Voorwoord. Ik wens u allen veel plezier bij het lezen van mijn scriptie. Melloney Suijkerbuijk. Pagina 2

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer rnr. F. Teeven Postbus EH Den Haag

betreft: [klager] datum: 2 april 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 14 juli 2014

betreft: [klager] datum: 3 december 2013 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Dwangbehandeling binnen de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen

betreft: [klager] datum: 8 april 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Introductie Wet BOPZ. Jacqueline Koster juni 2013

Introductie Wet BOPZ Helga Saez, 24 september 2014

Uw rechten en behandeling

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 13 mei 2014

Toekomstige wetgeving; gevolgen voor Korsakov patiënt?

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Artikel 38, 5e lid Bopz (aangepast) Dwangbehandeling

Eerste Kamer der Staten-Generaal

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Als een gedwongen opname nodig is

DE VOORWAARDELIJKE MACHTIGING; GEDWONGEN BEHANDELING BUITEN HET PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS

Wet BOPZ (Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen)

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Over de Wet bopz Actueel overzicht van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Wilsonbekwaamheid of BOPZ. Jacqueline Koster oktober 2014

Gedwongen opgenomen met een rechterlijke machtiging. Informatie voor cliënten

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

Wat is een voorlopige machtiging? Wel of geen machtiging. Gevolgen en duur voorlopige machtiging. Wat is machtiging voortgezet verblijf?

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2014

Klachtenregeling voor cliënten van JUZT

BOPZ Klachtenregeling patiënten OLVG definitieve versie 15 juni 2017

Gedwongen opname Uw rechten en plichten

Juridische problematiek. Mieke van den Bergh jurist Maasstad Ziekenhuis

Vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting vragenlijst Dit is de vragenlijst voor Bopz meldingen. Deze vragenlijst bevat een drietal pagina s die toelichting behoeven:

OFZ Klachtenreglement

Addendum Bopz, een klachtenregeling Bopz

Inbewaringstelling. Informatie voor patiënten

Brochure crisismaatregel

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Over de Wet bopz Actueel overzicht van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

BOPZ addendum. Bijlage bij Klachtenregeling Tergooi. Voorwoord

Gedwongen opname (BOPZ)

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Ketenconferentie Wet verplichte GGZ. 14 maart Zorgmachtiging

Informatie voor patiënten

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) / 31

Over de Wet Bopz De inbewaringstelling (ibs) Wat is ibs? Eisen en procedures. Gevolgen en duur. Voortzetting ibs. Rechtspraak.

Toepassing van Middelen en Maatregelen

1 RAPPORTI. Geen toevlucht tot toepassen Middelen of Maatregelen omdat opstellen behandelingsplan te lang duurt.

Klachtenreglement cliënten en hun vertegenwoordigers

De klachtencommissie Informatie voor patiënten

De Wet Bopz: Gedwongen of niet? Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de uitbreiding van de mogelijkheden tot dwangbehandeling

Over de Wet Bopz De inbewaringstelling (ibs) Wat is ibs? Eisen en procedures. Gevolgen en duur. Voortzetting ibs. Praktijk. Middelen voor de patiënt

BOPZ klachten. Afdeling Psychiatrie en Medische Psychologie

Klachtencommissie. ARKIN GGZ ingeest Roads B.V. NPI B.V. VVPAO AMC-psychiatrie Sinai Centrum REGLEMENT

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Terugdringen van vrijheidsbeperkingen (?)

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

Van Bopz naar Wet verplichte GGZ

Klachtenreglement Fivoor

Rapport naar aanleiding van de individuele toetsing dwangbehandeling (artikel 38c, lid 7 Wet Bopz)

DERDE NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Onafhankelijke klachtencommissie. Wet BOPZ en Wkkgz

Onvrijwillige opname op een BOPZ-afdeling met vrijheidsbeperkende maatregelen Inbewaringstelling of rechtelijke machtiging

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

UNIVERSITEIT LEIDEN. in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie SAMENVATTING

Perceel: Klinisch. : Annex Jeugdige justitiabelen in de GGZ

Uw rechten en behandeling

De voorwaardelijke machtiging

Datum 2 maart 2009 Onderwerp Kamervragen over het veiligheidsbed in justitiële jeugdinrichtingen

Wet Verplichte GGZ. Ontwikkelplein informatie uitwisseling Personen met verward gedrag. 28 juni 2017

De Crisismaatregel (CM) in de Wet Verplichte GGZ

Bepalingen over de ouderbijdrage

Gedwongen in de TBS. Een onderzoek naar de toekomstige mogelijkheden voor dwangbehandeling in de TBS

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uw klacht in behandeling bij de Klachtencommissie GGNet. Wat houdt dat in? Informatie voor patiënten van GGNet en hun familie/naastbetrokkenen

1 Samenvatting Evaluatierapport Voortschrijdende inzichten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

betreft: [klager] datum: 15 december 2010

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

betreft: [klager] datum: 24 november 2014

JURIDISCHE ASPECTEN VAN HONGERSTAKINGEN 1 VOORWOORD 2 HET RECHT OP ZELFBESCHIKKING 3 DOORBREKEN VAN EEN HONGERSTAKING

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement

Regels rond een gedwongen opname

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleid 'onvrijwillige zorg' Vrijheidsbeperking binnen Lang Verblijf. woonzorg en dagbesteding

Procedure klachtbehandeling binnen de Bascule

3 Beroep bij de rechtbank

Introductie. 1 Situatie. Laatste wijziging:

VERZOEKSCHRIFT ZORGMACHTIGING NA HEROVERWEGING OFFICIER VAN JUSTITIE EX ARTIKEL 5:18 WVGGZ

Gedwongen opname. Informatie voor cliënten en naastbetrokkenen

13 juli 2018, versie 2.0 TBS Dwang

Onafhankelijke klachtencommissie. Wet WKCZ en wet BOPZ

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Volgens de Wet Bopz zijn er diverse vormen van gedwongen opname of gedwongen behandeling:

Gezondheidszorgvisie DJI DJI

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie die ik heb geschreven ter afsluiting van mijn master Strafrecht aan de Universiteit van Tilburg. Mijn scriptie heeft betrekking op het jeugdrecht. Meer specifiek heb ik mijn scriptie geschreven in het kader van het jeugdstrafrecht. Ik heb onderzoek gedaan naar de rechtspositie van jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting. In het bijzonder heb ik mij gericht op jeugdigen die te maken krijgen met een dwang(be)handeling. De mogelijkheden hiertoe zijn namelijk sinds 1 juli 2013 verruimd. De uitkomst van dit onderzoek draagt bij aan de verbetering van de rechtspositie van deze jeugdigen. Graag wil ik mijn scriptiebegeleider, de heer prof. mr. Vlaardingerbroek, bedanken voor zijn tijd en feedback gedurende het schrijven van mijn scriptie. Tevens wil ik mijn familie en vrienden bedanken die mij in de gelegenheid hebben gesteld om dit resultaat te bereiken. Ik wens u allen veel plezier bij het lezen van mijn scriptie. Melloney Suijkerbuijk Pagina 2

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN 5 1 INLEIDING 6 1.1 CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG & OPZET 6 1.2 ONDERZOEKSDOEL & METHODE 7 1.3 THEORETISCH KADER 8 1.4 WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE 8 1.5 MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE 8 2 DE REGELING INZAKE DE ONVRIJWILLIGE GENEESKUNDIGE BEHANDELING IN JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN 9 2.1 INLEIDING 9 2.2 WAT IS EEN DWANG(BE)HANDELING? 9 2.3 DE REGELING ZOALS DIE GOLD TOT 1 JULI 2013 10 2.4 DE NIEUWE REGELING ZOALS DIE GELDT VANAF 1 JULI 2013 12 2.4.1 ACHTERGROND 12 2.4.1.1 Ratio 12 2.4.1.2. Uitgangspunten van de nieuwe regeling 13 2.4.1.2.1 Gelijkwaardigheid van zorg 13 2.4.1.2.2 Doelmatigheid 14 2.4.1.2.3 Beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit 14 2.4.2 INHOUD VAN DE NIEUWE REGELING INZAKE ONVRIJWILLIGE GENEESKUNDIGE BEHANDELING 14 2.4.2.1 Gedwongen geneeskundige handeling 16 2.4.2.2 a-dwangbehandeling & b-dwangbehandeling 17 2.4.2.2.1 a-dwangbehandeling 18 2.4.2.2.2 b-dwangbehandeling 21 2.4.2.3 Vrijwillige behandeling 22 2.5 CONCLUSIE 22 3 VERGELIJKING MET DE WET BOPZ 24 3.1 INLEIDING 24 3.2 OPNAME IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS 24 3.3 RELEVANTE VERSCHILLEN TUSSEN DE NIEUWE REGELING EN DE WET BOPZ MET BETREKKING TOT DE DWANGBEHANDELING 27 3.4 CONCLUSIE 30 4 DE GRONDRECHTEN VAN DE GEDETINEERDE JEUGDIGE 32 Pagina 3

4.1 INLEIDING 32 4.2 GRONDRECHTEN 32 4.2.1. HET RECHT OP DE EERBIEDIGING EN BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER 33 4.2.2. HET RECHT OP ONAANTASTBAARHEID VAN HET MENSELIJK LICHAAM 34 4.3 MENSENRECHTEN 34 4.3.1. FOLTERINGVERBOD 35 4.3.2. HET RECHT OP VRIJHEID EN VEILIGHEID 35 4.3.3. HET RECHT OP PRIVACY 36 4.3.4. HET BELANG VAN HET KIND 37 4.4 DE REGELING VAN DE DWANG(BE)HANDELING GETOETST AAN DE GRONDRECHTEN 38 4.4.1. DE A-DWANGBEHANDELING 38 4.4.2. DE B-DWANGBEHANDELING 39 4.4.3. DE GEDWONGEN GENEESKUNDIGE HANDELING 40 4.5 CONCLUSIE 40 5 RECHTSVERGELIJKING MET HET VERENIGD KONINKRIJK 42 5.1 INLEIDING 42 5.2 COMMON LAW VS. CIVIL LAW 42 5.3 STRAFBAARSTELLING VAN JEUGDIGEN IN ENGELAND EN WALES 43 5.4 HET TOEPASSEN VAN EEN GEDWONGEN BEHANDELING BIJ JEUGDIGEN IN ENGELAND EN WALES 44 5.4.1. TOESTEMMING 44 5.4.2. BEHANDELING BUITEN DE GEVANGENIS 45 5.4.3. INTRAMURALE BEHANDELING IN GEVANGENIS 47 5.5 CONCLUSIE 49 6 CONCLUSIE & AANBEVELINGEN 51 6.1 INLEIDING 51 6.2 CONCLUSIE 51 6.3 AANBEVELINGEN 53 6.3.1. MATERIËLE RECHTEN 54 6.3.2. PROCEDURELE RECHTEN 55 6.3.3. INFORMATIEVOORZIENING 56 7 LITERATUURLIJST 57 7.1 LITERATUUR 57 7.2 REGELGEVING EN PARLEMENTAIRE STUKKEN 59 7.3 JURISPRUDENTIE 59 7.4 DIGITALE BRONNEN 60 Pagina 4

Lijst van afkortingen 1998 Act Crime and Disorder Act 1998 Bjj Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen BW Burgerlijk Wetboek CA 2004 Children Act 2004 CHR 2011 Children s Home Regulations 2011 CYPA 1998 Children and Young Persons Act 1998 EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens FOBA Forensische observatie en begeleidingsafdeling GGZ Geestelijke gezondheidszorg GW Grondwet IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind JJI Justitiële jeugdinrichting MCA 2005 Mental Capacity Act 2005 MHA 2007 Mental Health Act 2007 Pbw Penitentiaire beginselenwet Rjj Reglement justitiële jeugdinrichtingen RSJ Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming SCH Secure Children s Home STC Secure Training Centre STCR 2003 Secure Training Centre Rules 2003 TBS Terbeschikkingstelling Wet BIG Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Wet BOPZ Wet bijzondere opnemingen in psychische ziekenhuizen YOI Young Offender Institution YOIR 2000 Young Offender Institution Rules 2000 Pagina 5

1 Inleiding Op 8 maart 2013 is in Nederland een Koninklijk Besluit gepubliceerd in het Staatsblad tot wijziging van het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden, de Penitentiaire maatregel en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Rjj). 1 Dit besluit is op 1 juli 2013 in werking getreden. Tegelijk is ook de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) gewijzigd. 2 Door deze wijzigingen is het sindsdien mogelijk om een dwangbehandeling in justitiële jeugdinrichtingen (hierna: JJI) toe te passen. Voorheen was het alleen mogelijk een dwanghandeling uit te voeren. In mijn onderzoek zal de aandacht komen te liggen op de rechtspositie van jeugdigen in JJI s die te maken krijgen met dergelijke dwang(be)handelingen. Een gevolg van deze verruiming is de uitbreiding van het gevaarscriterium. Onder het oude gevaarscriterium kon dwang worden toegepast bij diegenen die direct gevaar voor henzelf of hun omgeving opleverden. In de nieuwe regeling is dit uitgebreid. 3 Dit besluit ziet niet enkel meer op het gevaar dat zou kunnen optreden binnen een JJI, maar ook daarbuiten. Denk bijvoorbeeld aan het gevaar voor zelfverwaarlozing, maar ook aan algemeen gevaar voor de veiligheid van personen of goederen. Het incasseringsvermogen van de samenleving lijkt hierbij een rol te spelen. Hoe lager dit incasseringsvermogen is, hoe sneller er sprake zou kunnen zijn van gevaar. Met deze uitbreiding is ook het aannemelijkheidscriterium ingevoerd. Dit criterium vereist enkel de aannemelijkheid dat de jeugdige langdurig in de inrichting zal moeten verblijven wanneer hij niet behandeld wordt, omdat het gevaar niet binnen een redelijke termijn wordt weggenomen zonder dergelijke behandeling. Wanneer een jeugdige uiteindelijk wordt onderworpen aan een dwangbehandeling kan hij zich niet of nauwelijks aan deze dwang onttrekken. De rechtspositie van de gedetineerde jeugdige komt hiermee onder druk te staan. Het is daarom belangrijk dat de gehele procedure met voldoende waarborgen wordt omkleed. 1.1 Centrale onderzoeksvraag & opzet Het voorgaande maakt duidelijk dat de directeur van een JJI jeugdigen die daar gedetineerd zijn meer mogelijkheden heeft hen te onderwerpen aan een dwang(be)handeling. Juridisch 1 Stb. nr. 99, 2013. 2 Stb. nr. 410, 2012. 3 Stb. nr. 99, 2013, p. 22. Pagina 6

gezien wordt het maken van een inbreuk op grondrechten vergemakkelijkt. Onderzocht moet dan ook worden hoe de rechten van jeugdigen in een JJI die te maken krijgen met dwangbehandeling optimaal gewaarborgd kan worden. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Hoe kan de rechtspositie van jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting die te maken krijgen met dwangbehandeling worden versterkt? Om tot beantwoording van deze onderzoeksvraag te komen zal ik in hoofdstuk 2 de regeling die tot 1 juli 2013 gold beschrijven. Tevens zal aan bod komen wat de aanleiding is geweest voor deze wetswijziging en uit welke bepalingen de nieuwe regeling bestaat. Bij het ontwerp van de nieuwe regeling is aansluiting gezocht bij de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (hierna: Wet BOPZ). In hoofdstuk 3 zal de nieuwe regeling inzake de onvrijwillige geneeskundige behandeling dan ook worden vergeleken met de Wet BOPZ. Wanneer een jeugdige een geneeskundige behandeling moet gedogen wordt inbreuk gemaakt op zijn grondrechten. De vraag op welke grondrechten inbreuk wordt gemaakt en in hoeverre dit toelaatbaar is, zal centraal staan in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 zal ik rechtsvergelijkend onderzoek doen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk wil het risico van recidive bij jongeren verminderen door risicogedrag aan te pakken. Dit heeft mij doen beslissen een rechtsvergelijking met het Verenigd Koninkrijk te maken, omdat psychische stoornissen en agressief gedrag ook onder risicogedrag te scharen zijn. Hoe het Verenigd Koninkrijk dergelijk gedrag aanpakt binnen een jeugdinrichting kan dienen ter inspiratie. Meer specifiek richt ik mij op Engeland en Wales. Ten slotte zal in hoofdstuk 6 een conclusie volgen. Ter beantwoording van de hoofdvraag zal ik afsluiten met enkele aanbevelingen. Volgens Kelk bestaat een juridisch behoorlijke rechtspositie uit drie elementen, namelijk de materiële rechten, de procedurele voorzieningen en de informatievoorziening. 4 Aan de hand van deze drie elementen zal ik de hoofdvraag van mijn onderzoek beantwoorden. 1.2 Onderzoeksdoel & methode Door het verrichten van het hiervoor omschreven onderzoek wil ik trachten te komen tot een verbetering van de rechtspositie van jeugdigen in een JJI die te maken krijgen met een 4 Kelk 2008, p. 35-36. Pagina 7

dwang(be)handeling. Voor dit onderzoek zal ik voornamelijk aangewezen zijn op het verrichten van een literatuurstudie. 1.3 Theoretisch kader Dit onderzoek wordt gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht. Dit rechtsgebied is gecodificeerd in verschillende wetten. Voor dit onderzoek zijn vooral de Bjj en de Rjj van belang. Meer specifiek zal het veelal gaan om art. 37 Bjj (gedwongen geneeskundige behandeling), paragraaf 1a Bjj (verblijf in een bijzondere zorgafdeling in verband met de geestelijke gezondheidstoestand), hoofdstuk XIII Bjj (beklag), hoofdstuk XIV Bjj (beroep) en hoofdstuk 8 Rjj ((onvrijwillige) geneeskundige behandeling). Tevens is de Grondwet (hierna: GW) van belang, evenals de mensenrechten, opgenomen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK). 1.4 Wetenschappelijke relevantie De nieuwe regeling brengt met zich mee dat gedetineerde jeugdigen in een JJI makkelijker onderworpen kunnen worden aan dwang. Dit zet de rechtspositie van gedetineerde jeugdigen onder druk, omdat een inbreuk op hun grondrechten vergemakkelijkt wordt. Het is dus van belang deze rechtspositie te omkleden met voldoende waarborgen. Om de rechtspositie van gedetineerde jeugdigen die onderworpen worden aan een dwang(be)handeling op peil te houden is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal leiden tot meer inzicht in de nieuwe regeling en de invloed hiervan op de rechtspositie van gedetineerde jeugdigen in een JJI die onderworpen worden aan een dwang(be)handeling. 1.5 Maatschappelijke relevantie Voor jeugdigen is een dwangbehandeling een ingrijpende en soms traumatische gebeurtenis. Door het uitvoeren van een dwang(be)handeling, wordt inbreuk gemaakt op de grondrechten van de betrokken jeugdige. Het is van belang dat voor hen voldoende waarborgen in het rechtssysteem zijn gebouwd, zodat er geen ongerechtvaardigde inbreuk zal worden gemaakt op de rechten die zij hebben. Grondrechten zijn het fundament van de samenleving. Het is daarom zinvol deze rechtspositie eens onder de loep te nemen. Pagina 8

2 De regeling inzake de onvrijwillige geneeskundige behandeling in justitiële jeugdinrichtingen 2.1 Inleiding Op 1 juli 2013 is het Besluit tot wijziging van het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden, de Penitentiaire maatregel en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in werking getreden. 5 Met de inwerkingtreding van dit besluit, is ook de Bjj gewijzigd. 6 In dit hoofdstuk komt eerst aan bod wat een dwangbehandeling exact inhoudt. Vervolgens staat de oude regeling centraal, zoals die gold tot 1 juli 2013. Daarna zal ik de nieuwe regeling betreffende de onvrijwillige geneeskundige behandeling bespreken. 2.2 Wat is een dwang(be)handeling? Alvorens te starten met mijn onderzoek is het van belang inzicht te krijgen in de definitie van een dwang(be)handeling. Voordat we aan een definitie toekomen is het van belang mijn onderzoek af te bakenen. In dit onderzoek richt ik mij op de dwangbehandeling die wordt uitgevoerd binnen de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. In dit onderzoek focus ik mij op de dwangmedicatie tijdens dergelijke (be)handelingen. Een dwangbehandeling staat niet gelijk aan dwangmedicatie. Dwangmedicatie is een vorm van dwangbehandeling. Er is formeel gezien sprake van dwangmedicatie wanneer de gedetineerde jongere nadrukkelijk medicatie weigert en vervolgens, tegen zijn wil, medicatie krijgt toegediend. 7 Dwangmedicatie wordt onder andere toegediend op de Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling (hierna: FOBA) in Amsterdam. Dit gebeurt op basis van een behandelingsplan. Naast de dwangbehandeling bestaat er ook nog de gedwongen geneeskundige handeling. Deze kan wel in een JJI worden verricht en wordt ook wel aangeduid met de term dwanghandeling. Dit is een geneeskundige ingreep tegen de wil van de jeugdige gedetineerde. 8 Er moet dus goed onderscheid worden gemaakt tussen de dwangbehandeling en de dwanghandeling. Bij de dwangbehandeling gaat het om een langdurige medische interventie. Een dwanghandeling wordt verricht in acute situaties en zal dus veelal een korte interventie betreffen. Beide vormen zullen in dit onderzoek aan bod komen. 5 Stb. 2013, nr. 99. 6 Stb. 2012, nr. 410. 7 Muller & Vegter 2009, p. 443. 8 Muller & Vegter 2009, p. 449. Pagina 9

2.3 De regeling zoals die gold tot 1 juli 2013 Tot 1 juli 2013 bestond er voor de directeur van een JJI maar één manier om een jeugdige aan medische dwang te onderwerpen. Deze grond was opgenomen in art. 37 Bjj. Op dit punt wil ik graag meteen opmerken dat deze grond door de wetgever in de nieuwe regelgeving in stand is gelaten. Er zijn enkel procedurele veranderingen aangebracht. Dit is dan ook de reden dat ik niet spreek over art. 37 Bjj (oud). In de regel ging het voornamelijk om een medicamenteuze interventie, gezien het feit dat separatie en fixatie zelfstandig zijn geregeld binnen de Bjj. Een arts moest de geneeskundige handeling volstrekt noodzakelijk achten ter afwending van het gevaar. Dit gevaar kon betrekking hebben op de gezondheid of veiligheid van anderen, maar ook op dat van de betrokkene. Wanneer we de Memorie van Toelichting van de Bjj erbij pakken, blijkt dat het bij dit gevaarscriterium moet gaan om levensgevaar, gevaar voor ernstige zelfverminking of blijvende invaliditeit. 9 Hier moet echter wel een kanttekening bij worden gemaakt. In 2005 is de kwalificatie ernstig gevaar veranderd in gevaar. 10 Daarnaast is de term noodzakelijk versterkt door er volstrekt noodzakelijk van te maken. Uit latere jurisprudentie van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (hierna: RSJ) blijkt echter dat de situaties, zoals deze zijn genoemd in de Memorie van Toelichting, ook na 2005 nog van toepassing waren. 11 De Rjj stelde in hoofdstuk 8 Rjj nadere regels ter uitwerking van art. 37 Bjj. Naast het advies van de arts moest de directeur ook het advies inwinnen van het hoofd van de afdeling van de betrokkene (art. 48 lid 1 Rjj (oud)). Wanneer bleek dat het gevaar werd veroorzaakt door een psychische stoornis moest ook de behandelend psychiater om advies worden gevraagd (art. 48 lid 2 Rjj(oud)). Bij de toepassing van art. 37 Bjj diende, op grond van art. 48 lid 3 Rjj (oud), tevens het subsidiariteitsbeginsel in acht te worden genomen. Er moest gekozen worden voor de minst ingrijpende handeling. 12 De dwanghandeling was ultimum remedium. Als de directeur besloot over te gaan tot toepassing van de dwanghandeling, diende hij op basis van art. 49 lid 2 Rjj (oud) onverwijld melding te doen aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Commissie van Toezicht. Bij een stoornis van de geestvermogens had hij de verplichting ook melding te doen aan de regionale inspecteur voor de gezondheidszorg. Op 9 Kamerstukken II 1993/94, 23 445, nr. 3, p. 37. 10 Stb. nr. 194, 2005. 11 RSJ 23 mei 2007, 06/2864/TA. 12 Doek & Vlaardingerbroek 2009, p. 757. Pagina 10

grond van art. 50 lid 1 Rjj (oud) stelde de arts zo spoedig mogelijk een behandelingsplan op. Dit plan beoogde de toestand zodanig te verbeteren dat de handeling kon worden beëindigd. Indien de dwanghandeling langer dan twee weken duurde, stelde de directeur een commissie samen. Deze bestond uit tenminste een arts of een psychiater en een psycholoog (art. 50 lid 2 Rjj (oud)). Deze commissie bracht een advies uit over de voortzetting van een dwanghandeling. Bij voortzetting diende de commissie iedere twee weken een advies uit te brengen. Wanneer de betrokken jeugdige het niet eens was met de beslissing van de directeur tot het overgaan tot een dwanghandeling, kon hij hierover zijn beklag indienen bij de beklagcommissie (art. 65 lid 1 onder i Bjj). Uit art. 73 lid 2 Bjj valt op te maken dat een beslissing tot het uitvoeren van een dwanghandeling die strijdig bleek te zijn met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag mogelijk onrechtmatig was. Ook bestond de mogelijkheid dat het beklag gegrond werd verklaard wanneer sprake bleek te zijn van onredelijkheid en/of onbillijkheid. Deze beklagprocedure was (en is) een contradictoire procedure. Aan de directeur werd door de secretaris van de beklagcommissie melding gedaan van het klaagschrift van de jeugdige. De directeur verstrekte op zijn beurt informatie en kon opmerkingen maken. Deze opmerkingen en inlichtingen werden weer aan de jeugdige bekend gemaakt (art. 68 Bjj). Ook konden zij in de gelegenheid worden gesteld om in elkaars bijzijn mondelinge opmerkingen te maken (art. 69 lid 1 Bjj). Het betrof hier een toetsing achteraf. Om hangende de uitspraak al actie te ondernemen, werd de jeugdige de mogelijkheid geboden een verzoek te doen bij de voorzitter van de beroepscommissie om de tenuitvoerlegging van de beslissing geheel of gedeeltelijk te schorsen (art. 71 Bjj). Ten gevolge van het beklag kon de beslissing van de directeur, strekkende tot een dwanghandeling, vernietigd worden. De rechtsgevolgen werden dan zoveel als mogelijk ongedaan gemaakt (art. 73 lid 6 Bjj). Ten tijde van het beklag was de dwangbehandeling meestal al voltooid. Het is daarom vaak onmogelijk de rechtsgevolgen ongedaan te maken. Wanneer dit onmogelijk was, werd aan de klager een tegemoetkoming verstrekt (art. 73 lid 7 Bjj). Het was echter zeer waarschijnlijk dat de beslissing van de directeur in stand bleef. De betrokken jeugdige kon dan tegen de beslissing van de beklagcommissie in hoger beroep bij een commissie, benoemd door de RSJ (art. 74 Bjj). Deze commissie wordt de Pagina 11

beroepscommissie genoemd. Het indienen van een beroepschrift schorste de tenuitvoerlegging van de beslissing niet (art. 75 lid 1 Bjj). Ook hier bestond de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot schorsing van de beslissing (art. 75 lid 2 Bjj). 2.4 De nieuwe regeling zoals die geldt vanaf 1 juli 2013 2.4.1 Achtergrond Per 1 juli 2013 is de regeling inzake onvrijwillige geneeskundige behandeling in werking getreden. Deze nieuwe regeling heeft in de reeds bestaande regelgeving enkele wijzigingen aangebracht. Daarnaast zijn er ook nieuwe bepalingen ingevoerd. Voordat deze nieuwe regeling zal worden besproken, zal in deze paragraaf de ratio achter deze nieuwe regeling en de uitgangspunten hiervan centraal staan. 2.4.1.1 Ratio Aanleiding van de nieuwe regeling is een rapport van de Commissie Visser die van mening was dat de mogelijkheden voor dwangbehandeling verruimd moesten worden, gezien de populatie in het gevangeniswezen. 13 Een groot deel van deze populatie kampt namelijk met psychiatrische en/of psychotische stoornissen. Vaak gaat dit samen met verslavingsproblematiek. De Commissie Visser betoogde dat gedetineerden hierdoor een grotere kans hebben om opnieuw in het criminele circuit te belanden. Dit kan zijn om de verslaving te kunnen bekostigen, maar ook omdat de vrije wil van de betrokkene kan worden beïnvloed door de verslaving of door een stoornis van de geestvermogens. Vooral de psychotische patiënten zouden baat hebben bij medicatie. Dit valt toe te schrijven aan het feit dat zij last hebben van wanen en/of hallucinaties. Medicatie kan dit verminderen en in sommige gevallen zelfs voorkomen. Denk aan antipsychotica die wanen en/of hallucinaties kunnen onderdrukken. 14 Het rapport van de Commissie Visser heeft op het eerste gezicht enkel betrekking op de Terbeschikkingstelling (hierna: TBS). Toch is ook de jeugdhulpverlening in het onderzoek betrokken, omdat het onwenselijke gedrag van een tbs er niet uit het niets komt. Vaak ontstaat het problematische gedrag al in de jeugd van desbetreffende personen. 15 13 Kamerstukken II 2009/10, 32 337, nr. 3, p. 1. 14 Van Deuth & Vandereycken 2011, p. 55. 15 Kamerstukken II 2005/06, 30 250, nr. 5, p. 5. Pagina 12

Een van de aanbevelingen van de Commissie Visser is het vergroten van de mogelijkheden tot de toepassing van dwangmedicatie. 16 De Commissie sluit aan bij een algemeen heersende opvatting dat langdurige medicatie het gevaar, dat door een psychotische stoornis wordt veroorzaakt, weg kan nemen. Pedagogische middelen en/of vrijwillige medicatie dient het uitgangspunt te zijn, maar de Commissie is van mening dat dwangmedicatie mogelijk moet zijn wanneer de middelen ontoereikend zijn of een patiënt zich hiertegen verzet. 17 Op deze manier kan een veilige situatie ontstaan voor zijn omgeving, maar ook voor de patiënt zelf. Dwangmedicatie is in hun optiek ook voor jeugdigen aangewezen omdat de overplaatsing naar de Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: GGZ) zeer moeizaam blijkt te verlopen. Door de nieuwe regeling zou het strafsysteem beter aansluiten op het zorgsysteem, omdat dan overal dezelfde criteria gelden. 18 Daarnaast kunnen pedagogische maatregelen tekort schieten. Medicatie kan een doorbraak betekenen in het ziekteverloop, aldus de commissie. 2.4.1.2. Uitgangspunten van de nieuwe regeling De Nota van Toelichting van het Besluit tot wijziging van het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden, de Penitentiaire maatregel en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen geeft aan dat bepaalde beginselen de rode draad vormen bij de nieuwe regeling. De uitgangspunten zijn gelijkwaardigheid van zorg, doelmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit. Zij zullen in deze paragraaf kort worden besproken. 2.4.1.2.1 Gelijkwaardigheid van zorg De gelijkwaardigheid van zorg wordt ook wel aangeduid met het equivalentiebeginsel. Met dit uitgangspunt beoogt de wetgever te bewerkstelligen dat zorg binnen de justitiële inrichtingen van dezelfde kwaliteit is als de zorg daarbuiten. Eisen die gelden voor zorg in de vrije samenleving zullen dus ook moeten gelden binnen de inrichting, tenzij de justitiële regelgeving of de justitiële setting zich hiertegen verzetten. Momenteel is er bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig aangaande de verplichte geestelijke gezondheidszorg. Dit wetsvoorstel zou in de toekomst de Wet BOPZ moeten vervangen. Ook hierin is de gelijkwaardigheid van zorg binnen de justitiële setting en het zorgstelsel een belangrijk streefpunt. 19 16 Kamerstukken II 2005/06, 30 250, nr. 5, p. 120. 17 Kamerstukken II 2009/10, 32 337, nr. 3, p. 3-4. 18 Kamerstukken II 2009/10, 32 337, nr. 3, p. 3. 19 Nota naar aanleiding van het verslag, 32 399, p. 32. Pagina 13

Het equivalentiebeginsel komt ook naar voren in de Gezondheidszorgvisie DJI. 20 Deze visie heeft het uitgangspunt gevormd voor nieuw beleid binnen de JJI s. Bij het verlenen van zorg binnen de inrichtingen dient de kwaliteit gelijk te zijn met die van de zorg daarbuiten. Hierbij moet echter wel rekening gehouden worden met de bijzondere situatie van vrijheidsbeneming. 2.4.1.2.2 Doelmatigheid Het inzetten van een dwangbehandeling dient doelmatig te zijn. Door het uitvoeren van de dwangbehandeling moet het gevaar daadwerkelijk worden verminderd, dan wel worden afgewend. Het is natuurlijk lastig om in de toekomst te kijken en te bepalen of de behandeling daadwerkelijk effectief is. Daarom is het voldoende dat de dwangbehandeling op het moment van uitvoering voorzienbaar effectief kan zijn. 21 Het is op dit punt nog niet duidelijk wat de consequentie moet zijn als achteraf blijkt dat de dwangbehandeling niet effectief is geweest. Hier zal ik later in mijn aanbevelingen nog op terug komen. 2.4.1.2.3 Beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit Allereerst mag de dwangbehandeling pas worden ingezet, wanneer er geen ander lichter middel voorhanden is dat leidt tot het beoogde effect. Dit wordt het subsidiariteitsbeginsel genoemd. De toepassing van een dwangbehandeling kan dus worden gezien als ultimum remedium. Toch dient dit te worden gerelativeerd. Dwangbehandeling hoeft namelijk niet het meest ingrijpende middel te zijn. Afzondering of separatie kan ook aangewezen zijn om een specifiek gevaar af te wenden. Dit isolement kan voor de betrokkene ingrijpender zijn dan een medische interventie. Daarom dient het effect van isolement altijd goed te worden afgewogen tegen het effect van een dwangbehandeling. Hiervoor moet naar de persoon van de betrokkene worden gekeken. Daarnaast is het proportionaliteitsbeginsel van toepassing. Dit houdt in dat de dwangbehandeling niet langer mag duren dan noodzakelijk is. Ook mag deze niet verder ingrijpen dan noodzakelijk is. De behandeling moet in verhouding staan tot het beoogde doel. 2.4.2 Inhoud van de nieuwe regeling inzake onvrijwillige geneeskundige behandeling Ten opzichte van de regeling zoals die gold tot 1 juli 2013, is de mogelijkheid ingevoerd om een dwangbehandeling uit te voeren bij jeugdige gedetineerden in een JJI. Van de wijzigingen die per 1 juli 2013 zijn doorgevoerd, is het grootste deel terug te vinden in hoofdstuk 8 van de Rjj. Dit hoofdstuk is geheel vernieuwd. 22 Daarnaast is aan art. 14 Rjj een vierde lid 20 Dienst Justitiële Inrichtingen 2006. 21 Rechtbank Middelburg 30 juli 2010, LJN BN2996, r.o. 6.6. 22 Stb. 2013, nr. 99, p. 9 e.v. Pagina 14

toegevoegd. In dit lid wordt bepaald dat, wanneer er sprake is van het verrichten van een dwangbehandeling op een specifieke zorgafdeling, ook een psychiater deel zal uitmaken van de Commissie van Toezicht. Ten slotte zijn er ook veranderingen doorgevoerd in de Bjj. In deze wet zijn enkele artikelen gewijzigd en is er een geheel nieuwe paragraaf opgenomen die betrekking heeft op de twee nieuwe gronden, namelijk de a- en de b-dwangbehandeling. 23 Naast bepalingen die zien op één bepaalde grond zijn er ook bepalingen die van toepassing zijn op alle gronden. Een voorbeeld hiervan zijn de bepalingen betreffende de arts. Bij de uitvoering van een dwang(be)handeling wordt de jeugdige gedurende de (be)handeling zo vaak als nodig is bezocht door een arts of een verpleegkundige (art. 49d Rjj). Hiervan wordt door de arts een verslag opgemaakt en in het medisch dossier opgenomen. Het medisch dossier geeft weer welke medische handelingen zijn verricht ten aanzien van de jeugdige en op welke manier dit geschiedde. Wanneer bijvoorbeeld bezwaar of beroep wordt ingesteld tegen een medische handeling, kan aan de hand van dit dossier de medische handeling worden beoordeeld. Daarnaast is de arts ook verantwoordelijk voor de samenstelling en het actueel houden van het medische dossier (art. 49f Rjj). In het geval van de a-dwangbehandeling en de b-dwangbehandeling is de behandelend arts er verantwoordelijk voor dat de geneeskundige behandeling in een geschikte ruimte wordt verricht (art. 48a lid 1 Rjj). Alleen de arts die over voldoende deskundigheid beschikt, is bevoegd de geneeskundige behandeling uit te voeren (art. 48a lid 3 Rjj). Hierbij moet een kanttekening worden geplaatst, want wat is nu een arts met voldoende deskundigheid? De wetgever gaat er, zowel in de Bjj als in de Rjj, aan voorbij te omschrijven waar een arts aan moet voldoen, wil hij in aanmerking komen voor de uitvoering van een dwangbehandeling. Hier zal ik nog op terugkomen in mijn aanbevelingen. Om de voortgang van de a-dwangbehandeling dan wel de b-dwangbehandeling in kaart te brengen, vindt er eens in de twee weken een multidisciplinair overleg plaats (art. 48a lid 4 Rjj). Bij dit overleg zijn een psychiater, een arts, een psycholoog en een verpleegkundige aanwezig. In de hiernavolgende paragrafen zal ik ingaan op de verschillende gronden op basis waarvan een geneeskundige (be)handeling kan worden uitgevoerd. Ik zal in paragraaf 2.4.2.1. de gedwongen geneeskundige handeling bespreken. Vervolgens zal in paragraaf 2.4.2.2. de regeling van zowel de a-dwangbehandeling als de b-dwangbehandeling centraal staan. Ten slotte zal ik in paragraaf 2.4.2.3. kort ingaan op de vrijwillige geneeskundige behandeling. 23 Stb. 2012, nr. 410, p. 7 e.v. Pagina 15

2.4.2.1 Gedwongen geneeskundige handeling In deze paragraaf wordt de eerste grond besproken op basis waarvan de directeur geneeskundige dwang kan opleggen. Deze grond is opgenomen in art. 37 Bjj en wordt een gedwongen geneeskundige handeling of dwanghandeling genoemd (art. 48 onder c Rjj). Het zal veelal acute situaties betreffen die gevaar opleveren voor de gezondheid of veiligheid van anderen, dan wel van de betrokkene zelf. De dwanghandeling is dan noodzakelijk voor het afwenden van dit gevaar. Een causaal verband tussen het gevaar en een eventuele stoornis van de geestvermogens is hierbij niet vereist. De middelen ten behoeve van deze interventie hoeven niet in het opgestelde behandelingsplan te zijn opgenomen. Deze handeling kan gewoon plaatsvinden in de JJI waar de betrokkene op dat moment verblijft. Onder bepaalde omstandigheden kan het echter ook nodig zijn de jeugdige op een intensieve zorgafdeling te plaatsen. Dit geschiedt op basis van art. 22a Bjj en art. 22b Bjj. Voor toepassing van de dwanghandeling moet de directeur in overleg treden met de arts die de dwanghandeling noodzakelijk acht (art. 49a lid 1 Rjj). Voordat de directeur beslist, moet er overleg plaatsvinden met het hoofd van de afdeling waar de jeugdige verblijft. Indien de jeugdige in behandeling is voor een psychische stoornis, moet de directeur tevens in overleg treden met de voor behandeling verantwoordelijke psychiater. Het overleg met de psychiater is enkel aangewezen, indien het gevaar voortvloeit uit een stoornis van de geestvermogens (art. 49a lid 2 Rjj). Tijdens dit overleg moeten verschillende alternatieven worden bekeken. De beslissing van de directeur tot het overgaan tot een dwanghandeling moet uiterlijk bij aanvang van de handeling worden gemeld aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Tevens moet melding worden gedaan aan de inspecteur van volksgezondheid als er sprake blijkt te zijn van een gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van de geestvermogens (art. 49e lid 3 Rjj). Ten slotte moet de directeur de jeugdige de mogelijkheid bieden te worden gehoord (art. 61 lid 1 onder i Bjj). Wanneer door de directeur uiteindelijk wordt besloten dat een dwanghandeling zal worden uitgevoerd, stelt een arts zo spoedig mogelijk een behandelingsplan op (art. 49b Rjj). De arts wil door middel van dit plan de situatie van de betrokkene verbeteren. Doel is dat de dwanghandeling zo spoedig mogelijk kan worden beëindigd. De arts kiest, op basis van het subsidiariteitsbeginsel, voor de minst ingrijpende handeling (art. 49b lid 2 Rjj). Wanneer de duur van de handeling meer dan twee weken bedraagt en er is sprake van een psychische stoornis bij de jeugdige, moet de directeur een commissie samenstellen. De commissie zal tenminste bestaan uit een afdelingshoofd, een psychiater, een arts en een Pagina 16

psycholoog. De commissie brengt advies uit over de voortzetting van de behandeling (art. 50 Rjj). Dit advies heeft betrekking op het beoogde effect van de handeling. Bij een verlenging van de dwanghandeling moet de commissie aangeven waarom het beoogde effect nu nog niet is bereikt, maar dat dit alsnog wordt verwacht. 24 Aan het eind van de dwanghandeling worden de Minister van Veiligheid en Justitie en de Commissie van Toezicht hiervan in kennis gesteld door de directeur van de JJI (art. 49e lid 7 Rjj). Indien het gevaar voortkwam uit een stoornis van de geestvermogens zal ook kennisgeving aan de inspecteur voor de gezondheidszorg moeten plaatsvinden. Deze zal op grond van art. 49g lid 1 Rjj een onderzoek instellen naar de betrachte zorgvuldigheid gedurende het traject. Als de jeugdige het niet eens is met de beslissing van de directeur staat voor hem beklag en beroep open op grond van respectievelijk art. 66 Bjj en art. 74 Bjj. Aangezien het hier een toetsing achteraf betreft kan de jeugdige, hangende de uitspraak van de beklagcommissie, verzoeken om schorsing van de beslissing (art. 71 Bjj en art. 75 lid 2 Bjj). Tevens bestaat ook hier de mogelijkheid een tegemoetkoming te ontvangen, indien het beklag gegrond wordt verklaard (art. 73 lid 7 Bjj). 2.4.2.2 a-dwangbehandeling & b-dwangbehandeling Naast de mogelijkheid van het uitvoeren van een dwanghandeling, kan de directeur ook beslissen een dwangbehandeling op te leggen. Binnen de dwangbehandeling kunnen twee soorten geneeskundige behandelingen worden onderscheiden: de a-dwangbehandeling (art. 51d onder a Bjj) en de b-dwangbehandeling (art. 51d onder b Bjj). Dit onderscheid verdient echter een nadere opmerking. Het gaat hier niet om twee verschillende soorten geneeskundige behandelingen, maar het betreft verschillende gronden waarop de behandeling kan worden gegrond. Beide gronden zullen in de hiernavolgende paragrafen apart worden besproken. Deze twee gronden verschillen in verschillende opzichten van art. 37 Bjj. Zo dient bij beide nieuwe gronden een causaal verband te bestaan tussen de stoornis en het gevaar. Deze eis wordt door de wetgever niet gesteld bij de dwanghandeling van art. 37 Bjj. Daarnaast verblijft de jeugdige tijdens de uitvoering van de dwangbehandeling altijd op een speciale zorgafdeling. Deze zorgafdeling kan zich in een FPC of een PPC bevinden. Ook kan de jeugdige op de FOBA van JJI De Harteborgt in Spijkenisse worden behandeld. 25 Dit betekent 24 Stb. 2013, nr. 99, p. 16. 25 Stb. 2013, nr. 99, p. 17. Pagina 17

dus dat de behandeling slechts op een beperkt aantal plekken kan plaatsvinden. De uitvoering van een dwanghandeling kan ook plaatsvinden op een intensieve zorgafdeling, maar dit is niet altijd het geval. Voordat apart wordt ingegaan op de a- en b-dwangbehandeling zijn er verschillende bepalingen die gelden voor beide gronden. In alle gevallen van plaatsing op een bijzondere zorgafdeling wordt er een behandelingsplan opgesteld. Dit plan moet enkele, door art. 48b lid 1 Rjj bepaalde, elementen bevatten. Zo bevat het behandelingsplan de diagnose van de stoornis van de geestvermogens en de therapeutische middelen die kunnen worden toegepast. Ten slotte moet ook in het plan worden opgenomen of er overeenstemming over het behandelingsplan is bereikt met de jeugdige. Tijdens de behandeling bestaat de mogelijkheid om het behandelingsplan te wijzigen (art. 48b lid 2 Rjj). Ook voor de wijziging moet overeenstemming worden bereikt met de jeugdige of, in geval de jeugdige de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt, met zijn ouders, voogd, stiefouders of pleegouders (art. 48b lid 3 Rjj). Als een behandelingsplan wordt opgesteld in het kader van een a- of een b- dwangbehandeling, gelden er extra eisen voor het plan (art. 49 Rjj). De arts moet aangeven welke minder bezwarende middelen al zijn aangewend om het gevaar af te wenden. Ook moet hij in het plan opnemen op welke wijze rekening is gehouden met de voorkeuren van de jeugdige. Het kan voorkomen dat er geen overeenstemming wordt bereikt. Het deel van het plan waarbij geen sprake is van overeenstemming, wordt dan vastgesteld door een psychiater. Dit wordt pas vastgesteld nadat een multidisciplinair overleg heeft plaatsgevonden tussen een psychiater, een psycholoog en een verpleegkundige (art. 49 lid 2 Rjj). Deze vereisten gelden dus niet in het geval van een dwanghandeling. In de nieuwe regeling wordt niet aangegeven welke sancties er gelden wanneer blijkt dat het behandelplan niet alle elementen bevat. Hier zal ik in mijn aanbevelingen nog op terug komen. 2.4.2.2.1 a-dwangbehandeling De tweede grond, de a-dwangbehandeling, is aangewezen op het moment dat het aannemelijk is dat zonder de behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de jeugdige doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Dit criterium wordt ook wel het aannemelijkheidscriterium genoemd. 26 Toepassing van art. 51d onder a Bjj beoogt te voorkomen dat de betrokken jeugdige voor een lange tijd op een zorgafdeling dan wel in de JJI moet verblijven. Dit is een ander doel dan dat van art. 37 Bjj. Dit artikel ziet 26 Kamerstukken II 2009/10, 32 337, nr. 3, p. 13. Pagina 18

namelijk op het afwenden van (onmiddellijk) gevaar. Het gevaarscriterium krijgt op deze manier dus een bredere reikwijdte, omdat nu ook het gevaar buiten de inrichting wordt meegewogen. Het gevaarscriterium is gecodificeerd in art. 51a Bjj. Het kan hierbij ten eerste gaan om gevaar voor de jeugdige zelf. Hieronder valt zelfmoord, het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel, het maatschappelijk ten gronde gaan van de jeugdige, zelfverwaarlozing of het oproepen van agressie bij anderen door hinderlijk gedrag. Ten tweede wordt ook het gevaar voor anderen bedoeld. Het kan dan gaan om een ander van het leven beroven, het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel en gevaar voor de psychische gezondheid of verwaarlozing van iemand waarvoor de jeugdige zorg draagt. Ten slotte is er nog het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Voor het toepassen van de a-dwangbehandeling is een schriftelijke beslissing van de directeur vereist (art. 51e lid 1 Bjj). Alvorens de directeur beslist, moet hij de jeugdige in de gelegenheid stellen te worden gehoord (art. 61 onder j Bjj). Voor het nemen van deze beslissing is een verklaring van de behandelende psychiater nodig, evenals die van een onafhankelijke psychiater die de jeugdige kort daarvoor heeft onderzocht (art. 51e lid 2 Bjj). Uit deze verklaring moet blijken dat er sprake is van een stoornis van de geestvermogens. Uiterlijk drie dagen voor het nemen van de beslissing stelt de directeur de voorzitter van de Commissie van Toezicht, de raadsman van de jeugdige en indien de jeugdige de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt en/of wilsonbekwaam is, zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders in kennis van zijn voornemen tot een beslissing tot a-dwangbehandeling (art. 49e Rjj). Deze kennisgeving stelt hen in staat bezwaren in te dienen tegen de beslissing. De voorzitter van de Commissie van Toezicht maakt, na deze kennisgeving, melding van de aanstaande beslissing aan de maandcommissaris. De maandcommissaris brengt naar aanleiding van de melding een bezoek aan de jeugdige (art. 49e lid 2 Rjj). Mogelijk kan de maandcommissaris bemiddelen wanneer de jeugdige problemen ondervindt. Wanneer bemiddeling niet slaagt, kan de jeugdige altijd de hierna te bespreken klachtprocedure volgen. Als de directeur uiteindelijk de beslissing heeft genomen, moet een afschrift van de beslissing aan de jeugdige worden verstrekt (art. 51e lid 4 Bjj). In deze beslissing moet ook worden opgenomen hoe is getracht tot overeenstemming te komen met de jeugdige, als bedoeld in art. 51c onder b Bjj, en welke bezwaren tegen de behandeling zijn aangevoerd (art. 49e lid 6 Rjj). Wanneer de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt dienen ook zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders op de hoogte te worden gesteld. Deze beslissing zal niet langer dan drie maanden geldig zijn. Na afloop van deze termijn zal de inspecteur voor de Pagina 19

gezondheidszorg een onderzoek instellen naar de betrachtte zorgvuldigheid van de beslissing (art. 49g lid 1 Rjj). Wanneer de behandeling na afloop van deze termijn nog steeds nodig blijkt, dient de directeur een nieuwe beslissing te nemen (art. 51e lid 5 Bjj). De directeur moet zijn beslissing tevens melden aan de Commissie van Toezicht (art. 51e lid 3 Bjj). De voorzitter van de Commissie van Toezicht doet vervolgens een melding aan de maandcommissaris. Uiterlijk bij aanvang van de behandeling wordt melding gedaan aan de Minister van Veiligheid en Justitie, de Commissie van Toezicht en de inspecteur voor de gezondheidszorg (art. 49e lid 3 Rjj). Ook wordt op dit moment melding gedaan aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht, de raadsman van de jeugdige en indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders (art. 49e lid 4 Rjj). Wanneer wordt overgegaan tot de behandeling, wordt de jeugdige op een bijzondere zorgafdeling geplaatst. Tijdens het verblijf is er altijd geschoold verpleegkundig personeel en een psychiater aanwezig (art. 48a lid 2 Rjj). Binnen twee weken na binnenkomst moet in overleg met de jeugdige een geneeskundig behandelingsplan worden opgesteld (art. 51b lid 1 Bjj). Dit behandelingsplan is erop gericht de jeugdige zo snel mogelijk terug te laten keren in de inrichting. Dit zal geschieden door de jeugdige dusdanig te behandelen, zodat het gevaar voor zichzelf dan wel anderen wordt weggenomen. Een beslissing tot voortzetting van de a-dwangbehandeling wordt genomen door de directeur van de JJI. Deze beslissing mag hij pas nemen nadat hij overleg heeft gepleegd met de psychiater die verantwoordelijk is voor de behandeling en met het hoofd van de afdeling waar de jeugdige verblijft (art. 49c lid 1 Rjj). Bij voortzetting van de behandeling is van belang dat dit bijdraagt aan het bereiken van het beoogde effect (art. 49c lid 2 Rjj). Ook bij deze beslissing vermeldt de directeur wat hij heeft ondernomen om tot overeenstemming te komen met de jeugdige (in de zin van art. 51c onder b Bjj). Wanneer de directeur een a-dwangbehandeling beëindigt, geeft hij hiervan kennis aan de Minister van Veiligheid en Justitie, de Commissie van Toezicht, de inspecteur, de raadsman van de jeugdige en indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders (art. 49e lid 7 Rjj). Op grond van art. 49g Rjj stelt de inspecteur voor de gezondheidszorg een onderzoek in naar het verloop van de behandeling. Het onderzoek zal zich richten op de vraag of het nemen van de beslissing zorgvuldig is gebeurd en op de zorgvuldigheid van de uitvoering van de behandeling an sich. Pagina 20

Als de jeugdige het niet eens is met de beslissing van de directeur kan hij hiertegen rechtstreeks beroep instellen bij de RSJ (art. 77 lid 3 Bjj). Dit beroep dient uiterlijk op de zevende dag na de kennisneming te worden ingediend (art. 78 lid 2 Bjj). Wanneer de jeugdige beroep indient na de zevende dag, is hij alsnog ontvankelijk indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de jeugdige in verzuim is geweest. Op grond van art. 78 lid 4 Bjj kan de jeugdige in beroep een schorsingsverzoek indienen. Tevens heeft hij recht op een tegemoetkoming indien zijn beroep gegrond wordt verklaard en het onmogelijk is de gevolgen van de beslissing terug te draaien. 2.4.2.2.2 b-dwangbehandeling De derde en laatste grond waarop een dwangbehandeling kan worden gebaseerd is de b- dwangbehandeling. Een b-dwangbehandeling vereist dat de geneeskundige behandeling strikt noodzakelijk moet zijn om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de jeugdige binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Ook hier dient het dus, net als bij art. 37 Bjj, te gaan om een acute situatie waarbij sprake is van gevaar. Ook hier geldt art. 51a Bjj. Dit betekent dat het verruimde gevaarscriterium ook hier van toepassing is. In art. 51e lid 6 Bjj bepaald de wetgever dat, voor toepassing van de b-dwangbehandeling, nadere regels worden gesteld in een algemene maatregel van bestuur, namelijk de Rjj. In art. 49a lid 1 Rjj dient de directeur, alvorens te beslissen over het toepassen van een b- dwangbehandeling, overleg te plegen met de arts. Vereist is dat de arts de geneeskundige behandeling noodzakelijk acht. Ook het hoofd van de afdeling waar de jeugdige verblijft moet bij dit overleg betrokken worden. Ingevolge art. 49a lid 2 Rjj pleegt de directeur tevens overleg met de psychiater die verantwoordelijk is voor een eventuele behandeling. Tijdens het overleg wordt door de professionals gekeken naar een lichter alternatief voor het afwenden van gevaar (art. 49a lid 3 Rjj). Als de directeur uiteindelijk beslist tot het opleggen van een b-dwangbehandeling, wordt uiterlijk bij aanvang van de behandeling melding gemaakt aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de inspecteur voor de gezondheidszorg (art. 49e lid 3 Rjj). In zijn beslissing geeft de directeur aan wat hij heeft gedaan om met de jeugdige overeenstemming over de behandeling te bereiken (art. 49e lid 6 Rjj). Bij een behandeling met een duur van meer dan twee weken stelt de directeur een commissie samen. Deze commissie bestaat uit minimaal het afdelingshoofd, een psychiater, een arts en Pagina 21

een psycholoog. Deze commissie adviseert de directeur over voortzetting van de behandeling (art. 50 Rjj). Wanneer de directeur beslist dat de b-dwangbehandeling tot een einde komt, wordt melding gedaan aan de Minister van Veiligheid en Justitie, de Commissie van Toezicht en de inspecteur voor de gezondheidszorg (art. 49e lid 7 Rjj). Na de beëindiging stelt de inspecteur een onderzoek in naar de vraag of de beslissing van de directeur zorgvuldig is genomen en naar de zorgvuldigheid van de behandeling zelf (art. 49g lid 1 Rjj). Als de jeugdige het niet eens is met de beslissing van de directeur, staat voor hem de mogelijkheid van beklag open bij de beklagcommissie (art. 65 lid 1 onder m Bjj). Hier kan de jeugdige een verzoek tot schorsing indienen op basis van art. 71 Bjj. Indien bij een gegrond beklag de rechtsgevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, heeft de jeugdige recht op een tegemoetkoming (art. 73 lid 7 Bjj). Tegen de uitspraak van de beklagcommissie kan hij in beroep bij de beroepscommissie op grond van art. 74 Bjj. 2.4.2.3 Vrijwillige behandeling Naast deze twee gedwongen geneeskundige behandelingen kan een jeugdige ook vrijwillig behandeld worden (art. 51c Bjj). Hiervan is sprake wanneer de jeugdige (en zijn ouders, voogd, stiefouders of pleegouders indien de jeugdige nog geen zestien jaar is) instemt met het opgestelde geneeskundig behandelingsplan. De jeugdige mag zich niet tegen de behandeling verzetten. 2.5 Conclusie In dit hoofdstuk ben ik begonnen met het beschrijven van de regeling zoals die gold tot 1 juli 2013. Vervolgens heb ik me gefocust op de nieuwe regeling. Het is daarmee duidelijk geworden dat de nieuwe regeling een verruiming is ten opzichte van de oude wetgeving. De directeur heeft nu niet alleen de mogelijkheid een dwanghandeling uit te voeren, maar hij kan nu ook besluiten tot het opleggen van een dwangbehandeling. Dit kan op basis van het noodzakelijkheidsbeginsel en op basis van het aannemelijkheidscriterium. Door de invoering van het aannemelijkheidscriterium kan een directeur nu sneller besluiten een dwangbehandeling op te leggen. Tevens heeft het gevaarscriterium een ruimer bereik gekregen. De introductie van het aannemelijkheidscriterium en de verruiming van het gevaarscriterium hebben ervoor gezorgd dat de directeur in meerdere situaties dwang kan toepassen. Ten opzichte van de oude wetgeving bevat de nieuwe regeling op het eerste gezicht meer waarborgen. In de nieuwe regeling worden namelijk nadere eisen gesteld aan Pagina 22

bijvoorbeeld de kennisgeving, het behandelingsplan en de voorzieningen op de afdeling. Of deze eisen voldoende zijn om de rechtspositie van de jeugdige te waarborgen zal nog moeten blijken. Pagina 23

3 Vergelijking met de Wet BOPZ 3.1 Inleiding De Wet BOPZ is ingevoerd ten behoeve van personen die door een psychische stoornis een gevaar vormen en hierdoor onderworpen worden aan een gedwongen behandeling dan wel een gedwongen opname. In dit hoofdstuk vergelijk ik de nieuwe regeling met de Wet BOPZ. De wetgever heeft zich namelijk bij het ontwerpen van de bepalingen van deze nieuwe regeling laten inspireren door de Wet BOPZ. 27 Voor een groot deel is zelfs getracht overeenstemming te bereiken met de Wet BOPZ, zodat bijna overal dezelfde regels gelden. Dit is toe te schrijven aan het gehanteerde uitgangspunt betreffende de equivalentie van zorg, inhoudende dat de zorg binnen de inrichting van hetzelfde niveau hoort te zijn als buiten de inrichting. 28 De wetgever is echter voornemens om de Wet BOPZ te vervangen door de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. 29 Momenteel is het wetsvoorstel aanhangig bij de Tweede Kamer. Waar dit relevant is zal ik verwijzen naar dit wetsvoorstel. In dit hoofdstuk zal eerst kort aan de orde komen hoe en wanneer iemand wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Daarna zal ik de focus leggen op de relevante verschillen tussen de regeling in de Wet BOPZ en de nieuwe regeling inzake dwangbehandeling binnen de JJI s. Ik sluit dit hoofdstuk af met een conclusie. 3.2 Opname in een psychiatrisch ziekenhuis Opname in een psychiatrisch ziekenhuis kan vrijwillig zijn, maar vaak is deze gedwongen. Voor opname is een rechterlijke machtiging nodig. Dit betekent dat de situatie van de betrokkene voor opname wordt getoetst door de rechter. Wanneer de patiënt eenmaal is opgenomen, kan de geneesheer-directeur ten aanzien van de patiënt ingrijpende beslissingen nemen. Deze beslissingen worden daarentegen achteraf getoetst. Voor opname kan de rechter verschillende soorten machtigingen afgeven. Er zijn vier soorten te onderscheiden, namelijk de voorlopige machtiging, de voorwaardelijke machtiging, de vrijwillige machtiging en de zelfbinding. Deze verschillende soorten zullen in deze paragraaf aan de orde komen. Allereerst kan de rechter een voorlopige machtiging afgeven. Deze machtiging kan verstrekt worden in het geval de betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid, de ouder(s) met gezag, de voogd, de curator of de mentor van mening is dat opname en verblijf niet plaats 27 Stb. 2013, nr. 99, p. 14. 28 Kamerstukken II, 2009/10, 32 337, nr. 3, p. 2. 29 Kamerstukken II 2009/10, 32 399, nr. 2. Pagina 24