BTW Almanak Kantines Bedrijfskantines

Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Omzetbelasting. Fondswerving en kantines. Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Omzetbelasting. Fondswerving en kantines

12 Omzetbelasting Wat u moet weten Wat u moet weten 12.2 Vragen en praktijkvoorbeelden 12.3 Extra informatie

Sportverenigingen en de Belastingdienst 18 april Gemeente Pijnacker - Nootdorp

klaar voor de start? eindejaarscorrecties btw

Even voorstellen Belastingzaken voor verenigingen en stichtingen 18 mei Marcel de Bree

Wat zijn de regels voor de aftrek van eten en drinken?

Bijgaand gelieve u een opsomming met een korte beschrijving van fiscale goedkeuringen en vrijstellingen aan te treffen.

Tip! Een culturele instelling kan gebruikmaken van de winstvrijstelling, ook als gekozen is voor volledige belastingplicht.

BTW tjes actualiteiten juli 2010

Afschaffing btw-landbouwregeling voor bosbouwers. 4 april 2018 Aart Bakker / Petra de Waal / Hessel Vliegen

Fiscale vragen en antwoorden

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

De voornoemde kosten zijn voor 75% aftrekbaar van de winst van de onderneming. Een cijfervoorbeeld:

kpmg Meijburg & Co Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA) en btw-correctie privégebruik auto van de zaak door werknemers

BTW VOOR STICHTINGEN EN VERENIGINGEN - ACTUALITEITEN Jolanda Paters Btw-vakgroep Mazars

Omzetbelasting II -- Deel 2

Belastinginfo voor sportverenigingen november 2010

Werkfruit verstrekken op het werk inzake regeling mbt Belastingdienst

PRAKTIJKNOTITIE BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-aftrek algemeen

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

WELKOM. Thema avond btw op ligplaatsen. Hedwich Kuipers Pieter Tielemans. Nederland watersportland! Een leven lang genieten op het water 1

Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020 De eenmanszaak, maatschap en VOF die in Nederland

21 mei 2019 BTW-nieuwtje : Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

BTW VRAG EN & ANTWOOR DEN VOOR AMATEURVERENIG INGEN

Ontwikkelingen in 2016

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Van: NOAB Adviesgroeplid Punt & Van de Weerdt Belastingadviseurs Datum: juli 2019 Onderwerp: De Wet Modernisering kleineondernemersregeling

Verenigingen en Stichtingen Blijf op de hoogte. whitepaper

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

december 2015 Eindejaar correcties omzetbelasting Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting ( BUA ) - Correctie privégebruik auto ( PGA )

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren die zonnepanelen

Vraag 1: Antwoord 1: Vraag 2:

december 2016 Eindejaar correcties omzetbelasting 2016

Informatiebijeenkomst. sportverenigingen. Regio Noord. verzorgd door. de Belastingdienst

EINDEJAARSTIPS BTW 2010

Fiscale aspecten. Stichting en Vereniging. Mr. drs.theo C.J.M. van Vugt ESJ Accountants & Belastingadviseurs 11 April 2016

Inhoud WHITEPAPER. Tips en hints voor de laatste aangifte omzetbelasting van het jaar. Ondernemend, net als u

december 2017 Eindejaar correcties omzetbelasting 2017

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Update BTW. 11 november 2011 Carola van Vilsteren

Kennisnetwerk Leefbaarheid en gemeenschapsvoorzieningen Igor Grevers (ICSadviseurs)

erfenissen die zij gebruikt voor een sociaal belang. Overleg met uw adviseur over de voorwaarden voor een SBBI.

Bent u bekend met het bericht Versobering btw-vrijstelling fondswerving? 1

U krijgt te maken met: inkomstenbelasting onroerendezaakbelasting. En mogelijk ook met: overdrachtsbelasting omzetbelasting forensenbelasting

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

BTW pilot. 20 juni 2014

BTW-ASPECTEN WATERVILLA ZILVEREN SCHOR

Btw-nieuwsbrief mei 2019

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw?

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Onderwijsinstellingen en Van Ree & Van Driel

Btw-tips vierde kwartaal 2017

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt

BUA-Correctie en Privégebruik Auto 2017

Verenigingen en stichtingen Fiscale actualiteiten Denk ondernemend. Denk Bol.

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d.

Btw en combinatiefuncties

Als u een bedrijfspand gaat huren of verhuren

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

Overgangsregelingen bij de btw-verhoging naar

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

BTW i.v.m. auto (van de zaak)

BTW-nieuwtjes

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011

BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken

Particulieren met zonnepanelen kunnen ondernemer voor de btw zijn

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

Voorlichtingsbijeenkomst Sportevenementen

3.6 Aangifte, rubriek 5: Voorbelasting, kleineondernemersregeling en totaal 22

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2017, nummer AWB 16/2734, in het geding tussen belanghebbende en

AAN : LEDEN BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : JANUARI Inleiding

Vragen en antwoorden over de btw-verhoging van 19% naar 21% per 1 oktober 2012

Handel in gebruikte goederen

BTW-teruggave op sportaccommodaties onder vuur

Als u een bedrijfspand gaat kopen of verkopen

vrijgesteld van BTW en hebben geen recht op aftrek van BTW. Dit geldt bijvoorbeeld voor een voetbalvereniging. Al in 2013 heeft het Europese Hof geoor

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

De werkkostenregeling heeft als uitgangspunt dat alle vergoedingen tot het belaste loon horen.

SPD Bedrijfsadministratie. Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

BUA-correctie en privégebruik auto 2018

Sportclubs, belastingen en sociale verzekeringen

BTW tips. Audit І Tax І Advisory

Vragen en antwoorden verhoging btw-tarief

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

Wijziging btw sportvrijstelling. Gevolgen sportstichtingen en sportverenigingen

Welke gevolgen heeft de btw-verhoging van 19% naar 21% voor u?

Op een set panelen van circa is uw voordeel 740 (zie het voorbeeld verderop genoemd.

Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout CW Den Haag Postbus EE Den Haag

Foederer. Advieswijzer Vakantiewoning & fiscus 2017

HRo - Omzetbelasting -- Deel 4

Transcriptie:

Page 1 of 10 BTW Almanak 2016 26 Kantines Kantines nemen voor de btw zowel in het bedrijfsleven als in het verenigingsleven een bijzondere plaats in. In dit hoofdstuk worden de regels uit de doeken gedaan die gelden bij de exploitatie van kantines en de keuzemogelijkheden die een organisatie soms heeft. 26.1 Bedrijfskantines 26.1.1 Exploitatie van bedrijfskantines belast Het verstrekken van spijzen en dranken door bedrijven, (semi-)overheidsinstellingen enz. aan personeel en bezoekers is belast met omzetbelasting. De kantine-exploitant moet over de ontvangsten omzetbelasting betalen. De voorbelasting die drukt op de inkopen, het gebouw, de inventaris, het onderhoud e.d. is in beginsel aftrekbaar. Als er door lage kantineprijzen sprake is van bevoordeling van het personeel enz., kan de aftrek van voorbelasting gedeeltelijk worden uitgesloten. Zie 26.1.3. Voor de belastbaarheid maakt het geen verschil of de spijzen en dranken worden verstrekt in een personeelskantine of -restaurant, dan wel vanuit automaten, koffie- en theewagens enz. Ondernemers van wie de primaire activiteiten zijn vrijgesteld moeten voor de kantine-exploitatie als ondernemer aangifte doen. Zie 4.1.2. 26.1.2 Aangeven van de verschuldigde belasting Exploitanten van bedrijfskantines e.d. kunnen de verschuldigde belasting over de kantineomzet volgens het kasstelsel aangeven. Zie 29.4.5. De ontvangsten van de bedrijfskantine worden gesplitst naar 21%-omzet en 6%-omzet. Voor die splitsing kan zo nodig gebruik worden gemaakt van een forfaitaire berekeningsmethode. Zie 30.2. Over de 21%-ontvangsten wordt vervolgens 17,36% belasting en over de 6%-ontvangsten 5,66% belasting aangegeven bij vraag 1a resp. vraag 1b van de aangifte. Zie 3.2. 26.1.3 Aftrek van voorbelasting De voorbelasting die op de exploitatie van de bedrijfskantine drukt kan in de loop van het jaar volledig in aftrek worden gebracht. Aan het einde van het (boek)jaar moet echter worden nagegaan of de volledige aftrek in de loop van het jaar wel terecht was. Het is namelijk mogelijk dat de ondernemer door te lage kantineprijzen het personeel heeft bevoordeeld en dan is de aftrek van voorbelasting (gedeeltelijk) uitgesloten. Hierbij kan ook de kostprijs van andere personeelsvoorzieningen een rol spelen. Zie verder 20.4.1 en 20.4.6. 26.1.4 Kantine beheerd door een derde (catering) Sommige bedrijven en instellingen laten het beheer van hun kantine over aan een zgn. cateringbedrijf. Deze beheerder verzorgt de totale inkoop van spijzen en dranken, grondstoffen, disposables enz. op naam van de opdrachtgever. Hij stelt doorgaans ook het kantinepersoneel beschikbaar. Ook voert hij de dagelijkse kantineadministratie. Voor deze diensten ontvangt het cateringbedrijf een beheervergoeding. De verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke kantineresultaat blijft bij de opdrachtgever. Het cateringbedrijf berekent alle kosten en ook een eventueel exploitatietekort door aan de opdrachtgever. Het bedrijf of de instelling is en blijft de

Page 2 of 10 exploitant en dus de aangifteplichtige ondernemer. De opdrachtgever doet de aangifte op basis van de door de beheerder verstrekte gegevens. Periodiek verstrekt het cateringbedrijf namelijk een afrekening waarin de gegevens over omzet en kosten gespecificeerd voorkomen (zgn. openboekmethode; Besluit nr. B74/24171). Die afrekening is voor de opdrachtgever tevens de factuur waarmee hij de voor zijn rekening komende voorbelasting op de exploitatiekosten in aftrek kan brengen. Uiteraard is ook de voorbelasting aftrekbaar die is vermeld op de (aparte) factuur met betrekking tot de beheervergoeding. De periodieke afrekening van het cateringbedrijf heeft ook betrekking op de kosten van het kantinepersoneel. Goedgekeurd (Infobulletin, nr. 88/131) is dat over de in rekening gebrachte kosten van vast personeel geen belasting hoeft te worden berekend. Op de kosten van uitzendpersoneel moet wél 21% belasting worden doorberekend. Voorbeeld: Ondernemer F ontvangt van de beheerder de volgende afrekening, tevens factuur: voor u betaalde kosten: vergoeding omzetbelasting inkopen 21% 100 000 21 000 inkopen 6% 60 000 3 600 vaste personeelskosten 120 000 uitzendkrachten (21%) 30 000 6 300 overige kosten (21%) 10 000 2 100 + + totaal 320 000 33 000 totaalbedrag uitgaven kantine 353 000 opbrengsten kantine: omzet 21% 200 000 omzet 6% 100 000 + totaal 300 000 tekort op exploitatie, door u te betalen 53 000 Verder ontvangt F een afzonderlijke factuur voor de beheervergoeding van 10 000 plus 2100 omzetbelasting.f doet nu als volgt aangifte: verschuldigde belasting: 21/121 200 000 34 711 6/106 100 000 5 660 + 40 371 voorbelasting ( 33 000 + 2100) 35 100 te betalen belasting 5 271 26.1.4.1 Andere vorm van catering

Page 3 of 10 In een variant op de in 26.1.4 genoemde openboekmethode levert het cateringbedrijf de spijzen en dranken rechtstreeks aan het personeel van de opdrachtgever. De kantine wordt gratis door de opdrachtgever aan het cateringbedrijf ter beschikking gesteld. Lonen en sociale lasten van het personeel worden door het cateringbedrijf zonder opslag doorberekend aan de opdrachtgever. Het cateringbedrijf doet aangifte over de kantineomzet. Ook in dit geval geldt de goedkeuring dat over de doorberekende personeelskosten geen belasting hoeft te worden berekend. De opdrachtgever houdt volledig recht op aftrek van de voorbelasting die drukt op het gebouw, de inventaris e.d. en van de voorbelasting over de door het cateringbedrijf in rekening gebrachte beheervergoeding. Het cateringbedrijf mag de kantineprijzen niet te laag vaststellen, want bij te lage prijzen is er sprake van bevoordeling van het personeel (van de opdrachtgever!). Dit is het geval als de ontvangsten ter zake van de verstrekking van spijzen en dranken (incl. btw) in een bepaald jaar lager zijn dan de aanschafkosten daarvan (excl. btw) vermeerderd met 25%. Het cateringbedrijf is dan 6% van het verschil verschuldigd. Betaling van dit bedrag is de voorwaarde voor de toepassing van de goedkeuring dat over de doorberekende personeelskosten geen belasting hoeft te worden berekend. (Vgl. ook 20.4.6; de in dit punt genoemde 227-grens is bij het cateringbedrijf echter niet van toepassing, omdat het niet de verstrekking aan eigen personeel betreft). Voorbeeld: Voor het cateringbedrijf bedragen de totale ontvangsten ter zake van de verstrekking van spijzen en dranken in de kantine 250 000 (incl. btw). De inkoopprijs van de spijzen en dranken is 230 000 (excl. btw). Het cateringbedrijf brengt de opdrachtgever de personeelskosten ad 125 000 in rekening. Hierover wordt geen omzetbelasting in rekening gebracht. Verder brengt het cateringbedrijf een beheervergoeding in rekening van 95 000 plus 19 950 omzetbelasting.om te bezien of er sprake is van een bevoordeling van het personeel van de opdrachtgever moet het cateringbedrijf de volgende berekening maken: aanschafkosten spijzen en dranken 230 000 opslag 25% 57 500 + 287 500 totale ontvangsten 250 000 verschil/bevoordeling 37 500 Het cateringbedrijf moet nu 6% van 37 500 betalen. Dat is 2250. Wil het bedrijf dit niet de wettelijke bepalingen verplichten daartoe niet dan moet met betrekking tot de doorberekende personeelskosten 26 250 omzetbelasting aan de opdrachtgever in rekening worden gebracht (21% van 125 000). 26.1.5 Kantine verpacht Heeft de ondernemer de personeelskantine verpacht, dan is de pachter voor de kantine-exploitatie ondernemer. Hij moet dan de aangifte omzetbelasting doen. Pachters van kantines worden als gewone horecaondernemers beschouwd. Onder pacht valt ook het geval waarin de verpachter aan de pachter een bijdrage verleent om de prijzen op een gewenst (maximum)niveau te houden, maar waarbij het risico van de bedrijfsvoering verder geheel bij de pachter blijft liggen. De bijdrage kan worden aangemerkt als een (gedeeltelijke) vergoeding voor de geleverde spijzen en dranken. De pachter moet over de bijdrage omzetbelasting voldoen naar het gemiddelde omzetbelastingpercentage dat op de verkochte spijzen en dranken drukt.

Page 4 of 10 26.2 Kantines van sport-, sociale, culturele en recreatieve organisaties 26.2.1 Exploitatie kantine en wettelijke fondsenvrijstelling (art. 11,1,v W.) Veel verenigingen en andere organisaties die (van btw vrijgestelde) prestaties verrichten op het gebied van sport of recreatie dan wel op sociaal of cultureel gebied exploiteren als nevenactiviteit een kantine. De verkoop van producten in een kantine wordt voor de btw-heffing aangemerkt als levering (HvJ EU, zaak C-497/09 e.a., ECLI:EU:C:2011:135). Deze kantine-exploitatie valt doorgaans onder de wettelijke vrijstelling voor fondsenwerving. De wettelijke fondsenvrijstelling is van toepassing als de kantineomzet plus de omzet uit andere leveringen als gevolg van een nevenactiviteit samen in een jaar niet meer dan 68 067 bedraagt. Zie 12.2.21.1 voor de vraag welke organisaties in aanmerking komen voor deze vrijstelling en voor de betekenis van het begrip nevenactiviteit. Zie 26.2.3 voor een aantal bijzondere situaties waarbij gebruik kan worden gemaakt van een bijzondere regeling voor kantines. Zie 26.2.5 voor een schematische weergave van de kantineregelingen. 26.2.1.1 Kantine-exploitatie soms belast In een aantal gevallen wordt een organisatie voor de kantine-exploitatie wel in de btw-heffing betrokken. Dat doet zich voor als: de wettelijke fondsenvrijstelling niet op een organisatie van toepassing is. Zie 12.2.21; of een organisatie de bijzondere regeling voor kantines niet toepast. Zie 26.2.3; of een organisatie de Overgangsregeling kantine 2013 toepast. Zie 26.2.4. In die gevallen moet een organisatie net als iedere andere ondernemer voldoen aan de administratieve verplichtingen en aangifte doen. De organisatie die voor de kantine in de btwheffing wordt betrokken kan de verschuldigde belasting volgens het kasstelsel aangeven. Zie 29.4.5. De organisatie kan de aan haar voor de kantine-exploitatie in rekening gebrachte voorbelasting geheel in aftrek brengen. Voor het berekenen van de verschuldigde belasting moeten de gewone wettelijke bepalingen worden toegepast (de normale methode). Sportverenigingen die voor hun primaire activiteiten onder de vrijstelling vallen (zie 12.2.3) mogen ook gebruikmaken van de forfaitaire methode als hun kantineomzet als normale nevenactiviteit in de heffing wordt betrokken (Besluit nr. BLKB2013/2001M). De methoden houden het volgende in. De normale methode De ontvangsten van de kantine worden gesplitst naar 21%-omzet en 6%-omzet. Voor die splitsing kan worden gebruikgemaakt van een forfaitaire berekeningsmethode. Zie 30.2. Over de 21% -ontvangsten wordt vervolgens 17,36% belasting en over de 6%-ontvangsten 5,66% belasting aangegeven bij vraag 1a resp. vraag 1b van de aangifte. Zie 3.2.3 en 3.2.4. De forfaitaire methode (alleen voor sportverenigingen) Bij de forfaitaire methode wordt over de totale kantineontvangsten (incl. omzetbelasting) 11,5% als verschuldigde omzetbelasting aangegeven bij vraag 1c van de aangifte. Zie 3.2.5. Het toepassen van deze methode is administratief veel eenvoudiger dan splitsing naar 21% en 6%. De forfaitaire methode kan echter ongunstig zijn als de kantine relatief veel met 6% belaste artikelen verkoopt. Zie 26.2.5 voor een schematische weergave van de kantineregelingen.

Page 5 of 10 Voorbeeld: Een kantine van een voetbalvereniging heeft een omzet van 130 000 (incl. btw). De 21%-omzet is 70 000 en de 6%-omzet is 60 000. De aan de kantineomzet toe te rekenen inkoop-btw bedraagt 2000.Verschuldigde belasting volgens: a. de normale methode 21/121 70 000 = 12 148 6/106 60 000 = 3396 + 15 544 aftrekbare voorbelasting 2000 te betalen btw 13 544 b. de forfaitaire methode 11,5% 130 000 = 14 950 aftrekbare voorbelasting 2000 te betalen btw 12 950 26.2.2 Kantine van sportorganisaties De wettelijke fondsenvrijstelling is alleen van toepassing op activiteiten die worden aangemerkt als normale nevenactiviteit. Zie 12.2.21. Kantineactiviteiten van een sportorganisatie worden als normale nevenactiviteit aangemerkt als deze activiteiten plaatsvinden in samenhang met de sportactiviteiten. Voor sportorganisaties worden ook als normale nevenactiviteit aangemerkt de kantineactiviteit die plaatsvindt in samenhang met activiteiten die door derden in de sportaccommodatie worden verricht (Besluit nr. BLKB2013/2001M). Daaraan zijn de volgende voorwaarden verbonden: de sportieve activiteiten van derden komen overeen met de sport die wordt beoefend door de vereniging of de sportaccommodatie voor die sportieve activiteiten is ingericht; de openstelling vloeit rechtstreeks voort uit de tussen de vereniging en de eigenaar/verhuurder van de accommodatie aangegane verplichtingen; de openstelling vindt plaats op ten hoogste twaalf dagen per kalenderjaar. Sportorganisaties die een kantine exploiteren kunnen vanaf 1 januari 2014 geen gebruik meer maken van de bijzondere regeling voor kantines, zoals die nog wel geldt voor bepaalde andere verenigingen. Zie 26.2.3. Dat betekent dat de kantineomzet is belast zodra de grens van de fondsenvrijstelling wordt overschreden. De sportvereniging is dan btw over de omzet verschuldigd (zie 26.2.1.1) en de sportvereniging heeft recht op aftrek van inkoop-btw die betrekking heeft op de kantine. Als daarentegen de grens niet wordt overschreden, is de fondsenvrijstelling wel van toepassing waardoor er geen btw is verschuldigd over de kantineomzet. De sportvereniging heeft dan echter ook geen recht op aftrek van de inkoop-btw die ziet op de kantine. De vrijstelling kan nadelig werken met name als een sportvereniging heeft geïnvesteerd in de kantine, omdat de aanschaf-btw op die investering dan niet aftrekbaar is. Als een sportvereniging vóór 1 januari 2013 heeft geïnvesteerd in de kantine, kan het interessant zijn een beroep te doen op de Overgangsregeling kantine 2013. Zie 26.2.4. Zie 26.2.5 voor een schematische weergave van de kantineregelingen.

Page 6 of 10 26.2.3 Bijzondere regeling voor kantines van bepaalde organisaties Kantine-omzet 68 067 of minder De staatssecretaris heeft voor bepaalde organisaties (zie 26.2.3.2) goedgekeurd (Besluit nr. BLKB2013/2001M) dat zij mogen afwijken van de wettelijke bepalingen. Deze bijzondere regeling voor kantines geldt niet (meer) voor sportverenigingen. De bijzondere regeling houdt in dat deze organisaties ervoor kunnen kiezen om de kantine-omzet niet mee te rekenen voor de vraag of zij in enig jaar de grens van de wettelijke fondsenvrijstelling overschrijden. De kantineexploitatie wordt dan niet betrokken in de heffing van btw. De wettelijke fondsenvrijstelling is dan van toepassing op andere fondsenwervende leveringen. Zie 26.2.5 voor een schematische weergave van de kantineregelingen. Voorbeeld: De kantine-omzet van een muziekvereniging bedraagt jaarlijks 55 000. De omzet uit verkoop van verenigingsartikelen (bijv. speldjes, bekers, glazen, stropdassen enz. met verenigingsembleem) bedraagt jaarlijks 20 000. Uitwerking De omzet uit nevenactiviteiten van deze vereniging bestaat uit het verrichten van leveringen (levering van spijzen, dranken en verenigingsartikelen). De grens van 68 067 per jaar wordt overschreden waardoor de wettelijke fondsenvrijstelling niet van toepassing is. Uit de wettelijke bepalingen volgt dat de omzet ad 75 000 wordt betrokken in de btw-heffing. De vereniging kan ervoor kiezen om een beroep te doen op de bijzondere regeling voor kantines waardoor de kantineomzet ( 55 000) buiten de btwheffing blijft. De andere omzet ( 20 000) valt dan onder de wettelijke grens voor de fondsenvrijstelling van 68 067. Per saldo blijft zowel de kantine-exploitatie als de verkoop van verenigingsartikelen buiten de btw-heffing. Als een organisatie de bijzondere regeling voor kantines niet kan toepassen (bijv. omdat de drempel wordt overschreden) of geen beroep doet op de bijzondere regeling voor kantines, moet deze organisatie net zoals andere ondernemers voldoen aan de wettelijke voorwaarden. Zie 26.2.1.1. Als een de kantineopbrengsten van een organisatie door een eenmalige bijzondere omstandigheid de grens overschrijdt, mag de vrijstelling toch worden toegepast (Besluit nr. BLKB2013/2001M). Dat geldt ook als een overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien. Als in het volgende jaar de grens opnieuw wordt overschreden, kan de vrijstelling niet meer worden toegepast. Kantine-omzet meer dan 68 067 Als de kantine-omzet van een organisatie meer dan 68 067 bedraagt, is de fondsenvrijstelling (art. 11, lid 1, onder v., W.) niet van toepassing. In die situatie kan de hiervóór beschreven bijzondere regeling voor kantines ook niet worden toegepast. De kantine-exploitatie is in dat geval belast. Ook de mogelijke levering van andere artikelen die zijn aan te merken als nevenactiviteit moet in de btw-heffing worden betrokken. De nevenactiviteiten van de organisatie die voor de btw-heffing als diensten worden aangemerkt, moeten zelfstandig worden getoetst aan de grens voor diensten ( 22 689 of, voor sportorganisaties, 50 000). Let op: Er geldt in sommige situaties een bijzondere (overgangs)regeling als de omzet van de nevenactiviteiten meer dan 22 689 (voor sportverenigingen: 31 765) maar maximaal 68 067 bedraagt. Zie 26.2.4. 26.2.3.1 Begrip 'kantine' Voor de toepassing van de kantineregeling wordt onder kantine verstaan de vaste plaats waar of van waaruit de desbetreffende organisatie de kantineactiviteiten als normale nevenactiviteit verricht. Zie Besluit nr. BLKB2013/2001M. Het komt voor dat de organisatie haar normale

Page 7 of 10 nevenactiviteiten incidenteel elders verricht (bijv. in een gehuurde zaal). De daarmee verkregen ontvangsten voor de verstrekking van spijzen en dranken worden voor de toepassing van het grensbedrag samengenomen met de kantineontvangsten vanuit de eigen kantine. Als een organisatie op verschillende plaatsen een accommodatie met een kantine heeft, kan het grensbedrag van 68 067 per accommodatie worden toegepast (bijv. een stichting die in verschillende delen van een stad wijkcentra beheert). 26.2.3.2 Voorwaarden van de bijzondere regeling voor kantines De volgende organisaties mogen de bijzondere regeling voor kantines (Besluit nr. BLKB2013/2001M) toepassen voor zover de primaire activiteiten niet zijn belast: muziekverenigingen; speeltuinverenigingen; instellingen voor jeugdwerk; bejaardensociëteiten; dorpshuizen en wijkcentra; buurtverenigingen; hobbyclubs; scholen voor basisonderwijs, lager en middelbaar beroepsonderwijs en algemeen voortgezet en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Wanneer een organisatie op verschillende plaatsen een accommodatie met een kantine heeft, kan het grensbedrag per accommodatie worden toegepast (bijv. een stichting die in verschillende delen van een stad wijkcentra beheert). De bijzondere regeling voor kantines voorziet niet in de situatie dat een organisatie de kantine onderbrengt in een aparte, nauw met de organisatie verbonden stichting, noch in de situatie waarin meerdere organisaties samen een kantine exploiteren en deze in een afzonderlijke stichting onderbrengen. Wij adviseren om in dergelijke gevallen met de inspecteur te overleggen of gebruikmaking van de bijzondere regeling voor kantines mogelijk is. In één bepaalde situatie heeft de rechter de kantine-exploitatie die in een afzonderlijke stichting was ondergebracht toegerekend aan de sportvereniging. De stichting en de sportvereniging waren financieel, economisch en organisatorisch zo nauw met elkaar verbonden dat ook de (kantine) stichting de vrijstelling mocht toepassen (Hof Den Bosch, nr. 00/0467, ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7452). Voorwaarden voor de bijzondere regeling voor kantines In de kantine mogen uitsluitend activiteiten plaatsvinden die als normale nevenactiviteit van de organisatie zijn aan te merken. Zie ook 12.2.21.1. De kantineontvangsten mogen niet meer bedragen dan 68 067 per jaar. De kantineontvangsten worden gevormd door alle opbrengsten voor leveringen en diensten die worden gerealiseerd in direct verband met de kantine-exploitatie. Dit betekent dat niet alleen de opbrengst voor verstrekte spijzen en dranken maar ook de opbrengst van de verkoop van tabaksproducten en de opbrengst uit de exploitatie van speelautomaten e.d. tot de kantineontvangsten behoren. Eventuele exploitatieoverschotten van de kantine moeten worden aangewend voor de primaire activiteiten van de organisatie. Met betrekking tot kantineactiviteiten die op grond van de kantineregeling buiten de heffing van omzetbelasting blijven kan geen aanspraak op aftrek van voorbelasting worden gemaakt. In samenhang daarmee zijn de gewone splitsings- en herzieningsregels van overeenkomstige toepassing. Zie 18.4. De herzieningsregels zijn van belang als de kantineactiviteiten voor het eerst in de heffing worden betrokken (bijv. omdat het

Page 8 of 10 grensbedrag wordt overschreden). Ook in het omgekeerde geval (de kantineontvangsten dalen tot onder het grensbedrag) spelen deze bepalingen een rol. Als een organisatie er op een bepaald moment voor kiest de bijzondere regeling voor kantines niet toe te passen, mag de organisatie ook naderhand de regeling niet meer toepassen. Let op: Er geldt in sommige situaties een bijzondere (overgangs)regeling als de omzet van de nevenactiviteiten meer dan 22 689 (voor sportverenigingen: 31 765) maar maximaal 68 067 bedraagt. Zie 26.2.4. 26.2.4 Overgangsregeling kantine 2013 De bijzondere regeling voor kantines is per 1 januari 2013 gewijzigd. De kantine-omzet valt namelijk vanaf die datum onder de (veel hogere) vrijstellingsgrens voor leveringen ( 68 067). Eerder gold voor kantineomzet de vrijstellingsgrens voor diensten ( 22 689 of, voor sportverenigingen, 31 065). Door die wijziging kan het voorkomen dat bij organisaties vóór 1 januari 2013 de kantine-exploitatie was belast, terwijl de kantine-exploitatie vanaf die datum onder de wettelijke fondsenvrijstelling valt. Dat is het geval bij een organisatie die een jaarlijkse kantineomzet heeft tussen 22 689 en 68 067 (voor sportorganisaties tussen 31 065 en 68 067). Het gevolg kan zijn dat daardoor de afgetrokken btw op eerder gedane investeringen jaarlijks voor een deel moet worden herzien (met andere woorden, moet worden terugbetaald aan de Belastingdienst). Om dat te voorkomen heeft de staatssecretaris een overgangsregeling getroffen (Besluit nr. BLKB2013/279M). De Overgangsregeling kantine 2013 houdt in dat een organisatie kan kiezen om de kantineexploitatie in de btw-heffing te blijven betrekken (ondanks dat de wettelijke fondsenvrijstelling van toepassing is) voor de duur dat de vóór 1 januari 2013 gedane investeringen zich nog in de herzieningsperiode bevinden. Zie 18.4.4 en 18.4.6. Op die manier wordt herziening op afgetrokken voorbelasting voorkomen. Om de Overgangsregeling kantine 2013 te kunnen toepassen moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: de opbrengsten van de kantine-exploitatie en fondsenwervende diensten bedragen samen meer dan 22 689 of, voor sportverenigingen, 31 765; en de organisatie heeft vóór 1 januari 2013 een investering gedaan waarvoor de herzieningstermijn op 1 januari 2013 nog niet is verstreken; of de organisatie heeft vóór 1 januari 2013 een overeenkomst afgesloten tot levering van een investeringsgoed dat pas op of na 1 januari 2013 in gebruik wordt genomen (het is niet van belang of de organisatie al vóór 1 januari 2013 hiervoor uitgaven heeft gedaan); of de organisatie heeft vóór 1 januari 2013 een overeenkomst tot verbouwing van een investeringsgoed afgesloten die niet heeft geleid tot een nieuw investeringsgoed en de verbouwing wordt op of na 1 januari 2013 afgerond. De Overgangsregeling kantine 2013 geldt t/m het boekjaar waarin het laatste tijdvak van de herzieningsperiode valt. Gedurende de periode dat de organisatie de overgangsregeling toepast moet de organisatie de kantine-exploitatie op de gebruikelijke wijze in de heffing betrekken (zie 26.2.1.1) en heeft de organisatie ook op de normale manier recht op aftrek op andere ingekochte goederen en diensten. Zie 26.2.5 voor een schematische weergave van de kantineregelingen. 26.2.4.1 Nieuwe investeringen en de Overgangsregeling kantine 2013 Als een organisatie in een boekjaar waarin zij de Overgangsregeling kantine 2013 toepast (opnieuw) investeringen doet, geldt het volgende. De Overgangsregeling kantine 2013 geldt

Page 9 of 10 zolang de herzieningsperiode voor een investering die was gedaan vóór 1 januari 2013 niet is geëindigd. Dit betekent dat de aftrek van inkoop-btw op de vóór 1 januari 2013 gedane investering niet hoeft te worden herzien. De organisatie heeft dan ook recht op aftrek van de inkoop-btw die ziet op inkopen en op de eventueel andere (op of na 1 januari 2013) gedane investeringen voor de kantine. Het kan voorkomen dat de organisatie de Overgangsregeling kantine 2013 niet langer kan toepassen, terwijl de herzieningsperiode van de op of na 1 januari 2013 gedane investering dan nog niet is geëindigd. In dat geval zijn de wettelijke herzieningsregels gewoon van toepassing op de op of na 1 januari 2013 gedane investeringen (uiteraard alleen voor zover de betreffende herzieningsperiode nog niet is verstreken). Zie 26.2.5 voor schematische weergave van de kantineregelingen. Voorbeeld: Een sportvereniging heeft in 2012 een nieuw gebouwd kantinegebouw in gebruik genomen. De kantineontvangsten bedragen in 2012 45 000. In de jaren 2013 t/m 2021 blijven de kantineontvangsten ongewijzigd ( 45 000 per jaar). De sportvereniging heeft geen andere fondsenwervende activiteiten. In 2019 schaft de vereniging een nieuwe kassa (roerend investeringsgoed) aan voor gebruik in de kantine.uitwerkingvóór 1 januari 2013 werden kantineactiviteiten aangemerkt als diensten waardoor de wettelijke drempel voor de vrijstelling 31 765 bedroeg. De kantine-exploitatie van de sportvereniging is dan volgens de wettelijke regeling niet vrijgesteld van btw. De sportvereniging ziet in 2012 af van toepassing van de speciale regeling voor kantines. De kantineomzet wordt dus in 2012 in de btw-heffing betrokken en zij trekt de btw die in 2012 toerekenbaar is aan de bouw van de kantine af.de kantineontvangsten van 45 000 vallen vanaf 1 januari 2013 binnen de grens voor vrijgestelde fondsenwervende leveringen van 68 067 (in plaats van, zoals voor 2012, 31 765) en zijn in beginsel (verplicht) vrijgesteld. De sportvereniging heeft vóór 1 januari 2013 een investeringsgoed (het kantinegebouw) aangeschaft waarvoor de herzieningstermijn nog niet is geëindigd. De omzet uit de kantine bedraagt meer dan 31 765. De sportvereniging voldoet dus aan de voorwaarden voor de Overgangsregeling kantine 2013. De kantineomzet is dan ook vanaf 1 januari 2013 belast met btw. De sportvereniging hoeft de ter zake van de bouw van de kantine in aftrek gebrachte btw niet te herzien. De sportvereniging kan de kantineomzet in de btw-heffing blijven betrekken t/m 2021. In 2022 is de herzieningsperiode die geldt voor het kantinegebouw verstreken waardoor de afgetrokken inkoop-btw die ziet op de kantine niet meer hoeft te worden herzien. De kantineexploitatie is in 2019 belast, dus kan de vereniging de voorbelasting op de kassa in aftrek brengen. Vanaf 1 januari 2022 geldt voor de sportvereniging de wettelijke fondsenvrijstelling en is de Overgangsregeling kantine 2013 niet meer van toepassing. De kantineactiviteiten zijn daarom vanaf 2022 (verplicht) vrijgesteld. Dit heeft tot gevolg dat de btw op de aanschaf van de kassa vanaf het boekjaar 2022 (t/m het einde van de herzieningsperiode die geldt voor de kassa) voor 1/5 deel moet worden herzien. De btw die betrekking heeft op de bouw van de kantine hoeft niet worden herzien, omdat de herzieningsperiode al eerder is geëindigd. 26.2.5 Schema kantine-exploitatie door bepaalde organisaties

Page 10 of 10