Sociaal-emotionele ontwikkeling etrokkenheid etrokkenheid - Fase 8 Heeft plezier in het leren van nieuwe dingen Zet door, blijft het een tijdje proberen als iets niet direct lukt, bijvoorbeeld bij een moeilijke puzzel Werkt rustig voor een kortdurende periode etrokkenheid - 1b Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een één op één situatie -19--10 Voert een simpele enkelvoudige taak uit -19--10 Voert een korte, voorgestructureerde opdracht uit en maakt die af zonder te stoppen -19--10 Vertelt wat hij die ochtend/middag heeft gedaan -19--10 Taakgerichtheid en zelfstandigheid Taakgerichtheid en zelfstandigheid - Fase 1 Geeft zijn voorkeur voor bepaalde prikkels aan (wil aan bepaalde dingen ruiken of ze aantikken, produceert bepaalde geluiden) Ontdekt dat hij met zijn lichaam dingen in gang kan zetten (geluiden maken, bewegingen) Taakgerichtheid en zelfstandigheid - Fase 2 Kan zelf voorwerpen pakken en vasthouden Pakt zelf stukjes brood om te eten Taakgerichtheid en zelfstandigheid - Fase 3 Werkt mee door verschillende lichaamsdelen actief te gebruiken (doet wat hij kan om mee te helpen)
Trekt zelf een makkelijk kledingstuk uit (sok, muts) Vult zijn lepel en eet van de lepel (knoeien mag) Prikt stukjes brood aan een vork Houdt zelf fles of beker vast Taakgerichtheid en zelfstandigheid - Fase 4 egint op verzoek een kledingstuk aan of uit te trekken, waarna een ander verder helpt Trekt samen met anderen een grote rits omhoog of los Eet zelf met een lepel (beheerste greep) Drinkt zelf uit een beker, waarbij beide handen goed gebruikt worden Taakgerichtheid en zelfstandigheid - Fase 6 Kan een bekende opdracht die duidelijk is zelfstandig uitvoeren, bijvoorbeeld bakjes fruit uitdelen *Voert een korte, nieuwe handeling uit (2 stappen) als een ander deze heeft voorgedaan, bijvoorbeeld schoenen aantrekken en klittenband dichtmaken (+) Heeft plezier in het leren van nieuwe dingen Taakgerichtheid en zelfstandigheid - Fase 8 Kan zich grotendeels zelf aankleden en gaat (eventueel onder begeleiding) naar de wc Zet door, blijft het een tijdje proberen als iets niet direct lukt, bijvoorbeeld bij een moeilijke puzzel Werkt rustig voor een kortdurende periode *Volgt aanwijzingen van de pedagogisch medewerker op als hij moet opruimen, iets moet aan- of uittrekken, moet stoppen met een bezigheid (+) Taakgerichtheid en zelfstandigheid - 1b Wijst aan waar hij moet beginnen -19--10 Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een één op één situatie. -19--10
Voert een simpele enkelvoudige taak tot het einde uit -19--10 Pakt en ruimt zijn materialen op -19--10 Voert onder begeleiding met een ander kind een opdracht uit -19--10 Welbevinden Welbevinden - Fase 8 Doet mee in een klein groepje (vertelt iets, geeft antwoord, laat iets zien of gaat iets pakken) Doet mee in de kring (vertelt iets, geeft antwoord, laat iets zien of gaat iets pakken) Weet dat het niet alles even goed kan Durft te experimenteren Probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken Welbevinden - 1b Toont trots -19--10 Toont gevoelens van blijdschap, angst, boosheid en verdriet -19--10 Is trots op een taak die hij heeft afgerond -19--10 Geeft aan welke taken hij moeilijk vond en welke makkelijk -19--10 Welbevinden en betrokkenheid 0-2 jaar Welbevinden en betrokkenheid 0-2 jaar - Fase 1 Reageert op lichamelijk contact; laat zich koesteren, troosten Uit lust en onlustgevoelens, door te huilen, lachen, trappelen, kraaien Toont zich rustig voldaan na voeden Welbevinden en betrokkenheid 0-2 jaar - Fase 2
Toont emoties als angst, plezier en boosheid door middel van zijn gelaadsuitdrukkingen Zoekt naar prettige prikkels, vermijdt onprettige prikkels Is actief bezig in een vertrouwde omgeving als een vertrouwd persoon aanwezig is Welbevinden en betrokkenheid 0-2 jaar - Fase 3 Gaat op zoek naar een voorwerp/persoon die zojuist uit zijn gezichtsveld is gehaald Reageert op zijn eigen spiegelbeeld Geeft een consequente reactie op iets dat hij wel/niet wil (bepaald speelgoed altijd wegduwen) Reageert op emoties van vertrouwde persoon, neemt deze over Welbevinden en betrokkenheid 0-2 jaar - Fase 4 Raakt in een bekende situatie niet ongerust als vertrouwde persoon niet zichtbaar is Schudt nee om zijn wil uit te drukken Doet meerdere pogingen om zijn zin te krijgen/aan zijn behoeften te voldoen Toont emoties zoals trots, jaloezie: straalt bij een compliment; vindt het moeilijk als de vertrouwde persoon aandacht aan iemand anders besteedt Sociaal initiatief Sociaal initiatief - Fase 6 Weet wat hij (niet) leuk vindt en kan dit vertellen, bijvoorbeeld ik houd (niet) van spelen met de auto s Probeert met andere kinderen te spelen, meestal doen-alsof-spelletjes *Gaat gemakkelijk in op de vraag van de pedagogisch medewerker in een klein groepje (om iets te vertellen, antwoord te geven of wat te pakken) (+) Voert een gesprekje met de pedagogisch medewerker
Sociaal initiatief - Fase 8 Vraagt soms om hulp als iets hem alleen niet lukt (aan en uitkleden) *Zegt tegen een ander wat hij wil spelen (+) *Maakt vriendjes met kinderen die van hetzelfde soort spel houden (+) Speelt samen met een ander kind of in een klein groepje *Voert een gesprekje met een ander kind (+) *Laat de ouder/ verzorger zien wat hij gemaakt heeft of vertelt wat hij die dag heeft gedaan (+) *Praat met de pedagogisch medewerker over iets dat ze net samen hebben meegemaakt of over iets wat om hen heen gebeurt, wat ze allebei zien * Gaat gemakkelijk in op de vraag van de pedagogisch medewerker in de kring (om iets te vertellen, antwoord te geven of wat te pakken) (+) (+) Durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken Sociaal initiatief - 1b Vraagt in de klas op een adequate manier aandacht (vinger opsteken, naar leerkracht lopen) -19--10 Vraagt om hulp als iets hem alleen niet lukt -19--10 Vraagt aan een medeleerling of hij mee mag doen met een spel -19--10 Vertelt in de kring over iets dat hij zojuist op school heeft meegemaakt -19--10 Vraagt aan een ander of hij een voorwerp van hem mag gebruiken -19--10 Vraagt hulp aan verschillende volwassenen -19--10 Hanteert de afgesproken regel om hulp te vragen -19--10 Voert met een medeleerling een opdracht uit -19--10 Vertelt wat hij die ochtend/middag heeft gedaan -19--10 Praat met een ander kind over iets dat ze net samen hebben meegemaakt of over iets wat om hen heen gebeurt, wat ze allebei zien -19--10 Sociale flexibiliteit Sociale flexibiliteit - Fase 6 Weet dat nee zeggen een reactie oplevert van de ander
Sociale flexibiliteit - Fase 8 Is (op verzoek van de pedagogisch medewerker) tijdens het oplossen van een conflict stil, zodat het andere kind kan praten Kan van tijd tot tijd op zijn beurt wachten, legt zich er gemakkelijk bij neer als hij op zijn beurt moet wachten of speelgoed moet delen of afstaan Kan soms al met andere kinderen iets delen, bijvoorbeeld speelgoed. Neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel *Staat speelgoed af als een ander kind het wil gebruiken (+) *Houdt in het spel rekening met wat een ander wil (+) *Accepteert dat het niet alles even goed kan (+) Sociale flexibiliteit - 1b Reageert bij boosheid op de aanwijzing/correctie van de leerkracht -19--10 Voert met een medeleerling een opdracht uit -19--10 Deelt materiaal met andere kinderen -19--10 Ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die je samen kunt oplossen, bijvoorbeeld allebei op de kar willen: pedagogisch medewerker laat hen omstebeurt een rondje rijden, beide kinderen zijn tevreden?? -19--10 Luistert tijdens het oplossen van een conflict, onder toezicht van de pedagogisch medewerker, naar de ander -19--10 Sociale autonomie Sociale autonomie - Fase 6 *Weet wat hij leuk vindt en kan dit vertellen, bijvoorbeeld ik houd van spelen met de auto s. (+) Leert ervaren wat hij al kan en wat hij nog niet kan, is bijvoorbeeld trots als hij een puzzel heeft gemaakt, maar merkt dat hij nog niet zonder zijwieltjes kan fietsen Gaat in tegen een verzoek van een ander en toont zijn eigen wil, bijvoorbeeld zeggen dat hij de boterham niet opeet omdat hij geen pindakaas lust Probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken, bijvoorbeeld punt (laten) slijpen
Sociale autonomie - Fase 8 Kiest zelf, zonder hulp, bijvoorbeeld waarmee hij wil spelen of wat hij wil eten of drinken Durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken. Maakt aan een ander kind duidelijk wat hij wel/ niet wil Toont non-verbaal eigen gevoelens Sociale autonomie - 1b Toont trots -19--10 Kiest tussen twee of drie aangeboden voorwerpen -19--10 Kiest wat hij wil doen op basis van eigen voorkeuren -19--10 Geeft aan wat hij leuk/lekker/mooi/interessant vindt -19--10 Toont teleurstelling -19--10 Geeft tijdens een activiteit aan dat hij het (te) moeilijk vindt -19--10 Denkt na voor hij een keuze maakt, bijvoorbeeld niet gelijk hetzelfde kiezen als zijn vriend als die iets gaat doen wat hij niet zo leuk vindt -19--10 Zegt nee als het iets niet wil -19--10 Zegt er iets van als iemand onaardig tegen hem doet -19--10 Impulsbeheersing Impulsbeheersing - Fase 6 Is stil als iemand iets vertelt Impulsbeheersing - Fase 8
Is (op verzoek van de pedagogisch medewerker) tijdens het oplossen van een conflict stil, zodat het andere kind kan praten. Impulsbeheersing - 1b Wacht op zijn beurt (in de kring, bij een werkje) -19--10 Vraagt in de klas op een adequate manier aandacht (vinger opsteken, naar leerkracht lopen) -19--10 Loopt weg als een ander onaardig tegen hem doet -19--10 Reageert bij boosheid op de aanwijzing/correctie van de leerkracht -19--10 Gaat zorgvuldig met materialen om -19--10 lijft rustig als hij een fout maakt -19--10 Hanteert de afgesproken regel om hulp te vragen -19--10 Wacht rustig enkele minuten op hulp wanneer de leerkracht heeft aangegeven dat hij zo komt -19--10 Wacht rustig totdat de leerkacht aangeeft dat hij aan de beurt is -19--10 Weet dat er afspraken en regels zijn -19--10 Vraagt aan een ander of hij een voorwerp van hem mag gebruiken (pakt het niet af) -19--10 enoemt manieren om rustig te blijven als hij boos is (diep ademhalen, weglopen) -19--10 enoemt dat hij een ander geen pijn mag doen -19--10 Inlevingsvermogen Inlevingsvermogen - Fase 6 Zorgt voor andere kinderen, bijvoorbeeld aaien over het hoofdje van een baby Weet dat een ander iets anders leuk kan vinden dan jij Kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen Weet dat een ander zich anders kan voelen dan jij *Troost een ander wanneer die verdrietig bijvoorbeeld door te vragen gaat het? (+) *Zegt sorry als hij iemand pijn heeft gedaan en dit kind moet huilen (+) *Merkt op dat een ander iets moois, leuks of nieuws heeft, zegt bijvoorbeeld ik wil ook die (+)
Inlevingsvermogen - Fase 8 *Weet dat een ander iets anders leuk kan vinden dan hijzelf (+) Toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen Helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen, zet de spullen terug als hij klaar is met een taak en helpt andere kinderen daarbij Geeft een complimentje over het uiterlijk of een werkje (mooie jas, mooie tekening) Kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten), bijvoorbeeld hij huilt, hij zal wel verdrietig zijn *Helpt een ander kind bijvoorbeeld zijn schoenen of jas uittrekken als de pedagogisch medewerker daar om vraagt (+) *Zegt sorry als er door hem per ongeluk iets misgaat (drinken valt om, tekening raakt zoek) (+) *Zegt sorry wanneer dit gevraagd wordt (+) Inlevingsvermogen - 1b Troost iemand die gevallen is -19--10 Zegt sorry als er door hem per ongeluk iets misgaat -19--10 Zegt dankjewel als reactie op het woord alsjeblieft -19--10 Luistert als iemand iets vertelt -19--10 enoemt dat hij een ander geen pijn mag doen -19--10 Helpt een ander als die daar om vraagt. -19--10 Kan gevoelens onder woorden brengen, bijvoorbeeld ben je boos? -19--10 Weet hoe een ander zich kan voelen in een bekende situatie -19--10 Kent meerdere manieren om iemand te troosten (stil maar, arm omslaan, zakdoek halen) -19--10 Vertoont spijt en maakt het goed met een ander -19--10 Ruimte nemen 0-2 jaar Ruimte nemen - Fase 1 Geef door middel van huilen onlustgevoelens aan zoals: honger, slaap en overprikkeling
Ontdekt handjes en voetjes om mee te spelen. Ontdekt dat de diverse lichaamsdelen bij elkaar horen. Ruimte nemen - Fase 2 Duidt aan dat hij een object wil hebben (kijken, reiken) Experimenteert met zijn omgeving, maar dan met zijn eigen lichaam. Doet dit om het effect. ijv. geluidjes maken. Toont interesse voor de bewegingen die hij in de spiegel ziet Geeft aan dat hij drinken of eten wil Is actief bezig in een vertrouwde omgeving als een vertrouwd persoon nabij is Ruimte nemen - Fase 3 Legt beslag op gewenste voorwerpen Geeft een consequente reactie op iets dat hij wel/niet wil (bepaald speelgoed altijd wegduwen) Herkent zichzelf in de spiegel Herhaalt handelingen die reactie opleveren Ruimte nemen - Fase 4 Gaat door met zijn activiteit wanneer een vertrouwd persoon uit zijn omgeving gaat Schudt nee om zijn wil uit te drukken Doet meerdere pogingen om zijn zin te krijgen/aan zijn behoeften te voldoen Protesteert wanneer hij niet krijgt wat hij wil Ruimte geven 0-2 jaar Ruimte geven - Fase 1 Richt kort zijn aandacht op de persoon die tegen hem praat in een prikkelarme omgeving
Trekt actief de aandacht van een vertrouwd persoon in zijn blikveld met gericht kijken, (hard) geluid maken, bewegen, en/of aanraken Ruimte geven - Fase 2 Toont de vertrouwde persoon begroetingsreacties door actief lichamelijk contact, bijv. strelen, aanraken. Reageert op bekende en onbekende personen/situaties Reageert op zijn eigen naam Probeert aan de vertrouwde persoon iets mee te delen, zonder dat dat verstaanbaar hoeft te zijn. Ruimte geven - Fase 3 Trekt actief de aandacht van een vertrouwd persoon buiten zijn blikveld met gericht kijken, geluid maken, bewegen en/of aanraken Neemt het initiatief tot spel of speelse interactie met de vertrouwde persoon. Probeert contact te leggen door een voorwerp waaraan hij gehecht is aan een ander geven. Imiteert begroetings- en afscheidsrituelen (terugzwaaien Ruimte geven - Fase 4 Voert op verzoek begroetings- en afscheidsrituelen uit (zwaaien, handgeven) Geniet zichtbaar van gezamenlijke activiteiten, bijv. voorgelezen worden, samen zingen, een spel doen Luistert als een vertrouwd persoon zegt dat iets niet mag Maakt duidelijk dat hij hulp nodig heeft