Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam- Voorburg 2013



Vergelijkbare documenten
Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Voorschoten De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Hilversum De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage Gemeente Maastricht. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Venlo. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2014

Minima-effectrapportage gemeente X. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Veenendaal 2014

Minima-effectrapportage gemeente Enschede De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeenten Tilburg en Goirle 2011

Minima-effectrapportage Gemeente Waalwijk. De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Ede 2016

EEffecten minimabeleid. Nibud Corinne van Gaalen

Minima-effectrapportage Regionale Sociale Dienst Pentasz Mergelland

Minima-effectrapportage gemeente Enschede 2017

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Roosendaal. Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Minima-effectrapportage gemeente Gouda 2015

Minima-effectrapportage gemeente Breda 2012

Minima-effectrapportage gemeente Nijmegen 2017

Minima-effectrapportage Sociale Dienst Veluwerand 2015

Minima-effectrapportage gemeente Wassenaar 2017

Minima-effectrapportage gemeente Zaanstad De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Drimmelen

Minima-effectrapportage gemeente Den Haag 2015

Minima-effectrapportage gemeente Tiel 2015

Benchmark Minimaeffectrapportages. Een vergelijking van de financiële positie van inwoners met lage inkomens in diverse gemeenten

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Moerdijk. Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Nibud minimumvoorbeeldbegrotingen

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WAALWIJK 2014

Rapportages Nibud ten behoeve Onderzoek Armoedebeleid gemeente Etten-Leur

Minima-effectrapportage Bijlage I / 1

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

Minimum-voorbeeld begrotingen en kostendelersnorm. Nibud, 2013

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht 2018

Minima-effectrapportage gemeente Deurne De invloed van gemeentelijke ondersteuning op de financiële positie van inwoners met een laag inkomen

Effecten van zorgmaatregelen uit het regeerakkoord

Koopkrachtberekeningen voor huishoudens met extra zorgkosten naar aanleiding van de Miljoenennota 2012

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

Nibud minimum-voorbeeldbegrotingen 2015 / 1

Minima-effectrapportage gemeente Utrecht 2016

Koopkrachtverandering van ouderen

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

Minima Effect Rapportage Gemeente Apeldoorn Robin Stoof & Sanne Lamers Nibud

- 1 - RAADSVOOASTEL J

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Minima-effectrapportage gemeente Apeldoorn 2016

Onderzoek Armoedeval 2016 Zeist

Minima-effectrapportage Sociale Dienst Drechtsteden 2016

INKOMENSEFFECTEN LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

Onderwerp Vaststellen Minima-effectrapportage en besluit besteding middelen

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 8

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE ARMOEDE BESTRIJDING GEMEENTE DOETINCHEM

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Wat is bijzondere bijstand? informatiefolder

Koopkrachtverandering van ouderen

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 7

Overzicht huidige minimaregelingen

Koopkrachtveranderingen voor mensen met een beperking Prinsjesdag 2015 Nibud, september 2015

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 10

Iedereen kan meedoen financieel steuntje in de rug voor inwoners met een minimaal inkomen

Verandering van de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten in Nibud, september 2013

Begrotingen TOTAAL UITGAVEN

Koopkrachteffecten en de nieuwe compensatieregeling chronisch zieken en gehandicapten. Nibud, juni 2008

Iedereen kan meedoen. Financieel steuntje in de rug voor inwoners met een minimaal inkomen

Naam en telefoon. Sille Dohmen 5772 Afdeling. Portefeuillehouder

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

Koopkracht van 65-plussers

Bijlage: Vaststelling eigen bijdrage en besteedbaar inkomen voor een aantal categorieën.

Nieuwsbrief Minimabeleid 2010 Gemeente Schagen

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE VLISSINGEN

Koopkracht van ouderen Berekeningen Prinsjesdag 2013 Nibud, september 2013

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015

Nibud Minima-effectrapportage Begrotingen 1 / 9

Bijzondere bijstand kunt u aanvragen binnen 12 maanden nadat u deze kosten hebt gemaakt. U moet wel alle rekeningen en nota s bewaren.

Minima-effectrapportage Bijlage I - hoge huur/ 1

Koopkracht van 65-plussers

Koopkracht van 65-plussers

Koopkrachtberekeningen Uitgewerkte voorbeelden januari 2017

Financiële gevolgen van het afschaffen van de buitengewone uitgavenregeling

Bijlage 1 Opties voor gemeentelijke ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten en advies voor keuze uit opties

Minima-effectrapportage gemeente Eindhoven

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2014

Heeft u een laag inkomen? Dan hebben wij een aantal regelingen waar u gebruik van kunt maken.

Inkomenseffecten van het afschaffen van de Wtcg, CER en de Regeling specifieke zorgkosten

Inkomenseffecten van het basisinkomen 2.0

Begrotingen na landelijke en lokale wijzigingen 1 / 10

Koopkrachtberekeningen voor 2016 Uitgewerkte voorbeelden Prinsjesdag 2015

Vergeleken met gemiddeld in Nederland

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Deelplan Minimabeleid Beleidsplan sociaal domein

BELEIDSREGELS MINIMABELEID GEMEENTE HOOGEVEEN

In deze informatiefolder leest u meer over het minimabeleid van de gemeente Brummen.

Armoede in Schildersbuurt

Transcriptie:

Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam- Voorburg 2013 De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam- Voorburg 2013 De invloed van gemeentelijke maatregelen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens

Voorwoord Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting. Het Nibud heeft tot doel particuliere huishoudens inzicht te laten verkrijgen in hun inkomsten en uitgaven, en vaardigheid aan te leren om planmatig met geld om te gaan. Het Nibud probeert dit doel te bereiken door rechtstreeks voorlichting te geven, zowel via de massamedia als via eigen brochures over diverse budgetonderwerpen, zoals kostgeld en alimentatie. Daarnaast wil het Nibud hetzelfde doel bereiken via professionals die zich bezighouden met vormen van financiële advisering en voorlichting. Dit zijn functionarissen uit zowel de maatschappelijke hulp- en dienstverlening als het financieel bedrijfsleven, en sectoren van het onderwijs. Het Nibud ondersteunt deze groepen met eigen publicaties (Budgethandboek, Prijzengids, Rekenprogramma s) en door deskundigheidsbevordering in de vorm van opleidingen en trainingen. Bij dit alles gaat het Nibud uit van een standaardmethode van begroten. Dit resulteert in een reeks voorbeeldbegrotingen met referentiecijfers die zijn gebaseerd op empirisch wetenschappelijk onderzoek. Het Nibud stelt de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de huishoudens voorop. Het Nibud geeft gemeenten meer inzicht in het effect van hun minimabeleid. Door middel van een minima-effectrapportage (MER) helpt het Nibud gemeenten het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal te besteden. Deze rapportage is uitgevoerd door het Nibud, in opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg. In 2004, 2005, 2008 en 2010 heeft het Nibud vergelijkbare onderzoeken voor de gemeente uitgevoerd. Met dit onderzoek wil de gemeente Leidschendam-Voorburg inzicht krijgen in hoe het minimabeleid er op dit moment voor staat. Ook wordt een vergelijking gemaakt met de gemeenten Voorschoten en Wassenaar. Utrecht, december 2013 Minima-effectrapportage Gemeente Leidschendam-Voorburg / 5

6 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Inhoud Voorwoord... 5 1. Inleiding... 9 1.1 Centrale vraag... 9 1.2 Kern minima-effectrapportage... 9 1.3 Leeswijzer... 10 2. Onderzoeksmethode: begrotingen... 11 2.1 Inleiding... 11 2.2 Basispakket... 11 2.3 Restpakket... 12 2.4 Inkomsten... 13 2.5 Uitgavensoorten... 13 2.6 De begrotingen... 14 3. Minimabeleid... 15 3.1 Landelijk minimabeleid... 15 3.2 Lokaal minimabeleid... 15 3.2.1 Kwijtscheldingsbeleid... 15 3.2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering... 16 3.2.3 Langdurigheidstoeslag... 16 3.2.4 Ooievaarspas... 17 3.2.5 Bijzondere bijstand voor kinderen tot 18 jaar... 17 3.2.6 Categoriale bijzondere bijstand voor pensioengerechtigden... 18 3.2.7 Kinderopvang en peuterspeelzaal... 18 3.2.8 Individuele bijzondere bijstand... 19 3.3 Regelingen met betrekking tot een zorgvraag... 19 4. Resultaten... 21 4.1 Huishoudsamenstelling... 21 4.1.1 Vóór invulling van het... 21 4.1.2 Na invulling van het... 21 4.2 Inkomensniveau... 26 4.2.1 Vóór invulling van het... 26 4.2.2 Na invulling van het... 27 4.2.3 Langdurigheidstoeslag... 28 7 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

5. Vergelijking 2010... 31 5.1 Inleiding... 31 5.2 Huishoudtypen... 31 5.3 Inkomensniveaus... 34 6. Conclusies en aanbevelingen... 37 6.1 Algemeen... 37 6.2 Regelingen... 38 6.3 Aandachtspunten... 41 7. Vergelijking met gemeenten Voorschoten en Wassenaar... 43 7.1 Huishoudtypen... 43 7.2 Inkomensniveaus... 47 7.2.1 Vóór invulling van het... 47 7.2.2 Na invulling van het... 47 7.3 Conclusies... 49 Bijlage 1: Begrotingen... 51 Bijlage 2: Inkomsten... 53 Bijlage 3: Verantwoording uitgaven... 55 8 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

1. Inleiding 1.1 Centrale vraag Iedere gemeente beschikt over mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de financiële positie van inwoners met lage inkomens. Dat kan bijvoorbeeld door het kwijtschelden van gemeentelijke heffingen en/ of door bijzondere bijstand. Het is echter niet direct zichtbaar wat in de praktijk de effecten van die maatregelen zijn op het budget van verschillende groepen huishoudens. De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is het effect van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Bekeken wordt welke groepen huishoudens in de gemeente goed profiteren van de verschillende inkomensondersteunende maatregelen en welke groepen minder goed. Ook maakt deze rapportage een eventuele armoedeval inzichtelijk. Het doel van een minima-effectrapportage is inzicht te geven in de koopkracht van de armste groepen in de gemeente en in de effecten van landelijke en gemeentelijke maatregelen daarop. De resultaten van de effectrapportage kunnen als basis dienen voor de verdere ontwikkeling van het minimabeleid van de gemeente Leidschendam- Voorburg. 1.2 Kern minima-effectrapportage In deze minima-effectrapportage wordt voor een aantal huishoudtypen de koopkracht inzichtelijk gemaakt. In overleg met de gemeente Leidschendam-Voorburg is een keuze gemaakt voor de volgende zeven voorbeeldsituaties: 1. Een alleenstaande jonger dan 65 jaar 1 ; 2. Een alleenstaande van 65 jaar en ouder; 3. Een eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar); 4. Een echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar); 5. Een echtpaar onder de 65 jaar; 6. Een echtpaar van 65 jaar en ouder; 7. Een alleenstaande van 65 jaar of ouder met zorgvraag. 1 Vanaf 2013 is de AOW-leeftijd met één maand verhoogd. Waar in deze rapportage gesproken wordt van 65 jaar wordt bedoeld de AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar plus één maand. 9 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

De rapportage laat zien welke effecten de landelijke en gemeentelijke maatregelen hebben op de koopkracht van de huishoudtypen bij verschillende inkomensniveaus. Voor elk van de zeven huishoudens worden berekeningen gemaakt bij de volgende inkomens: netto minimum inkomen (WWB of AOW); 110 procent van het netto minimum inkomen; 120 procent van het netto minimum inkomen. Onder netto minimum inkomen verstaan we het toepasselijk minimum inkomen voor een specifiek type huishouden. Voor een alleenstaande onder de 65 jaar is dit gelijk aan 50 procent van het wettelijk minimumloon aangevuld met de maximale toeslag van 20 procent van het wettelijk minimumloon. Voor een alleenstaande van 65 jaar of ouder is dit gelijk aan de hoogte van de AOW. Bij 110 en 120 procent van het netto minimum inkomen vermenigvuldigen we de toepasselijke bijstandsnorm met 1,1 en, 1,2. Het kan vóórkomen dat een huishouden met een inkomen op 120 procent van het minimum hiervan minder overhoudt dan een huishouden op 110 procent van het minimum, omdat de eerste groep huishoudens buiten de regelingen voor financiële ondersteuning valt. Dit rapport maakt dit effect, de armoedeval, inzichtelijk. Bij ouderen wordt officieel niet gesproken van een armoedeval, omdat ouderen gewoonlijk niet uitstromen van een uitkering naar betaald werk. Toch kan er bij hen ook sprake zijn van een geringere bestedingsmogelijkheid bij een hoger inkomen. Voor het gemak wordt dit ook als armoedeval aangemerkt. De huur vormt in de meeste huishoudens de hoogste uitgave op de begroting. De huurprijs is vastgesteld in overleg met de gemeente Leidschendam-Voorburg. Voor huishoudens tot twee personen bedraagt de huur 450 euro en voor huishoudens van drie personen of meer is de huur 574 euro. 1.3 Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de onderzoeksmethode. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de lokale inkomensondersteunende regelingen die worden doorberekend in deze effectrapportage. Vervolgens geeft hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten. De vergelijking met het onderzoek uit 2010 wordt beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 staan de conclusies en aanbevelingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een vergelijking gemaakt met de minima-effectrapportages van de gemeenten Voorschoten en Wassenaar. In de bijlagen wordt meer informatie gegeven over bronnen van de referentiecijfers en de inkomensopbouw. 10 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

2. Onderzoeksmethode: begrotingen 2.1 Inleiding Om het effect van inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens te berekenen, maakt het Nibud gebruik van begrotingen. Uit deze begrotingen zijn de inkomsten en uitgaven van de huishoudens af te lezen. De begrotingen in deze rapportage zijn gemaakt voor zeven verschillende huishoudtypen op drie verschillende inkomensniveaus. Hierbij gaan we er vanuit dat huishoudens in een huurwoning leven. De begrotingen zijn voor groepen van huishoudens. De bedragen in de begrotingen zijn gemiddelden; in werkelijkheid zal de financiële situatie van de individuele huishoudens er anders uitzien. De begroting laat dus niet zien in hoeverre een individueel huishouden een sluitende begroting heeft. Wel wordt duidelijk in hoeverre een groep huishoudens een sluitende begroting heeft. Bij het opstellen van de begrotingen wordt geen rekening gehouden met schulden, omdat daarover niets algemeens te zeggen valt. Schulden komen echter vaak voor onder mensen met lage inkomens. Alle begrotingen zijn maandbegrotingen, waarbij de inkomsten en uitgaven zijn omgerekend naar gemiddelde maandbedragen. In de praktijk kunnen er flinke verschillen zijn tussen de maanden van het jaar. Vakantiegeld wordt bijvoorbeeld jaarlijks uitgekeerd, maar wordt in deze rapportage uitgedrukt in een maandelijks bedrag. Het inkomen is in iedere begroting een vast gegeven. De uitgavenkant vullen we in volgens de methode van het en het. 2.2 Basispakket Het omvat alle uitgaven die als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Hierin zijn de kosten opgenomen die een huishouden moet maken voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie (telefoon, internet en tv). Het pakket wordt in overleg met anderen (bijvoorbeeld de Sociale Alliantie) regelmatig aangepast. Vanaf 2006 maakt een computer met internetaansluiting deel uit van het voor alle huishoudens. Sinds 2002 is een computer al onderdeel van het voor gezinnen met kinderen vanaf 6 jaar. Voor iedere kostenpost is een minimumprijs genomen. In bijlage 3 worden de diverse onderdelen van het nader beschreven. 11 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Naast de noodzakelijke uitgaven van het zijn er in individuele gevallen moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaald persoon onontkoombaar zijn. Bijvoorbeeld wanneer iemand een speciaal dieet moet volgen. Voor dit soort uitgaven is individuele bijzondere bijstand mogelijk. Dit is niet in de begrotingen opgenomen. 2.3 Restpakket Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het. Huishoudens zijn vrij om het zelf in te vullen. Het geld kan besteed worden aan nieuwe uitgavenposten (vakantie of hobby) of aan extra uitgaven aan posten in het (extra voeding of kleding). De uitgaven in het worden in twee delen gesplitst: de uitgaven voor sociale participatie en de overige uitgaven. Onder sociale participatie vallen de posten contributies en abonnementen, op bezoek gaan, bezoek ontvangen, vakantie en uitgaan en vervoer. Sociale participatie wordt door velen als noodzakelijk beschouwd en is in veel gemeenten op de een of andere manier onderdeel van het minimabeleid. De overige uitgaven van het zijn andere uitgaven die niet in het en het pakket sociale participatie zitten. In dit onderzoek zijn dat kosten voor een huisdier, de kosten voor woon-werkverkeer en zakgeld voor de kinderen (bedragen zijn gebaseerd op regulier onderzoek van het Nibud). Het gekozen is sober; het omvat vrij elementaire uitgaven. Zie bijlage 3 voor de samenstelling van het. De kosten van het nemen toe, naarmate het inkomen stijgt. In de eerste plaats komt dit door hogere reiskosten. Iemand met een inkomen (net) boven het sociaal minimum zal een laagbetaalde baan hebben en kosten voor woon-werkverkeer maken. Soms worden deze kosten door de werkgever vergoed, maar in deze rapportage wordt daar niet vanuit gegaan. Bovendien worden de kosten voor participatie verminderd met het bedrag dat de gemeente hiervoor beschikbaar stelt. Veel gemeenten kennen een bijdrage voor sociaal-culturele uitgaven. Deze bijdrage wordt verstrekt tot een bepaald inkomensniveau. Boven dit inkomensniveau vervalt de bijdrage, waardoor de kosten van participatie hoger uitvallen en het dus duurder wordt. 12 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Het en het zijn op bepaalde punten verschillend voor de diverse huishoudtypen. Een alleenstaande staat immers voor andere kosten dan bijvoorbeeld een gezin met kinderen. 2.4 Inkomsten In deze rapportage worden op drie inkomensniveaus begrotingen opgesteld voor de betreffende voorbeeldhuishoudens: het minimuminkomen (WWB/AOW -uitkering), 110 procent van het netto minimuminkomen en 120 procent van het netto minimuminkomen. Uitgangspunt in deze rapportage is het totaal besteedbaar maandinkomen. Dat inkomen bestaat uit alle inkomsten van het huishouden, zoals netto salarissen, uitkeringen, kortingen op de belasting, huurtoeslag, vakantiegeld, kinderbijslag en kindgebonden budget. In de begrotingen is geen rekening gehouden met eigen vermogen of eventuele inkomsten daaruit. Hoe deze regelingen doorwerken in de begrotingen en wat de invloed is op het inkomen van de verschillende huishoudens is te zien in bijlage 1. In de rapportage wordt verondersteld dat de huishoudens maximaal gebruik maken van alle regelingen die op hen van toepassing zijn. In bijlage 2 staat aanvullende informatie over de gekozen uitgangspunten bij de inkomens. 2.5 Uitgavensoorten In alle begrotingen onderscheidt het Nibud drie soorten uitgaven: Vaste lasten Dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Er ligt meestal een contract aan ten grondslag. Voorbeelden zijn de huur, energiekosten en verzekeringen. Reserveringsuitgaven Dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet precies bekend is. Er moet in principe een bedrag voor gereserveerd worden. Voorbeelden hiervan zijn de kosten voor inventaris en kleding. Huishoudelijke uitgaven Dit zijn de steeds terugkerende uitgaven, zoals uitgaven aan voeding, reiniging, persoonlijke verzorging. In deze rapportage wordt gerekend met minimale bedragen die huishoudens nodig hebben om deze uitgaven te kunnen betalen. 13 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lokale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de tarieven voor heffingen, de premie van de zorgverzekering en de kosten van de peuterspeelzaal. De landelijke bedragen zijn gebaseerd op berekeningen van het Nibud. Meer informatie over de uitgaven staat in bijlage 3. 2.6 De begrotingen Volgens de methodiek die hierboven staat beschreven, worden de begrotingen opgesteld. Deze begrotingen staan in bijlage 1. 14 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

3. Minimabeleid In dit hoofdstuk worden diverse landelijke en gemeentelijke regelingen voor inkomensondersteuning van minima beschreven. Alleen de regelingen die in de berekeningen zijn meegenomen komen in dit hoofdstuk aan bod. Paragraaf 3.1 beschrijft de landelijke regelingen; in paragraaf 3.2 komen de lokale inkomensondersteunende regelingen aan bod. Per regeling wordt een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken en voorwaarden. 3.1 Landelijk minimabeleid Bij het opstellen van de begrotingen worden de landelijke heffingskortingen (algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, (aanvullende) alleenstaande ouderkorting en de (alleenstaande) ouderenkorting), landelijke toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget) en de kinderbijslag in de berekeningen opgenomen. 3.2 Lokaal minimabeleid Naast de landelijke inkomensondersteunende maatregelen heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg voor huishoudens met een laag inkomen ook een lokaal minimabeleid. De regelingen die worden opgenomen in de berekeningen komen in de volgende paragrafen aan bod. 3.2.1 Kwijtscheldingsbeleid In de gemeente Leidschendam-Voorburg kan kwijtschelding worden aangevraagd voor de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. De gemeente hanteert hierbij een norm van 100 procent van de grondslag WWB. Dat wil zeggen dat afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op WWB-niveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen hierboven wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de eigen uitgaven aan huur en voor nominale ziektekostenpremies. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeente Leidschendam-Voorburg maakt van deze mogelijkheid gebruik. Van de betalingscapaciteit dient 80 procent te worden aangewend voor de betaling van de gemeentelijke heffingen. 15 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

De kwijtschelding geldt voor de onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing, het rioolrecht en de waterzuiverings- en ingezetenenheffing. Voor de hondenbelasting wordt in Leidschendam-Voorburg niet kwijtgescholden. Het hoogheemraadschap hanteert voor de kwijtschelding eveneens een percentage van 100% van de grondslag WWB. De betalingscapaciteit wordt wel apart door de gemeente en het hoogheemraadschap berekend. Door koppeling van de bestanden van gemeente en het waterschap worden veel huishoudens bereikt en komen meer inwoners voor kwijtschelding in aanmerking dan nu het geval is.. 3.2.2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft een collectieve zorgverzekering voor minima (CZM), afgesloten bij Zorg en Zekerheid. Om voor deelname aan de collectieve zorgverkering in aanmerking te komen, hanteert de gemeente Leidschendam-Voorburg een inkomensgrens van 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Op het geeft de gemeente een korting van 9 procent. Voor de aanvullende verzekering (AV-Gemeente Standaard of AV-Gemeente Top) geldt dat de gemeente de uitbreiding van dit pakket betaalt. Deelnemers aan de collectieve verzekering betalen 94,14 euro voor de basisverzekering, 16,02 euro voor de AV- Standaard en 32,94 euro voor de AV-top. In deze rapportage rekenen we met AV-Gemeente Top. In 2008 is dit ook gedaan en dat maakt het vergelijken duidelijker. In 2013 geldt een eigen risico van 350 euro per jaar. Dit bedrag (29 euro per maand) is niet afgekocht door de collectieve verzekering. Het is opgenomen bij de post extra ziektekosten in het. De zorgtoeslag die huishoudens ontvangen is in de begrotingen opgenomen bij de inkomsten. 3.2.3 Langdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag in de gemeente Leidschendam-Voorburg is bedoeld voor huishoudens die gedurende een periode van 60 maanden over een gemiddeld inkomen beschikken dat lager is dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm. Bovendien is er geen uitzicht op inkomensverbetering en voldoende meegewerkt aan het verkrijgen van arbeid. De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt 371 euro voor alleenstaanden, 475 euro voor alleenstaande ouders en 530 euro voor gezinnen. Bij de resultaten van deze rapportage wordt een vergelijking gemaakt tussen huishoudens die in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag en huishoudens die hier geen recht op hebben. 16 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

3.2.4 Ooievaarspas De gemeente Leidschendam-Voorburg kent een pas ter bevordering van deelname aan sociaal-culturele, recreatieve en sportieve activiteiten. Deze Ooievaarspas is bedoeld voor personen die langere tijd op een minimum inkomen zijn aangewezen en hierdoor in een sociaal isolement dreigen te geraken. Met deze pas krijgt de eigenaar korting op recreatieve, sportieve en culturele voorzieningen of kan hier gratis gebruik van maken. De pas kan worden aangevraagd door alle inwoners met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. De pas wordt gratis verstrekt aan personen jonger dan 18 jaar en 65 jaar of ouder. Voor de andere personen kost de pas 12,50 euro. In de rapportage wordt gerekend met een volledige vergoeding van het lidmaatschap van de bibliotheek en met een korting (van gemiddeld 50 procent) op sport- en cultuurkosten voor volwassenen. Voor kinderen gaan we uit van een volledige vergoeding van de sport- en cultuurkosten. De kortingen die Ooievaarspashouders krijgen worden doorberekend in de posten contributies en abonnementen en kleding en schoeisel. 3.2.5 Bijzondere bijstand voor kinderen tot 18 jaar Inwoners van de gemeente Leidschendam-Voorburg met schoolgaande kinderen die jonger zijn dan 18 jaar komen in aanmerking voor een vergoeding van de schoolkosten en voor een vergoeding van de aanschaf van sportkleding of onderdelen die bij culturele activiteiten nodig zijn (zoals een muziekinstrument). Voorwaarde is dat het inkomen van het huishouden niet hoger mag zijn dan 110 procent van het toepasselijke minimum. De schoolkostenvergoeding is een financiële bijdrage in de bijkomende schoolkosten. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten voor schoolreisjes, schriften, boeken of een fiets. In 2013 worden de volgende schoolkosten en sport- of culturele kosten vergoed: voor kinderen op de basisschool jaarlijks 217 euro en voor kinderen op het voortgezet onderwijs jaarlijks 413 euro per kind. In de begroting is deze vergoeding verrekend met de post schoolkosten en met de post kleding. Scholieren kunnen tegenwoordig niet meer zonder computer. De gemeente biedt huishoudens met schoolgaande kinderen, met een inkomen tot en met 110 procent van het toepasselijke minimum de mogelijkheid van een lening aan. Het gaat om een bedrag van 540 euro, met de afspraak dat iedere maand 15 euro wordt afgelost. Omdat deze aflossing even hoog is als de kosten van een computer in de post inventaris en omdat het een lening betreft, is deze regeling niet doorberekend in de begroting. 17 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Voor een internetaansluiting kan een huishouden met schoolgaande kinderen een vergoeding van 20 euro per maand krijgen bij een inkomen niet hoger dan 110 procent van het toepasselijke minimum. Deze vergoeding wordt verrekend met de uitgavenpost internet. 3.2.6 Categoriale bijzondere bijstand voor pensioengerechtigden Voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en abonnementskosten voor bijvoorbeeld kranten en de telefoon biedt de gemeente een bijdrage in de kosten voor huishoudens waarvan één persoon de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het huishouden moet een inkomen hebben dat niet hoger is dan 110 procent van de bijstandsnorm. De kosten hoeft het huishouden niet aan te tonen. Per kalenderjaar is de vergoeding 722 euro per huishouden. De vergoeding wordt als inkomstenpost gerekend omdat het om een categoriale vergoeding gaat. 3.2.7 Kinderopvang en peuterspeelzaal Op grond van de Wet Kinderopvang kunnen ouders van kinderen tot en met twaalf jaar een tegemoetkoming toegekend krijgen voor de kosten van kinderopvang. Vervolgens resteert een eigen bijdrage voor deze kosten. De ontbrekende bijdrage kinderopvang wordt door de gemeente niet vergoed. De gemeente vergoedt de kosten van kinderopvang voor de volgende situaties: Personen die op grond van medische of sociale omstandigheden geen aanspraak kunnen maken op een toeslag Kinderopvang van de belastingdienst of die niet vallen onder de doelgroepen van de Wet Kinderopvang Waarbij het gebruik van kinderopvang noodzakelijk is Een alleenstaande ouder met een (bijstands)uitkering hoeft geen gebruik van de kinderopvang te maken, tenzij deze ouder een re-integratietraject volgt. In het eerste geval zijn er geen kosten voor kinderopvang, in het tweede geval worden deze kosten door de gemeente vergoed. Daarom zijn in de begrotingen op 100 procent geen kosten voor kinderopvang opgenomen. Wel rekenen we een bedrag voor de peuterspeelzaal voor twee dagdelen per week. Bij een inkomen boven bijstandsniveau gaan we ervan uit dat de alleenstaande ouder enkele dagen per week werkt en wel gebruik maakt van de kinderopvang. Bij 110 procent van het minimuminkomen wordt gerekend met 20 uur kinderopvang per week, bij een inkomen op 120 procent wordt uitgegaan van 30 uur kinderopvang. 18 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

De ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal 2 bedraagt in Leidschendam-Voorburg 10,05 euro per dagdeel per maand op basis van een facturering van 11 maanden per jaar. Voor twee dagdelen komt dat neer op een maandbedrag van 27,60 euro. De kosten voor kinderopvang en de peuterspeelzaal zijn verwerkt in de post schoolkosten/ kinderopvang. De kinderopvangtoeslag die de betreffende huishoudens ontvangen is bij de inkomsten opgenomen. 3.2.8 Individuele bijzondere bijstand De gemeente Leidschendam-Voorburg verstrekt voor bijzondere en noodzakelijke kosten individuele bijzondere bijstand. Voor de individuele bijzondere bijstand geldt een draagkrachtnorm van 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij een inkomen hoger dan 110 procent is er dus geen individuele bijzondere bijstand mogelijk. De individuele bijzondere bijstand wordt in dit onderzoek alleen meegenomen bij de huishoudens met een zorgvraag. Bij de overige huishoudtypen wordt de individuele bijzondere bijstand niet meegenomen omdat deze sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie. 3.3 Regelingen met betrekking tot een zorgvraag Met de invoering van de Wet werk en bijstand zijn de categoriale regelingen sterk teruggedrongen. Voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten zijn nog wel categoriale regelingen mogelijk. Hieronder staan de landelijke regelingen en de invulling van de gemeente Leidschendam-Voorburg voor huishoudens met een zorgvraag. 3.3.1 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zorgt ervoor dat mensen met een handicap, chronisch zieken of ouderen een zo normaal mogelijk dagelijks leven kunnen leiden. De gemeente bekijkt of hulp nodig is en waarmee iemand het beste is geholpen. Iedere gemeente regelt dit op zijn eigen manier. Voor de Wmo is een eigen bijdrage verplicht. Huishoudens met een zorgvraag kunnen bij de gemeente terecht voor hulp in de huishouding, woonvoorzieningen, rolstoelen, andere vervoersmiddelen, en vervoer in en om de stad. Voor hulp in de huishouding (thuiszorg) vergoedt de aanvullende verzekering de eigen bijdrage tot een maximum bedrag per jaar. Voor huishoudens die 2 Peuterspeelzaal Vlietkinderen 19 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

niet van de collectieve aanvullende verzekering gebruik kunnen maken is de eigen bijdrage doorberekend in het bij de extra ziektekosten. 3.3.2 Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten Chronisch zieken of lichamelijke handicapten maken vaak extra kosten. Voorbeelden van de deze verborgen kosten zijn een hogere telefoon- en portokosten in verband met het regelen van zaken rondom de beperking of ziekte, extra kosten in verband met voedingsmiddelen, extra kosten in verband met energieverbruik, extra kosten in verband met klusjes rondom huis en lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties. De gemeente Leidschendam-Voorburg verstrekt categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten. Voor deze regeling geldt een draagkrachtnorm van 110 procent van de geldende bijstandsnorm, hierboven is geen recht. Tot de doelgroep van deze regeling behoren: personen die 1 jaar of langer onafgebroken gebruikmaken van thuiszorg of voorafgaand een indicatie ontvangen voor ten minste 1 jaar of; gebruik maken van een persoonsgebonden budget (PGB) voor AWBZ zorg of; gebruik maken van een periodiek verstrekte Wmo (taxivergoeding, rolstoel, hulpmiddelen in woning) of; een uitkering ontvangen op grond van de WAO/WIA/WAJONG of; beschikken over een invalidenparkeerkaart met de duur van ten minste 1 jaar. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt 283 euro per persoon per jaar. De vergoeding wordt als inkomstenpost gerekend omdat het om een categoriale vergoeding gaat. 3.3.3 Landelijke tegemoetkomingen Het voorbeeldhuishouden met een zorgvraag heeft tevens te maken met een aantal tegemoetkomingen. Zo zal dit huishouden het verplichte eigen risico van 350 euro volmaken. Als chronisch zieke, krijgt men echter hiervoor wel weer een tegemoetkoming via het CAK van 99 euro (Compensatie eigen risico). Daarnaast krijgt het huishouden een vergoeding in het kader van Wtcg. We gaan er van uit dat dit huishouden een zogenaamde lage tegemoetkoming krijgt (154 euro per jaar). De genoemde bedragen zijn verwerkt bij de inkomsten. 20 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

4. Resultaten Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek. Eerst komen de verschillen tussen de huishoudtypen aan bod. Vervolgens worden de verschillende inkomensniveaus met elkaar vergeleken. Een en ander wordt schematisch weergegeven in tabel 1. Deze tabel geeft een overzicht van de bestedingsruimte die de onderzochte huishoudtypen hebben, nadat zij de uitgaven uit het en het hebben gedaan. In de laatste twee kolommen wordt het saldo weergegeven van huishoudens die in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. Een negatief saldo op de maandbegroting is in rood weergegeven. Daar waar een hoger inkomen leidt tot minder bestedingsruimte (de zogenoemde armoedeval) is dit aangegeven met een rood pijltje. Met andere woorden, als een huishouden op 110 procent van de bijstandsnorm minder bestedingsruimte heeft dan op 100 procent, dan staat achter het bedrag bij 110 procent een pijltje. 4.1 Huishoudsamenstelling 4.1.1 Vóór invulling van het Uit de tweede kolom ( ) blijkt dat de meeste huishoudens voldoende inkomen hebben om de noodzakelijke uitgaven uit het te bekostigen. De enige uitzondering is het echtpaar met kinderen van 14 en 16 jaar. Op bijstandsniveau komt dit gezin 35 euro per maand te kort. De belangrijkste oorzaak van dit tekort is de combinatie van de relatief hoge kosten van oudere kinderen (voeding, kleding, schoolkosten en zakgeld) en het feit dat een echtpaar de kosten van twee volwassenen moet dragen, zoals de kosten van de zorgverzekering, kleding en voeding. De hogere bijstandsnorm voor een echtpaar (100 procent tegenover 90 procent voor eenoudergezinnen), de hogere kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn veelal niet voldoende om deze extra kosten op te vangen. 4.1.2 Na invulling van het Wanneer ook naar de bestedingen in het wordt gekeken, krijgen meer huishoudens te maken met een tekort op hun maandbegroting. De echtparen onder de 65 jaar (met en zonder kinderen) kunnen op geen van de onderzochte inkomensniveaus de uitgaven uit het bekostigen. Hetzelfde geldt voor de alleenstaande onder de 65 jaar. Het eenoudergezin met jonge kinderen komt op bijstandsniveau 1 euro tekort om het te kunnen betalen. 21 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Tabel 1. Overzicht saldo inkomsten min uitgaven a. Alleenstaande onder de 65 jaar inclusief langdurigheidstoeslag basisen basisen 100% 30-74 60-43 110% 82-87 113-56 120% 138-43 138-43 b. Alleenstaande 65 jaar of ouder basisen 100% 268 164 110% 281 133 120% 300 142 inclusief langdurigheidstoeslag basis en c. Eenoudergezin met tw ee jonge kinderen (3 en 5 jaar) inclusief langdurigheidstoeslag basisen basisen 100% 179-1 219 39 110% 272 26 311 66 120% 283 15 283 15 d. Echtpaar onder de 65 jaar inclusief langdurigheidstoeslag basisen basisen 100% 41-109 85-65 110% 102-114 146-70 120% 151-84 151-84 e. Echtpaar 65 jaar of ouder basisen 100% 333 183 110% 319 126 120% 358 146 inclusief langdurigheidstoeslag basis en f. Echtpaar met tw ee oudere kinderen (14 en 16 jaar) inclusief langdurigheidstoeslag basisen basisen 100% -35-306 10-262 110% 62-275 106-231 120% -13-392 -13-392 g. Alleenstaande 65 jaar of ouder met zorgvraag basisen 100% 246 142 110% 259 112 120% 238 80 inclusief langdurigheidstoeslag basis en 22 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

a. Alleenstaande onder de 65 jaar In Leidschendam-Voorburg komt een alleenstaande onder de 65 jaar met een WWBuitkering na invulling van het 74 euro per maand te kort. Op 110 procent van de norm komt dit tekort uit op 87 euro en bij een inkomen van 120 procent van de bijstandsnorm is er nog 43 euro te kort. Alleenstaanden kunnen hun kosten niet delen met anderen en hebben dus niet de schaalvoordelen waar (eenouder)gezinnen wel van profiteren. Nadat alle noodzakelijke uitgaven uit het zijn bekostigd, houden zij te weinig inkomen over voor sociale participatie. b. Alleenstaande van 65 jaar en ouder Alleenstaanden van 65 jaar of ouder hebben voldoende bestedingsruimte om alle uitgaven te betalen. Zij houden, na invulling van het, in Leidschendam-Voorburg 164 euro over om vrij te besteden als zij alleen een AOW-uitkering hebben. c. Eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) Het eenoudergezin met twee jonge kinderen heeft met de inkomens boven WWB-niveau voldoende om naast de uitgaven uit het, de uitgaven uit het te kunnen bekostigen. Vanaf 2012 kunnen gemeenten bij de berekening van de kwijtschelding ook rekening houden met de kosten van kinderopvang. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft deze nieuwe voorziening ingevoerd. Hierdoor hebben huishoudens die gebruik maken van formele kinderopvang bij een inkomen (iets) boven bijstandsniveau recht op kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen, terwijl zij hier voorheen, gezien hun inkomen, geen recht op hadden. Dit heeft een positieve invloed op de begroting. d. Echtpaar onder de 65 jaar Het echtpaar onder de 65 jaar heeft te weinig bestedingsruimte om alle uitgaven uit het te bekostigen. Een belangrijke oorzaak van dit tekort is al eerder genoemd: een echtpaar moet de kosten van twee volwassenen dragen, terwijl de bijstandsnorm voor een echtpaar maar 10 procent hoger ligt dan de norm voor een eenoudergezin. Dit is veelal niet voldoende om de uitgaven van een extra volwassene te bekostigen. e. Echtpaar van 65 jaar en ouder Evenals de alleenstaande van 65 jaar en ouder, kan het oudere echtpaar alle uitgaven uit het bekostigen. Dit geldt voor alle onderzochte inkomensniveaus. Echtparen met alleen een AOW-uitkering houden maandelijks 183 euro vrij te besteden over. 23 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

f. Echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar) In paragraaf 4.1.1 is al aangegeven dat het echtpaar met oudere kinderen en een bijstandsuitkering te weinig ruimte heeft om alle uitgaven uit het te bekostigen. Dit tekort loopt op tot 306 euro per maand, als ook alle uitgaven uit het gedaan zouden worden. Het echtpaar met twee oudere kinderen heeft van alle onderzochte huishoudtypen de minste bestedingsruimte. Zoals hierboven al aangegeven, weegt de hogere bijstandsnorm voor een echtpaar niet op tegen de extra kosten van twee volwassenen. Hier bovenop komen de kosten voor twee oudere kinderen, die hoger liggen dan de uitgaven voor jonge kinderen. Deze combinatie maakt de inkomenspositie van dit specifieke huishoudtype zeer precair. De gemeentelijke inkomensondersteuning in Leidschendam-Voorburg werkt zeker in het voordeel van dit huishouden. Zo is er de Ooievaarspas waarvan vier personen kunnen profiteren en waarmee kinderen vaak gratis kunnen participeren aan sport. Ook de regeling participatie schoolgaande kinderen pakt gunstig uit voor dit huishoudtype omdat die voor kinderen tussen de 12 en 18 jaar nog gunstiger is dan voor de overige leeftijdscategorieën. Ook worden de internetkosten voor dit huishouden vergoed. Dit alles is echter niet voldoende om de ongunstige uitgangssituatie van dit gezin te compenseren. g. Alleenstaande van 65 jaar en ouder met extra zorgkosten De begroting van de alleenstaande van 65 jaar of ouder met een zorgvraag wijkt op diverse punten af van de standaardbegrotingen. We gaan er vanuit dat: De oudere alleenstaande vijf dagen per week gebruik maakt van een maaltijdvoorziening (diepvries of koelverse maaltijd). Deze maaltijdvoorziening zorgt voor meerkosten ten opzichte van de situatie waarin de oudere zelf de warme maaltijd zou hebben bereid. De prijs van een zelf verzorgde maaltijd bedraagt 2,09 euro (bron: Voedingscentrum). Voor de diepvries of koelverse maaltijd gaan we uit van 4 euro. Maandelijks leidt dit tot extra kosten van 41,38 euro. De meerkosten zijn verrekend bij de uitgavenpost voeding en versnaperingen. Het huishouden gebruikt maakt van thuiszorg en hiervoor de eigen bijdrage Wmo verschuldigd is. Deelnemers aan de collectieve zorgverzekering komen in aanmerking voor 100 procent vergoeding van deze bijdrage tot een maximum van 350 euro per jaar. 24 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Voor ouderen die geen gebruik kunnen maken van de collectieve zorgverzekering voor minima van de gemeente (met een inkomen boven 110 procent van het netto minimum- inkomen) staan deze kosten bij de post extra ziektekosten. Dit komt neer op een bedrag van 13,50 euro per maand. Het huishouden om medische redenen gebruik maakt van sociale alarmering. De kosten hiervoor bedragen 18,50 euro per maand (bij thuiszorgorganisatie Florence). Deelnemers aan de collectieve aanvullende verzekering krijgen vier euro per maand vergoed, bij een inkomen boven 110 procent van de geldende norm is geen vergoeding mogelijk. Deze kosten zijn verwerkt bij de uitgavenpost extra ziektekosten. Het huishouden extra waskosten heeft. We gaan uit van twee keer per week extra wassen, wat neerkomt op tien euro per maand. Deze kosten staan weergegeven bij de post reiniging. Het huishouden gebruik maakt van aanvullend al dan niet openbaar vervoer. Voor individueel taxivervoer bedraagt de vergoeding 0,34 euro per kilometer. Het maximaal aantal te vergoeden kilometers is 3000 per jaar, afhankelijk van het bruto jaarinkomen en de vervoersbehoefte. In deze rapportage gaan we er vanuit dat het aantal kilometers onder de 3000 blijft en dat de vervoerskosten voor 100 procent worden vergoed. Daarom zijn in de begroting geen extra kosten voor vervoer opgenomen. Uiteindelijk heeft dit huishoudtype niet met tekorten op de begroting te maken. Vergeleken met de alleenstaande oudere zonder zorgkosten is dit huishouden iets slechter af. Op 100 en 110 procent scheelt dit 22 euro per maand, alleen op 120 procent is er sprake van een grotere verschil van 62 euro per maand. Op dit inkomensniveau komt men zowel niet meer in aanmerking voor de categoriale bijstand als voor de collectieve zorgverzekering. Hierdoor vervalt de vergoeding van de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg en van de personenalarmering. Vergeleken met de alleenstaande onder de 65 jaar, zonder zorgkosten, is dit huishouden beter af: de AOW-uitkering is ruim 150 euro hoger dan een WWB-uitkering en de WWB-norm voor 65-plussers is bijna 100 euro hoger dan voor personen onder de 65 jaar. Met dit verschil plus de categoriale bijzondere bijstand voor chronische zieken en gehandicapten worden de extra kosten in verband met een zorgvraag gecompenseerd. 25 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

4.2 Inkomensniveau Voor elk huishoudtype zijn verschillende inkomensniveaus doorgerekend. Naast het minimum inkomen zijn inkomens op 110 en 120 procent van het netto minimuminkomen gespecificeerd. Soms leidt een hoger inkomen tot een beperktere bestedingsmogelijkheid. Dit komt doordat landelijke en gemeentelijke inkomensondersteunende maatregelen, zoals huurtoeslag en kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, er niet op voorhand toe leiden dat een huishouden meer te besteden heeft bij een hoger inkomen. In dat geval is sprake van een armoedeval. Deze situatie ontstaat vaak wanneer huishoudens vanuit een uitkering uitstromen naar betaald werk. Op dat moment nemen de kosten door werk toe en komen rechten op diverse inkomensondersteunende regelingen (gedeeltelijk) te vervallen. 4.2.1 Vóór invulling van het Na invulling van het (en vóór invulling van het ) hebben bijna alle onderzochte huishoudens meer bestedingsruimte naarmate hun inkomen toeneemt. Er zijn drie uitzonderingen: Het echtpaar met oudere kinderen krijgt te maken met een inkomensterugval op 120 procent van de bijstandsnorm. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren. Zo zijn de huurtoeslag en de zorgtoeslag op 120 procent van de norm lager dan op 110 procent. Bovendien komt het huishouden niet meer in aanmerking voor de collectieve zorgverzekering, wat 31 euro per maand scheelt. De belangrijkste oorzaak is echter het wegvallen van de regeling voor schoolgaande kinderen en de internetvergoeding. Het echtpaar van 65 jaar en ouder heeft bij het inkomen op 110 procent minder ruimte dan op AOW-niveau. Dit kan deels verklaard worden vanuit de gehanteerde systematiek van dit onderzoek. Op 100 procent gaan we uit van een volledige AOW-uitkering (omdat deze situatie het meest voorkomt), terwijl op 110 procent gerekend wordt op basis van de WWBnorm voor 65 jaar of ouder. Deze laatste norm bepaalt immers of er recht is op gemeentelijke vergoedingen. Omdat de WWB-norm lager is dan de AOW, is het inkomen op 110 procent dus lager dan 110 procent van de AOW. Op 110 procent is het netto inkomen zonder toeslagen slechts 28 euro per maand hoger dan een AOW-uitkering. Het betreffende echtpaar komt dan echter niet meer in aanmerking voor volledige kwijtschelding van gemeentelijke heffingen en waterschapslaten. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat het echtpaar van 65 jaar en ouder bij een inkomen op 110 procent (van de WWB-norm) minder overhoudt dan bij een volledige AOW-uitkering. 26 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Tenslotte houdt ook de alleenstaande van 65 jaar en ouder met een zorgvraag op 120 procent minder over dan op 110 procent. Hier spelen de zorgkosten de belangrijkst e rol: op 110 procent wordt de wettelijke bijdrage voor thuiszorg nog vergoed vanuit de (aanvullende module van de) collectieve zorgverzekering. Daarbij komt dat dit huishouden op 120 procent geen recht meer heeft op de regeling voor chronisch zieken en gehandicapten en de regeling voor 65-plussers. Bovendien ontvangt dit huishouden geen kortingen meer vanwege de Ooievaarspas. 4.2.2 Na invulling van het Na invulling van het worden meer armoedevallen zichtbaar. Voor vijf van de zeven onderzochte huishoudtypen geldt dat zij bij een inkomen op bijstandsniveau meer overhouden dan bij inkomen op 110 procent van deze norm. Alleen voor de huishoudens met kinderen geldt dit niet. De armoedeval bij de huishoudens jonger dan 65 jaar wordt veroorzaakt door de kosten voor woon-werkverkeer. Bij een inkomen gelijk aan het bijstandsniveau gaan we er vanuit dat iemand niet werkt en dat er dus ook geen reiskosten zijn. Maar bij een inkomen boven het WWB-niveau veronderstellen we dat er sprake is van een (kleine) baan. Vanzelfsprekend is het mogelijk dat de werkgever voorziet in een vergoeding van de reiskosten, maar daar wordt in deze rapportage niet vanuit gegaan. Huishoudens die geen vergoeding voor hun reiskosten ontvangen en huishoudens met een hoger inkomen, zullen in de regel wel met deze kosten te maken hebben. Vandaar dat de reiskosten wel in de begrotingen zijn opgenomen. Dat de huishoudtypen van 65 jaar en ouder te maken krijgen met een armoedeval kan in de eerste plaats verklaard worden door de (in paragraaf 4.2.1 al beschreven) systematiek van het onderzoek. Daarnaast krijgen ook ouderen bij een inkomen boven het sociaal minimum te maken met extra kosten, vergelijkbaar met de werkgerelateerde kosten van huishoudens beneden de 65 jaar. Als het inkomen en de bestedingsruimte toenemen, zien we over het algemeen een stijging van de uitgaven. Vervoer is hierbij een belangrijke post waaraan vaak meer uitgegeven wordt dan minimaal noodzakelijk. Vanwege de vergelijkbaarheid met huishoudens jonger dan de AOWleeftijd, rekenen we ook voor ouderen extra uitgaven bij een inkomen boven het minimum. Deze extra uitgaven liggen echter wel lager dan bij huishoudens jonger dan 65 jaar. 27 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Naast de armoedeval op 110 procent, wordt bij een aantal huishoudens een armoedeval zichtbaar op 120 procent van de geldende bijstandsnorm. Dit doet zich voor bij de het eenoudergezin met jonge kinderen en het echtpaar met oudere kinderen en de alleenstaanden van 65 jaar of ouder met zorgvraag. Het eenoudergezin met jonge kinderen heeft op 120 procent te maken met een armoedeval. Naast de extra kosten voor kinderopvang die niet volledig worden vergoed via de kinderopvangtoeslag speelt ook hier het wegvallen van inkomensondersteunende regelingen een rol. Dit geldt alleen voor de gemeentelijke regelingen, de huur- en zorgtoeslag zijn voor dit huishouden op 110 en 120 procent van de norm even hoog. Omdat bij het vaststellen van kwijtschelding ook de kosten voor kinderopvang worden betrokken, heeft dit huishouden op 110 procent van de norm nog recht op volledige kwijtschelding, waardoor het verschil met 120 procent groter wordt. Bovendien vallen bij dit huishouden meer gemeentelijke regelingen weg dan bij de alleenstaanden, namelijk de bijdrage vanuit de regeling schoolgaande kinderen en de kortingen vanwege de Ooievaarspas. De echtparen met kinderen houden op 120 procent minder over dan op 110 procent van de bijstandsnorm. Oorzaak van de armoedeval bij dit huishouden is dezelfde als bij het hierboven genoemde huishoudtype: het wegvallen van (gemeentelijke) regelingen. Echtparen met oudere kinderen lopen van alle onderzocht huishoudtypen het hoogste bedrag aan kortingen voor maatschappelijke participatie mis vanwege wegvallen van de Ooievaarspas. Ook de bijdrage voor schoolkosten vervalt. De armoedeval op 120 procent bij de alleenstaanden van 65 jaar of ouder met zorgvraag wordt veroorzaakt door de hogere kosten aan zorg die niet meer worden vergoed bij 120 procent en het wegvallen van de categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten. 4.2.3 Langdurigheidstoeslag Huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, kunnen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag (LDT). In de gemeente Leidschendam- Voorburg geldt dit voor huishoudens met een inkomen tot maximaal 110 procent van de geldende bijstandsnorm. In de tabel op pagina 22 staan in de laatste twee kolommen de saldi van de inkomsten min de uitgaven uitgewerkt waarbij ook rekening is gehouden met de LDT. 28 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

Uit de tabel valt af te lezen dat een alleenstaande onder de 65 jaar die LDT ontvangt, maandelijks 60 euro over houdt nadat alle uitgaven uit het zijn gedaan en 43 euro te kort komt als ook alle uitgaven uit het zijn gedaan. Hiermee is het tekort dat een alleenstaande onder de 65 jaar had zonder LDT (74 euro) kleiner geworden. Als gevolg van de LDT kunnen nieuwe armoedevallen ontstaan op 120 procent van de geldende bijstandsnorm. Dit is het geval bij het echtpaar onder de 65 jaar. Zonder LDT had dit echtpaar op 110 procent een maandelijks tekort van 114 euro en op 120 procent een tekort van 75 euro. Als ditzelfde echtpaar LDT ontvangt, wordt het tekort op 110 procent kleiner, namelijk 70 euro. Het tekort op 120 procent blijft gelijk, omdat hier geen recht op LDT is. Met andere woorden, een echtpaar onder de 65 jaar met een inkome n op 120 procent van de geldende bijstandsnorm houdt minder over dan een echtpaar met een inkomen op 110 procent inclusief LDT. 29 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

30 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg

5. Vergelijking 2010 5.1 Inleiding Ook in 2010 heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg een minima-effectrapportage laten uitvoeren. De resultaten uit 2010 laten zich echter lastig één-op-één vergelijken met deze rapportage uit 2013. Dit komt in de eerste plaats omdat het Nibud, op basis van opgedane ervaringen, een aantal wijzigingen in de opzet heeft doorgevoerd. Zo werd in 2010 gewerkt met een hoge en een lage huur die voor alle huishoudens gelijk was (348 euro en 440 euro), terwijl in 2013 het bedrag voor de huur wordt gedifferentieerd naar omvang van het huishouden. Voor huishoudens tot twee personen bedraagt de huur 450 euro en voor huishoudens van drie personen of meer is de huur 574 euro. Deze huren liggen ruim boven die van 2010. Bovendien is de samenstelling van het aangepast. Het Nibud heeft, in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau, onder ervaringsdeskundigen onderzoek gedaan naar de minimale kosten van levensonderhoud. Op basis van deze gegevens is nu een nieuw pakket voor sociale participatie opgesteld. 3 Ook landelijke wet- en regelgeving heeft invloed op de wijze waarop de begrotingen worden opgesteld. Vanaf 2012 mogen gemeenten hun inkomensondersteuning aan specifieke groepen nog maar toekennen tot een inkomensgrens van 110 procent van het sociaal minimum. 4 Bepaalde heffingskortingen, zoals de (aanvullende) alleenstaande ouderkorting of de inkomensafhankelijke combinatiekorting, vallen binnen deze 110 procent. In voorgaande jaren werden deze heffingskortingen achteraf bij het inkomen opgeteld. Tenslotte wordt het inkomen voor huishoudens boven de 65 jaar iets anders berekend: in 2010 werd op 110 procent de AOW-norm vermenigvuldigd met 1,1. In 2013 is dit 110 procent van WWB-norm voor 65-plussers. Met de bovengenoemde wijzigingen in het achterhoofd, zal in het onderstaande dieper worden ingegaan op de verschillen tussen 2010 en 2013. 5.2 Huishoudtypen In 2010 zijn dezelfde huishoudtypen onderzocht als in 2013. Wat betreft de inkomenscategorieën is in 2010 gekozen voor 130 procent van het toepasselijke minimum terwijl in 2013 120 procent als inkomen is gekozen. Om deze reden wordt bij 3 Stella Hoff et. al. Genoeg om van te leven, Focusgroepen in discussie over de minimale kosten van levensonderhoud, SCP/Nibud, Den Haag 2009. Te downloaden op de websites van het Nibud of SCP. 4 Dit geldt niet voor voorzieningen ter bevordering van maatschappelijke participatie. Voor dergelijke regelingen mogen gemeentent zelf beslissen welke inkomensgrens zij hanteren. 31 / Minima-effectrapportage gemeente Leidschendam-Voorburg