

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Kostprijs van een zichtrekening in België Analyse voor de periode 2008 tot 2011

Ontbinding en vereffening

Contract van maatschap/samenuitbatingscontract

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Jaarcijfers van Almancora Comm.VA (1 juli juni 2006) Toename van het resultaat na belastingen met 36%

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

De handelsbetrekkingen van België met Mozambique

Barometer kinesitherapie 2013

3. Herziening van de methodologie met betrekking tot de sector van de verzekeringsinstellingen

Record aan hypothecair krediet in 2017

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Bronnen en overgang naar het ESR (Waalse provincies)

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

Evolutie hypothecair krediet 3de trimester 2018

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning

DE KLOOF TUSSEN DE TOTALE ONTVANGSTEN EN DE RIJKSMIDDELEN: EEN ANALYSE VAN DE PERIODE

Zitting

Vereniging de Parel JAARREKENING 2017

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

Hypothecaire kredietverlening blijft op peil, ondanks afwachtende houding van de Vlaamse koper

van Belgische zijde: de heer Dr. Arthur NOKERMAN, Secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg,

Mutatie ( miljoen) Mutatie 2009* in %

:Rendabiliteit van de categorieën van verzekeringsprodukten LEVEN.

Statistisch Bulletin. Jaargang

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen van Gimvindus nv

CO-PRODUCTIE-OVEREENKOMST PODIUMKUNSTEN Model artistieke samenwerking

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën en Documentatie TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS XXXIV Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers weer, onafhankelijk van de mening der Bank. INHOUD : De betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie in 1958 Raming van de ontvangsten en uitgaven van de Staat, het Commissariaat-Generaal en de Maatschappij van de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958 Literatuur betreffende de monetaire en financiële toestand van België Economische wetgeving Statistieken. DE BETALINGSBALANS VAN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE IN 1958 Voor de opstelling van de betalingsbalans der Belgisch-Luxemburgse Economische Unie steunt het Departement Studiën en Documentatie van de Nationale Bank van België hoofdzakelijk op het betalingsverkeer met het buitenland dat via het Belgische of Luxemburgse bankwezen geschiedt (1). Hoewel enkele andere verrichtingen, waarvan het juiste bedrag is gekend, in aanmerking worden genomen, hangt de nauwkeurigheid van de cijfers der betalingsbalans vooral af van de vigerende wisselreglementering. Aangezien deze laatste sedert enkele jaren aanzienlijk werd verzacht, hebben de cijfers van de betalingsbalans aan nauwkeurigheid ingeboet; zij dienen dan ook eerder te worden beschouwd als orden van grootte dan als nauwkeurige gegevens. Ten gevolge van de versoepeling der regelen die het betalingsverkeer met het buitenland beheersen, konden o.m. een aantal verrichtingen niet meer over verschillende rubrieken gesplitst worden; ze werden dan ook hergroepeerd onder de rubriek «Niet bepaalde transacties»; het gaat hier blijkbaar grotendeels om goederentransacties, verplaatsingen in het buitenland en bewegingen van Belgisch-Luxemburgs en buitenlands particulier kapitaal. (1) De balans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie met Kongo wordt opgesteld op basis van de gegevens van de Centrale Bank van Belgisch-Kongo. ALGEMENE BETALINGSBALANS 1. Goederentransacties. De cijfers der goederentransacties die in tabel I zijn opgenomen, worden bekomen door enkele verbeteringen aan te brengen aan de betalingen der goederentransacties, die door het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel worden geteld. De belangrijkste correcties worden hierna beknopt toegelicht : de toeneming of de vermindering van de uitvoer en van de invoer op krediet wordt respectievelijk gevoegd bij of afgetrokken van de cijfers van het betalingsverkeer in de mate waarin die afzet en aankopen op krediet aanleiding geven tot een wijziging van het uitstaande bedrag der geviseerde uitvoeraccepten of van het bedrag der acceptverplichtingen van Belgische banken tegenover het buitenland. Als tegenpost van deze verbetering worden de brutogegevens van de rubriek «Netto deviezenreserves van het bankwezen» aangepast, wanneer het gaat om geviseerde uitvoeraccepten die door het Belgische bankwezen worden gefinancierd, en van de rubriek «Beweging van het Belgisch-Luxemburgs en buitenlands particulier kapitaal», wanneer het gaat om geviseerde uitvoeraccepten welke door de markt worden aangehouden of om acceptverplichtingen van de Belgische banken tegenover het buitenland; 441

Tabel I. Algemene betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (In miljarden franken) 1955 1956 1967 1958 1. Goederentransacties 1 : F.o.b.-uitvoer 123,3 140,1 141,8 183,0 F.o.b.-invoer 118,5 134,7 141,2 126,0 Saldo + 4,8 + 5,4 + 0,6 + 7,0. "Arbitrageverrichtingen -l- 1;4 + 1,9 + 2,6 + 1,2 - Loonwerk + 2,0 + 2,6 + 2,6 + 2,4 Niet monetair goud - 0,1-0,8-1,1... Totaal + 8,1 + 9,1 -I- 4,7 + 10,6 2. Onzichtbare transacties : Verplaatsingen in het buitenland ' + 0,3 + 1,0 + 1,1 + 3,3 Vervoer - 2,7-4,1 -- 4,3-3,6 Verzekeringspremies en -uitkeringen - - 0,1-0,3-0,4 Inkomsten uit investeringen + 2,1 + 3,5 + 3,3 + 2,6 Overheidstransacties niet elders vermeld - - 1,0 + 0,1-0,6 Grensarbeiders en vreemde arbeiders + 1,1 + 1,8 + 2,2 + 3,2 Diversen + 1,6 + 2,1 + 1,9 + 2,6.. Totaal + 2,0 + 3,2 + 4,0 + 7,0 3. Totaal der transacties op goederen en diensten (3 = 1 + 2) + 10,1 + 12,3 + 8,7 + 17,6 4. Schenkingen : Particuliere schenkingen + 0,8 + 1,0 + 1,3 + 1,1 Regeringsschenkingen... - - - Totaal + 0,8 + 1,0 + 1,3 + 1,1 5. Beweging van het Belgisch-Luxemburgs en buitenlands particulier kapitaal : Handelspapier - 0,5 + 1,0-0,9-0,1 Andere kapitalen 1-7,0-9,0 -. 6,6*. - 4,9 Totaal - 7,5-8,0-7,5-5,0 6. Beweging van het overheidskapitaal : Langlopende kapitalen + 1,8-2,0 + * - Kortlopende kapitalen + 0,5-1,6 + 1,2 + 3,1 Totaal + 2,3-3,6 + 1,4 + 2,4 7. Niet bepaalde transacties 1-1,3-1,8-2,2-8. Vergissingen en weglatingen... + 0,5 + 0,4 + 0,6 Totaal overeenstemmend met de beweging van de netto deviezenreserves van het bankwezen + 4,4 + 0,4 + 2,1 + 15,9 waarvan A. Nationale Bank van België : Goudvoorraad + 7,5-0,1-0,5 + 17,7 Tegoeden in inwisselbare munt - 3,1 + + 0,9-0,5 Vordering op de E.B.U. 2 + 0,5 + 0,6-2,9 + 1,0 Nettotegoeden of -verplichtingen in bilaterale akkoorden met de E.B.U.-landen - - 0,8 + 1,8-0,6 Portefeuille buitenland + - + 0,6... Andere nettotegoeden of -verplichtingen + 0,8 + 0,4 + - 0,,5 Totaal + 6,2 + 0,6 + 0,5 + 17,2 - B. Caisse d'epargne du Grand-Duché de Luxembourg : Goudvoorraad - - - - C. Particuliere Belgische en Luxeniburgse banken - 1,8... + 1,6-1,3 1 De niet bepaalde transacties blijken vooral goederentransacties, verplaatsi igen in het buite dand en bewegingen van het lleigisch Luxemburga en buitenlands particulier kapitaal te omvatten, welke niet over die verschillende rubrieken kunnen gesplitst worden. 2 Incl. de bijzondere lening aan de E.B.U. De uitvoer van particulier kapitaal en de invoer van overheidskapitaal omvatten een gedeelte van de lening van $ 80 miljoen van de Belgische Staat op de Amerikaanse markt, waarop de Belgisch-Luxemburgse ingezetenen inschreven; het bedrag van die inschrijvingen ie nochtans niet nauwkeurig gekend. (...) Beweging van minder dan fr. 60 miljoen. - de vrachten die in de betalingen uit hoofde van invoer begrepen zijn, worden van die betalingen afgetrokken en opgenomen in de rubriek «Vervoer»; - het aan de Belgische Staat overgemaakte deel in de compensatierechten die door de Nederlandse overheid op de uitvoer van bepaalde Nederlandse landbouwprodukten naar de B.L.E.U. worden geheven, werd van de betalingen uit hoofde van invoer afgetrokken; - de betalingen in Belgische franken betreffende de uitvoer naar en de invoer uit Kongo, worden door het B.L.I.W. niet geteld. Om met deze transacties - 442 -

bij de opstelling van de betalingsbalans rekening te houden, werd gebruik gemaakt van de gegevens van de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda- Urundi. Daar het cijfer van de invoer uit Kongo, zoals het door deze instelling wordt medegedeeld, gedeeltelijk c.i.f. is berekend, wordt het verminderd met een bedrag overeenstemmend met de vervoerkosten. De aldus verbeterde cijfers van de betalingen uit hoofde van goederentransacties kunnen met de douanestatistieken vergeleken worden. Daartoe dienen deze laatste echter vooraf enigszins aangepast; zulks werd gedaan in tabel II. In weerwil van de aan beide statistieken aangebrachte verbeteringen, blijven er nochtans vrij aanzienlijke afwijkingen bestaan; de oorzaken hiervan Tabel II. Goederentransacties Verbetering der douanestatistieken (In miljarden franken) 1955 1958 1957 1958 Ontvangsten Brutogegevens, af te trekken : 139,0 158,1 159,3 152,2 Scheepsproviand - 0,8-1,1-1,0-1,1 Kongolese goederen wederuitgevoerd na loonwerk 1-4,8-4,9-3,8-3,8 Uitvoer naar Kongo volgens de douanestatistieken - 6,6-7,1-7,0-5,9 Niet monetair goud in de douanestatistieken opgenomen - - - - bij te voegen : Uitvoer naar Kongo volgens de Centrale Bank van Belgisch- Kongo en Ruanda-Urundi -1-6,3 + 6,6 + 7,0 + 5,9 Gas en elektriciteit -1-0,3-1- 0,5 + + 0,4 Arbitrageverrichtingen + 7,3 + 8,3 + 10,1 + 9,1 Loonwerk niet in de douanestatistieken vermeld -I- 0,9 + 1,5 + 1,6 + 1,1 Brutogegevens af te trekken : Uitgaven Verbeterde ontvangsten 141,4 161,9 166,9 157,9 142,2 163,6 171,6 156,4 Vrachtkosten 2-13,0-17,3-19,3-16,8 50 pct. der heffingen 3-0,1-0,1-0,1... Invoer uit Kongo volgens de douanestatistieken 4-11,0-12,1-9,4-8,3 Niet monetair goud in de douanestatistieken opgenomen - - - - bij te voegen : Invoer uit Kongo volgens de Centrale Bank van Belgisch- Kongo en Ruanda-Urundi 4 + 5,5 + 6,0 + 5,0 + 4,2 -. Gas en elektriciteit + 0,3 + 0,4 + 0,4 + 0,4 Arbitrageverrichtingen -I- 5,9 + 6,4 + 7,5 + 7,9 Niet monetair goj (netto) + 0,1 + 0,8 + 1,1 - Verbeterde uitgaven 129,2 147,7 156,8 143,8 1 Excl. de door het loonwerk bijgevoegde waarde. 2 Excl. do vrachtkosten voor de invoer uit Kongo. 3 Heffingen = compensatierechten door de Nederlandse overheid geheven op de uitvoer van sommige Nederlandse landbouwprodukten naar de B.L.E.U. De opbrengst wordt voor de helft tussen beide landen verdeeld. 4 Excl. de invoer van niet monetair goud. werden vroeger omstandig toegelicht (1). Er zal dan ook niet meer worden op ingegaan. Alleen zij in herinnering gebracht dat de douanecijfers van de invoer en van de uitvoer geregeld hoger liggen dan de cijfers van het betalingsverkeer en dat dit aan de volgende factoren is toe te schrijven : de ruilverrichtingen zijn in de douanestatistieken opgenomen, doch niet in het betalingsverkeer; dit is ook het geval met de invoer en de uitvoer vádr of na loonwerk, behoudens wat de koloniale goederen betreft, waarvoor een (1) Cf. a De betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie in 1955», Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, juni 1956, blz. 421-422. rectificatie aan de douanestatistieken kon worden aangebracht. Zoals uit de laatste twee lijnen van de tabel III blijkt, ligt het saldo der ontvangsten en uitgaven uit hoofde van goederentransacties, dat op basis van het betalingsverkeer werd berekend, geregeld beneden het saldo der douanestatistieken. "Dit verschil is in 1958 enigszins afgenomen, wat wellicht valt toe te schrijven aan het feit dat de munten van de lidstaten van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking, opnieuw op de gereglementeerde markt dienen verkocht wanneer zij voortvloeien uit de uitvoer van -goederen. De afwijking blijft - 443 -

Tabel III. Goederentransacties Ramingen op basis van de betalingen en van de douanestatistieken (In miljarden franken) 1955 1956 1957 1958 Ontvangsten : Volgens de verbeterde betalingen 133,3 151,9 155,6 145,8 Volgens de verbeterde douanestatistieken 141,4 161,9 166,9 157,9 Uitgaven : Volgens de verbeterde betalingen 125,2 142,8 150,9 135,2 Volgens de verbeterde douanestatistieken 129,2 147,7 156,8 143,8 Saldo : Volgens de verbeterde betalingen + 8,1 + 9,1 --1-4,7 + 10,6 Volgens de verbeterde douanestatistieken + 12,2 + 14,2 + 10,1 + 14,1 nochtans relatief belangrijk en is wellicht grotendeels te wijten aan de omstandigheid dat, in liet betalingsverkeer, de uitgaven uit hoofde van goederentransacties sommige vervoerkosten omvatten. De goederentransacties berekend op basis van het betalingsverkeer kunnen naar hun aard in vier rubrieken ingedeeld worden : uitvoer en invoer, a rbitrageverrich tingen, loonwerk, niet monetair goud. Tabel IV. Goederentransacties Omstandige opgave der verrichtingen (In miljarden franken) 1955 1956 1957 1958 vangsten Uitgaven Saldo vanognstt-,, Uitgaven Saldo vangsten Uitgaven Saldo vangeten Uitgaven Saldo F.o.b.-uitvoer en -invoer 123,3 118,5 + 4,8 140,1 134,7+ 5,4 141,8 141,2 + 0,6 133,0 126,0+ 7,0 Arbitrageverrichtingen I 7,3 5,9 + 1,4 8,3 6,4+ 1,9 10,1 7,5 + 2,6 9,1 7,9+ 1,2 Loonwerk 2,7 + 2,0 3,5 0,9+ 2,6 3,7 1,1 + 2,6 3,7 1,3+ 2,4 Niet monetair goud (netto) --- 0,1-0,1 -- 0,8-0,8 -- 1,1-1,1... --... Totaal 133,3 125,2 + 8,1 151,9 142,8+ 9,1 155,6 150,9 + 4,7 145,8 135,2+ 10,6 1 Alleen saldi, wanneer het om verrichtingen gaat die de Kolonie als herkomst of bestemming hebben. Het bedrag van de uitvoer stemde in 1957, op ongeveer 0,6 miljard na, overeen met dat van de invoer. Beide liepen in 1958 terug, doch de gezamenlijke waarde van de invoer daalde sterker dan die van de uitvoer; uiteindelijk overschreed de uitvoer de invoer met 7 miljard. Deze gunstige evolutie van 1957 tot 1958 blijkt eveneens vrij duidelijk uit de statistieken van de buitenlandse handel van de B. L. E. U. De ontvangsten uit arbitrageverrichtingen stemmen overeen met de opbrengst van de afzet in derde landen van goederen die in het buitenland werden aangekocht, en de uitgaven, met het bedrag van die aankopen. Het saldo van die rubriek is derhalve gelijk aan de netto-ontvangsten welke voor de Belgische en Luxemburgse doorvoerders uit die verrichtingen voortvloeien en welke hun winst vertegenwoordigen en de door hen gedragen onkosten in Bel-. gische franken dekken. In 1958 verminderden de ontvangsten uit hoofde van arbitrageverrichtingen t.o.v. 1957. Deze vermindering kan aan twee factoren worden toegeschreven : eensdeels, de conjuncturele inkrimping der winstmarges; anderdeels, een daling van de vervoerkosten. In het totaal liep het batig saldo der arbitrageverrichtingen van 2,6 miljard in 1957 terug tot 1,2 miljard in 1958. Tabel V. Buitenlandse handel der Belgisch-Luxemburgse Economische Unie Indexcijfers van de gemiddelde waarde en van het volume (Basis 1953 = 100) Bron : Nationaal Instituut voor do Statistiek. Invoer Uitvoer Waarde Volume Waarde Volume 1955 96 122 97 127 1956 99 186 :103 136 1957 102 139 106 133 1958 ' 95. 137 99 136-444 -

' De ontvangsten voor loonwerk handhaafden zich in 1958 op het in 1957 bereikte peil van 3,7 miljard; daar de uitgaven terzelfder tijd van 1,1 miljard tot 1,3 miljard toenamen, daalden de netto-ontvangsten met miljard. De nulstand van het saldo der verrichtingen op niet monetair goud lijkt in 1958 meer waarschijnlijk dan de nettoafvloeiing die in 1957 werd waargenomen. De gezamenlijke goederentransacties lieten in het beschouwde jaar een overschot van 10,6 miljard; dit bedrag ligt merkelijk hoger dat het overschot van 4,7 miljard en overschrijdt eveneens de batige saldi die in 1955 en 1956 tijdens de fase van conjuncturele expansie werden geboekt. 2. Onzichtbare transacties. In tabel VI worden de onzichtbare transacties in zeven rubrieken ingedeeld; voor elk daarvan worden de bruto-ontvangsten en -uitgaven evenals het saldo aangeduid. Tabel VI. Onzichtbare transacties (In miljarden franken) ontvangsten 1955 1956 1957 1958 Saldo Outvangsten Uitgaven Saldo 0 t vangsten Uitgaven Saldo vangsten Uitgaven Saldo 1. Verplaatsingen in het buitenland 3,0 2,7 + 0,3 3,8 2,8 + 1,0 4,3 3,2 -I- 1,1 6,2 2,9 4-3,3 2. Vervoer 10,1 12,8-2,7 12,8 16,9-4,1 14,4 18,7-4,3 12,2 15,8-3,6 3. Verzekeringspremies en -uitkeringen 0,9-1,1 1,2-0,1 1,2 1,5-0,3 1,4 1,8-0,4 4. Inkomsten uit investeringen 6,6 4,5 + 2,1 8,4 4,9 4-3,5 8,1 4,8 + 3,3 7,5 5,0 -f- 2,5 5. Overheidstransacties niet elders vermeld. 2,4 2,6-3,0 4,0-1,0 3,1 3,0 + 0,1 3,7 4,3-0,6 6. Grensarbeiders en vreemde arbeiders 2,5 1,4 -I- 1,1 3,2 1,4 -I- 1,8 3,9 1,7 -I- 2,2 5,1 1,9 -I- 3,2 7. Diversen 8,0 6,4 + 1,6 9,3 7,2 -I- 2,1 9,4 7,5 + 1,9 10,0 7,4 -I- 2,6 Totaal 33,3 31,3 + 2,0 41,6 38,4 + 3,2 44,4 40,4 -I- 4,0 46,1 39,1 + 7,0 Om verschillende redenen dienen de cijfers der onzichtbare transacties met grote omzichtigheid beoordeeld; een zeker aantal ontvangsten en uitgaven die gecompenseerd worden, ontsnappen aan de telling van het betalingsverkeer. Deze opmerking geldt in het bijzonder voor de verplaatsingen in het buitenland, waarvan alleen het saldo commentaar verdient. Dit saldo verbeterde in 1958 met 2,2 miljard. Deze verbetering is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de toeneming van het vreemdelingenverkeer in België, ten gevolge van de Tabel VII. Aantal overnachtingen van vreemdelingen in België (In duizendtallen) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. Land van gewoon verblijf 1955 1956 1957 1958 (v) Verenigd-Koninkrijk. 812 846 972 1.224 Frankrijk 714 796 853 1.003 Nederland 395 420 392 440 West-Duitsland 269 276 304 828 Zwitserland 61 61 64 222 Verenigde Staten 226 227 222 616' Diveriien 1 493 528 566 1.234 Totaal 2.970 3.154 3.373 5.567 I Ezel. het Groothertogdom Luxemburg. Wereldtentoonstelling te Brussel : het aantal overnachtingen van vreemdelingen in België steeg van 3.373.000 in 1957 tot ongeveer 5.560.000 in 1958. Wellicht komt de verbetering die zich vorig jaar heeft voorgedaan, niet volledig in de cijfers van tabel VI tot uiting. Het is inderdaad mogelijk dat in 1958 ontvangsten uit hoofde van verplaatsingen in het buitenland als invoer van particulier kapitaal werden geboekt, terwijl in 1957 uitgaven uit hoofde van verplaatsingen in het buitenland blijkbaar als uitvoer van particulier kapitaal werden opgetekend. Bovendien omvatten de niet bepaalde transacties wellicht, zoals reeds hoger werd vermeld, sommige verplaatsingen in het buitenland; welnu, het negatieve saldo van deze verrichtingen is in 1958 sterk ingekrompen. De ontvangsten uit vervoer verminderden in 1958 met iets meer dan 2 miljard t.o.v. 1957. Deze daling houdt verband met de inkrimping der ontvangsten uit hoofde van vervoer voor rekening van Kongo en van doorvoer van goederen : het transitoverkeer, waarmee in 1957 16,4 miljoen ton waren gemoeid, bereikte in 1958 nog slechts 14,1 miljoen ton; de ontvangsten uit leveringen van scheepsproviand aan buitenlandse schepen lagen daarentegen in beide jaren nagenoeg op hetzelfde peil, nl. iets meer dan 1 miljard. Daar de uitgaven sterker terugliepen dan - 445 --

de ontvangsten, sloot de rubriek «Vervoer» in 1958 met een enigszins minder belangrijk nettotekort dan in 1957. De daling van de uitgaven voor vervoer komt vooral voor rekening van de verlaging der zeevrachten. De betalingen van verzekeringspremies en -uitkeringen, lieten in 1958 een tekort, dat 0,1 miljard hoger lag dan het voorafgaande jaar. Ten gevolge van de verzwakking van de industriële conjunctuur lag het gezamenlijke bedrag der inkomsten uit investeringen van Belgische en Luxemburgse ingezetenen in 1958 met 0,6 miljard beneden het in 1957 geïnde bedrag. Het gezamenlijk inkomen van de investeringen van vreemdelingen in de B.L.E.U. steeg daarentegen met miljard; dit bedrag overschrijdt de toeneming der uitgekeerde interesten op de buitenlandse schuld van de overheid en van de Belgische parastatale instellingen. In het totaal, lieten de betalingen in 1958 een netto-overschot van 2,5 miljard tegen 3,3 miljard één jaar vroeger. De verrichtingen die onder de rubriek niet elders vermelde overheidstransacties zijn opgenomen, hadden in 1957 een overschot gelaten van ongeveer 0,1 miljard, dat in 1958 plaats maakte voor een tekort van 0,6 miljard. Deze evolutie is gedeeltelijk toe te schrijven aan het feit dat in 1958 een deel van de stationeringskosten der Belgische strijdkrachten op het grondgebied van de Duitse Bondsrepubliek door de Belgische Schatkist moest gefinancierd worden, daar waar die uitgaven voordien ten laste vielen van de Bondsrepubliek. De stijging van de netto-ontvangsten onder de rubriek grensarbeiders en vreemde arbeiders is aan de volgende factoren toe te schrijven : de toeneming met ongeveer 12 pct. van het gezamenlijk aantal in Frankrijk en Nederland te werk gestelde Belgische grensarbeiders, de betaling aan de grensarbeiders in 1958 van bedragen die hen normaal in 1957 hadden dienen uitgekeerd en, ten slotte, de opneming onder deze rubriek van betalingen ten gunste van op de \Vereldtentoonstelling te Brussel te werk gestelde werknemers. In 1958 steeg het batig saldo van de in de rubriek diversen gegroepeerde onzichtbare transacties met miljard t.o.v. 1957. Deze evolutie is in het bijzonder op rekening te stellen van, eensdeels, de stijging van het overschot der verrichtingen begrepen onder de post makelaars- en commissieloon en, anderdeels, van de inkrimping der royalties voor filmen, voor patent- en auteursrechten. De onzichtbare transacties lieten in 1958 een globaal overschot van 7 miljard, d.i. 3 miljard meer dan Tabel VIII. Rubriek «Diversen» der onzichtbare transacties (In miljarden franken) Ontvangsten 1955 1956 1957 1958 Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Ontvangsten 1 Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Makelaars- en commissielonen 3,4 3,4-3,1 3,2-0,1 3,3 2,9 + 0,4 3,6 2,9 -I-- Royalties voor filmen, voor patent- en auteursrechten 0,5 1,5-1,0 0,6 1,6-1,0 0,8 1,8-1,0 0,9 1,6 - Verrichtingen met de E.G.K.S. 0,4 0,1 + 0,3 0,4 - + 0,4 0,5 0,1 + 0,4 0,6 0,1 + 0,5 Andere verrichtingen 3,7 1,4 + 2,3 5,2 2,4 + 2,8 4,8 2,7 + 2,1 4,9 2,8 + 2,1 Totaal 8,0 6,4 + 1,6 9,3 7,2 + 2,1 9,4 7,5 + 1,9 10,0 7,4 + 2,6 in 1957. Deze verbetering is met name toe te schrijven aan de toeneming der netto-ontvangsten uit hoofde van verplaatsingen in het buitenland en aan de inkrimping der netto-uitgaven voor vervoer. Zij houdt dus in zekere mate verband met een hoofdzakelijk tijdelijke factor, nl. de Wereldtentoonstelling te Brussel, en met conjuncturele factoren, nl. de teruggang van de aankopen in het buitenland en de daling der vrachtkosten. transacties. Deze bedragen dienen echter met het gebruikelijke voorbehoud beoordeeld. Zoals reeds hoger werd gezegd, zijn het overschot van de f.o.b.- uitvoer boven de f.o.b.-invoer en het tekort op de rubriek «Vervoer» onderschat. Bovendien werden in 1957 sommige uitgaven voor verplaatsingen in het buitenland geboekt als uitvoer van particulier kapitaal, terwijl het omgekeerde zich mogelijk heeft voorgedaan in 1958. 3. Totaal der goederen- en dienstentransacties. De goederen- en dienstentransacties lieten in 1958 een overschot van 17,6 miljard; in 1957 bedroeg het batig saldo 8,7 miljard. De verbetering is ten belope van 5,9 miljard toe te schrijven aan de goederentransacties en van 3 miljard aan de onzichtbare 4. Schenkingen. Van 1957 tot 1958 daalde het gunstig saldo der particuliere schenkingen van 1,3 miljard tot 1,1 miljard, d.i. met miljard. Deze vermindering is toe te schrijven aan de verlaging der toelagen door de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal aan de - 446 -

Tabel IX. Schenkingen (In miljarden franken) Ontvangsten 1955 1956 1957 1958 Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Ontvangsten Uit g aven Saldo Particuliere schenkingen : Verrichtingen met de Kolonie 1,1 0,5-1- 0,6 1,4 0,5 -I- 0,9 1,6 0,4-1- 1,2 1,6 0,4 + 1,2 Verrichtingen in het kader van de E.G.K.S. 0,6 0,3 -I- 0,3 0,5 0,3-1- 0,3 0,1 + 0,1 0,1... Andere verrichtingen 0,3-0,1 0,3-0,1 0,3-0,1 0,4 0,5-0,1 Totaal der particuliere schenkingen 1,9 1,1 + 0,8 2,1 1,1 + 1,0 2,1 0,8-1- 1,3 2,1 1,0-1- 1,1 Regeringsschenkingen... -... - - - - - - - - - Totaal 1,9 1,1 -I- 0,8 2,1 1,1-1- 1,0 2,1 0,8 + 1,3 2,1 1,0-1- 1,1 (...) Beweging van minder dan fr. 50 miljoen. Belgische steenkolenmijnen toegekend; de perekwatiehulp nam in februari 1958 een einde. 5. Beweging van het Belgisch-Luxemburgs en buitenlands particulier kapitaal. De beweging van het Belgisch-Luxemburgs en buitenlands particulier kapitaal wordt gesplitst in twee afzonderlijke rubrieken, resp. onder de titel «Handelspapier» en «Andere kapitalen». De cijfers onder de rubriek «Handelspapier» dekken hoofdzakelijk de beweging van de handelsportefeuille in Belgische franken van de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi, die van de acceptverplichtingen der Belgische banken tegenover het buitenland en die der geviseerde uitvoeraccepten welke buiten het Belgische bankwezen gefinancierd worden. De «Andere kapitalen» omvatten, op de uitgavenzijde, de Belgisch-Luxemburgse investeringsuitgaven in het buitenland en de buitenlandse desinvesteringen in de B.L.E.U. en, op de ontvangstenzijde, de buitenlandse investeringsuitgaven in de B.L.E.U. en de Belgisch-Luxemburgse desinvesteringen in het buitenland. Het nadelig saldo van het handelspapier daalde van 0,9 miljard in 1957 tot 0,1 miljard in 1958. Deze vermindering is toe te schrijven aan de bewe- gingen van de handelsportefeuille in Belgische franken van de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. Omzichtigheid is geboden bij de beoordeling van het saldo der andere kapitalen. Bepaalde kapitaalbewegingen die niet konden geïdentificeerd worden, zijn waarschijnlijk begrepen in de rubriek «Niet bepaalde transacties». Anderzijds dekken de bedragen die in tabel I voorkomen, blijkbaar transacties die betrekking hebben op de verplaatsingen in het buitenland. Zoals hij werd geteld, daalde de netto-uitvoer van «Ander particulier kapitaal» van 6,6 miljard in 1957 tot 4,9 miljard in 1958. Dit laatste cijfer omvat de inschrijving op twee leningen van elk 2 miljard, die door de Koloniale Schatkist, resp. in februari-maart en in november-december 1958, op de Belgische markt werden geplaatst. 6. Kapitaalverkeer in de overheidssector. De ruimte die, ingevolge de conjuncturele ontwikkeling, in 1958 de financiële markt kenmerkte van de landen welke traditioneel als geldschieters optreden, maakte het mogelijk een beroep te doen op buiten-, lands kapitaal. Daar Belgisch-Kongo op de Belgische en buitenlandse markten kon lenen, heeft het, per saldo, opgehouden certificaten van de Belgische Tabel X. Beweging van het overheidskapitaal (In miljarden franken) Ontvangsten 1955 1956 1957 1958 Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Ontvangsten Uitgaven Saldo Langlopende kapitalen : Verstrekte en ontvangen leningen 4,0 0,8 -I- 3,2 0,8 1,9-1,1 2,1* 0,6 + 1,5 1,3-1- 0,5 Aflossingen 0,1 1,5-1,4-0,9-0,9 0,1 1,4-1,3 0,1-1,2 Kortlopende kapitalen 1 + 0,5 0.3 1,9-1,6 5,9 4,7-1- 1,2 8,3 + 3,1 Totaal 4,8 2,5 + 2,3 1,1 4,7-3,6 8,1 6,7 + 1,4 9,7 7,3 + 2,4 Nettotoevoer en -afvoer voor de schatkistcertificaten aangehouden door een zelfde instelling. * De invoer' van overheidskapitaal omvat een gedeelte van de lening van $ 80 miljoen van de Belgische Staat op de Amerikaanse markt, waarop de Belgisch-Luxemburgse ingezetenen inschreven; het bedrag van die inschrijvingen is nochtans niet nauwkeurig gekend. - 447 - O 1-1- CO CO cq

Schatkist te innen. In het totaal beliep de invoer van overheidskapitaal in 1958 9,7 miljard tegen 8,1 miljard in 1957. Daar deze toeneming der ontvangsten de stijging der uitgaven overtrof, nam de netto-invoer van overheidskapitaal in 1958 met 1 miljard toe t.o.v. 1957. Op de ontvangstenzijde van het langlopend overheidskapitaal dienen in 1958 de inning vermeld door de Staat van een gedeelte van de opbrengst van de lening van $ 10 miljoen, die in 1957 door de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling werd toegestaan, en de emissie door de Regie van Telegraaf en Telefoon van twee leningen op de Amerikaanse markt voor een gezamenlijk bedrag van $ 22 miljoen. Op de uitgavenzijde komen, naast aflossingen van buitenlandse leningen ten belope van 0,8 miljard, voor 0,4 miljard terugbetalingen voor van schatkistcertificaten waarop door Ruanda-Urundi, was ingeschreven; anderzijds stond de Staat aan Belgisch-Kongo en dan Ruanda-Urundi voor 0,4 miljard voorschotten toe en stortte hij een gedeelte van zijn inschrijving op het kapitaal van de Europese Investeringsbank. De invoer van kortlopend overheidskapitaal bereikte in 1958 8,3 miljard : de Staat verhoogde het bedrag van zijn in Zwitserland, West-Duitsland, de Verenigde Staten en bij de Koloniale Schatkist geplaatste kortlopende certificaten met resp. 1,6 miljard, 1,4 miljard, 3 miljard en 0,9 miljard; verschillende parastatale instellingen deden een beroep op de Amerikaanse en op de Duitse markt voor een totaal van ongeveer 0,8 miljard. De uitvoer van overheidskapitaal bereikte 5,2 miljard : de terugbetalingen van de Schatkist bedroegen 2,9 miljard, waarvan 2,5 miljard overeenstemmen met de trekking op het Internationale Monetaire Fonds in april 1957; de Schatkist stond de opbrengst in Belgische franken, nl. 1,4 miljard, van de schatkistcertificaten die zij tijdens het afgelopen jaar in West-Duitsland plaatste opnieuw aan Belgisch-Kongo af; ten slotte werd een lening van 0,9 miljard terugbetaald, die op het einde van 1957 door een parastatale instelling in Zwitserland was uitgegeven. 7. Beweging van de netto goud- en deviezenvoorraad van het bankwezen. De netto goud- en deviezenvoorraad van het bankwezen steeg met 15,9 miljard in 1958. Deze toeneming overtreft met 13,8 miljard die van 1957; onder de belangrijkste oorzaken van die evolutie dient de stijging vermeld van het overschot van de uitvoer boven de invoer en van het batig saldo der verplaatsingen in het buitenland, evenals de vermindering van de netto-uitvoer van particulier kapitaal. De netto goud- en deviezenvoorraad van de Nationale Bank steeg met 17,2 miljard in 1958. Voor de goudvoorraad en de tegoeden in inwisselbare munt alleen bereikte de stijging hetzelfde bedrag. De nettotegoeden op het buitenland van de Belgische en Luxemburgse particuliere banken kenden niet hetzelfde verloop als die van de Nationale Bank. Terwijl ze in 1957 met 1,6 miljard waren toegenomen, daalden ze in 1958 met 1,3 miljard. BETALINGSBALANS MET KONGO EN MET DE ANDERE LANDEN Evenals de voorgaande jaren, en om dezelfde redenen, zullen hier alleen de betalingsbalans van de B.L.E.U. in Belgische en Kongolese franken met Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi en die van de B.L.E.U. met de gezamenlijke andere landen worden besproken. Deze laatste balans omvat de transacties in vreemde geldsoorten met alle landen en de verrichtingen in Belgische franken met de landen andere dan Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. 1. Betalingsbalans van de B.L.E.U. in Belgische en Kongolese franken met Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. De betalingsbalans van de B.L.E.U. met Kongo, waarvan de cijfers in tabel XI voorkomen, stemt niet helemaal overeen met die van Kongo met de B.L.E.U., zoals deze door de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi wordt gepubliceerd. De afwijkingen tussen deze balansen voor het jaar 1956 werden omstandig toegelicht in een vorig artikel (1). Die welke voor 1958 vallen waar te nemen (2), zijn over het algemeen aan gelijkaardige oorzaken toe te schrijven. Het overschot der lopende transacties daalde van 13,4 miljard' in 1957 tot 11,8 miljard in 1958. Deze vermindering is tegelijkertijd toe te schrijven aan de inkrimping van het batig saldo der goederentransacties en van dat der onzichtbare transacties; de inkrimping van het overschot op de onzichtbare transacties was echter in absolute waarde belangrijker dan de daling der netto-ontvangsten uit hoofde van goederentransacties. De teruggang van het gezamenlijke bedrag van de uitvoer van de B.L.E.U. naar Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi is blijkbaar in hoofdzaak toe te schrijven aan de inkrimping der verkochte hoeveelheden, daar de prijzen eerder stabiel bleven; de vermindering van het bedrag van de invoer van de B.L.E.U. moet daarentegen hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de daling der eenheidsprijzen. (1) Cf. a De handels- en financiële betrekkingen tussen België en zijn overzeese gebiedsdelen», Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, februari 1958, blz. 92 e.v. (2) Voor 1958 wordt de betalingsbalans van Belgisch- Kongo en van Ruanda-Urundi met de rest van de wereld en met de B.L.E.U. in het bijzonder, gepubliceerd in het verslag van de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi voorgelegd op de gewone algemene vergadering der aandeelhouders van 26 mei, en in het aprilnummer van het Tijdschrift van dezelfde instelling. 448

Tabel XI. Betalingsbalans van de B.L.E.U. in Belgische en Kongolese franken met Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi (In miljarden franken) 1955 1956 1957 1958 1. Goederentransacties : F.o.b.-uitvoer 6,3 6,6 7,0 5,9 F.o.b.-invoer 5,5 6,0 5,0 4,2 Saldo --h 0,8 -I- 0,6-1-- 2,0 + 1,7 Andere goederentransacties -I- 0,1 -I- 0,1 + 0,1... Totaal -h 0,9 + -I- 2,1 + 1,7 2. Onzichtbare transacties : Verplaatsingen in het buitenland + 0,8 --1-1,1 --1-1,2 + 1,4 Vervoer -I- 3,5 -I- 4,4 + 4,6 + 3,5 Inkomsten uit investeringen + 2,5 -I- 3,5 + 3,0 + 2,9 Overheidstransacties niet elders vermeld + 0,3 + 0,6-1- + Diversen + 1,6 -I- 1,7 + 1,8-1-- 1,6 Totaal --1-- 8,7 -I- 11,3.+ 11,3 --1-10,1 3. Totaal der transacties op goederen en diensten (3 = 1 -I- 2) -I- 9,6 -I- 12,0 + 13,4 + 11,8 4. Particuliere schenkingen -I- 0,6 -I- 0,9 -I- 1,2 -I- 1,3 5. Beweging van hct Belgisch-Luxemburgs en koloniaal particulier kapitaal : Handelspapier - 1,0 + 1,1-1,1 -I- 0,5 Andere kapitalen - 2,4-1,2 + 0,1-3,7 Totaal - 3,4-0,1-1,0-3,2 6. Beweging van het overheidskapitaal : Langlopende kapitalen - - 1,8-0,4-0,5 Kortlopende kapitalen - 0,1-0,5-8,2 + 0,4 Totaal - 0,3-2,3-3,6-0,1 7. Particuliere overmakingen : Verrichtingen voor rekening van de Kolonie - 7,0-7,7-6,1-5,8 Andere transfers - 1,5-1,7-2,8-4,3 Totaal - 8,5-9,4-8,9-9,6 8. 'Multilaterale betalingen + - - 0,4-0,9 9. Vergissingen en weglatingen + 0,1 + + 0,1 - Totaal overeenstemmend met de beweging van de netto deviezenreserves van het bankwezen - 1,7 + 1,1 + 0,8 - (...) Beweging van minder dan fr. 50 miljoen. De lichte verslechtering in 1958 van het overschot op de onzichtbare transacties komt voor rekening van de inkrimping der netto-ontvangsten uit vervoer en der inkomsten uit investeringen. Deze verminderingen, die verband houden met het conjunctuurverloop, werden slechts in geringe mate goedgemaakt door de stijging van het overschot op de verplaatsingen in het buitenland. Wat het particuliere kapitaal betreft, wordt in 1958 een herneming waargenomen van de beleggingen van Kongo in handelspapier in Belgische franken. Terwijl de bewegingen van het ander particulier kapitaal in 1957 nagenoeg in evenwicht waren, is in 1958 per saldo een gezamenlijk bedrag van 3,7 miljard uitgevoerd. Deze uiteenlopende evolutie vindt haar verklaring in het feit dat de Koloniale Schatkist in 1957 geen leningen op de Belgische markt plaatste en in 1958 echter wel tweemaal daarop een beroep deed door de emissie, in februari-maart, van een lening van 2 miljard en door de plaatsing, op het einde van het jaar, van een tweede lening van hetzelfde bedrag. De bewegingen van het langlopend overheidskapitaal lieten voor de B.L.E.U. een nettotekort van ongeveer 0,5 miljard; dit bedrag dekt namelijk een voorschot van de Belgische Schatkist aan Ruanda- Urundi en terugbetalingen van halflange schatkistcertificaten waarop vroeger door Ruanda-Urundi was ingetekend. De Belgische overheid die, in 1957, aan de Koloniale Schatkist en aan de Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi voor ruim 3 miljard kortlopende verplichtingen had moeten terugbetalen, vond in 1958 baat bij de toeneming van de liquiditeit der Centrale Bank van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi; in het totaal overschreed de invoer van kortlopend overheidskapitaal uit Kongo en Ruanda-Urundi de uitvoer met ongeveer 0,4 miljard in 1958. Evenals de vorige jaren lieten de bilaterale betrekkingen van de B.L.E.U. met Kongo in 1958 een aan- - 449 -

zienlijk overschot. Een belangrijk gedeelte van dit overschot werd gesaldeerd door de rechtstreekse betalingen die derde landen, in hoofdzaak landen die lid waren van de B.L.E.U., aan de B.L.E.U. verrichtten ter aanzuivering van hun tekort tegenover Kongo. Het negatieve saldo van de rubriek a Verrichtingen voor rekening van de Kolonie» vertegenwoordigt de Belgische franken welke de B.L.E.U. ter beschikking van Kongo stelde als tegenwaarde van wat zij rechtstreeks uit het buitenland ontving. Het overschot op de lopende transacties van Kongo met de andere landen dan de B.L.E.U. steeg in 1958 t.o.v. 1957. De andere par- ticuliere transfers en de multilaterale betalingen gaven daarentegen in de jaren 1956 tot 1958 aanleiding tot steeds belangrijkere afvloeiingen ten gunste van Kongo. 2. Betalingsbalans van de B.L.E.U. met de landen andere dan Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. Van 1957 tot 1958 daalde het bedrag van de uitvoer van goederen naar andere landen dan Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi merkelijk minder dan het bedrag van de invoer van de B.L.E.U. uit Tabel XII. Betalingsbalans van de B.L.E.U. met de landen andere dan Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi 1 (Tn miljarden franken) 1055 1956 1957 1958 1. Goederentransacties : F.o.b.-uitvoer 117,0 133,5 134,8 127,1 F.o.b.-invoer 113,0 128,7 136,2 121,8 Saldo + 4,0 + 4,8-1,4 4-5,3 Andere goederentransacties 4-3,2 4-3,6 -I- 4,0 -I- 3,6 Totaal -I- 7,2 -I- 8,4 + 2,6 -I- 8,9 2. Onzichtbare transacties : Verplaatsingen in het buitenland - 0,5 + 0,1-0,1 -I- 1,9 Vervoer - 6,2-8,5-8,9-7,1 Verzekeringspremies en -uitkeringen - - 0,1-0,3-0,4 Inkomsten uit investeringen - 0,5... + 0,3-0,4 Overheidstransacties niet elders vermeld - 0,5-1,6-0,6-1,9 Grensarbeiders en vreemde arbeiders 4-1,1-1- 1,8 + 2,2 4-3,2 Diversen -I- 0,1 + 0,4 + 0,1 -I- 1,0 Totaal - 6,7-8,1-7,3-3,1 3. Totaal der transacties op goederen en diensten (3 = 1 -I- 2) -I- 0,5 -I- 0,3-4,7 + 5,8 4. Schenkingen : Particuliere schenkingen Regeringsschenkingen +... -I- 0,1 - + 0,1 - - - Totaal + + 0,1 4-0,1-5. Beweging van het Belgisch-Luxemburgs en buitenlands particulier kapitaal : Handelspapier Andere kapitalen -I- 0,5-4,6-0,1-7,8 + - 6,7* - 0,6-1,2 Totaal - 4,1-7,9-6,5-1,8 6. Beweging van het overheidskapitaal : Langlopende kapitalen -I- 2,0 - Kortlopende kapitalen 4-0,6-1,1 4-0,6* + 4,4 - + 2,7 Totaal + 2,6-1,3 4-5,0 + 2,5 7. Particuliere overmakingen : Verrichtingen voor rekening van de Kolonie -}- 7,0 Andere transfers + 1,5 -I- 7,7 + 1,7 + 6,1 -I-- 2,8 + 5,3 + 4,3 Totaal + 8,5 + 9,4 + 8,9 + 9,6 8. Multilaterale betalingen - + -I- 0,4 + 0,9 9. Niet bepaalde transacties - 1,3-1,8-2,2-10. Vergissingen en weglatingen - 0,1 + 0,3 + 0,3 + 0,5 Totaal overeenstemmend met de beweging van de netto deviezenreserves van het bankwezen + 6,1 - + 1,3 4-16,6 1 Incl. de transacties in vreemde munten met Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi. De uitvoer van particulier kapitaal en de invoer van overheidskapitaal omvatten een gedeelte van de lening van $ 80 miljoen van de Belgische Staat op de Amerikaanse markt, waarop de Belgisch-Luxemburgse ingezetenen inschreven; het bedrag van die inschrijvingen is nochtans niet nauwkeurig gekend. (...) Beweging van minder dan fr. 50 miljoen. -450-

diezelfde landen. Het tekort van 1,4 miljard, waarmee die transacties in 1957 sloten, maakte in 1958 plaats voor een overschot van 5,3 miljard. Van het ene jaar tot het andere daalde het nadelig saldo op de onzichtbare transacties van 7,3 miljard tot 3,1 miljard. Deze verbetering is hoofdzakelijk aan twee factoren toe te schrijven : het verschijnen van een overschot uit hoofde van verplaatsingen in het buitenland in verband met de Wereldtentoonstelling van Brussel en de inkrimping van de uitgaven voor vervoer ten gevolge van de daling der vrachtprijzen en van de teruggang der ingevoerde hoeveelheden. Wat de bewegingen van het particulier kapitaal betreft, vertoont het «Handelspapier» een tekort van 0,6 miljard tegen een overschot van miljard in 1957. De beweging van het «Ander particulier kapitaal» gaf aanleiding tot een netto-uitvoer van 1,2 miljard. Hoewel dit laatste bedrag, omwille van zijn betrekkelijke onnauwkeurigheid, slechts als een orde van grootte mag beschouwd worden, kan de vermindering van de netto-uitvoer van kapitaal t.o.v. 1957 niet worden in twijfel getrokken. De netto-invoer van overheidskapitaal, die in 1957 5,0 miljard bedroeg, daalde tot 2,5 miljard in 1958; een overschot van 2,7 miljard op het kortlopende kapitaal werd ten dele gecompenseerd door een tekort van miljard op het langlopende kapitaal. Aangezien er nog slechts twee deelbalansen bestaan van de verrichtingen van de B.L.E.U. met het buitenland, vormen de particuliere overmakingen en de multilaterale betalingen, vermeld in tabel XII, de tegenwaarde van dezelfde verrichtingen die, met tegengesteld teken, in de betalingsbalans van de B.L.E.U. met Kongo worden aangeduid. De beschouwingen die te dier gelegenheid werden uitgebracht, gelden dus ook, mutadis mutandis, voor die rubrieken van de betalingsbalans van de B.L.E.U. met de landen andere dan Belgisch-Kongo en Ruanda- Urundi. Tegenover de overige wereld, met uitzondering van Belgisch-Kongo en van Ruanda-Urundi, steeg de netto goud- en deviezenvoorraad van het Belgisch- Luxemburgse bankwezen in 1958 met 16,6 miljard.

RAMING VAN DE ONTVANGSTEN EN UITGAVEN VAN DE STAAT, HET COMMISSARIAAT-GENERAAL EN DE MAATSCHAPPIJ VAN DE ALGEMENE WERELDTENTOONSTELLING TE BRUSSEL 1958 INLEIDENDE NOTA De hierna volgende cijfergegevens werden in de loop van februari geraamd (1). Daar het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling en de Maatschappij van de Tentoonstelling door de Staat werden in het leven geroepen, heeft de raming in feite betrekking op de invloed van de inrichting van de Tentoonstelling op de Schatkist. Getracht werd een inventaris op te maken van enerzijds de staatsuitgaven voortvloeiend uit die inrichting en anderzijds van al de directe en indirecte ontvangsten van de Staat ten gevolge van de weerslag van de Tentoonstelling op de Belgische economie. Die balans is uiteraard zeer approximatief. Vooreerst werd zij opgemaakt op een ogenblik dat nog zeer dicht bij de sluiting van de Tentoonstelling gelegen was; cijfers die thans beschikbaar zijn gekomen, waren toen nog niet bijeengebracht; voor de periode na 30 september 1958, moest men dan ook zijn toevlucht nemen tot schattingen. Nu blijft in dergelijke studiën een grote marge van onnauwkeurigheid bestaan. De raming wordt des te onzekerder naarmate zij betrekking heeft op afgeleide, meer indirecte uitgavenstromen. Bovendien kunnen de in aanmerking genomen gegevens nooit zonder een zekere willekeur worden afgebakend. In het onderhavige geval was men wellicht te optimistisch bij het bepalen van de inhoud der aangetekende uitgaven en ontvangsten. Immers, werden bij de ontvangsten fr. 240 miljoen afkomstig van de Koloniale Loterij in aanmerking genomen. Nu gaat het hier voor de Staat in zijn geheel echter om een andere aanwending van gelden, die hij in ieder geval zou geïncasseerd hebben en niet om een aanvullende ontvangst. Ook aan de ontvangstenzijde hadden de ramingen betrekking op afgeleide en niet alleen op directe ontvangsten. Daarentegen werd, op de uitgavenzijde, de raming beperkt tot de vastgelegde uitgaven en tot de werken die direct met de Tentoonstelling verband houden. Al de bijkomstige uitgaven werden terzijde gelaten : modernisering van het wegennet, oprichting van gebouwen buiten de omheining van de Tentoonstelling, werken van de ondergeschikte openbare besturen. Nochtans zou een (1) De auteur ervan is de H. R. Eglem, lid van de Studiegroep van de Afdeling Toegepaste Economie van de Vrije Universiteit te Brussel. niet onaanzienlijk deel van die uitgaven niet uitgevoerd geweest zijn zo de Tentoonstelling niet had plaatsgevonden. Evenmin werden de supplementaire lopende uitgaven geteld, die de Staat en de andere overheidslichamen hebben gedragen als rechtstreeks gevolg van de Tentoonstelling. Zo heeft de toestroming van toeristen naar deze laatste weliswaar de belastingontvangsten van de Schatkist doen stijgen, doch ook bijkomende lasten voor de administratie veroorzaakt. Hieronder zal blijken dat de geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de uitgaven voor werken met de helft werden verminderd. In beginsel werd aangenomen dat een deel van die werken in de periode van hoogconjunctuur werd uitgevoerd : in ieder geval was de volledige werkgelegenheid verzekerd en kwamen die werken zonder meer in de plaats van, andere uitgaven zonder het nationaaal inkomen, noch de staatsontvangsten te verhogen. In feite wordt hierdoor aangenomen dat de uitgaven voor de voorbereiding van de Tentoonstelling, gecompenseerd als ze waren door grotere besparingen in de andere sectoren van de economie, geen spanningen van overtewerkstelling veroorzaakten. Onder voorbehoud van hetgeen hierboven met betrekking tot de ramingen werd gezegd, heeft de Schatkist geen enkele netto-uitgave ten gevolge van de Tentoonstelling moeten doen. Doch hieruit mag nog niet worden afgeleid dat de uitgaven voor de openbare werken van de Staat ontvangsten van dezelfde omvang hebben voortgebracht. Inderdaad bedroegen de uitgaven van het Commissariaat-Generaal voor werken fr. 1,4 miljard. Zij schiepen directe ontvangsten welke op fr. 160 miljoen (of fr. 80 miljoen zo rekening gehouden wordt met de vermindering voor werken uitgevoerd in een periode van volledige werkgelegenheid) werden geraamd en afgeleide ontvangsten welke op hetzelfde bedrag werden geschat. Volgens de gunstigste berekening zou dus fr. 1,4 miljard uitgaven voor werken. slechts ten belope van fr. 320 miljoen teruggewonnen zijn. 452

'De aangetekende ontvangsten komen hoofdzakelijk voort van de 'uitgaven van derden, en niet van de Staat; ze zijn ongetwijfeld een gevolg van de Tentoonstelling : toeristische uitgaven, betalingen van het publiek aan de Maatschappij van de Tentoonstelling, bouwwerken uitgevoerd door Belgische of buitenlandse ondernemingen, enz. Er werd immers vastgesteld dat op fr. 3,4 miljard totale geraamde ontvangsten fr. 0,8 miljard bedrijfsontvangsten vertegenwoordigt en fr. 1,3 miljard aan de verbetering van de toeristische balans is toe te schrijven. De staatsuitgaven voor de Tentoonstelling kunnen. dus niet met gewone openbare werken worden gelijkgesteld. Zij vormen een eigen categorie. De inrichting van de Tentoonstelling heeft een bedrijvigheid geschapen die een hele reeks uitgaven vanwege de particuliere sector en van het buitenland heeft uitgelokt, welke even moeilijk te becijferen zijn als de afgeleide uitgaven van de overheid zelf. Mits dit voorbehoud, geeft onderhavige studie een belangwekkende benadering van een bijzonder ingewikkeld probleem. 1. In deze nota wordt getracht de ontvangsten en de uitgaven te ramen van het Commissariaat- Generaal van de Tentoonstelling, van de Maatschappij der Tentoonstelling en van de Staat, voortvloeiend uit de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958 (1). Deze raming het is wenselijk hierop van meet af aan de aandacht te vestigen blijft betrekkelijk onzeker. Voor de jongste periode beschikt men nog niet over al de boekhoudgegevens en, wat de ontvangsten betreft, moeten bepaalde posten, zoals de opbrengst van de belasting op het buitenlandse toerisme en de oprichting van de Tentoonstelling bij gebrek aan speciale opnemingen, op tamelijk onnauwkeurige wijze worden berekend.. 2. De nota. omvat de volgende vier secties : Sectie I : De uitgaven; Sectie II : De ontvangsten die rechtstreeks verband houden met de Wereldtentoonstelling; Sectie. III : De staatsontvangsten voortvloeiend uit de «secundaire» inkomens, opgeleverd door de Tentoonstelling; Sectie IV : Samenvatting. Er werd geen enkel onderscheid tussen de periodes gemaakt, en de verrichtingen werden dus globaal opgenomen, hetzij ze vódr, tijdens of na de Tentoonstelling zijn geschied. SECTIE I DE UITGAVEN 3. De bedragen opgenomen in tabel I geven enkel de uitgaven weer die gedragen werden door het (1) Wij betuigen hier onze beste dank aan de H. Ilegems, Inspecteur-generaal van Financiën bij het Bestuur van de Begroting en de Controle der Uitgaven, die welwillend al de gegevens bijeenbracht betreffende de uitgaven door de Staat en sommige parastatale instellingen gedragen uit hoofde van de 'Tentoonstelling. (2) De cijfers in die nota werden afgesloten in januari, Het blijkt echter niet dat de sedertdien beschikbaar gekomen gegevens de orde van grootte van de ramingen hebben gewijzigd. Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling, de Maatschappij der Tentoonstelling en de Belgische Staat, en dekken slechts de kosten en de werken die rechtstreeks met de Tentoonstelling verband houden. Tabel I. Schatting der uitgaven gedaan door het Commissariaat-Generaal, de Maatschappij van de Tentoonstelling en de Staat, uit hoofde van de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958 ( In miljoenen franken) I. Uitgaven van het Commissariaat-Generaal en van de Maatschappij der Tentoonstelling : Werken 1.383 Commissariaat 241 Maatschappij van de Tentoonstelling 711 2.335 II. Uitgaven van de Staat voor posten niet ten laste van de begroting van het Commissariaat-Generaal : Toelagen aan provincies en grote steden 127 Waarborg voor bezetting van motels 190 Deelneming door de Staat en bepaalde parastatale instellingen ten laste van de staatsbegroting 276 Diversen (deelneming aan «Kunsten en Ambachten» in Vrolijk België, aanvullend aandeel van de Staat in de organisatie van con- ' gressen) 33 626 IH. Deelneming aan de Tentoonstelling door bepaalde parastatele instellingen ten laste van hun eigen begrotingen 109 Totaal van de uitgaven 3.070 De werken voor de modernisering van het wegennet alsmede de oprichting van gebouwen buiten de omheining van de Tentoonstelling (het Paleis der Congressen, bijv.) werden dus niet in aanmerking 453

genomen. Met de aanvullende uitgaven van bepaalde exploitatiediensten van de Staat (P.T.T., pakketboten Oostende-Dover, enz.) werd evenmin rekening gehouden. 4. De uitgaven die betrekking hebben op alle aangegane verbintenissen sedert 1953; deze omvatten een raming van de betalingen na 30 september 1958 uit te voeren (1). Zij werden opgemaakt op basis van de gegevens welke door het Bestuur van de Begroting en de Controle op de Uitgaven werden overgemaakt. Men vinde hieronder enkele beschouwingen betreffende de bedragen welke in tabel I zijn vermeld. 5. De rubriek «Uitgaven van het Commissariaat-Generaal en van de Maatschappij der Tentoonstelling» wordt als volgt onderverdeeld : ( In miljoenen franken) Betalingen uitgevoerd van 1953 af tot 30 september 1958 : Werken 1.283 Commissariaat 221 Maatschappij van de Tentoonstelling 601 Raming van de betalingen na 30 september 1958 uit te voeren : Werken 100 Commissariaat 20 Maatschappij van de Tentoonstelling 110 Algemeen totaal... 2.335 6. «Uitgaven van de Staat voor posten die niet ten laste zijn van de begroting van het Commissariaat». De toelagen aan de provincies en grote steden werden slechts dan opgenomen wanneer zij het organiseren van manifestaties financierden. Het aandeel dat de blijvende werken financierde, werd niet in aanmerking genomen. Het parkeerterrein C, het enige dat met behulp van staatskrediet werd aangekocht, werd niet opgenomen, daar de aankoopprijs in normale omstandigheden moet worden gerecupereerd. De andere parkeerterreinen behoren toe aan de stad Brussel, de gemeente Jette en aan particulieren, en maakten het voorwerp van overeenkomsten uit. Alle inrichtingskosten werden door het Commissariaat-Generaal gedragen en zijn in rubriek I opgenomen. De stortingen voortvloeiend uit de waarborg van bezetting die door de Staat werd gegeven inzake logies (motels), zullen waarschijnlijk fr. 190 miljoen bedragen. (1) Deze ramingen werden in januari herzien en benaderen waarschijnlijk zeer dicht de werkelijkheid. De deelneming van de Staat en van bepaalde parastatale instellingen ten laste van de staatsbegroting wordt als volgt onderverdeeld : ( In miljoenen franken) Openbare Werken 48,0 Openbaar Onderwijs 49,9 Financiën 0,5 Binnenlandse Zaken 2,5 Landbouw 44,1 Economische Zaken 2,9 Arbeid en Sociale Voorzorg 12,7 Verkeerswezen 34,3 Posterijen 17,2 Regie der Luchtwegen 11,1 N.M.B.S. 10,0 N.I.R.-televisie 42,4 De post «Diversen» omvat : 275,6 ( In miljoenen franken) Deelneming van de Staat aan «Kunsten en Ambachten o 10,0 Aanvullend aandeel van de Staat in de organisatie van congressen 23,0 (de globale tussenkomst van de Staat bedroeg fr. 29 miljoen tegenover ongeveer fr. 6 miljoen tijdens de voorgaande jaren). 33,0 7. Tabel I geeft eveneens de deelneming van bepaalde parastatale instellingen weer, voor zover deze ten laste van hun eigen begrotingen is. SECTIE II ONTVANGSTEN DIE RECHTSTREEKS MET DE WERELDTENTOONSTELLING VERBAND HOUDEN 8. Deze sectie is gewijd aan een raming van de ontvangsten die het Commissariaat-Generaal, de Maatschappij van de Tentoonstelling en de Staat uit hoofde van de Tentoonstelling rechtstreeks hebben genoten. Terwijl, wat de uitgaven betreft, de ramingen op betrekkelijk nauwkeurige en volledige gegevens steunen, blijven de schattingen, wat de ontvangsten betreft, in het algemeen oppervlakkig en onvolledig. Bij de interpretatie van de bedragen der ontvangsten vermeld in tabel II, moet het volgende voorbehoud worden gemaakt : De staatsontvangsten die voortvloeien uit de toeristische uitgaven en uit de oprichtingskosten van de Tentoonstelling zoals zij in deze sectie zijn vermeld, hebben enkel betrekking op de a primaire» inkomens welke uit deze uitgaven voortkwamen. 454

Het «secundaire» «multiplier»-effect waartoe de opeenvolgende uitgaven van deze nieuwe inkomens aanleiding geven, 1 -naken het voorwerp uit van sectie III. Een gedeelte der werken van de Tentoonstelling werd in een periode van volledige werkgelegenheid uitgevoerd. In dat geval, kunnen de belastingontvangsten waartoe deze werken aanleiding gaven, eenvoudig in de plaats van andere worden gesteld. In sectie IV, «Samenvatting», werd een verbete- ring aangebracht, omdat ermee dient rekening gehouden dat ongeveer de helft van de werken werd uitgevoerd in een periode van zéér hoge conjunctuur. De vermeerdering der ontvangsten van de exploitatiediensten van de Staat (P.T.T., pakketboten Oostende-Dover, enz.) werd niet opgenomen. Men zal zich herinneren dat ook met de aanvullende uitgaven voor de exploitatie geen rekening werd gehouden. 9. De rubriek «Ontvangsten van het Commissariaat-Generaal en van de Maatschappij van de Tabel II. Tentoonstelling» wordt als volgt onderverdeeld : Schatting der ontvangsten van het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling, van de Maatschappij van de Tentoonstelling en van de Staat, rechtstreeks voortvloeiend uit de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958 (In miljoenen franken) (In miljoenen franken) Exploitatie-ontvangsten van de Maatschappij tot 30 septembre 1958 670 Koloniale Loterij 240 Schatting van de exploitatie-ontvangsten na 30 september 1958 1 150 I. Ontvangsten van het Commissariaat-Generaal en van de Maatschappij van de Tentoonstelling : Exploitatie-ontvangsten van de Maatschappij 820 Opbrengst van de Koloniale Loterij 240 II. Staatsontvangsten voortvloei- 1.060 end uit de verbetering van de toeristische balans van België : Ontvangsten voortvloeiend uit de vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen in België 660 Ontvangsten voortvloeiend uit uitgaven voor toeristische doeleinden gedaan in België, door ingezetenen die anders hun verlof in het buitenland zouden hebben doorgebracht 90 750 1II. Staatsontvangsten voortvloeiend uit de oprichting en de inrichting van de Tentoonstelling : Ontvangsten voortvloeiend uit de werken die door het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling werden uitgevoerd 160 Ontvangsten voortvloeiend uit de werken welke door Belgische afdelingen werden uitgevoerd (Belgische afdeling, commerciële afdeling, Vrolijk België en Attractiepark) 290 Ontvangsten voortvloeiend uit de werken uitgevoerd door niet-ingezetenen (Afdeling Belgisch-Kongo en Ruanda- Urundi, Internationale afdeling en Buitenlandse afdeling) 360 810 IV. Diversen 200. Totaal der ontvangsten 2.820 1.060 1 De ramingen werden in januari herzien en benaderen waarschijnlijk zeer dicht de werkelijkheid. Deze cijfers werden door het Bestuur van de Begroting en de Controle op de Uitgaven verstrekt. 10. De beschrijving der berekeningen waardoor de bedragen kunnen worden gereconstrueerd onder de rubriek «Ontvangsten van de Staat voortvloeiend uit de verbetering van de toeristische balans van België», wordt in bijlage A weergegeven. Hier volstaat, het er de aandacht op te vestigen dat de van 1957 tot 1958 waargenomen vermeerdering van de toeristische ontvangsten afkomstig uit het buitenland geheel en al werd toegeschreven aan de Tentoonstelling. De onderstelling dat zonder de Tentoonstelling er geen vermeerdering van deze ontvangsten zou zijn geweest, kan enkel worden gerechtvaardigd uit hoofde van de economische recessie die in 1958 in vele landen heerste. Tijdens de vorige jaren viel er een regelmatige verhoging waar te nemen van de toeristische ontvangsten afkomstig uit het buitenland : +5 pct. in 1955, + 7 pct. in 1956, + 13 pct. in 1957. 11. De beschrijving van de berekeningen waardoor de bedragen werden bekomen welke vermeld zijn onder de rubriek «Staatsontvangsten voortvloeiend uit de oprichting en de inrichting van de Tentoonstelling», wordt in bijlage B weergegeven. De ramingen die in deze rubriek voorkomen, gelden slechts als een orde van grootte. Principieel wordt bij deze ramingen rekening gehouden met de staatsontvangsten die uit de slopingswerken voortvloeien. 12. In de rubriek «Diversen», ten slotte, komt een forfaitaire schatting voor van minder belangrijke staatsontvangsten. In wezen gaat het hier om : 455

de belastingen op de uitgaven voor de werking van het Commissariaat-Generaal en van de Maatschappij van, de Tentoonstelling; de belastingen geïnd op de kosten van de aanvullende tijdelijke hotelbedrijven; douanerechten alsmede overdracht- en weeldebelasting geïnd op de buitenlandse goederen die in België bleven. SECTIE III DE STAATSONTVANGSTEN VOORTVLOEIEND UIT DE «SECUNDAIRE» INKOMENS ONTSTAAN UIT DE TENTOONSTELLING 13. In sectie II werd het bedrag geschat van de belastingen op de inkomens die rechtstreeks ontstonden uit de werken en de werkingskosten van de Tentoonstelling, alsmede uit de vermeerdering van de toeristische uitgaven. De rechtstreekse inkomens echter worden, op hun beurt, opnieuw in België gedeeltelijk uitgegeven en doen aldus nieuwe inkomens ontstaan, waarop de Staat nieuwe belastingen heft, en zo voort. 14. Hieronder vinde men de schatting van de belastingen op deze afgeleide inkomens : (In miljarden franken) e Afgeleide» staatsinkomsten ontstaan uit de verbetering van de toeristische balans van België (cf. bijlage C) 0,6 - «Afgeleide» staatsinkomsten ontstaan uit de werken voor oprichting en inrichting van de Tentoonstelling voor zover deze niet werden uitgevoerd in een hoogconjunctuurperiode (cf. bijlage D) 0,3 «Afgeleide» staatsontvangsten ontstaan uit de werkingskosten van de Tentoonstelling 0,1 Totaal... 1,0 Wij mogen verwijzen naar bijlagen C en D, waar de bronnen en de beschrijving van deze berekeningen zijn aangegeven. De aandacht dient erop gevestigd dat deze schattingen buitengewoon broos blijven. SECTIE IV SAMENVATTING 15. In tabel III wordt tegenover de openbare uitgaven zoals zij in sectie I voorkomen, een raming gesteld van rechtstreekse en afgeleide ontvangsten die uit de Tentoonstelling voortvloeiden ten voordele van het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling, de Maatschappij van de Tentoonstelling en de Staat. 16. De bedragen betrekking hebbend op de uitgaven werden in tabel I opgenomen. 17. De bedragen betrekking hebbend op de rechtstreekse ontvangsten werden afgeleid uit tabel II, met uitzondering van de staatsontvangsten, die voortvloeien uit de werken die met Belgisch materiaal en Belgische werkkrachten werden uitgevoerd. Inderdaad werd in dit laatste geval geraamd dat 5/10 van de werken tijdens een periode van hoogconjunctuur werden uitgevoerd en zich eenvoudig in de plaats van andere werken hadden gesteld; men heeft dus slechts als directe aanvullende ontvangsten voor de Staat in aanmerking genomen, diegene die op de overblijvende 5/10 worden geheven (cf. 8). Men vinde in bijlage E een variante waarin geen enkele aftrek werd verricht. 18. De bedragen betrekking hebbend op de afgeleide ontvangsten werden uit sectie III afgeleid. Deze bedragen werden derwijze bepaald, dat zij een eerder gematigde schatting bieden; niettemin blijven zij nog op zeer onvaste bases rusten. Men vinde in bijlage E twee varianten die gebaseerd zijn op een hogere marginale neiging tot verbruik. 19. Uit tabel III blijkt dat de openbare uitgaven die uit de Tentoonstelling voortvloeien, ongeveer fr. 3,1 miljard bedragen, terwijl de rechtstreekse en afgeleide ontvangsten die aan het Commissariaat-Generaal, aan de Maatschappij van de Tentoonstelling en de Staat ten deel vallen fr. 3,4 miljard schijnen te hebben bereikt, indien men met name de volgende twee onderstellingen aanneemt : de helft van de werken betrekking hebbend op de inrichting en de oprichting van de Tentoonstelling zou plaatshebben gehad in een periode van zeer hoge conjunctuur en zou dus geen aanleiding gegeven hebben tot om het even welke aanvullende ontvangst voor de Staat; de raming van de afgeleide ontvangsten is gesteund op een marginale neiging tot verbruik van nationale goederen en diensten door de gezinnen van 0,43 (1). Men vinde in bijlage E, drie varianten waarin de schatting der ontvangsten wordt gegeven, indien wordt afgezien van een vermindering voor de werken die werden uitgevoerd tijdens een periode van zeer hoge conjunctuur en/of indien men een marginale neiging tot een hoger verbruik aanneemt. (1) Deze neiging is berekend in vergelijking met het bruto nationaal produkt. Voor de bijzonderheden van de berekeningen, zie bijlage C. 456

Tabel III. Schatting van de uitgaven en ontvangsten (rechtstreekse en afgeleide) van het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling, van de Maatschappij van de Tentoonstelling en van de Staat, voortvloeiend uit de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958 (In miljarden franken) Uitgaven Ontvangsten Uitgaven van het Commissariaat-Generaal en van de Maatschappij van de Tentoonstelling : Ontvangsten van het Commissariaat- Generaal en van de Maatschappij van de Tentoonstelling 1,1 Werken 1,4 Staatsontvangsten voortvloeiend uit de Andere 1,0 2,4 verbetering van de toeristische Staatsuitgaven voor posten die niet balans van België : ten laste van de begroting van het Rechtstreekse ontvangsten Commissariaat-Generaal vallen 0,6 Afgeleide ontvangsten 0,6 1,3 Uitgaven van parastatale instellingen Staatsontvangsten voortvloeiend uit de ten laste van hun eigen begrotingen 0,1 oprichting en de inrichting van de Tentoonstelling : Totaal der uitgaven... 3,1 Rechtstreekse ontvangsten (na af- Saldo 0,3 trek van de ontvangsten voortkomende uit de werken uitgevoerd tijdens een periode van volledige werkgelegenheid) 0,4 Afgeleide ontvangsten 0,3 Diversen : Rechtstreekse ontvangsten Afgeleide ontvangsten 0,1 0,3 3,4 3,4 BIJLAGE A SCHATTING VAN DE STAATSONTVANGSTEN VOORTVLOEIEND UIT DE VERBETERING VAN DE TOERISTISCHE BALANS VAN BELGIE I. Ontvangsten voortvloeiend uit de vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen in België. a) Uitgaven van de buitenlandse toeristen in België in 1957 (1). Fr. 5,3 miljard (waarvan fr. 0,8 miljard van de toeristen uit Kongo). b) Ontwikkeling van, de omvang van deze uitgaven in 1958 volgens de vermeerdering van het aantal getelde overnachtingen van vreemdelingen (2). Periode Stijgings- 1957 1958 percentage (In duiaendtallen) Januari tot maart 324 332 + 2 April 271 305 + 13 Mei 217 620 + 186 Juni 361 708 + 96 Juli 650 999 + 54 Augustus 878 L224 + 39 September 357 785 + 120 Oktober 153 364 + 138 November tot december 253 ger. 235 Jaartotaal 3.446 5.572 + 62 (1) Bron : «Dix années de comptabilité nationale, 1948-1957», Cahiers économiques de Bruxelles, 1958, nr 1, tabel 12. (2) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek, met uitzondering van de cijfers met vermelding «ger.», die werden geschat. Daar de omvang der uitgaven van de vreemdelingen niet alleen verloopt in functie van het aantal overnachtingen, maar ook in functie van het aantal ééndagsreizen (waarvan de vermeerdering waarschijnlijk nog belangrijker zal zijn geweest dan deze van de overnachtingen), hebben wij aangenomen dat de uitgaven in volume met ongeveer 65 pct. toenamen. Ook waren wij van mening dat, wegens de economische recessie die in vele vreemde landen heerst, deze vermeerdering volkomen aan de Tentoonstelling toe te schrijven is. c) Ontwikkeling van de prijs van deze uitgaven in 1958. Rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der hotelprijzen en van het indexcijfer der kleinhandelsprijzen, kan de vermeerdering van de prijs van de toeristische uitgaven op ongeveer 15 pct. worden geschat. d) Waardevermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen in België. Schatting der uitgaven van de buitenlandse toeristen (toeristen uit Kongo niet inbegrepen) : 4,5 x 1,65 x 1,15 = fr. 8,5 miljard. Vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen (toeristen uit Kongo niet inbegrepen) : 8,5 4,5 = fr. 4 miljard. Vermeerdering der uitgaven van de toeristen uit Kongo : fr. 0,3 miljard (het gaat om de vermeerdering die tijdens het tweede en derde kwartaal van 1958 werd geboekt, in vergelijking met de overeenkomstige periodes in 1957). 457

Globale vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen die aan de Tentoonstelling wordt toegeschreven : 4 + 0,3 = fr. 4,3 miljard. e) Schatting van het percentage van de toeristische uitgaven die aan de Staat ten deel vallen. Eerste schatting : Het gedeelte van deze uitgaven dat aan de Staat toekomt, werd door het Commissariaat-Generaal voor Toerisme op 16 pct., geschat. Deze 16 pct. omvatten het geheel van allerlei taksen, met inbegrip van de accijnsrechten op de benzine. Tweede schatting : Het gedeelte dat de Staat toekomt, omvat directe belastingen en indirecte belastingen. Het percentage van directe belastingen is, bij gebrek aan nauwkeurigere gegevens, gesteund op de verhouding van de directe belastingen tot het nationale bruto produkt in 1957 (1), d.i. 38,7/554,2= 7 pct. Dit percentage is toepasselijk op de som van de toegevoegde waarde en op de indirecte belastingen welke de toeristische uitgaven doen ontstaan en niet op het totaal van deze laatste. Indien men schat dat de som «toegevoegde waarde +indirecte belastingen», de 9/10 van de toeristische uitgaven vertegenwoordigt, dan bedraagt het percentage van directe belastingen dat rechtstreeks op het totaal van deze uitgaven moet worden toegepast : 7 x 0,9=6,3 pct. Evenzo, bedroeg het aandeel van de indirecte belastingen in het bruto nationaal produkt in 1957 : 51,5/554,2=9,3 pct. Bij vergelijking met het totaal der uitgaven vertegenwoordigt dit : 9,3 x 0,9= 8,4 pct. Het totale bedrag dat aan de Staat toekomt, zou op deze wijze 14,7 pct. belopen. Deze tweede schatting, echter minder nauwkeurig dan de vorige, zal niet in aanmerking worden genomen; zij is een eenvoudige verificatieproef. f) Staatsontvangsten voortvloeiend uit de vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen in België. (In miljarden franken) Vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen in België 4,3 Gedeelte van deze uitgaven dat reeds werd opgenomen in de exploitatie-ontvangsten van de Maatschappij van de Tentoonstelling II. Ontvangsten van de Staat voortvloeiend uit de uitgaven voor toerisme in België verricht door de ingezetenen, die anders hun verlof in het buitenland zouden hebben doorgebracht. a) Uitgaven van de Belgische toeristen in het buitenland in 1957 (1) (zakenreizen niet inbegrepen) : fr. 5,6 miljard. b) Ontwikkeling van de omvang van deze uitgaven in 1958 : op basis van fragmentarische inlichtingen, schijnen de overnachtingen van de Belgen in het buitenland met 10 pct. te zijn verminderd. c) Ontwikkeling der prijzen in het buitenland in 1958 : het indexcijfer der kleinhandelsprijzen in de voornaamste toeristische landen verhoogde met ongeveer 2 pct. d) Waardevermindering der uitgaven van de Belgische toeristen in het buitenland. Zo men aanvaardt dat, zonder de Tentoonstelling, de uitgaven van de Belgische toeristen in het buitenland (de zakenreizen niet inbegrepen) : 5,6 (cijfer 1957) x 1,02 (ontwikkeling kleinhandelsprijzen) = fr. 5,7 miljard zouden hebben bedragen, dan bereikt in 1958 de vermindering van deze uitgaven : 5,7 x 0,10=fr. 570 miljoen. e) Staatsontvangsten voortvloeiend uit de v ermindering der uitgaven van de Belgische toeristen in het buitenland. Zo men aanvaardt dat de in het buitenland niet uitgegeven bedragen, ter gelegenheid van de Tentoonstelling in België werden uitgegeven, dan kunnen de aanvullende ontvangsten van de Staat worden geschat op 16 pct. (zie hierboven) van fr. 570 miljoen, d.i. ongeveer fr. 90 miljoen. BIJLAGE B RAMING VAN DE STAATSONTVANGSTEN VOORTVLOEIEND UIT DE OPRICHTING EN DE INRICHTING VAN DE TENTOONSTELLING I. Ontvangsten voortvloeiend uit de werken uitgevoerd voor rekening van de begroting van het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling. Aandeel van de Staat : 4,1 x 0,16 = fr. 660 miljoen. 4,1 a) Raming van de kosten der werken. Fr. 1.383 miljoen (cf. tabel I). (1) Bron : Cahiers économiques de Bruxelles, op. cit., tabel- (1) Bron : Cahiers économiques de Bruxelles, op. cit., len 1 en 2. tabel 12. 458

b) Raming van het percentage van deze uitgaven dat aan de Staat toekomt. Eerste raming : Bepaalde steekproeven wijzen erop dat de staatsontvangsten op 11,6 pct. van de totale bouwprijs kunnen geraamd worden, rekening houdend met het feit dat het Commissariaat-Generaal werd vrijgesteld van de factuurtaks van 5 pct. op de aannemingscontracten. Tweede raming : Directe belastingen. Het aandeel van de directe belastingen in het bruto nationaal produkt bedroeg 7 pet. in 1.957. Schat men dat het totaal van de toegevoegde waarde en van de indirecte belastingen 91 pct. van de bouwkosten vertegenwoordigt, dan bedraagt de verhouding directe belastingenbouwkosten : 7 x 0,91 =6,4 pct. Indirecte belastingen. Het percentage van de netto indirecte belastingen (indirecte belastingen min toelagen), berekend op basis van een «inputoutput»-tabel (1), bedraagt 4 pct. van de bouwkosten in 1953; dit percentage moet voor 1957 met ongeveer 10 pct. worden verhoogd, d.i. 4,4 pct. (2). Het totale gedeelte dat aan de Staat toekomt, zou dus 10,8 pct. bedragen. De twee ramingen vallen, op 7 pct. na, samen. e) Raming van de staatsontvangsten voortvloeiend uit deze werken. 1.383 x 0,116=fr. 160 miljoen. II. Ontvangsten voortvloeiend uit de werken welke door de Belgische afdelingen werden uitgevoerd. a) Raming van de kosten der werken. De kosten der werken kunnen als volgt worden onderverdeeld : (In miljarden franken) Bouwkosten 1 : Belgische afdeling 0,80 Commerciële afdeling 0 Vrolijk België 0,15 Attractiepark 0,10 1,25 Binneninrichting en : 40 pct. van de bouwkosten 0,50 Totaal... 1,75 1 Zeer approximatieve bedragen door de H. Van Goethem, hoofdarchitect, mondeling medegedeeld. (1) E.S. Kirschen en R. de Falleur : «Analyse input-output de ('Economie beige en 1953», Brussel 1958. (2) De taks op het aannemingscontract niet inbegrepen. b) Raming van het percentage dezer uitgaven dat aan de Staat toekomt. 11,6 pct. (zie hierboven) + 5 pct. (factuurtaks op de aannemingscontracten) =16,6 pct. Wij hebben een gelijk percentage toegepast op de bouwkosten en op die van de binneninrichtingen. c) Raming der staatsontvangsten voortvloeiend uit deze werken. 1,75 x 0,166=fr. 290 miljoen. III. Ontvangsten voortvloeiend uit werken door niet-ingezetenen uitgevoerd. a) Raming van de kosten der werken. De kosten der werken kunnen als volgt worden onderverdeeld : (In miljarden franken) Bouwkosten 1 : Afdeling Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi 0 Internationale afdeling 0,06 Buitenlandse afdeling 2,00 2,26 Binneninrichtingen : 40 pct. van de bouwkosten 0,90 Totaal... 3,16 waarvan : gedeelte van de met Belgisch materiaal en Belgische werkkrachten uitgevoerde bouwwerken 1,26 gedeelte van de binneninrichting uitgevoerd met Belgisch materiaal en Belgische werkkrachten 0,50 gedeelte van de bouwwerken uitgevoerd met buitenlands materiaal en buitenlandse werkkrachten (50 pct. buitenlandse afdeling). 1,00 gedeelte van de binneninrichting uitgevoerd met buitenlands materiaal en buitenlandse werkkrachten (50 pct. buitenlandse afdeling) 0,40 b) Raming van het percentage dezer uitgaven dat aan de Staat toekomt. gedeelte van de werken uitgevoerd door Belgische firma's; zie hierboven; voor de andere werken, werd enkel de taks op het aannemingscontract in aanmerking genomen. c) Raming van, de staatsontvangsten voortvloeiend uit deze werken. Werken door Belgische firma's uitgevoerd... 1,76 x 0,166 = fr. 290 miljoen ongeveer Werken door buitenlandse firma's uitgevoerd 1,4 x 0,05 = fr. 70 miljoen ongeveer Totaal... fr. 360 miljoen ongeveer 1 Zeer approximatieve bedragen door de H. Van Goethem, hoofdarchitect, mondeling medegedeeld. 459

BIJLAGE C RAMING DER STAATSONTVANGSTEN VOORTVLOEIEND UIT «SECUNDAIRE» INKOMENS ONTSTAAN UIT DE VERBETERING VAN DE TOERISTISCHE BALANS VAN BELGIE a) Verbetering van de toeristische balans van België : Volgens bijlagen A Id en IId, bereikt de verbetering van de toeristische balans : fr. 4,3 miljard voor de vermeerdering der uitgaven van de buitenlandse toeristen in België; fr. 0,6 miljard voor de vermindering der uitgaven van de Belgische toeristen in het buitenland, zegge een totaal van fr. 4,9 miljard. b) Primair inkomen ontstaan uit de verbetering van de toeristische balans. Dit inkomen (toegevoegde waarde + indirecte belastingen) schijnt op zijn minst te kunnen worden geschat op 9/10 van de totale verbetering (1), d.i. fr. 4,4 miljard. c) «Secundaire» inkomens ontstaan uit de erbetering van de toeristische balans. Hier dient het totaal bedrag geschat van de aanvullende inkomens ontstaan uit de achtereenvolgende privé-verbruiksuitgaven, waartoe het primaire in-' komen van fr. 4,4 miljard aanleiding geeft. Marginale neiging tot verbruik door de gezinnen in verhouding tot het beschikbare inkomen (2) : 0,66. Marginale neiging tot verbruik door de gezinnen in verhouding tot het bruto nationale produkt : 0,66 x 0,8 (3) =0,53. Gedeelte van de invoer opgenomen in het privéverbruik : 18 pct. (4). Marginale neiging tot verbruik, door de gezinnen, van nationale goederen en diensten : 0,53-0,18 x 0,53=0,53-0,10 (5) =0,43. «Multiplier» : 1 1 1 0,43 0,57 1,75 «Secundaire» inkomens ontstaan uit de verbetering van de toeristische balans : indien men schat dat het primaire inkomen van fr. 4,4 miljard aanleiding gaf tot fr. 5 miljard belastingen (cf. (1) Men kan inderdaad schatten dat de invoer opgenomen in de vermeerdering van de toeristische uitgaven niet 1/10 van deze vermeerdering, d.i. fr. 0,5 miljard, overschrijdt. (2) Bron : Cahiers économiques de Bruxelles, nr 2, blz. 244. (3) Verhouding van het beschikbare inkomen tot het bruto nationale produkt. (4) Deze berekening werd uitgevoerd op basis van een inputoutput-tabel, op. cit. (5) Dit cijfer, dat in feite een gemiddelde neiging tot verbruik van buitenlandse goederen vertegenwoordigt, werd hier opzettelijk, bij gebrek aan andere gegevens, als een marginale neiging genomen. tabel II), dan werden de overblijvende fr. 3,65 miljard verbruikt tot een bedrag van fr. 2 miljard. Op dit bedrag van fr. 2 miljard moet de «multiplier» worden toegepast om het totaal van de «secundaire» inkomens te bekomen, zegge 2 x 1,75 = fr. 3,5 miljard. d) Schatting van het percentage der «secundaire» inkomens die aan de Staat ten deel vallen. Het percentage van de directe en indirecte belastingen in het bruto nationaal produkt bedraagt voor 1957 : 38,7+51, 5 554,2 16,3. e) Staatsontvangsten voortvloeiend uit de inkomens ontstaan uit de verbetering van de toeristische balans. 3,5 x 0,163= ongeveer fr. 0,6 miljard. N. B. Dit lijkt een minimumschatting. Een schatting gesteund op een marginale neiging tot verbruik door gezinnen in verhouding tot een beschikbaar inkomen van 0,83 (1) in plaats van 0,66, zou ongeveer fr. 0,9 miljard geven (in plaats van 0,6). BIJLAGE D RAMING VAN DE STAATSONTVANGSTEN VOORTVLOEIEND UIT DE «SECUNDAIRE» INKOMENS ONTSTAAN UIT DE OPRICHTINGS- EN INRICHTINGSWERKEN VAN DE TENTOONSTELLING a) Schatting der werken uitgevoerd met Belgisch materiaal en Belgische werkkrachten. Op basis van bijlage B, Ia, IIa en Ma, kunnen deze werken als volgt worden geschat : (In miljarden frankon) werken uitgevoerd voor rekening van het Commissariaat-Generaal van de Tentoonstelling 1,4 werken uitgevoerd door de Belgische afdelingen 1,7 werken uitgevoerd door niet-ingezetenen, met Belgisch materiaal en Belgische werkkrachten 1,8 Totaal 4,9 b) Gedeelte van die werken dat niet tijdens een hoogconjunctuurperiode werd uitgevoerd. Men mag aannemen dat de werken die tijdens 'een periode van zeer hoge conjunctuur werden uitgevoerd, geen aanleiding gaven tot nieuwe inkomens, maar zich eenvoudig in de plaats van andere hebben gesteld. Daarentegen hebben de werken die niet tijdens een periode van volledige werkgelegenheid werden uitgevoerd, waarschijnlijk 'een vermeerdering (1) De neiging van 0,83 werd eveneens overgenomen uit nummer 2 van Cahiers économiques de Bruxelles, waar zij de hoogste variante is. 460