Verzoeker klaagt er over dat (een medewerker van) de Belastingdienst/Amsterdam:



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 27 mei 1998 Rapportnummer: 1998/191

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/Limburg. Datum: 24 november Rapportnummer: 2011/348

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 januari 2002 Rapportnummer: 2002/005

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 15 maart 2000 Rapportnummer: 2000/095

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/421

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 8 juni 1998 Rapportnummer: 1998/216

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Datum: 11 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/438

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Rapport. Datum: 29 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/262

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 maart 1999 Rapportnummer: 1999/117

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 24 juli 1998 Rapportnummer: 1998/299

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

2. Verzoeker tekende tegen het besluit van 30 november 2007 bij brief van 2 januari 2008 bezwaar aan.

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 13 april 2004 Rapportnummer: 2004/120

Rapport. Datum: 6 juni 2007 Rapportnummer: 2007/109

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 7 december 2004 Rapportnummer: 2004/470

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 8 maart 2006 Rapportnummer: 2006/076

Een onderzoek naar de handelwijze van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt er over dat (een medewerker van) de Belastingdienst/Amsterdam: 1. een medewerkster (telefoniste) van zijn kantoor op 27 april 2006 telefonisch heeft benaderd en druk op haar heeft uitgeoefend om hem in het kader van een boekenonderzoek, buiten verzoeker om, toegang tot het kantoor te verlenen; 2. de klacht die hij hierover had ingediend in de afhandelingsbrief heeft geformuleerd als "het vragen van fiscaal relevante informatie aan personeel zonder toestemming van de directie". Beoordeling I Algemeen 1. Verzoeker wendde zich bij brief van 1 mei 2006 tot de heer X, controlerend ambtenaar van de Belastingdienst/Amsterdam, de heer X. In zijn brief merkte verzoeker onder meer op dat de controlerend ambtenaar op 27 april 2006 zijn onderneming had gebeld. Tijdens dit telefoongesprek werd hij te woord gestaan door een medewerkster (telefoniste) van verzoeker. Volgens verzoeker had de controlerend ambtenaar druk uitgeoefend op deze medewerkster om buiten de directie om toegang te krijgen tot het kantoor zodat hij boekhoudkundige bescheiden en wellicht ook andere privé zaken zou kunnen inzien. De betreffende medewerkster had geweigerd op het verzoek van de controlerend ambtenaar in te gaan. 2. De Belastingdienst deelde verzoeker bij brief van 11 juli 2006 onder meer het volgende mee: "Het klaagschrift bevat drie onderdelen, die ik hier kort samenvat: ( ) 3. het vragen van fiscaal relevante informatie aan personeel zonder toestemming van de directie. ( ) Met betrekking tot onderdeel 3. Volgens vast beleid is het de inspecteur niet toegestaan personeel van een belastingplichtige/ondernemer te bevragen zonder toestemming van deze belastingplichtige casu quo directie. De beleving van de 'bevraging' door de inspecteur is een andere dan uit de sfeertekening uit uw brief naar voren komt. Wat daar ook van zij: het

3 rechtstreeks bevragen van personeel zonder toestemming is niet geoorloofd." 3. Verzoeker kon zich met deze reactie van de Belastingdienst niet verenigen. In zijn brief aan de Belastingdienst van 29 september 2006 merkte verzoeker onder meer op: "Het moet u redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat mijn grote bezwaar betrekking had op het verwerpelijke intimideren van personeel en voorts op het even verwerpelijke doel daarvan nl. langs kantoor komen om aldaar "rond te kijken" en dat alles achter mijn rug om want, toen de heer X opbelde, is hem terstond door (de medewerkster; N.o.) medegedeeld, dat ik de gehele week (en de volgende) afwezig zou zijn. ( ) Hoewel u terdege wist waarom het ging (intimidatie om toegang tot het kantoor te krijgen) hebt u dit in uw brief van 11 juli 2006 volledig genegeerd. In plaats daarvan hebt u een punt aan de zaak willen draaien door te stellen dat de (controlerend ambtenaar; N.o.) opbelde om aan de telefoniste ( ) "fiscale informatie" te vragen. Deze onzin gelooft u toch zelf niet? Wanneer een belastingambtenaar een bedrijf opbelt en naar de directeur vraagt of naar degene die voor fiscale zaken verantwoordelijk is, dan gaat de ambtenaar, wanneer blijkt dat de betrokken personen niet aanwezig zijn, toch niet aan de telefoniste om "fiscale informatie" vragen? De telefoniste weet immers van toeten noch blazen. ( ) De heer X vroeg niets aan (de medewerkster; N.o.) maar deelde mede (toen hij vernam dat er verder niemand was) dat hij i.v.m. het lopende onderzoek bij het kantoor langs wilde komen om "rond te kijken". Hij wist het wel te vinden, hij kwam er zelf wel uit, etc. Hij vond dat dit best kon en dat zij hem de toegang diende te verschaffen. Toen zij tegenstribbelde begon de heer X behoorlijk wat druk op haar uit te oefenen om toch toegelaten te worden. De hoogst onwaarschijnlijke en onlogische bewering van de heer X dat hij haar om "fiscale informatie" zou hebben gevraagd is pure onwaarheid. Trouwens welke "fiscale informatie" zou hij dan wel hebben gevraagd. Daarover laat u zich niet uit. Ik merk nog op dat (de medewerkster; N.o.) zeer stellig is en haar verklaring zo nodig onder ede wil bevestigen." 4. Verzoeker wendde zich bij brief van 5 april 2007 met zijn klacht tot de Nationale ombudsman. Hieronder wordt eerst ingegaan op het tweede onderdeel van verzoekers klacht. II. Ten aanzien van de klachtafhandeling Bevindingen 1. Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst de klacht die hij over de handelwijze van de controlerend ambtenaar had ingediend in de afhandelingsbrief van 11 juli 2006 heeft geformuleerd als "het vragen van fiscaal relevante informatie aan personeel zonder toestemming van de directie".

4 2. De Belastingdienst deelde in reactie op de klacht van verzoeker bij brief van 16 januari 2008 hierover het volgende mee: "In het kader van de klachtbehandeling op de eenheid in juli 2006 is de controlerend ambtenaar door de direct leidinggevende ( ) om schriftelijk commentaar gevraagd. De collegiaal bestuurder belast met de klachtafhandeling heeft vervolgens echter geoordeeld dat sprake is geweest van rechtstreekse bevraging van het personeel zonder toestemming van de directie. Dit is een ander feit dan uit de klacht van (verzoeker; N.o.) naar voren komt. In die zin is de klachtafdoening buiten het kader van de klacht gekomen en is bijgevolg het klachtonderdeel dat (verzoeker; N.o.) stelde niet adequaat afgehandeld. ( ) Bij nadere bestudering van de klachtbrief van 1 mei 2006 van verzoeker, kom ik tot de conclusie dat het collegiaal bestuur dit klachtonderdeel onjuist heeft geformuleerd: de klachtformulering had niet moeten zijn: het vragen stellen aan personeel buiten de directie om, maar het verzoeken om toegang tot het kantoor buiten de directie om. Dit klachtonderdeel had naar mijn oordeel in juli 2006 ongegrond verklaard moeten worden omdat uit de afgelegde verklaring blijkt dat het vragen van toegang tot het kantoor niet buiten de directie om is gebeurd. Ik heb geen reden aan de afgelegde verklaring te twijfelen " Beoordeling 3. Het motiveringsbeginsel impliceert dat een bestuursorgaan in de afdoeningsbrief naar aanleiding van een klacht op alle klachtonderdelen dient in te gaan, tenzij er bijzondere redenen kunnen worden aangegeven om dat niet te doen. 4. Verzoeker heeft in zijn brief aan de Belastingdienst van 1 mei 2006 duidelijk aangegeven dat hij het er niet mee eens was dat de controlerend ambtenaar volgens verzoeker, achter de rug van verzoeker om, druk heeft uitgeoefend op zijn medewerkster met als doel hem toegang tot het bedrijfspand van verzoeker te verlenen om naar hartelust te kunnen rondneuzen. 5. De Belastingdienst heeft niet juist gehandeld door in de reactie van 11 juli 2006 op de brief van verzoeker niet in te gaan op de eigenlijke klacht van verzoeker dat er op zijn medewerkster druk was uitgeoefend de belastinginspecteur toegang tot het pand te verlenen. Nu de klacht niet volledig is behandeld en in de afdoeningsbrief niet op de eigenlijke klacht van verzoeker is ingegaan, is het oordeel onvoldoende gemotiveerd. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk. III. Ten aanzien van het optreden van de medewerker van de Belastingdienst

5 Bevindingen 1. Verzoeker klaagt er tevens over dat een medewerker van de Belastingdienst een medewerkster (telefoniste) van zijn kantoor op 27 april 2006 telefonisch heeft benaderd en druk op haar heeft uitgeoefend om hem in het kader van een boekenonderzoek, buiten verzoeker om, toegang tot het kantoor te verlenen. 2. De Belastingdienst deelde de Nationale ombudsman bij brief van 16 januari 2008 mee, dat bij één van de bedrijven (een eenmanszaak) van verzoeker een boekenonderzoek was ingesteld voor de Omzetbelasting. Het zogenaamde inleidend gesprek dat onderdeel uitmaakte van het boekenonderzoek was door de controlerend ambtenaar van de Belastingdienst, de heer X, op 8 maart 2006 gevoerd met de boekhouder van verzoeker, de heer Y. Uit het onderzoek was volgens de Belastingdienst gebleken dat er design-lampen waren aangeschaft door de eenmanszaak. Uit de administratie van een ander bedrijf van verzoeker, een besloten vennootschap, was gebleken dat er Perzische tapijten waren aangeschaft waarvoor investeringsaftrek was geclaimd. De controlerend ambtenaar wilde toetsen of de zakelijk geclaimde kosten ook daadwerkelijk zakelijk waren en niet privé. Het pand waarin de ondernemingen van verzoeker zijn gehuisvest ligt een paar panden verwijderd van het pand waarin de echtgenote van verzoeker als woonachtig is ingeschreven. Volgens de Belastingdienst had de controlerend ambtenaar twijfels - gezien de afmetingen van 4 x 5 meter en de aanschafwaarde van meer dan 100.000 van de twee tapijten - of deze ten behoeve van de onderneming waren aangeschaft. 3. Ten aanzien van de klacht van verzoeker merkte de Belastingdienst het volgende op: "Op 27 april 2006 neemt de controlerend ambtenaar om circa 13.00 uur telefonisch contact op met de vennootschap met het verzoek het pand van binnen te mogen bekijken. Zulks om vast te stellen of de ten name van de eenmanszaak gefactureerde en als kosten opgevoerde designlampen daadwerkelijk in het kantoor van de onderneming aanwezig zijn. Onjuist is de bewering van verzoeker dat wegens afwezigheid van verzoeker de secretaresse de toegang heeft geweigerd. De controlerend ambtenaar heeft volgens zijn verklaring - na kennisneming van de mededeling dat noch (verzoeker; N.o.) noch de heer Y aanwezig waren - gezegd dat hij contact zou zoeken met de heer Y. De controlerend ambtenaar heeft dat op 1 mei 2006 ook gedaan." 4. De bijgevoegde verklaring van de medewerker van de Belastingdienst, de heer X, gedateerd 12 juni 2006, luidt onder meer als volgt: "Dit is de belangrijkste passage (klacht), schrijft (verzoeker; N.o.). Ik ben "ernstig over de schreef gegaan door telefonisch druk uit te oefenen op een medewerkster om toegang tot zijn kantoor te krijgen om boekhoudkundige bescheiden in te kunnen zien en wat verder van mijn gading zou kunnen zijn inzien."

6 Niet waar! Ik heb donderdag 27 april gebeld naar (een van de bedrijven van verzoeker; N.o.) en een mevrouw nam op ( ). Na mijzelf aan haar te hebben voorgesteld, heb ik vervolgens naar de heer Y gevraagd. Zij antwoordde dat hij er niet was. Ik heb haar vervolgens uitgelegd dat ik al een keer in het kantoor was geweest voor het lopende OB-onderzoekje (dat kon zij zich inderdaad herinneren) en ik heb haar gevraagd of ik misschien in het kader van dit onderzoek een afspraak kon maken om het pand nog even van binnen te bekijken. Zij zei dat haar baas er niet was en dat ik dan maar toch beter met de heer Y een afspraak zou moeten maken. OK, dat zal ik doen, heb ik toen gezegd. Ik heb het absoluut niet over inzage van bescheiden of boekhouding gehad! Later heb ik meneer Y telefonisch gesproken en op zijn vraag waarom ik naar binnen wilde, geantwoord, dat ik een aantal dure lampen wilde checken waarvan (verzoeker; N.o.) mij de bonnen had toegezonden (mijn werkelijke doel, de Perzische tapijten zien, heb ik toen wijselijk niet genoemd!). ( ) Ik heb één van de telefoonnummers gedraaid waarop ik volgens mij alle voorgaande keren (bij toeval?) (verzoeker; N.o.) zelf aan de lijn kreeg. Mijn vraag aan de medewerkster die ik nu aan de telefoon kreeg, was, om een afspraak te maken om nog even het kantoor van binnen te bekijken. Als dat juridisch uitgelegd kan worden als "druk uitoefenen om buiten de directie om toegang tot het kantoor te krijgen" en "een onrechtmatige poging om buiten de directie om het kantoor (van verzoeker; N.o.) binnen te dringen, dan heeft (verzoeker; N.o.) gelijk, (hij is per slot van rekening jurist dus hij zal de juiste terminologie hiervoor wel weten?) De vervolgconclusie "dat ik boekhoudkundige bescheiden zou kunnen inzien en verder alles wat van uw gading zou kunnen zijn" vind ik insinuerend en buiten alle proporties! Dat ik "naar hartelust kan rondneuzen" leg ik uit als "rondkijken". Dat klopt, als ik binnen zou worden gelaten, zou ik dat hebben gedaan, louter in het kader van mijn onderzoek (Perzische tapijten) en de mogelijke uitbreiding van dat onderzoek. Ik heb na het telefoongesprek met de medewerkster de heer Y gebeld en hem verteld dat ik graag nogmaals het pand wilde bezoeken. Op zijn logische vraag waarom, heb ik een aantal dure lampen genoemd, waarvan ik eerder ongevraagd de bonnen toegestuurd had gekregen van (verzoeker; N.o.) zelf. Ik heb natuurlijk met geen woord gerept over de twee Perzische tapijten ( 100,000 inclusief btw) waarvan ik zo nieuwsgierig ben of die wel/niet in het kantoorpand liggen/hangen." 5. Verzoeker handhaafde in zijn nadere schriftelijke reactie aan de Nationale ombudsman van 18 maart 2008 zijn stelling dat er door de controlerend ambtenaar wel degelijk druk op zijn medewerkster was uitgeoefend om hem binnen te laten. Volgens verzoeker bleek dit ook uit de verklaring van de controlerend ambtenaar van 12 juni 2006. De controlerend ambtenaar gaf volgens verzoeker in zijn verklaring aan dat hij het kantoor van verzoeker

7 van binnen wilde bekijken en daartoe een afspraak wilde maken met de medewerkster, die hem kort daarvoor nog had meegedeeld dat niemand aanwezig was. 6. In een nadere reactie benadrukte de Belastingdienst dat er naar het oordeel van de Belastingdienst sprake was geweest van een poging om in een telefonisch contact met de medewerkster van verzoeker een afspraak te maken en niet meer dan dat. Beoordeling 7. Artikel 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) legt de gebruiker van het pand de verplichting op om de inspecteur van de Belastingdienst toegang te verlenen tot het pand (zie Achtergrond). Artikel 50 van de Awr geeft de inspecteur van de Belastingdienst niet de bevoegdheid een bedrijfspand zonder toestemming van de gebruiker te betreden. Aan de laatste wordt slechts de verplichting opgelegd de inspecteur desgevraagd de toegang te verlenen. De bepaling van artikel 50 van de Awr impliceert derhalve dat de inspecteur toegang vraagt aan de gebruiker, dit is bij een eenmanszaak de ondernemer. De inspecteur mag er niet vanuit gaan dat een willekeurige medewerker de toegang namens de ondernemer mag verlenen. Dit geldt temeer als die medewerker met zoveel woorden ontkent hiertoe bevoegd te zijn. Dit betekent dat de inspecteur van de Belastingdienst in beginsel een bezoek moet afleggen als de ondernemer aanwezig is en niet moet aandringen te worden binnengelaten als de ondernemer niet aanwezig is. 8. Uit de verklaring van de controlerend ambtenaar blijkt niet dat hij druk op de medewerkster heeft uitgeoefend om toegang te krijgen tot het pand. De lezing van de controlerend ambtenaar verschilt op dat punt van de lezing van verzoeker. Het enkele feit dat de controlerend ambtenaar zo zijn twijfels had over de aanwezigheid van de Perzische tapijten in het bedrijfspand en dat hij om die reden graag eens wilde rondkijken, is onvoldoende om aan te nemen dat hij inderdaad druk op de medewerkster heeft uitgeoefend om hem de toegang tot het pand te verlenen. Nu de lezing van verzoeker over hetgeen heeft plaatsgevonden niet in overeenstemming is met de lezing van de controlerend ambtenaar en niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de lezing van de een meer aannemelijk is dan de ander, onthoudt de Nationale ombudsman zich op dit punt van het geven van een oordeel. 9. Dit neemt niet weg dat de klacht van verzoeker over de manier waarop de medewerker van de Belastingdienst in deze zaak is tewerk gegaan naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet onbegrijpelijk is. Het is immers goed voorstelbaar dat een ondernemer er bezwaar tegen heeft dat een medewerker van de Belastingdienst zonder begeleiding van hemzelf of een door hem aangewezen persoon, door de kantoren van de onderneming

8 wandelt en zodoende zonder begeleiding toegang heeft tot alle ruimtes. Dat geldt temeer wanneer niet geheel duidelijk is wat het doel is van het bezoek van de medewerker van de Belastingdienst. Gelet op deze vaststelling is eveneens te begrijpen dat een ondernemer enig aandringen door een medewerker van de Belastingdienst om toegang te verkrijgen, zoals in dit geval kennelijk heeft plaatsgevonden ten overstaan van de telefoniste, zal ervaren als het uitoefenen van druk. Juist om deze reden is het een gemis dat de Belastingdienst in zijn reactie op verzoekers klacht niet op dit onderdeel van de klacht is ingegaan. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van (een medewerker van) de Belastingdienst/ Amsterdam te Amsterdam, is - gegrond ten aanzien van de klachtafhandeling, wegens schending van het motiveringsbeginsel; Voor het overige onthoudt de Nationale ombudsman zich van het geven van een oordeel. Onderzoek Op 6 april 2007 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Davos Dorf (Zwitserland), met een klacht over een gedraging van (een medewerker van) de Belastingdienst/Amsterdam te Amsterdam. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Amsterdam verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag aan te vullen. De reactie van de Belastingdienst gaf aanleiding het verslag aan te vullen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:

9 1. Het verzoekschrift van 5 april 2007 met bijlagen. 2. De reactie van 16 januari 2008 van de Belastingdienst op de klacht. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond Algemene wet inzake rijksbelastingen (Wet van 2 juli 1959, Stb. 301) Artikel 50, eerste lid "Degene die een gebouw of grond in gebruik heeft, is verplicht de inspecteur en de door deze aangewezen deskundigen desgevraagd toegang te verlenen tot alle gedeelten van dat gebouw en alle grond, voor zover dat voor een ingevolge de belastingwet te verrichten onderzoek nodig is."