De overgang van theorie naar praktijk in het medisch curriculum

Vergelijkbare documenten
Meningen over het ideale co-assistentschap

Het gebruik van Engels als voertaal in het medisch onderwijs

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Zelfinstructie bij de Training MBSR

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Mentaal Weerbaar Blauw

De ontwikkeling tot professional binnen de artsenopleiding


EFFECTIEF LEREN DOOR FORMATIEVE INSTRUCTIE EN EVALUATIE STRATEGIEEN DR. KELLY MEUSEN-BEEKMAN

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Echte patiënten in het vaardigheidsonderwijs neurologie: eerste ervaringen

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Wat gebeurt er met resultaten van onderzoek van onderwijs in de onderwijspraktijk?

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Het ritme van de tijdsbesteding van de PGO-student

NVMO werkgroep Praktijk van het Medisch Onderwijs. Nikkie Swarte-Houbolt, ASZ Marjan Govaerts, vakgroep O&O FHML-UM. werkgroep PMO

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

EFFECTIEF LEREN DOOR FORMATIEF TOETSEN

Vaardigheidsonderwijs nu en in de toekomst

Studiedag VELON. 11 november 2016

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Inleiding. Beste student,

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De nieuwe artsopleiding aan de Universiteit Gent

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Nederlandse samenvatting

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79

De kwaliteit van de medische opleidingen getoetst?

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

University of Groningen. The clinical learning environment Hell, Elisabeth Aaltje van

Herziening bachelorprogramma s Biomedische wetenschappen en Geneeskunde. Inhoud. Missie. Stand van zaken, 15 januari 2014

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

De Relatie tussen Autonomie, Pesten en Ervaren Gezondheid

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

Effecten van probleemgestuurd medisch onderwijs; 16 Nederlandse curriculumvergelijkingen

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

LOWER RESPIRATORY TRACT INFECTIONS IN ADULTS: A CLINICAL DIAGNOSTIC STUDY GENERAL PRACTICE

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

Samenvatting (summary in Dutch)

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

EP-Nuffic Jaarcongres 2015 Doorlopende leerlijn: Internationale Competenties in het hoger onderwijs. Jos Walenkamp Lector Internationale Samenwerking

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Tussentijds toetsen. Dirkx, K.J. H., Kester, L., Kirschner, P.A.

Het schrijven van een artikel of casus voor Oedeminus

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les.

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Kiezen van werkvormen voor docentprofessionalisering:

Welkom bij. Kennismaking

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Inhoudsopgave Samenvatting Summary Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

University of Groningen. Stormy clouds in seventh heaven Meijer, Judith Linda

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Programma Open dag zaterdag 28 februari 2015 Program Open Day Saturday 28 February 2015

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Testplan Module 12: Bachelor assignment ( )

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Psychologische Predictoren van Peri-Partum-Pelvic-Pain:

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Inhoudsopgave : PARAGRAAF 4 EXAMEN 6 Artikel 4 Iudicium 6

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

Inhoudsopgave : PARAGRAAF 4 EXAMEN 6 Artikel 4 Iudicium 6

Innovatieve vormen van leren, wat betekent dat voor toetsen?

Leerdoelen. Feedback the motor of learning. Waarom is feedback belangrijk? Generiek model van het leren. Hoe goed is onze feedback?

Zelf-regulatie in probleemgestuurd onderwijs: Hoe bereiden studenten zich voor?

E-Portfolio inzet / programmatisch toetsen Master Diergeneeskunde SURF Seminar E-portfolio s in het hoger onderwijs 1 juni 2018 Dr. F.

Transcriptie:

Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, November 2000 Vol. 19, nr.6, p.200-207 De overgang van theorie naar praktijk in het medisch curriculum C.J.A.H. Prince, M.W.J. van de Wiel, A.J.J.A. Scherpbier, C.P.M. van der Vleuten, H.P.A. Boshuizen Samenvatting Er is onvoldoende bekend over de overgang in het medisch curriculum van de eerste vier, hoofdzakelijk op theoretische kennis gerichte jaren naar de vooral praktijkgerichte co-assistentschappen. De ervaringen van medisch studenten met deze overgang zijn onderzocht met behulp van focusgroepdiscussies waaraan twintig vijfdejaars studenten geneeskunde in Maastricht deelnamen. De studenten blijken een groot verschil te ervaren tussen de co-assistentschappen en de voorgaande jaren. Dit is deels toe te schrijven aan het proces van professionele socialisatie. Verder ervaren studenten hiaten in hun basiskennis en hebben ze moeite hun theoretische kennis in de praktijk toe te passen, met name bij het redeneren van symptomen naar diagnose. Dit is opmerkelijk, aangezien het probleemgestuurde onderwijs in Maastricht juist de integratie van basisvakken en klinische vakken en het leren denken vanuit symptomen zou moeten stimuleren. Een mogelijke verklaring is dat toetsing en examenreglement niet goed aansluiten bij de doelstellingen van het curriculum. Er worden suggesties gedaan hoe deze situatie verbeterd zou kunnen worden. (Prince CJAH, Wiel MWJ van de, Scherpbier AJJA, Vleuten CPM van der, Boshuizen HPA. De overgang van theorie naar praktijk in het medisch curriculum. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2000;19(6): 200-207.) Inleiding Ondanks de vele innovaties in het medisch onderwijs zijn de meeste medische curricula nog net als vroeger verdeeld in een theoretisch en een praktisch deel. In het verleden is door invoering van de junior co-assistentschappen getracht de kloof tussen theorie en praktijk te verkleinen. Het probleemgestuurd onderwijs (PGO), zoals dat onder andere in Maastricht is ingevoerd, heeft als doel studenten beter voor te bereiden op de praktijk. Tot op heden is nog niet aangetoond dat PGO studenten inderdaad beter voorbereidt en de overgang van theorie naar praktijk makkelijker maakt. 1 Onderzoek heeft aangetoond dat Maastrichtse geneeskundestudenten aan het begin van het vijfde jaar een tijdelijke teruggang vertonen in klinisch redeneren en kennis over vaardigheden. 2 3 Studenten lijken door de overgang naar de klinische setting een soort crisis in hun leerproces door te maken. Om meer inzicht in deze problematiek te verkrijgen, is een exploratief kwalitatief onderzoek met behulp van focusgroepen uitgevoerd. De vraagstelling van deze studie was: wat zijn de ervaringen van geneeskundestudenten met de overgang van theorie naar praktijk? De meningen van studenten worden samengevat en ter verduidelijking zijn citaten uit de transcripten van de focusgroepdiscussies toegevoegd. Methode Focusgroeponderzoek Focusgroeponderzoek is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van de interactie binnen een groep om gegevens te verkrijgen over een bepaald onderwerp. Door de interactie, waarbij opvattingen worden onderzocht en verhelderd, kan een beter inzicht worden verkre- 200 Onderzoek

De overgang van theorie naar praktijk C.J.A.H. Prince et al. gen dan door het verzamelen van individuele meningen. Focusgroeponderzoek is met name zinvol wanneer het gaat om een nieuw onderzoeksterrein. Een goede indicatie van de betrouwbaarheid kan worden bereikt door de resultaten van verschillende groepen onderling te vergelijken. Participanten In 1997 zijn veertig beginnende vijfdejaars studenten at random geselecteerd uit de gehele jaargroep en benaderd om mee te werken aan het onderzoek. In verband met een tijdelijk uitstel van de co-assistentschappen of een stage in het buitenland moesten zeven studenten worden uitgesloten. Van de overige 33 waren 26 studenten bereid mee te werken (79%). Zes studenten waren niet beschikbaar op de aangewezen data, de overige twintig werden op basis van beschikbaarheid verdeeld over drie focusgroepen van respectievelijk zeven, vijf en acht studenten. Gemiddeld hadden de studenten 19.6 weken co-assistentschappen gelopen (range 5-38). Er deden dertien vrouwelijke studenten mee (65%), hetgeen overeenkomt met de man-vrouwverdeling binnen de jaargroep. Om na te gaan of de deelnemende studenten representatief waren voor de gehele jaargroep, werden hun resultaten op de voortgangstoets vergeleken met die van de rest van hun cohort. Er werden geen verschillen gevonden. De studenten kregen een vergoeding van ƒ 75, voor deelname. Dataverzameling en analyse De drie focusgroepen kwamen elk tweemaal bijeen om hun ervaringen met de overgang van theorie naar praktijk uit te wisselen. De groepen werden geleid door twee moderatoren (de eerste twee auteurs): CP, gespreksleider, als recent afgestudeerd basisarts goed op de hoogte van het curriculum en MW, psycholoog en ervaren in het verrichten van onderzoek met focusgroepen. Tijdens de eerste bijeenkomst werd de studenten gevraagd om terug te denken aan hun eerste co-assistentschap en ervaringen en indrukken uit te wisselen. Verder werd gevraagd naar problemen die ze waren tegengekomen en de manier waarop ze deze hadden opgelost. Tot slot werd hun mening gevraagd over het onderwijs voorafgaand aan en tijdens de co-assistentschappen. Alle bijeenkomsten werden om praktische redenen eerst op video opgenomen en vervolgens op audiotape gezet en letterlijk uitgetypt. Tijdens de tweede bijeenkomst werd een samenvatting van de eerste discussie besproken en verder uitgediept. Om de verzamelde gegevens te kunnen analyseren werden de transcripten afzonderlijk doorgenomen. Eerst werd alle noninformatie verwijderd. Ideeën en meningen die veelvuldig voorkwamen, werden gecodeerd en vervolgens samengevoegd. Het geheel werd herschreven en per groep samengevat in één verslag. Dit verslag werd ter goedkeuring naar de deelnemers gestuurd om na te gaan of de discussie goed was begrepen en weergegeven. Op grond van het commentaar werden de verslagen aangepast. Tot slot werden de verslagen van de drie groepen onderling vergeleken. Resultaten De resultaten van de drie groepen bleken nauw overeen te komen. Een aantal thema s kwam in alle drie de groepen aan de orde. Zo werd in alle groepen de overgang zelf besproken, inclusief de sociale implicaties. Verder werden genoemd: het contact met echte patiënten, het kennisniveau, het niveau van vaardigheden, de manier van leren en het leergedrag. In het onderstaande wordt per thema gerapporteerd over de meningen van de studenten. Om de resultaten te illustreren zijn letterlijke citaten (cursief weergegeven) opgenomen. De tussen haakjes vermelde code bevat de 201 Onderzoek

Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, November 2000 Vol. 19, nr.6, p.200-207 initiaal van de betrokken student en het groepsnummer. Binnen de groepen waren de meningen niet altijd unaniem. Waar meningsverschillen voorkwamen, worden de verschillende meningen weergegeven. De overgang Studenten ervaren inderdaad een strikte scheiding tussen de theorie van de eerste vier jaar en de praktijk van de co-assistentschappen. De eerste ervaringen worden gekenmerkt door onzekerheid, aanpassen en de weg leren vinden. Omdat dit veel tijd en energie kost, komen de studenten nauwelijks aan het verwerven van kennis toe. Deze problemen zijn deels van organisatorische aard en deels inherent aan de verandering van omgeving en werkritme. In het begin was ik zo bezig met wat de specialist van mij wilde en het invullen van papieren, meer dan met de patiënten of leren.(s2) Tijdens een operatie waarbij ik moest assisteren, was ik zo bezig met mijn handen en de haken, dat ik na afloop niet kon vertellen wat voor operatie er was uitgevoerd.(h1) Studenten vinden het begin van de co-assistentschappen vermoeiend, zowel lichamelijk als geestelijk. Naast het altijd alert moeten zijn en het aanpassen aan een nieuwe omgeving, moeten ze ook wennen aan de lange werkdagen. De eerste week was zo vermoeiend, alle nieuwe indrukken, mensen die dood gaan, jezelf aan iedereen voorstellen en continu je beste beentje voorzetten.(b2) Het is gewoon heel anders, of je de hele dag kan lopen lanterfanten en je boodschappen kan doen en eens een terrasje kan pakken of dat je om zeven uur s avonds thuiskomt en dan nog moet studeren.(m2) Ondanks bovenstaande opmerkingen, vinden studenten de co-assistentschappen leuk en zijn ze tevreden met de voorbereiding in eerdere jaren. De meeste studenten geven aan toe te zijn aan een nieuwe fase in de opleiding en zouden liever eerder in de opleiding echte patiënten zien. Contact met patiënten Het contact met patiënten vinden studenten over het algemeen niet moeilijk. Ze vinden het niet te vergelijken met de papieren casus uit de voorgaande jaren. Echte patiënten motiveren om harder te studeren en de kennis, opgedaan naar aanleiding van een patiëntencontact, wordt beter onthouden. Het grootste verschil is dat je nu ook ziet wat voor gevolgen een ziekte voor de patiënt zelf heeft. Wij leren het allemaal zo netjes uit de boeken, en daar staat een klein stukje over de prognose in, maar als je mensen ziet, merk je pas echt wat de consequenties zijn. (M2) Het enige probleem dat sommige studenten aangeven, is dat ze het moeilijk vinden patiënten te gebruiken als leermiddel. Met name lichamelijk onderzoek uitvoeren bij een patiënt die al helemaal is nagekeken, alleen om er zelf wat van te leren, vinden studenten vervelend. Bijvoorbeeld een rectaal toucher, eerst verricht door de arts-assistent, dan nog eens door de arts, dan ga ik dat echt niet nog een keer doen. Ik heb er problemen mee dat de patiënt er de dupe van wordt dat ik iets moet leren.(m3) Kennis Studenten vinden hun kennisniveau over het algemeen voldoende, maar voelen zich ook vaak onzeker over hun kennis en hebben moeite met het toepassen ervan. Ze zeggen de kennis niet paraat te hebben en wijten dat aan oppervlakkig leren. Specifieke problemen werden aangegeven met betrekking tot anatomie, farmacologie en het interpreteren van laboratoriumwaar- 202 Onderzoek

De overgang van theorie naar praktijk C.J.A.H. Prince et al. den. Studenten geven aan dat deze onderwerpen in het curriculum wel aan bod zijn gekomen, maar dat ze er weinig tijd en aandacht aan hebben besteed. Dit was mogelijk doordat ze binnen toetsen konden compenseren. Een aantal studenten pleit daarom voor separate toetsing van anatomie, zodat de druk om te studeren hoger is. Het is mijn eigen fout. Ik heb geen anatomie gedaan, maar wel mijn toetsen gehaald. Dan kun je nu wel zeggen, dat je dat had moeten doen, maar toen was ik er toch niet echt mee bezig. Ik leerde voor mijn toetsen, nu heb ik daar spijt van. (H1) Verder is opvallend dat de studenten van twee groepen spontaan aangeven dat hun kennis verkeerd om gestructureerd is. In de eerste jaren hebben ze voornamelijk vanuit diagnoses gewerkt, en de daarbij behorende symptomen geleerd. In de praktijk van de co-assistentschappen worden ze geconfronteerd met een scala aan klachten en moeten ze de juiste diagnose stellen. Het klinische denken is het belangrijkste maar ook het moeilijkste. In de eerdere jaren ging het gewoon over een ziektebeeld en het bijbehorende rijtje (dat wil zeggen kenmerken, symptomen, bevindingen en labwaardes). Nu krijg je een aantal kenmerken en onderzoeksresultaten en moet je zelf aangeven waar je aan denkt. Gewoon andersom dus. (S2) Als verklaring zeggen studenten dat alle boeken uitgaan van diagnoses en niet van klachten, en dat dus deze wijze van studeren het eenvoudigst is. Het leren vanuit problemen en symptomen kan wel, maar kost veel meer moeite en in de eerste jaren zien studenten het nut daar niet van in. Vaardigheden Studenten voelen zich goed voorbereid als het gaat om praktische vaardigheden. Het herkennen van pathologie vinden ze nog moeilijk, maar ze verwachten dat tijdens de co-assistentschappen te leren. Studenten zeggen niet geoefend te zijn in het uitvoeren van een kort algemeen lichamelijk onderzoek, waarin alle deelonderzoeken zijn geïntegreerd. Dit hebben ze wel nodig om patiënten te kunnen statussen. In het begin vergeet je veel dingen van het onderzoek, standaarddingen, die je bij de vaardigheidstoets nog zo op kon dreunen. Maar dan sta je ineens voor een patiënt en vergeet je de helft, wat je pas merkt als je het aan het opschrijven bent. En ook het opschrijven zelf, dat is aanvankelijk een heel proza, maar uiteindelijk moeten er korte termen staan met plussen en minnen. (M1) De studenten zijn het er onderling niet over eens of het noodzakelijk is deze vaardigheid al eerder in de studie te leren, of dat dit thuishoort in de co-assistentschappen. Verder melden ze dat ze nauwelijks door artsen worden geobserveerd bij het doen van lichamelijk onderzoek van een patiënt. Bij twijfel over een bevinding kunnen ze wel om controle vragen, maar dit gebeurt dan met name ten behoeve van de patiënt en niet om de student er iets van te laten leren. Leren en leerstijlen Het aantal uren dat wordt gestudeerd, varieert enorm en is, volgens studenten, afhankelijk van de betreffende student, de soort stage en de begeleiders. De manier waarop wordt gestudeerd is anders dan in eerdere jaren. Studenten geven aan dat ze in de eerste jaren van hun opleiding oppervlakkiger leerden. Het leren was toen gericht op herkenning met als doel het halen van het examen. Ze hebben ervaren dat het leren van feiten de meeste punten opleverde, hetgeen mede bevorderd werd door de juist/onjuistvragen. 203 Onderzoek

Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, November 2000 Vol. 19, nr.6, p.200-207 Ik denk dat je anders studeert in de eerste vier jaar, niet uit je hoofd leren, maar bestuderen op herkenning. Daarom heb je in de praktijk zo weinig parate kennis. (F3) In de praktijk van de co-assistentschappen wordt intensiever geleerd, deels uit nieuwsgierigheid en deels gericht op het afsluitend examen na elk co-assistentschap. Er wordt veel gestudeerd op basis van de problemen die studenten overdag tegenkomen. Leerdoelen worden in de praktijk makkelijker gemaakt dan naar aanleiding van de papieren casus in de eerste vier jaar. Het valt me op dat het in de praktijk erg makkelijk is leerdoelen te maken, terwijl ik daar in eerdere jaren veel meer moeite mee had. (P3) Discussie Deze studie werd uitgevoerd om de meningen en ervaringen van co-assistenten met de overgang van theorie naar praktijk te inventariseren. De kwalitatieve data zijn gebaseerd op de meningen en ervaringen van twintig studenten. Dit is een beperkte steekproef. De deelnemers waren echter representatief voor de jaargroep zowel wat betreft man-vrouwverdeling als de scores op de voortgangstoets. Bovendien gaven de studenten desgevraagd aan dat de onderwerpen die in de groep aan de orde kwamen, overeenkomen met wat ze in de wandelgangen horen van medestudenten. Van groot belang is dat de resultaten van de drie groepen goed vergelijkbaar bleken te zijn. Daarom gaan we ervan uit dat we representatieve informatie verkregen hebben. De studenten zijn over het algemeen redelijk tevreden over de voorbereiding in de voorgaande jaren. Ook al hebben ze geen grote problemen ondervonden, toch werden er kritische kanttekeningen geplaatst. Deze problemen kunnen worden onderverdeeld in aanpassingsproblemen de zogenaamde professionele socialisatie en moeilijkheden met het toepassen van kennis en vaardigheden. Wat betreft de professionele socialisatie, vinden studenten de werktijden een van de grootste verschillen tussen het preklinisch onderwijs en de co-assistentschappen. Daarbij komt dat studenten in het begin voornamelijk bezig zijn met hoe ze zich moeten gedragen. De meeste tijd en energie gaat zitten in het aanpassen aan de nieuwe omgeving en het uitvinden van wat van ze wordt verwacht. Deze problemen zijn inherent aan de overgang van een preklinisch curriculum, waar studenten vooral hun eigen agenda bepalen, naar de co-assistentschappen, waar ze in een voor hen nieuwe omgeving voor het eerst kennismaken met het medisch bedrijf. 4 Daarnaast geven studenten problemen aan die meer inhoudelijk van aard zijn en die lijken samen te hangen met het onderwijs. Studenten voelen zich beter voorbereid qua vaardigheden dan qua kennis. Dit komt overeen met eerdere bevindingen en is te verklaren door de vaardigheidstrainingen die in de eerste vier jaren op het Skillslab worden gegeven. 3 5 Het gemak waarmee studenten contact maken met patiënten is eveneens verklaarbaar door de veelvuldige simulatiepatiëntencontacten in de eerste vier jaar van de opleiding. 3 Uit onderzoek is gebleken dat zij zich dan ook beter voorbereid voelen dan studenten van andere faculteiten. 3 5 Het feit dat studenten het herkennen van pathologie nog moeilijk vinden en dat ze in de praktijk nauwelijks of niet geobserveerd worden bij het uitvoeren van lichamelijk onderzoek is zorgelijk. Hoe moeten studenten pathologie goed leren herkennen, als ze daar niet of nauwelijks in begeleid worden? Opvallende resultaten zijn de uitkomsten over kennis, het toepassen van kennis en 204 Onderzoek

De overgang van theorie naar praktijk C.J.A.H. Prince et al. het leren. Volgens Barrows, grondlegger van problem-based learning (PBL), kan deze methode de structurering van kennis bevorderen, evenals de ontwikkeling van een effectief klinisch denkproces, effectieve zelfstudievaardigheden en intrinsieke motivatie. 6 Daarnaast zou PBL de integratie van basiskennis en klinische kennis en de ontwikkeling van vaardigheden kunnen bevorderen. 6 7 Uit de resultaten van deze studie kan echter worden opgemaakt dat studenten in Maastricht de basisvakken in de eerste jaren niet integreren met de klinische kennis. Het is niet bekend of verschillen in de uitvoering tussen PBL en PGO hierbij een rol spelen. In elk geval zien de studenten in de eerste jaren de relevantie van vakken als anatomie en farmacologie niet goed in. Opmerkelijk is dat studenten aan de McMaster universiteit in Canada, die ook een PBL-curriculum hebben doorlopen, dezelfde vakken noemen als gebieden waar meer aandacht aan had moeten worden besteed. 8 Bovendien is het vreemd dat studenten ervaren dat hun kennis verkeerd om gestructureerd is. In de praktijk worden de studenten geconfronteerd met patiënten met klachten en symptomen, terwijl hun kennis, naar eigen zeggen, georganiseerd is rondom diagnoses. PGO beoogt juist het klinisch denken vanuit problemen te stimuleren. Niettemin leren studenten in de eerste jaren blijkbaar vanuit diagnoses. Ook de wijze van studeren die studenten aangeven, namelijk oppervlakkig en toetsgericht, komt niet overeen met wat men zou verwachten bij een PGO-curriculum, namelijk dat de intrinsieke motivatie van studenten gestimuleerd wordt. Een mogelijke verklaring voor bovenstaande resultaten is de wijze van toetsing. Elke onderwijseenheid wordt afgesloten met een zogenaamde bloktoets. Deze toets is multidisciplinair van opzet en bestaat uit juist/onjuistvragen. Studenten kunnen binnen de toetsen compenseren, waarbij ze ervaren dat ze deelgebieden minder aandacht kunnen geven, als ze op een ander onderdeel een hogere score kunnen behalen. Daarnaast is de toetsing minder gericht op het klinisch denken dan op het memoriseren van feiten. Het is geruime tijd bekend dat de vorm en inhoud van toetsen een grotere invloed hebben op het leerproces van studenten dan het curriculum. 9 Als we studenten willen leren klinisch te denken en ze klinisch toepasbare kennis willen laten opdoen, dan moet het toetssysteem hier meer op gericht zijn. Ook andere factoren spelen mogelijk een rol. Studenten werken vier jaar lang met papieren problemen en zien voor de co-assistentschappen nauwelijks patiënten. Misschien worden studenten op deze wijze niet genoeg uitgedaagd. Niet alleen studenten zelf pleiten voor het eerder zien van echte patiënten, ook de visitatiecommissie heeft geadviseerd studenten eerder in de opleiding in aanraking te laten komen met echte patiënten. 10 Studenten noemen zelf de opbouw van de literatuur. De meeste boeken gaan uit van diagnoses in plaats van symptomen, hetgeen het studeren vanuit ziektebeelden in de eerste vier studiejaren stimuleert. In de co-assistentschappen ervaren studenten dit niet als een probleem. Verder functioneren de onderwijsgroepen niet optimaal, zoals reeds in een eerdere studie bleek. 11 Conclusie Deze studie suggereert dat de Maastrichtse studenten zich goed voorbereid voelen op de praktijk qua vaardigheden, maar dat ze problemen hebben met het toepassen van hun kennis. Het is zeer waarschijnlijk dat het toets- en examensysteem hier mee te maken heeft. Om het leren verder te bevorderen zou het daarom wenselijk zijn het toetssysteem nauwer te laten aansluiten op het 205 Onderzoek

Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, November 2000 Vol. 19, nr.6, p.200-207 onderwijsprogramma. Verder moeten studenten en tutoren beter geïnstrueerd worden over de bedoelingen van PGO en moeten patiëntencontacten eerder in het curriculum worden geïntroduceerd. Deze aanbevelingen zijn ook gedaan naar aanleiding van het onderzoek naar de effectiviteit van klinische onderwijsgroepen van Van de Wiel et al. en worden door de huidige bevindingen ondersteund. 10 Het is duidelijk dat het doel van PGO, namelijk studenten optimaal voor te bereiden op de praktijk, nog niet verwezenlijkt is. In vergelijking met niet-pgo-studenten zijn de Maastrichtse studenten positiever over hun voorbereiding, hetgeen erop kan duiden dat de overgangsperikelen in traditionele opleidingen nog groter zijn. 5 Het visitatierapport uit 1997 geeft aan dat de scherpe scheiding tussen de eerste vier jaar en de laatste twee jaar van de opleiding ongewenst is. 11 Het is van belang dat de opbouw van het curriculum zodanig is dat de inhoudelijke overgang tussen de verschillende fases zo vloeiend mogelijk is, aldus dit rapport. Een meer geleidelijke overgang met meer praktijk in de eerste jaren kan studenten helpen bij de overgang. Het moet voor onderwijsmakers en artsen een gezamenlijk doel zijn te werken aan een soepeler overgang. Literatuur 1. Woodward CA. Problem-based learning in medical education: developing a research agenda. Advances in Health Sciences Education 1996;1:83-94. 2. Boshuizen HPA. The shock of practice: effects on clinical reasoning. The Annual Meeting of the American Educational Research Association. New York; 1996. 3. Scherpbier AJJA. Kwaliteit van vaardigheidsonderwijs gemeten [proefschrift]. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht; 1997. 4. Krol LJ, Groot L de. Het socialisatieproces van co-assistent tot arts. Bulletin Medisch Onderwijs 1990;9:141-3. 5. Busari JO, Scherpbier AJJA, Boshuizen HPA. Comparative study of medical education as perceived by students at three Dutch universities. Advances in Health Sciences Education 1997;1:141-51. 6. Barrows HS. A taxonomy of problem-based learning methods. Med Educ 1986;20(6):481-6. 7. Walton HJ, Matthews MB. Essentials of problembased learning. Med Educ 1989;23(6):542-58. 8. Woodward CA, Ferrier BM. Perspectives of graduates two or five years after graduation from a three-year medical school. J Med Educ 1982;57 (4):294-302. 9. Newble DI, Jaeger K. The effect of assessments and examinations on the learning of medical students. Med Educ 1983;17(3):165-71. 10. Wiel MWJ van de, Schaper NC, Scherpbier AJJA, Vleuten CPM van der, Boshuizen HPA. Students experiences with real patient tutorials in a problem-based curriculum. Teaching and Learning in Medicine 1999;11(1):12-20. 11. VSNU-Visitatiecommissie Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Onderwijsvisitatie geneeskunde en gezondheidswetenschappen. Utrecht: Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten; 1997. De auteurs: C.J.A.H. Prince, arts-onderzoeker, Skillslab, Faculteit der Geneeskunde, Maastricht. Dr. M.W.J. van de Wiel, psycholoog, Faculteit der Psychologie, Universiteit Maastricht. Dr. A.J.J.A. Scherpbier, arts, wetenschappelijk directeur van het Onderwijsinstituut, Faculteit der Geneeskunde, Universiteit Maastricht. Prof. dr. C.P.M. van der Vleuten, voorzitter Capaciteitsgroep Onderwijsontwikkeling & Onderwijsresearch, Faculteit der Geneeskunde, Universiteit Maastricht. Dr. H.P.A. Boshuizen, psycholoog, Capaciteitsgroep Onderwijsontwikkeling en Onderwijsresearch, Faculteit der Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht. Correspondentieadres: C.J.A.H. Prince, Skillslab, Faculteit der Geneeskunde, Universiteit Maastricht, Postbus 616, 6200 MD Maastricht. 206 Onderzoek

De overgang van theorie naar praktijk C.J.A.H. Prince et al. Summary Too little is known about the transition from the first four, predominantly theory-oriented years of the undergraduate medical curriculum to the clinical practice oriented clerkships in the final two years. We have explored medical students experiences with this transition. Twenty fifth-year undergraduate medical students at Maastricht Medical School participated in focus group discussions. It emerged that students experience something of a culture shock on entering the clinical phase, with adverse effects on their learning. This is partly attributable to the process of professional socialization. Students also find themselves confronted with gaps in their basic knowledge and difficulty in applying theoretical knowledge in day-to-day clinical practice, especially in reasoning from symptoms to diagnosis. This is surprising, considering that the Maastricht problem-based learning approach is thought to foster integration of basic science subjects and clinical subjects as well as clinical reasoning from symptoms to diagnosis. A possible explanation might be that the assessment and examination programme does not match the objectives of the curriculum. Recommendations are made as to how the gap between theory and clinical practice may be bridged. (Prince CJAH, Wiel MWJ van de, Scherpbier AJJA, Vleuten CPM van der, Boshuizen HPA. The transition from theory to practice in the medical curriculum. Dutch Journal of Medical Education 2000;19(6):200-207) 207 Onderzoek