Toetsvragen en stellingen Antwoorden met verklaring

Vergelijkbare documenten
Astma en COPD VRAAG OVER UW MEDICIJNEN? VRAAG HET UW APOTHEKER

INHALATIE Hanneke van Dijk kinderlongverpleegkundige

Inhaleren moet je leren Droog oefenen Geneesmiddelen op maat

Inhaleren met de Aerochamber met mondstuk

Astma medicatie voor kinderen

Astma. Individueel actie- en medicatieplan

Astma medicatie voor kinderen

Doel van de presentatie

Inhaleren met de Aerochamber met masker

Astma bij jongeren. Mijn actie- & medicatieplan

Behandelplan 1. Medicijnen gebruiken

Aandachtspunten bij het vernevelen

Het aanleren van inhaleren bij patiënten met astma en COPD: kan het beter?

Inhaleren met de Aerochamber, met masker

Het gebruik van de verschillende inhalatoren

PATIËNTENBIJSLUITER. 1: Algemene kenmerken

Individueel zorgplan voor kinderen met longproblemen

COPD. Individueel zorgplan longmedicatie & longaanval actieplan

Persoonlijk zorgplan voor kinderen met astma

De longverpleegkundige

Begeleiding Nieuwe Medicatie

Astma behandelplan. Kindergeneeskunde. mca.nl

Inhaleren met de Turbuhaler

Inhalatie medicatie toedienen. Vaardigheid Voordelen Nadelen

Medicijngebruik bij kinderen met astma

De longverpleegkundige

INHALEREN MET VOORZETKAMER

luchtwegproblemen kinderen

Inhalatiemedicatie bij kinderen met astma

BRISP132.B1-1-

Inhaleren met de Novolizer

Astma en COPD. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg

Benauwdheidsklachten bij kinderen

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Tilade, dosis-aërosol 2 mg per dosis. nedocromilnatrium

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Noodmedicatie of aanvalsmedicatie

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Qvar Extrafijne Aërosol 100 Autohaler dosis-aërosol 100 microgram/dosis beclometasondipropionaat

Disclosure belangen spreker. Inhalatie Medicatie Instructie School. Doelstelling IMIS. Stichting IMIS e.a. Toets. Agenda

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Lomudal-Forte, 5 mg/dosis aërosol, suspensie dinatriumcromoglicaat

Luchtweg / benauwdheidsklachten bij kinderen.

Pulmicort 400 Turbuhaler

Medicatie toedienen via inhalatie met een verstuiver, een poederinhalator of een vernevelapparaat

INFORMATIE VOOR DE PATIENT OVER SYMBICORT TURBUHALER 200/6

klacht afkorting voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease, een

Benauwdheidsklachten bij kinderen

Motivational Interviewing: ontdek de kracht van motiveren

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Pulmicort 200 Turbuhaler, inhalatiepoeder 200 microgram/dosis Budesonide

Het Pufff... boekje. Máxima Medisch Centrum

QVAR EXTRAFIJNE AËROSOL 50, 100 INHALATOR, aërosol, oplossing AeroChamber Plus met mondstuk of masker

Serevent 25 microgram / dosis, inhalator CFK-vrij, aërosol, suspensie salmeterol

OPGELUCHT LEVEN MET STRIVERDI RESPIMAT

Begeleidingsgesprek nieuwe medicatie Astma-Inhalatiecorticosteroïden stap voor stap

Dosisaërosol met voorzetkamer met mondstuk of masker

COPD en droogpoederinhalatoren

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Lomudal-Forte, 5 mg/dosis aërosol, suspensie. dinatriumcromoglicaat

Astma bij kinderen Diagnose en behandeling

LONGGENEESKUNDE. De longverpleegkundige astma en COPD

Heeft uw kind het benauwd? Zeven aandachtspunten die kunnen helpen

In deze folder informeren wij u over wat peuterastma inhoudt en welke behandelingsmethoden er zijn.

Bijsluiter gebruik astma-indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Lomudal, dosis-aërosol, 1 mg natriumcromoglicaat per verstuiving:

OPGELUCHT LEVEN MET SPIRIVA

Astma behandelplan Kindergeneeskunde.

Astma en COPD: Inhalatoren en instructies. Frederik van Gemert,, kaderhuisarts Wilma de Vreeze,, praktijkverpleegkundige

EENHEID FARMACEUTISCHE ZORG

1. WAT IS PULMICORT EN WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT?

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Serevent 25 Inhalator CFK-vrij aërosol 25 microgram/dosis, suspensie salmeterol

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Beclometasondipropionaat ERC Autohaler 100 microgram/dosis, aërosol, oplossing beclometasondipropionaat

BIJSLUITER. Salmeterol Inhalator GSK MAH change and name change version

Inhalatie Medicatie Instructie School. Inhoud van de workshop. Wat zou je willen weten?? Doelstelling. Doelen IMIS

OPGELUCHT LEVEN MET SPIRIVA RESPIMAT

Toetsstation. Toetsen of de kandidaat in staat is instructie te geven over het gebruik van poederinhalator bij astma.

1. Voorbeelden voor de aanpak van een goed gesprek rond zelfzorggeneesmiddelen Feedbackformulier structuur van het gesprek.5

FOSTER NEXTHALER. Gebruiksinstructie voor de patiënt. Extrafijn inhalatiepoeder Beclometason+Formoterol

Uitgebreid longfunctieonderzoek

Wat staat er in deze folder

Longfunctieonderzoek op de longfunctieafdeling. Informatie voor ouders en/of verzorgers

Risico minimalisatie materiaal voor voorschrijvers betreffende: Colobreathe met de Turbospin poederinhalator

Mening en voorkeuren van astma patiënten over inhalatie techniek

Vijf gedragsthema s lopen als een rode draad door de begeleiding van de patiënt met astma/copd:

Inhalatiemedicatie bij kinderen met astma

Longfunctie HISTAMINEDREMPEL BEPALING

Luchtweg / benauwdheidsklachten bij kinderen.

Risico minimalisatie materiaal voor voorschrijvers betreffende: Colobreathe met de Turbospin poederinhalator

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT. Ipratropiumbromide 20 microgram/dosis Vincion, aërosol, oplossing Ipratropiumbromide (als monohydraat)

Waarom doen ze nou niet gewoon wat ik zeg! Motiveren tot gedragsverandering; Wat is lastig en wat kun je doen?

U kunt wijzigingen of aanvullingen op deze informatie door geven per

NL/SPI ASTMA Wat is

De aerochamber met baby/kindermasker

Huidallergietest/Histamine provocatietest

Motivational Interviewing voor de fysiotherapeut

Astma / COPD-dienst Geldrop

Afdeling Longgeneeskunde. Informatie over astma

Tips voor een correct gebruik

Huidallergietest/ Histamine-provocatietest

Nederlandse samenvatting

Histamine-provocatietest

Kinderlongverpleegkundige

Goed gebruik van puffers en aërosolen

Huidallergietest/Histamine provocatietest

Transcriptie:

Toetsvragen en stellingen Antwoorden met verklaring Stellingen 1. Als de benauwdheidsklachten minder worden, kan de onderhoudsmedicatie gestopt worden. Eens/ oneens Deze gedachte is een reden waarom veel mensen het gebruik van onderhoudsmedicatie stoppen. Daarom is het belangrijk om in de instructie aandacht te schenken aan de verschillende soorten medicatie en waarom het nodig is onderhoudsmedicatie te blijven gebruiken. Het is belangrijk onderhoudsmedicatie te blijven gebruiken, ook als men geen klachten heeft, om achteruitgang van de longen tegen te gaan. Dit zorgt ervoor dat klachten, ook op lange termijn, verminderen en wegblijven. 2. Je hebt net gezien hoe mw. Verbeek de inhalatie uitvoert. Wat kan zij volgens jou nog verbeteren aan haar inhalatietechniek? Je kunt een Mw. Verbeek nog een aantal tips geven. Let er op dat je dit opbouwend doet. Benoem wat goed ging, en ook wat er nog beter kan. Bijvoorbeeld: U ademt goed in en uit in de voorzetkamer. Ik zie dat u hierbij sneller en krachtiger ademt dan normaal: dat is niet nodig. Adem vijf keer rustig in en uit in de voorzetkamer. Let hierbij ook op uw houding: kijk bijvoorbeeld naar de bovenkant van de deur. 3. Als de patiënt eenmaal snapt hoe de inhalatiemedicatie werkt, is hij/zij ook gemotiveerd om de medicatie volgens voorschrift te gebruiken. Eens/oneens Begrijpen hoe de medicatie werkt, kan helpen bij de motivatie om het ook volgens voorschrift te gebruiken. Maar patiënten kunnen ook andere bezwaren hebben die hun motivatie in de weg staan. Vraag daarom altijd goed door. 4. Wat zou jij anders doen in dit gesprek? De apothekersassistente stelt gesloten en suggestieve vragen zoals Gaat het allemaal goed? en U heeft verder geen vragen? waardoor de patiënt weinig uitgenodigd wordt om eventuele bezwaren of zorgen naar voren te brengen. Het is beter om open vragen te stellen. Hierdoor nodig je de patiënt uit om te vertellen hoe het gaat en welke problemen hij/zij ondervindt. Bijvoorbeeld: Hoe gaat het medicatie? Hoe gaat het met uw klachten, sinds u gestart bent met de medicatie?

Toetsvragen 1. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1. Astma is een ziekte van de luchtwegen die primair met langwerkende luchtwegverwijders wordt behandeld. Stelling 2. Astma is een chronische ontsteking van de luchtwegen die primair met ontstekingsremmers dient te worden behandeld. a. 1 is juist en 2 is onjuist b. 1 is onjuist en 2 is juist c. 1 en 2 zijn beide onjuist Bij astma is er sprake van een ontsteking in de luchtwegen: de luchtwegen zijn overgevoelig en aanvalsgewijs vernauwd. Dit geeft klachten zoals benauwdheid en kortademigheid. Een belangrijk onderdeel van de behandeling van astma zijn dan ook ontstekingsremmers. Hoewel de patiënt een (kortwerkende) luchtwegverwijder ter beschikking moet hebben voor astma aanvallen, vormt een ontstekingsremmer (inhalatiecorticosteroïd) de hoeksteen van de behandeling van astma. Bij zwaardere astmapatiënten kan ook een langwerkende luchtwegverwijder toegevoegd worden. 2. Bij het geven van een inhalatie-instructie: - check je eerst wat de patiënt al weet, - geef je daarna uitleg over de werking van het geneesmiddel en - leg je uit hoe de inhalator gebruikt moet worden. Welk van de onderstaande elementen vormen het vervolg van je instructie? a. Je doet voor hoe de inhalator gebruikt moet worden en laat de patiënt vertellen hoe de inhalator gebruikt moet worden b. Je doet voor hoe de inhalator gebruikt moet worden, laat de patiënt vertellen hoe de inhalator gebruikt moet worden en stuurt de inhalatietechniek indien nodig bij c. Je doet voor hoe de inhalator gebruikt moet worden en laat de patiënt met de inhalator oefenen d. Je doet voor hoe de inhalator gebruikt moet worden, laat de patiënt met de inhalator oefenen en stuurt de inhalatietechniek indien nodig bij Wanneer je een inhalatie-instructie geeft, is het van belang dat je: - Checkt wat de patiënt reeds weet - De werking van het geneesmiddel uitlegt - Uitlegt hoe de inhalator gebruikt moet worden - Voordoet hoe de inhalator gebruikt moet worden - De patiënt laat oefenen met de inhalator - De inhalatietechniek indien nodig bijstuurt.

3. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1. Bij astma is er sprake van een continue luchtwegvernauwing waarbij ook periodes van verergering (exacerbaties) kunnen optreden. Ook zijn de luchtwegen bij astmapatiënten overgevoelig voor allergische en nietallergische prikkels. Stelling 2. Bij COPD is er sprake van een aanvalsgewijze luchtwegvernauwing waarbij langwerkende luchtwegverwijders de hoeksteen van de medicamenteuze behandeling vormen. Stoppen met roken is belangrijk. a. Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist b. Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist c. Stelling 1 en 2 zijn juist d. Stelling 1 en 2 zijn onjuist De juiste stellingen zijn: Stelling 1. Bij astma is er sprake van aanvalsgewijze luchtwegvernauwing waarbij ook periodes van verergering (exacerbaties) kunnen optreden. Ook zijn de luchtwegen bij astmapatiënten overgevoelig voor allergische en nietallergische prikkels. Stelling 2. Bij COPD is er sprake van continue luchtwegvernauwing waarbij langwerkende luchtwegverwijders de hoeksteen van de medicamenteuze behandeling vormen. Stoppen met roken is belangrijk. 4. Als een ontstekingsremmer en een luchtwegverwijder geïnhaleerd moeten worden, wat is dan de beste volgorde? a. Eerst de luchtwegverwijder en daarna de ontstekingsremmer b. Eerst de ontstekingsremmer en daarna de luchtwegverwijder c. De volgorde maakt niet uit als er maar goed geïnhaleerd wordt d. Er moet minstens een uur tussen de twee inhalaties zitten De luchtwegverwijder zorgt ervoor dat de luchtwegen wijder worden. Dit zorgt ervoor dat de onstekingsremmer beter opgenomen kan worden in de luchtwegen. 5. Noem de juiste volgorde voor inhalatie van een poederinhalator: a. Rechtop zitten of staan - uitademen - tanden en lippen om het mondstuk - inhaleren adem vasthouden - uitademen b. Uitademen - rechtop zitten of staan - adem vasthouden - tanden en lippen om het mondstuk - inhaleren - uitademen c. Uitademen - tanden en lippen om het mondstuk - inhaleren rechtop zitten of staan adem vasthouden - uitademen d. Uitademen - tanden en lippen om mondstuk - rechtop zitten of staan - adem vasthouden - inhaleren uitademen De patiënt moet eerst de juiste houding aannemen: rechtop zitten of staan. Hiermee wordt de weg naar de luchtwegen vereenvoudigd voor het geneesmiddel. Vervolgens moet er volledig uitgeademd worden om vervolgens maximaal te kunnen inhaleren. De tanden en lippen worden om het mondstuk geplaatst opdat er geen geneesmiddel op de tanden terecht kan komen. De patiënt inhaleert vervolgens het geneesmiddel en houdt de adem vast. Door de adem vast te houden krijgt het geneesmiddel de kans om goed in de luchtwegen te komen: het werkt daardoor beter. Vervolgens kan de patiënt uitademen.

6. Noem de juiste stappen voor inhalatie van een aerosol met voorzetkamer: a. Aerosol op voorzetkamer zetten - schudden - rechtop zitten of staan - tanden en lippen om het mondstuk normaal in- en uitademen b. Schudden aerosol op voorzetkamer zetten - rechtop zitten of staan - tanden en lippen om het mondstuk normaal in- en uitademen c. Schudden aerosol op voorzetkamer zetten - rechtop zitten of staan uitademen - tanden en lippen om het mondstuk rustig inhaleren adem vasthouden d. Aerosol op voorzetkamer zetten - schudden rechtop zitten of staan uitademen - tanden en lippen om het mondstuk rustig inhaleren adem vasthouden De aerosol moet geschud worden om ervoor te zorgen dat het geneesmiddel gelijk verdeeld is in de aerosol. Hiermee komt de juiste hoeveelheid geneesmiddel in het pufje naar buiten. Na het schudden kan de aerosol op de voorzetkamer gezet worden. Vervolgens kan de patiënt de juiste houding innemen. Zowel tanden als de lippen moeten om het mondstuk geplaatst worden opdat het geneesmiddel via de mond in luchtwegen terecht kan komen. Wanneer alleen de lippen om het mondstuk geplaatst worden, kan het geneesmiddel op de tanden terecht komen in plaats van in de luchtwegen. Door het gebruik van de voorzetkamer kan de patiënt gewoon rustig in- en uitademen door de voorzetkamer. De adem hoeft dus niet vastgehouden te worden. 7. Welke stellingen rondom het gebruik van de voorzetkamer zijn juist? a. Het indrukken van de aerosol en tegelijkertijd op een juiste wijze inademen is voor veel patiënten moeilijk; de medicatie komt niet goed in de longen terecht b. Door het gebruik van de voorzetkamer komt de medicatie beter in de longen terecht c. De patiënt moet normaal in- en uitademen door de voorzetkamer d. Alle stellingen zijn juist Bij een dosisaerosol zonder voorzetkamer moet de patiënt al beginnen met inademen voordat hij de dosis uit de aerosol laat vrijkomen (indrukken). Dit is voor veel patiënten lastig. Hierdoor komt de medicatie vaak niet goed in de luchtwegen en bijvoorbeeld in de mond of keel terecht. De medicatie werkt daardoor niet optimaal. Bij gebruik van een voorzetkamer komt de aerosol eerst in de voorzetkamer terecht. De patiënt kan door rustig in en uit te ademen in de voorzetkamer de medicatie goed inhaleren. De medicatie komt hierdoor beter in de luchtwegen en werkt hierdoor beter. 8. Wat is juist? a. Bij een dosisaerosol moet krachtig worden geïnhaleerd b. Bij een poederinhalator moet rustig worden geïnhaleerd c. Bij zowel een poederinhalator als een dosisaerosol moet rustig worden geïnhaleerd d. Bij een poederinhalator moet krachtiger worden geïnhaleerd bij een dosisaerosol moet rustig worden geïnhaleerd Bij een aerosol moet rustig in- en uit geademd worden door de voorzetkamer om de medicatie goed in de luchtwegen te krijgen. Bij een poederinhalator moet krachtiger geinhaleerd worden. Let op: Per poederinhalator kan het verschillen hoe krachtig er geinhaleerd moet worden. Raadpleeg hiervoor de bijsluiter.

9. Wat is juist? a. Na het inhaleren van een luchtwegverwijder moet de mond nagespoeld worden om bijwerkingen te voorkomen b. Na het inhaleren van een ontstekingsremmer moet de mond nagespoeld worden om bijwerkingen te voorkomen c. Alleen wanneer zowel een luchtwegverwijder als ontstekingsremmer geïnhaleerd worden, moet de mond nagespoeld worden om bijwerkingen te voorkomen Inhalatiecorticosteroïden zijn onstekingsremmers. Wanneer deze onstekingsremmer in de mond of keel terecht komt in plaats van de longen kan dit soms schimmelinfecties en/of heesheid veroorzaken. Bij het inhaleren van onstekingsremmers komt het soms voor dat er toch wat medicatie in de mond of keel terecht komt. Door de mond na te spoelen of wat te eten na het inhaleren kunnen deze bijwerkingen voorkomen worden. 10. Maak de volgende zin af. Binnen motivational interviewing is het versterken van de motivatie tot gedragsverandering: a. Niet van belang, omdat het uitgangspunt is dat patiënten al gemotiveerd zijn tot gedragsverandering b. Vormgegeven door onder andere het stellen van vragen met een kort antwoord, vooral tijdens de eerste fase van het contact c. Sterk afhankelijk van je eigen vaardigheden om overtuigende argumenten aan te bieden om het gedrag van de patiënt te kunnen veranderen d. Te bereiken door het helpen van de patiënt om zijn eigen ambivalentie te onderzoeken en uitdrukking te geven aan zijn eigen redenen tot het veranderen van gedrag Het onderzoeken van iemands ambivalentie ten aanzien van veranderen is een centraal thema binnen motivational interviewing. Zodra iemand zicht krijgt op zijn eigen redenen voor (en tegen) veranderen, kan iemand een weloverwogen keuze maken (autonomie) en blijkt de verantwoordelijkheid van een patiënt ten aanzien van zijn eigen veranderproces toe te nemen. 11. Welke van onderstaande uitspraken over ambivalentie is juist? a. Ambivalentie is een uiting van een verstoord verdedigingsmechanisme van de patiënt b. Ambivalentie is het meest aanwezig als patiënten besloten hebben om te veranderen c. Ambivalentie is het tegelijkertijd optreden van tegenstrijdige gedachten en gevoelens d. In elk voorlichtingsgesprek is het van belang de ambivalentie van een patiënt te onderzoeken In vrijwel elk veranderproces komt een patient op een punt waarbij er twijfel is/ontstaat over veranderen; men wil tegelijkertijd wel en ook liever niet veranderen. De twijfel wordt minder naarmate het besluit om te veranderen groeit. Bij voorlichtingsgesprekken is veranderen van gedrag niet altijd een onderwerp van gesprek en daarmee is het dus ook niet noodzakelijk om ambivalentie altijd bespreekbaar te maken. 12. Contact maken is een belangrijke voorwaarde voor ieder gesprek over verandering of therapietrouw. Je bereikt een oprecht contact met de patiënt het beste als je: a. Laat merken dat je voldoende kennis heeft over de aandoening van de patiënt b. Middels een combinatie van open en gesloten vragen de kennis van de patiënt boven tafel krijgt c. Zowel verbaal (reflecteren) als non-verbaal (houding) laat merken dat je de patiënt begrijpt d. Je een duidelijke agenda bepaalt voor de patiënt Een patiënt is over het algemeen het meest geneigd open antwoorden te geven als men zich gehoord en begrepen voelt. Zodra er sprake is van ongelijkheid is er een risico dat patiënten zich gaan verdedigen of zich afsluiten. Open en gesloten vragen helpen om richting te geven en verdieping aan te brengen in het gesprek; zeker wanneer er door actief te luisteren (middels het geven van reflecties) een vertrouwensband is ontstaan.

13. Welk rijtje woorden hoort meer bij motiveren dan bij overtuigen? a. Luisteren, achterover leunen, begrip b. Vragen, informeren, expert c. Weten, samenvatten, informeren d. Informeren, referentiekader, verantwoordelijkheid nemen Binnen motiverende gespreksvoering is het meer van belang om uit te gaan van de aanwezige kennis bij de patiënt, dan uit te gaan van de kennis van de hulpverlener. Bij overtuigen is de kennis van de hulpverlener leidend. Bij motiveren is de houding van de hulpverlener gebaseerd op gelijkwaardigheid (partnership), acceptatie, compassie en prikkelen (evoke) (PACE).- De inhalatietechniek indien nodig bijstuurt.