Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer

Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Utrecht

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Rotterdam, Berkel en Rodenrijs en Pijnacker

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Collegevoorstel. Zaaknummer: Onderwerp: BEC Onteigening Wijksestraat 3, Heusden 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

Raadsvoorstel. Onderwerp:

Wijziging van de onteigeningswet

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Grondverwerving; een introductie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Publicatie ontwerpbeschikking uitgebreide procedure

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

categorie/agendanr. stuknr. B. en W RA A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wij hebben op 15 oktober 2014 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

WI J Y Y I LL E M M L E X A N DER, BIJ DE GRATIE GODS, PRIN S VA N ORA N J E-N ASSAU, (BIJLAGE) Besluitvan 24 januar i 2014, nr.

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Koninklijk Besluit, , No , LJN: (Provinciale Staten van Fryslân)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Ontwerpbeschikking d.d. 6 september 2012 Omgevingvergunning L

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Afdeling 3.4A Informatie over samenhangende besluiten

Wij hebben op 31 december 2014 een aanvraag voor een omgevignsvergunning ontvangen voor het bouwen van een woning.

Zienswijze Schipper De zienswijze die naar voren gebracht wordt, kan als volgt worden weergegeven:

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel.

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.:

Onteigening in de gemeente Apeldoorn

Onteigening in de gemeenten Bergschenhoek, Bleiswijk en Zoetermeer

Nota van zienswijzen Aanvragen omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteit gebruik Nuenen-West bouwveld A (artikel 2.12, lid 1, onderdeel a, onder

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G

VERZONDEN 1 8 DEC 2012

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Datum vergadering: Nota openbaar: Ja ŷ. Onteigening van gronden ten behoeve van de aanleg van de Noordzuidverbinding.

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, mast 3 nummer

ONTWERP BESCHIKKING OMGEVINGS(DEEL-)VERGUNNING

Onteigening in de gemeenten Rijnwoude en Leiderdorp

Onteigening in de gemeente Bunschoten

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Deze herziene versie van 14 januari 2014 vervangt integraal de notitie van 12 december 2012.

Gemeente Heumen Procedureverordening tegemoetkoming in planschade, gemeente Heumen 2008

Heerhugowaard Stad van kansen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsbijlage Voorstel tot het bekrachtigen van het besluit inzake het instellen van beroep in cassatie (bestemmingsplan PIROC Strij psche Kampen)

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 6 augustus 2015

Aan de commissie VROM

Onteigening in de gemeente Amersfoort

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, onderdeel ondergronds kabeltracé 150 kv richting Zevenaar nummer 2015.

Onteigening in de gemeenten Jacobswoude en Alkemade

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

pikiekw,en O 3 NOV Paraaf Provinciesecretaris h-- Onderwerp start onteigening t.b.v. verlegging N456 en aansluiting A20 in de gemeente Zuidplas

BESLUIT. Voor de gemeente Almere heeft dit Tracébesluit tot gevolg dat de Steigerdreef wordt aangelegd en de Hogering wordt aangepast.

het oprichten van een appartementengebouw Onyxdijk 167 te Roosendaal

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

Onteigening. Hoofdstuk 1

OMGEVINGSVERGUNNING (Nummer: W14/008605)

1. Beslispunten Vaststellen bestemmingsplan Rotonde Churchillstraat-Rijksweg te Naarden met inachtneming van de ingediende zienswijze.

Wet geluidhinder. beschikking

Transcriptie:

VW Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer Omlegging provinciale weg N201 vanaf de Fokkerweg/Aalsmeerder Noordtocht tot en met de aansluiting op de Legmeerdijk Besluit van 7 september 2006, nr. 06.003073 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 20 december 2005, kenmerk 2005-52345, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201 vanaf de Fokkerweg/Aalsmeerder Noordtocht tot en met de aansluiting op de Legmeerdijk, een en ander met bijkomende werken in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 2 augustus 2006, nr. RWSCD BJV 2006/8190, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken alsmede het ontwerp van dit besluit in de periode 2 februari 2006 tot en met 15 maart 2006 op het raadhuis van de gemeente Haarlemmermeer te Hoofddorp en op het gemeentehuis van de gemeente Aalsmeer te Aalsmeer ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 1 februari 2006, nr. 23, de Telegraaf, het Witte Weekblad/Aalsmeer en het Haarlems Dagblad, alle edities van 1 februari 2006. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente Haarlemmermeer op donderdag 16 maart 2006. Voorts is overeenkomstig artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerpbesluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de aanvrager. In genoemde kennisgevingen zijn belanghebbenden voorts op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt door: 1. De heer J.J.C.M. Machielsen (Van Kwekerij de Wilgenhoek B.V., eigenaar met betrekking tot de onroerende zaak met grondplannummer 119 (gemeente Aalsmeer); 2. De heer J.J.C.M. Machielsen (Van de familie H. de Ruiter, waarvan geen onroerende zaken ter onteigening zijn aangewezen; 3. De heer J.J.C.M. Machielsen (Van de familie H.H.C. Stokman, waarvan geen onroerende zaken ter onteigening zijn aangewezen; 4. De heer J.J.C.M. Machielsen (Van de Kwekerij Aqua Plant, waarvan geen onroerende zaken ter onteigening zijn aangewezen; 5. De heer J.J.C.M. Machielsen (Van de familie L.J.M. Ottevanger, de heer L.J.M. Ottevanger eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 121,126 en 131 (gemeente Aalsmeer); 6. De heer J.J.C.M. Machielsen (Van de familie J. Goes, van wie geen onroerende zaken ter onteigening zijn aangewezen; 7. mr. G.J.I.M.Seelen (Geelkerken & Linskens) namens de heer J.H.T. Blom, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 148 en 149 (gemeente Aalsmeer); Overwegingen Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen. Reclamant sub 1 De zienswijze van reclamant sub 1 valt in een viertal onderdelen uiteen: 1. Ten aanzien van het tracé en de planologie wordt opgemerkt dat er nog een procedure loopt bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zolang de Raad van State nog geen standpunt heeft ingenomen is het nog te prematuur om een onteigeningsprocedure op te starten. Daarnaast worden door reclamant vraagtekens gezet bij het ontwerp van de weg en het ruimtebeslag, mede in combinatie met de hoogteverschillen. Tevens vraagt reclamant zich af of er in het algemeen belang behoefte is aan de omlegging van de N201. Indien dit het geval zou zijn dan zal de weg beter in het gebied ingepast moeten worden. Daarnaast is er onduidelijkheid over bestemmingen in het gebied, met de daaraan verbonden problemen ten aanzien van het niet verlenen van vergunningen. 2. Ten aanzien van de plannen wordt door reclamant opgemerkt dat de plannen nog niet voldoende concreet zijn en de vraag is of de uitvoering verzekerd is, ook financieel gezien. Reclamant heeft haar twijfels of de plannen voldoende serieus zijn om onteigening te rechtvaardigen. 3. Ten aanzien van de schadevergoeding wordt opgemerkt dat hierover nog geen duidelijkheid bestaat, zowel over de hoogte, welke schade en zaken voor vergoeding in aanmerkingen komen als over het moment waarop het geld beschikbaar is. Tevens is reclamant van mening dat er nog onvoldoende minnelijk overleg is gevoerd. Gelet hierop is reclamant van mening dat het instrument van Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 1

onteigening in dit stadium niet mag worden ingezet. 4. Ten aanzien van de termijnen waarop de onroerende zaken daadwerkelijk moeten worden afgestaan is veel onduidelijk. Reclamant zit met veel praktische vragen omtrent verhuizing, bedrijfsverplaatsing, de kosten hiervan, inkomstenderving als gevolg van verplaatsing en of de teelt nog kan worden afgemaakt. Daarnaast zou de door verzoeker om onteigening gewenste termijn van bedrijfsverplaatsing te kort zijn. Ten aanzien van deze onderdelen merken Wij het volgende op. Ad 1. Voor het kunnen opstarten van een administratieve onteigeningsprocedure geldt het vereiste dat een aanvang is genomen met de planologische inpassing van het project of werk, ten behoeve waarvan onteigening wordt verzocht. Hierbij geldt dat een vrijstellingsprocedure als bedoeld in de artikelen 19 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dan wel een bestemmingsplanprocedure op grond van deze wet moet zijn opgestart. Hierbij geldt bovendien, dat belanghebbenden de mogelijkheid moeten hebben tot het naar voren brengen van zienswijzen in een planologische procedure voorafgaand of ten minste gelijktijdig met de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure. Aangezien aan deze vereisten is voldaan, zoals blijkt uit het hierna gestelde onder Overige overwegingen, kon verzoeker om onteigening de administratieve onteigeningsprocedure starten. Voor zover de zienswijze betrekking heeft op het prematuur opstarten van de onteigeningsprocedure vanwege lopende planologische procedures bij de rechter, overwegen Wij dat de uitvoering eerst kan aanvangen nadat de benodigde (planologische) procedures zijn doorlopen en de vereiste vergunningen en ontheffingen zijn verleend. Ten aanzien van de tracékeuze en het daarmee samenhangende grondbeslag merken Wij op dat deze keuze niet in de onderhavige administratieve procedure ter beoordeling staat, maar dat de mogelijkheid tot het inbrengen van deze zienswijze haar plaats heeft in de procedures van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ook het toewijzen van diverse functies aan een gebied geschiedt binnen het raamwerk van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ad 2. Ten aanzien van de zienswijze dat de plannen niet voldoende concreet zijn, merken Wij op dat uit de onteigeningsbescheiden die ter inzage gelegen hebben, blijkt dat de plannen voldoende concreet zijn uitgewerkt om een onteigeningsprocedure te starten. Ten aanzien van zekerheid dat het plan in uitvoering wordt genomen, heeft verzoeker om onteigening aangegeven dat hij volgens planning januari 2007 een aanvang wil maken met de werkzaamheden, waarmee de urgentie van onteigening in beginsel gegeven is. Ten aanzien van de financiële haalbaarheid van het werk is door verzoeker om onteigening aangegeven dat er in november 2004 een realisatieovereenkomst is ondertekend de gemeente Haarlemmermeer, gemeente Aalsmeer, gemeente Uithoorn en de provincie Noord-Holland. Hierin is onder meer vastgelegd dat de partijen meewerken aan de realisatie van het werk en een bepaalde financiële bijdrage leveren. Daarnaast heeft het Rijk en ROA toegezegd een bijdrage te zullen leveren evenals de luchthaven Schiphol en de bloemenveiling Aalsmeer. Ad 3. Vooreerst merken Wij op dat de onteigening moet worden gezien als een ultimum remedium, waarbij de eis geldt dat ten opzichte van de burger eerst naar dit middel (het starten van de administratieve onteigeningsprocedure) kan en mag worden gegrepen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet of niet de gewenste vorm van overeenstemming kan worden bereikt. Daarbij geldt, dat in de procedure op grond van Titel IIa van de onteigeningswet in het algemeen genoegzaam aan deze eis is voldaan, indien voor de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden en het ontwerpbesluit een aanvang met het minnelijk overleg is gemaakt. Dit overleg dient tot op een redelijk punt te worden voortgezet alvorens, na gebleken noodzaak daartoe, de administratieve procedure kan worden ingezet. Daarbij is wenselijk doch niet noodzakelijk, dat ten tijde van de terinzagelegging van de onteigeningsbescheiden en het ontwerpbesluit reeds een formeel bod is uitgebracht en is vast komen te staan dat hieromtrent met belanghebbende geen overeenstemming is te verkrijgen. Voldoende is, dat sprake is geweest van een redelijke doch vruchteloze gebleken poging om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. In dat verband kan ook zonder dat een formeel bod is uitgebracht genoegzaam komen vast te staan, dat de verwerving langs minnelijke weg vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort. Met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en reclamant gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. Uit door de verzoeker om onteigening ter beschikking gestelde stukken, blijkt dat medio 2003 de eerste contacten zijn geweest tussen verzoeker om onteigening en reclamant over het plan en de aankoop van een gedeelte van zijn percelen. Reclamant heeft toen aangegeven het geheel te willen verkopen. In 2004 heeft verzoeker om onteigening diverse keren overleg gehad met de adviseur van reclamant. In mei 2004 is voor het eerst een bod uitgebracht door verzoeker om onteigening voor de verwerving van de benodigde gronden. Over dit bod is verder onderhandeld tussen partijen. Deze onderhandeling heeft geleid tot een nieuwe aanbieding in december 2004. Over deze aanbieding is in 2005 een aantal keren overleg geweest met de adviseur van reclamant. Dit heeft in september/oktober 2005 geleid tot een nieuw bod voor het aangepaste te verwerven oppervlakte grond. Op 7 februari 2006 is over dit bod overleg geweest tussen de adviseur van reclamant en verzoeker om onteigening, waarbij tevens is gesproken over de schade en de uitgangspunten. De onderhandelingen en aanbiedingen zijn gebaseerd op het onteigeningsrecht en betreft een volledige schadeloosstelling, waaronder teeltschade. In de overleggen met de adviseur van reclamant is tevens gesproken over de datum van oplevering van de benodigde onroerende zaken. De hoogte van de schadeloosstelling is hierop gebaseerd. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 2

reclamant tot overeenstemming te komen. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vormt de schadeloosstelling een volledige vergoeding voor alle schade die de eigenaren rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van hun onroerende zaak lijden. De hoogte en de wijze van berekening van de schadeloosstelling staat echter in het kader van onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Ad 4. Met betrekking tot deze zienswijze wordt opgemerkt dat dit deel uit maakt van het minnelijk overleg tussen partijen. De verzoeker om onteigening heeft aangegeven dat de datum van oplevering van de gronden is besproken tussen partijen en dat de hoogte van de schadevergoeding hierop is gebaseerd. Reclamanten sub 2 Van reclamanten sub 2 hoeven geen onroerende zaken ter onteigening te worden aangewezen. Voorts is niet gebleken dat deze reclamanten zakelijke of persoonlijke rechten ten aanzien van de te onteigenen onroerende zaken kunnen laten gelden. Derhalve kunnen zij niet worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 63 van de onteigeningswet juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht; de van toepassingverklaring van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht op de voorbereiding van de beslissing tot onteigening maakt dit niet anders, zodat verdere inhoudelijke beschouwing van de zienswijze uit dien hoofde niet aan de orde is. Volledigheidshalve echter merken Wij op dat voor zover de zienswijze betrekking heeft op de tracékeuze en de daarmee samenhangende grondbeslag, deze keuze niet in de onderhavige administratieve procedure ter beoordeling staat, maar dat de mogelijkheid tot het inbrengen van deze zienswijze haar plaats heeft in de procedures van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Reclamanten sub 3 en 4 Van reclamanten sub 3 en 4 hoeven geen onroerende zaken ter onteigening te worden aangewezen. Voorts is niet gebleken dat de reclamanten sub 3 en 4 zakelijke of persoonlijke rechten ten aanzien van de te onteigenen onroerende zaken kunnen laten gelden. Voor wat betreft deze zienswijzen wordt verwezen naar hetgeen daarover is opgemerkt ten aanzien van reclamanten sub 2. Reclamanten sub 5 Reclamanten sub 5 hebben dezelfde zienswijze ingediend als reclamant sub 1. Voor de inhoud van de zienswijze wordt verwezen naar hetgeen is opgenomen onder reclamant sub 1. Hetgeen is opgemerkt ten aanzien van reclamant sub 1 is van overeenkomstige toepassing met uitzondering van hetgeen is opgemerkt met betrekking tot het reeds tussen de verzoeker om onteigening en reclamant sub 1 gevoerde minnelijk overleg. Ten aanzien van het reeds tussen de verzoeker om onteigening en reclamant sub 5 gevoerde minnelijk overleg wordt het volgende opgemerkt. Uit door de verzoeker om onteigening ter beschikking gestelde stukken, blijkt dat in oktober 2003 de eerste contacten zijn geweest tussen de familie Ottevanger, hun adviseur en verzoeker om onteigening. In januari 2004 is het eerste bod uitgebracht. Naar aanleiding hiervan zijn de onderhandelingen voortgezet. Er zijn diverse malen nieuwe aanbiedingen gedaan en er is verder onderhandeld, hetgeen heeft geleid tot minnelijke overeenstemming met reclamanten. Dit impliceert, dat het daartoe gevoerde minnelijk overleg inmiddels voldoende is geweest om de onduidelijkheden over de diverse onderdelen van de schadeloosstelling op te lossen. Zijdens de provincie wordt om handhaving in de lijst van te onteigenen onroerende zaken verzocht, aangezien de juridische levering nog niet heeft plaatsgevonden. Wij merken op, dat blijkens de onteigeningspraktijk het bereiken van een grote mate van overeenstemming niet in alle gevallen automatisch leidt tot spoedige ondertekening van een koopovereenkomst en een probleemloze eigendomsoverdracht. De urgentie van de onteigening laat echter geen vertraging toe in de aanwijzing ter onteigening van de betreffende onroerende zaken, zodat deze vooralsnog in de lijst van te onteigenen onroerende zaken gehandhaafd zullen blijven. Reclamanten sub 6 Van reclamanten sub 6 hoeven in onderhavige administratieve onteigeningsprocedure geen onroerende zaken ter onteigening te worden aangewezen. Voorts is er niet gebleken dat reclamanten zakelijke of persoonlijke rechten ten aanzien van de te onteigenen onroerende zaken kunnen laten gelden. Derhalve kunnen zij niet aangemerkt worden als belanghebbenden in de zin van artikel 63 van de onteigeningswet juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht; de van toepassingverklaring van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht op de voorbereiding van de beslissing tot onteigening maakt dit niet anders, zodat verdere inhoudelijke beschouwing van de zienswijze uit dien hoofde niet aan de orde is in onderhavige procedure. Echter, de provincie heeft eerder een onteigeningsverzoek ingediend waarbij onroerende zaken van reclamant ter onteigening worden aangewezen ten behoeve van een eerdere fasering van hetzelfde werk, te weten de omlegging van de provinciale weg N201. In deze onteigeningsprocedure zijn namens reclamant door diens adviseur zienswijzen ingebracht. Inmiddels hebben Wij op dit onteigeningsverzoek beschikt bij Ons besluit van 4 juli 2006, nr. 06.0023339, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte. Reclamant sub 7 Reclamant wenst dat de procedures betreffende de omlegging van de N201 worden gecoördineerd, zodat reclamant goed kan beoordelen wat het effect van het werk op zijn onroerende zaken zijn. Daarnaast geeft reclamant aan dat haar inziens ten onrechte geen melding is gemaakt van de lopende procedure op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in de gemeente Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 3

Uithoorn in verband met de aansluiting van de Legmeerdijk op de omgelegde N201, in het ontwerp van het onderhavige besluit en in de zakelijke omschrijving bij de onteigeningsstukken die ter inzage hebben gelegen. Tevens geeft reclamant aan dat er nog onvoldoende planologische grondslag is om een onteigeningsprocedure te starten, nu verzoeker om onteigening niet er voor gezorgd heeft dat ten minste die besluiten (onherroepelijk) zijn genomen die binnen haar eigen invloedsfeer liggen. Daarnaast is reclamant is van mening, dat er onvoldoende geprobeerd is om tot minnelijke overeenstemming te komen. Tevens geeft reclamant aan dat uit de onteigeningsstukken en de plannen in de planologische procedures niet duidelijk wordt hoe de percelen van reclamant ontsloten zullen worden en of de kassen op het gasnet blijven aangesloten. Daarnaast blijkt uit de onteigeningsstukken dat de loods van reclamant behouden zal blijven. Reclamant twijfelt er aan of het technisch wel mogelijk is om de werken zodanig aan te leggen dat zijn loods inderdaad zonder problemen kan blijven staan. Gelet hierop is reclamant van mening dat de plannen van de verzoeker om onteigening onvoldoende duidelijk en onvoldoende concreet zijn. De noodzaak tot onteigening ontbreekt derhalve. Tot slot geeft reclamant aan dat de vastgestelde hogere waarden voor zijn woning niet onherroepelijk is, omdat er door verzoeker om onteigening fouten zijn gemaakt in de hogere waardeprocedure ingevolge de Wet geluidshinder. Dit kan gevolgen hebben voor de omlegging van de N201. Ten aanzien van deze onderdelen merken Wij het volgende op. Ten aanzien van de wens van reclamant om de procedures betreffende omlegging van de N201 te coördineren geeft verzoeker om onteigening het volgende aan. De verzoeker om onteigening heeft gekozen voor afzonderlijke onteigeningsprocedures voor elk van de drie deelprojecten, omdat het totale project omlegging N201 een gefaseerde uitvoering met daarop toegesneden planningen kent. De begrenzing van de procedures en de deelprojecten is tevens afgestemd op de verschillende planologische procedures. Een veelheid aan deze procedures is bij een project van dergelijke omvangen veelal onontkoombaar. Tevens merken Wij op dat reclamant ter plaatse niet wordt geconfronteerd met verschillende onteigeningsprocedures voor de omlegging van de N201. De onderhavige onteigeningsprocedure ziet alleen op onroerende zaken in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer. Derhalve is in de onteigeningsbescheiden terecht niet verwezen naar de planologische procedures van de gemeente Uithoorn. Ten aanzien van het prematuur starten van de onteigeningsprocedure wegens het ontbreken van een voldoende planologische grondslag voor een onteigening, verwijzen Wij naar hetgeen hierover is opgemerkt onder reclamant sub 1 onder Ad 1. Ten aanzien van het minnelijk overleg verwijzen Wij naar hetgeen hierover is opgemerkt bij reclamant sub 1 onder Ad 3. Hierbij merken Wij op dat uit door de verzoeker om onteigening ter beschikking gestelde stukken, blijkt dat er al enige tijd contact is tussen reclamant, diens adviseur en verzoeker om onteigening over de verwerving van gronden in eigendom van reclamant. In februari 2005 is een aanbieding gedaan onder voorbehoud. Naar aanleiding van overleggen hierover is het taxatierapport aangepast en is er op 14 oktober 2005 een nieuw bod uitgebracht. Over dit bod is diverse malen (telefonisch) overleg geweest tussen adviseur van reclamant en verzoeker om onteigening, onder ander op 20 en 24 oktober 2005 en 22 november 2005, maar de onderhandelingen hebben nog niet geleid tot minnelijke overeenstemming. Bovenstaande in ogenschouw nemende, kon in redelijkheid met de administratieve onteigeningsprocedure een aanvang worden genomen, nu is gebleken dat de verzoeker om onteigening voldoende doch vruchteloze pogingen heeft ondernomen om met reclamant tot overeenstemming te komen. Het overleg met reclamant gaat door. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Ten aanzien de ontsluiting van het perceel, de aansluiting op het gasnet en de instandhouding van de loods is door verzoeker om onteigening aangegeven dat de percelen van reclamant op een deugdelijke wijze zullen worden ontsloten op de Legmeerdijk. Hiertoe is de ontsluiting op een tekening ingetekend. Deze tekening is overhandigd aan reclamant en zijn adviseur. Daarnaast garandeert de verzoeker om onteigening dat de loods op het perceel, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie B, nummer 6381 kan blijven staan en dat de kassen aangesloten zullen blijven op het gasnet. Omtrent het vaststellen van hogere geluidswaarden voor de woning verwijzen wij naar hetgeen hierover is opgemerkt onder overige overwegingen over het starten van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het weggedeelte tussen de Horntocht en de Legmeerdijk. Daarnaast overwegen Wij dat de uitvoering eerst kan aanvangen nadat de benodigde (planologische) procedures zijn doorlopen en de vereiste vergunningen en ontheffingen zijn verleend. Overige overwegingen In verband met de planologische grondslag van het werk in de gemeente Haarlemmermeer is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening opgestart. De terinzagelegging heeft plaatsgevonden van 11 juli tot en met 7 augustus 2005. Op 27 maart 2006 heeft de gemeenteraad van Haarlemmermeer besloten tot het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. De planologische grondslag in de gemeente Aalsmeer wordt gevormd door het bestemmingsplan 1e herziening N201-zone, vastgesteld op 27 januari 2005. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben het bestemmingsplan deels goedgekeurd bij besluit van 23 augustus 2005, nummer 2005-10170. Goedkeuring is onthouden aan het weggedeelte tussen de Horntocht en de Legmeerdijk in verband met fouten in de hogere waarden-procedure ingevolge de Wet Geluidhinder. In het kader van deze procedure ingevolge de Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 4

Wet geluidhinder heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 7 september 2005, nummer 200406602/1, het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Noord- Holland van 25 juni 2004, kenmerk 2004-11594, vernietigd, omdat zijn standpunt dat het vaststellen van de hogere waarden niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting onvoldoende is gemotiveerd. Gedeputeerde Staten hebben onvoldoende onderzoek verricht naar de cumulerende geluidbelasting ter plaatse. Tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten is beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Mede gelet op de onthouding van goedkeuring aan het hiervoor genoemde bestemmingsplan voor wat betreft het weggedeelte tussen de Horntocht en de Legmeerdijk is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gestart voor dit gedeelte van het tracé van de N201. Met het oog op bovenstaande uitspraak van 7 september 2005 van de Afdeling in het kader van de Wet geluidhinder heeft verzoeker om onteigening aangegeven dat er ten aanzien van de cumulatie van geluid nieuwe berekeningen zijn gemaakt en dat er gekeken wordt naar de mogelijkheden voor gevelisolatie, zodat er geen woningen c.q. gebouwen behoeven te worden geamoveerd. De desbetreffende terinzagelegging heeft plaatsgevonden van 12 augustus 2005 tot en met 11 september 2005. Op 21 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten tot het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Daarnaast is voor de aanpassing van aansluiting N201 op de Middenweg en de aanleg van een viaduct over de Hornweg een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening opgestart. De betreffende terinzagelegging heeft plaatsgevonden van 14 oktober 2005 tot en met 27 november 2005. Op 6 juli 2006 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer besloten om de procedure ex artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voort te zetten. De huidige N201 leidt tot problemen op het gebied van bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid in de regio. Niet alleen in, maar ook buiten de spits treden opstoppingen op zowel op de N201 zelf als op de kruisende wegen. De ligging en de drukte op de N201 leiden tot milieubelastende en onveilige situaties in de woonkernen van Aalsmeer en Uithoorn. Er is daar sprake van geluidsoverlast, verkeersonveiligheid en barrièrewerking. Tevens is er vanwege de drukte op de N201 veel sluipverkeer in de woonwijken grenzend aan de N201. In de gemeente Haarlemmermeer speelt vooral het bereikbaarheidsprobleem als gevolg van de ontwikkeling van de regio Schiphol als Mainport. Deze problematiek is niet alleen manifest op het hoofdwegennet, maar ook op het onderliggende wegennet en in het bijzonder op de N201. De verwachte ontwikkelingen in de regio onder andere de geplande groei van Schiphol en de Bloemenveiling Aalsmeer en de ontwikkeling van bedrijfsterreinen zullen de problemen in de toekomst steeds nijpender maken. De bereikbaarheid van genoemde economische centra zal verder verslechteren en de leefbaarheid van de kernen Aalsmeer, Amstelveen en Uithoorn komt verder onder druk te staan. Om bovenstaande problematiek op te lossen is een nieuw tracé voor de N201 ontworpen. Dit tracé loopt buiten de dorpskernen van Aalsmeer en Uithoorn om. Daardoor wordt de overlast van files in de dorpskernen voor een belangrijk deel weggenomen. Dat draagt niet alleen bij aan een verbetering van de leefbaarheid, maar het vergroot ook de verkeersdoorstroming en het vermindert de milieubelasting. Ongelijkvloerse kruisingen zorgen daarnaast voor een verbetering van de verkeersveiligheid. Met nieuwe ontsluitingen op de A9 en de A4 wordt de doorstroming naar het hoofdwegennet structureel aangepakt. Het moet in het belang van de verbetering van de wegenstructuur en de verkeersveiligheid noodzakelijk worden geacht, dat de Provincie Noord- Holland de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken. Beslissing Gelet op de onteigeningswet, Gehoord de Raad van State, advies van 25 augustus 2006, nr. W09.06.0343/V, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 september 2006, nr. RWSCD BJV 2006/10865, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed, Hebben goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de omlegging van de provinciale weg N201 vanaf de Fokkerweg/Aalsmeerder Noordtocht tot en met de aansluiting op de Legmeerdijk met bijkomende werken, in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer zullen ten algemenen nutte en ten name van de provincie Noord- Holland worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer ter inzage hebben gelegen als: Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 5

Lijst van te onteigenen onroerende zaken in de kadastrale gemeente Aalsmeer Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 6

Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 7

Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 8

Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 9

Lijst van te onteigenen onroerende zaken in de kadastrale gemeente Haarlemmermeer Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 10

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden. s-gravenhage, 7 september 2006. Beatrix. De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs. Uit: Staatscourant 20 oktober 2006, nr. 205 / pag. 31 11