Wesley De Visscher Attaché Onze ref.: 1559170516wdv Brussel, 19 mei 2017 DOCUMENT Inventaris fiscale k(m)o-maatregelen Samenvatting Hierna volgt een overzicht van de specifieke k(m)o-maatregelen en van de beperkende maatregelen waarvoor k(m)o s zijn vrijgesteld. Er is ook een overzicht van mogelijk bijkomende financieringsmaatregelen waarvoor k(m)o s vrijgesteld zullen worden in de toekomst in het kader van de aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting Competentiecentrum Fiscaliteit & Investeringen T +32 2 515 09 59 F +32 2 515 09 85 wdv@vbo-feb.be VBO VZW Ravensteinstraat 4 B - 1000 Brussel T + 32 2 515 08 11 F + 32 2 515 09 99 info@vbo-feb.be www.vbo.be Lid BUSINESSEUROPE
Vervolg (-1-) van het document van 19 mei 2017 Inventaris fiscale k(m)o-maatregelen De lijst aan specifieke k(m)o-maatregelen is indrukwekkend. Het samenspel van de vele maatregelen zorgt voor een competitief kmo-landschap. Het is echter niet altijd duidelijk wanneer er nu effectief sprake is van een k(m)o. Verschillende definities worden toegepast. Definitie van de k(m)o Art. 15 W. Venn Wanneer er sprake is van een k(m)o wordt vooral verwezen naar art. 15 W. Venn., volgens die definitie is een k(m)o een kleine vennootschap die niet meer dan 1 van de volgende grenzen overschrijdt: een balanstotaal van maximum 4,5 mio EUR een jaaromzet (excl. btw) van maximum 9 mio EUR een jaargemiddelde van het personeelsbestand van maximum 50 werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten. K(m)o s die voldoen aan deze definitie mogen hun jaarrekening opstellen volgens een verkort schema (art. 93 W. Venn), moeten geen jaarverslag opmaken (art. 94 W. Venn) en zijn niet verplicht een commissaris aan te stellen (art. 141, 2 W. Venn). Art. 15/1 W. Venn Daarnaast werd ook een nieuwe categorie ingevoerd: de microvennootschappen (art. 15/1 W. Venn). Dat zijn vennootschappen die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden: jaargemiddelde van het personeelsbestand van maximum 10 een jaaromzet (excl. btw) van maximum 700.000 EUR een balanstotaal van maximum 350.000 EUR. Art. 16 W. Venn Art. 16 W. Venn voorziet nog in een definitie van groep van beperkte omvang. Een vennootschap behoort tot een groep van beperkte omvang wanneer zij niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt: jaargemiddelde van het personeelsbestand van max. 250 een jaaromzet (excl. btw) van max. 34 mio EUR een balanstotaal van max. 17 mio EUR. Deze definitie wordt echter niet gebruikt in fiscale bepalingen.
Vervolg (-2-) van het document van 19 mei 2017 Art. 215, 3 e al. WIB92 Een tweede definitie waar vaak naar verwezen wordt is degene in art. 215, al. 3 WIB92. Deze bepaling regelt het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting. Om van dat verlaagd tarief te genieten dient de vennootschap te voldoen aan verschillende voorwaarden. Het verlaagd opklimmend tarief is immers niet van toepassing: op financiële vennootschappen als omschreven in art. 215, 3 e alinea, 1 WIB92; op dochtermaatschappijen als omschreven in art. 215, 3 e al. 2 WIB92; en de vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk (art. 215, al. 3, 3 ); op vennootschappen die niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan hun belastbaar inkomen, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36.000 EUR (AJ 2018); op vennootschapen die een beleggingsvennootschap vormen in de zin van art. 215, 3 e al., 6. Art. 278/1, 2 WIB92 Enkel in de wetgeving met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in steunzones wordt voorzien in een eigen afwijkende definitie die ook de grotere ondernemingen in aanmerking neemt, nl. de Europese definitie: Het betreft ondernemingen die in minstens twee van de laatste drie jaar afgesloten belastbare tijdperken EN waarvan een jaargemiddelde van het personeelsbestand in dienst hebben van minder dan 250 personen uitgedrukt in voltijds equivalenten OF de jaaromzet (excl. btw) het bedrag van 50 mio EUR niet overschrijdt het jaarlijkse balanstotaal het bedrag van 43 mio EUR niet overschrijdt. Besluit Het geheel aan definities zorgt een complex juridisch kluwen. De definities overlappen elkaar en zorgen voor verwarring. Er is dan ook nood aan uniformering van de definitie voor k(m)o s. Dergelijke definitie moet voldoende ruim zijn zodat ook de middelgrote ondernemingen in aanmerking komen voor de definitie, en zodat de groei van kleine ondernemingen niet afgeremd wordt. Momenteel is de kmo-definitie van art. 15 W. Venn en art. 215, al. 3 WIB92 vooral van toepassing op KO s.
Vervolg (-3-) van het document van 19 mei 2017 Bestaande maatregelen voor kleine en microondernemingen 1. Btw-vrijstellingsdrempel van 25.000 EUR De vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, art. 56bis W. btw werd verhoogd van 15.000 tot 25.000 EUR. Deze vrijstelling ontheft de onderneming voor een groot gedeelte van de fiscale en administratieve verplichtingen die normaal gezien aan btw-plichtigen worden opgelegd. De onderneming moet: geen btw aanrekenen aan haar klanten geen btw doorstorten aan de schatkist geen periode btw-aangiftes indienen. 2. Kwartaal btw-aangifte De omzetdrempel voor het indienen van een kwartaalaangifte (i.p.v. maandelijks) werd tot 2.500.000 EUR verhoogd. Met ingang van 1 januari 2014 werden de drempels en de voorwaarden voor de indiening van periodieke btw-kwartaalaangiften gewijzigd. Om te kunnen genieten van de regeling van btw-kwartaalaangiften moet de totale jaaromzet (excl. btw) kleiner of gelijk zijn aan 2,5 mio EUR. Tot 31/12/2013 was een drempel van 1 mio EUR van toepassing. Ook de tweede drempel die van toepassing is op bepaalde sectoren werd verhoogd van 200.000 EUR tot 250.000 EUR. 3. Maatregelen ter ondersteuning van starters Starters die voldoen aan de voorwaarden van art. 15 W. Venn. kunnen zich financieren door de nieuwe tax shelter voor startende ondernemingen. Door deze tax shelter wordt voor een natuurlijke persoon voorzien in een aanzienlijke belastingvermindering wanneer hij investeert in een kleine of micro-onderneming. Verder werd door het KB van 5 maart 2017 voorzien in twee nieuwe statuten voor collectieve belegging. Het gaat om openbare startersfondsen en om private startersprivakts. Beide fondsen beleggen specifiek in aandelen van start-ups. Op die manier wordt privékapitaal gemobiliseerd ten gunste van startende ondernemingen, terwijl investeerders hun risico s gespreid zien. Ook voor de investering in een startersfonds kan een beroep gedaan worden op de bovenvermelde belastingvermindering. Deze startende ondernemingen kunnen ook een beroep doen op een specifieke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Het betreft een tijdelijke vrijstelling van 4 jaar die 10% (of 20% voor microvennootschappen) bedraagt van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. De maatregel kan gecombineerd worden met
Vervolg (-4-) van het document van 19 mei 2017 andere maatregelen van vrijstelling van doorstorting en kan dus de loonkosten substantieel verminderen. 4. Verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting Het nominaal tarief in de vennootschapsbelasting bedraagt 33,99%. Wanneer het belastbare inkomen niet meer dan 322.500 EUR bedraagt kan een kmo die voldoet aan de voorwaarden gesteld in art. 215, al. 2 WIB92 echter een beroep doen op het verlaagd opklimmend tarief 0 25.000 EUR 24,97% 25.000 90.000 EUR 31,93% 90.000 322.500 EUR 35.54% Verwacht wordt dat dit opklimmend tarief in het kader van de aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting vereenvoudigd en verlaagd wordt. 5. Investeringsaftrek Kleine ondernemingen kunnen een beroep doen op de investeringsaftrek van 8% voor gewone investeringen. Ook op de aftrek voor digitale investeringen (13,5%) en investeringen in beveiliging (20,5%) kunnen enkel kleine ondernemingen een beroep doen. Verwacht wordt dat er ook een fiscale stimulans komt voor het stimuleren van het elektronisch betalen van 20,5% (zie thematische kern van 14/04/2017). Voor een beroep te doen op de eenmalige investeringsaftrek moet een kmovennootschap gelijktijdig aan twee voorwaarde voldoen: de aandelen behoren voor meer dan de helft toe aan één of meer natuurlijke personen; deze aandelen moeten de meerderheid van de stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigen en de betrokken personen moeten volle eigenaar zijn van de aandelen (art. 201, lid 1, 1 WIB92). Bovendien kunnen vennootschappen die op de eerste dag van het belastbaar tijdperk minder dan 20 werknemers tewerkstellen, voor een gespreide aftrek kiezen (art. 70 WIB92) waardoor de investeringsaftrek over de afschrijvingsperiode van de activa wordt gespreid. 6. Notionele interestaftrek: + 0,5% De rentevoet voor de aftrek voor risicokapitaal wordt gebaseerd op de gemiddelde tarieven van de Belgische OLO op 10 jaar van het derde kwartaal van elk jaar. Voor kleine vennootschappen wordt dat tarief verhoogd met een half procentpunt.
Vervolg (-5-) van het document van 19 mei 2017 Concreet kunnen kmo s in aanslagjaar 2018 een percentage hanteren van 0,737% i.p.v. de 0,237% zoals andere ondernemingen. 7. Investeringsspaarplan De wet op de werknemersparticipatie van 22 mei 2001 voorziet ook in een zgn. investeringsspaarplan (art. 18 e.v.) Het laat kmo s (volgens art. 15 W. Venn) toe om jaarlijks een gedeelte van de winst op een fiscaalvriendelijke manier als bonus aan de werknemers te geven. Het bedrag dat wordt uitgekeerd aan de werknemers wordt in een eerste instantie opnieuw ter beschikking gesteld van de onderneming in de vorm van een niet achtergestelde lening. Na een periode van minimaal twee jaar worden de door de werknemers aan de vennootschap uitgeleende bedrag terugbetaald met interest. Werknemers zijn enkel een 15% bedrijfsvoorheffing verschuldigd. 8. Investeringsreserve De investeringsreserve zorgt ervoor dat ko s een deel van hun winst kunnen vrijstellen van vennootschapsbelasting mits reservering en herinvestering. De maatregel, die sinds aanslagjaar 2004 van toepassing is, had tot doel de autofinanciering van vennootschappen aan te moedigen. 9. Liquidatiereserve Ko s kunnen sinds boekjaar 2014 elk jaar een reserve aanleggen indien er winst is. Zij kunnen hun winst deels of volledig toewijzen aan de liquidatiereserve. Bij de aanleg van deze reserve is een belasting van 10% van het gereserveerde bedrag verschuldigd. Dit is ook onmiddellijk de eindheffing. Wanneer de vennootschap wordt vereffend, kan de liquidatiereserve worden uitgekeerd aan de aandeelhouders zonder dat zij hierop getaxeerd worden. De techniek van de liquidatiereserve wordt ook gebruikt om een voordelige dividendenpolitiek te hanteren. Indien er een uitkering is binnen de 5 jaar is slecht een roerende voorheffing van 15% verschuldigd. Indien er een uitkering is na 5 jaar is slecht een roerende voorheffing verschuldigd van 5%. 10. VVPRbis-aandelen VVPR staat voor verlaagde voorheffing, précompte réduit. Ondanks de steeds stijgende tarieven van de roerende voorheffing (op enkele jaren van 15% naar 30%) werd voorzien in een uitzondering voor kleine vennootschappen. Zij kunnen dividenden uitkeren tegen 15% RV op zgn. VVPRbis kapitaal. Er moet wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan.
Vervolg (-6-) van het document van 19 mei 2017 11. Vrijstelling roerende voorheffing op interesten van leningen Kredietgevers die een crowdfundingproject van een startende onderneming (die voldoet aan de voorwaarden van art. 15 W. Venn) kunnen genieten van een vrijstelling van roerende voorheffing op de interesten van de lening ten belope van de eerste schijf van 15.000 EUR voor aanslagjaar 2018. 12. Geen vermeerdering wegens niet of onvoldoende voorafbetalingen Een vennootschap die op grond van art. 15 W. Venn. als kleine vennootschap wordt aangemerkt, is geen vermeerdering verschuldigd op de belasting die betrekking heeft op de eerste drie boekjaren vanaf haar oprichting (art. 218, 2 WIB92). 13. Aftrek bijkomend personeel In de vennootschapsbelasting kunnen kleine ondernemingen, onder bepaalde voorwaarden, een belastingvrijstelling verkrijgen van 5.830 EUR (AJ 2018) per in België bijkomende tewerkgestelde werknemer. Het betreft een stimulans voor de aanwerving van bijkomend personeel met een beperkt loon (art. 67ter WIB92). De maatregel is enkel van toepassing op belastingplichtigen minder dan elf werknemers tewerkstellen. 14. IPA-korting Door de tax shift werd de algemene vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing van 1% afgeschaft. De verhoging die later werd toegekend aan ko s van 0,12% werd echter behouden. 0,12% van de bruto bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke socialezekerheidsbijdrage moet dus niet worden doorgestort. 15. Parafiscaliteit tax shift Het behoud van een stuk van de IPA-korting voor kmo s komt bovenop de parafiscale maatregelen die werden genomen in het kader van de tax shift. Voor een eerste aanwerving geldt er namelijk een volledige vrijstelling van werkgeversbijdragen voor onbepaalde duur. Voor de 2e tot de 6 e kwamen er maximale verminderingsbedragen per kwartaal. In 2017 werd de maatregel reeds versterkt. 16. Steunzones In art. 275/8 en 275/9 WIB92 wordt de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing van 25% voor ondernemingen gelegen binnen steunzones beschreven.
Vervolg (-7-) van het document van 19 mei 2017 Er is een bijzondere regeling voor ondernemingen die worden gekwalificeerd als kmo volgens de Europese staatssteunregels. De kmo s volgens de Europese kmo-definitie zijn niet onderworpen aan de strengere voorwaarden die wel gelden voor andere ondernemingen (o.a. de schulden mogen niet hoger dan 7,5 keer het eigen vermogen zijn én de Kosten van schulden verminderd met het bedrag vermeld op bij opbrengsten van financiële activa mogen niet groter zijn dan de EBITDA). 17. Young Innovative Companies (YIC s) Er bestaat ook een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor YIc s. Een YIC is een vennootschap die onderzoekprojecten uitvoert, en die minder dan 10 jaar bestaat voor 1 januari van het jaar van toekenning; niet opgericht is in het kader van een concentratie, herstructurering, uitbreiding van een vroegere activiteit of overname van dergelijke activiteiten; waarbij minstens 15% van de totale kosten van het voorgaande belastbare tijdperk is aangewend voor onderzoek en ontwikkeling en een kleine vennootschap zoals bepaald in art. 15 W. Venn. 18. Andere maatregelen Er kan nog verwezen worden naar andere, kleinere en regionale maatregelen die specifiek op k(m)o s gericht zijn, zoals: de private privak de verschillende regionale vrijstellingen/verminderingen van successieen schenkingsrechten bij de overdracht van familiale ondernemingen de win-win leningen, de kmo-portefeuille, de kmo-groeisubsidie, kmoinnovatieprojecten, kmo-haalbaarheidsstudies, in Vlaanderen Les prêts coup de pouce in Wallonië 1 Maatregelen waarvoor k(m)o s vrijgesteld zijn 1. Geen proratisering bij afschrijving Vennootschappen die als klein worden aangemerkt mogen in het jaar van verwerving of totstandkoming van activa een volledige afschrijving boeken en 1 Het gaat om een belastingkrediet dat door het Waals gewest is ingevoerd met ingang van 30 september 2016, voor particulieren die geld hebben uitgeleend aan startende kmo s of zelfstandigen die nog geen vijf jaar actief zijn. Het maximumbedrag per particuliere kredietgever bedraagt 50.000 EUR. De belastingplichtige ontvangt dan een jaarlijks belastingkrediet van 4% (max.) op het openstaande kapitaal. Het maximale belastingvoordeel bedraagt 2.000 EUR
Vervolg (-8-) van het document van 19 mei 2017 aftrekken, ongeacht of de verwerving op de oprichting van de activa bij het begin of op het einde van dat jaar had plaatsgehad: voor kleine vennootschappen moet de afschrijving dus niet pro rata temporis worden berekend. Verwacht wordt dat deze uitzondering in het kader van de aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting geschrapt zou worden. 2. Fairness-tax De fairness-tax is een afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting die wordt geheven in het geval van een dividenduitkering die (deels of volledig) voorkomt uit inkomsten die niet daadwerkelijk onderworpen zijn geweest aan het normaal tarief van de vennootschapsbelasting. De belasting, die enorm complex is, en bovendien in strijd met de moederdochterrichtlijn, is niet van toepassing op kmo s volgens art. 15 W.Venn. 3. Belasting op vrijgestelde meerwaarden Meerwaarden op aandelen zijn vrijgesteld. Dit is een uiting van de non bis in idemgedachte, de vermijding van dubbele vennootschapsbelasting. De meerwaarden zijn nl. een weerspiegeling van wat in de dochtermaatschappij werd toegevoegd aan de oorspronkelijke inbreng van de aandeelhouders. De meerwaarde op aandelen beantwoord aan reeds belaste winst. Alle voorwaarden van het DBI-stelsel zijn ook toepasselijk bij de meerwaarde, met uitzondering van de minimumparticipatie. Echter, alle ondernemingen die geen kleine vennootschap zijn, betalen een heffing van 0,4% op de vrijgestelde meerwaarden. Dit komt neer op dubbele belasting. 4. TP documentatie (verrekenprijsdocumentatie) De OESO kwam in 2013 met tal van maatregelen tegen base erosion and profit shifting. Een van de acties van de OESO is het invoeren van documentatieverplichtingen voor verrekenprijzen. De OESO wil op die manier de transparantie m.b.t. deze verrekenprijzen verhogen. De documentatieverplichting is in België enorm uitgebreid en zorgt voor een enorme grote compliance kost. De maatregel is enkel van toepassing op grotere ondernemingen die één van de volgende criteria overschrijdt, zoals blijkt uit de enkelvoudige jaarrekening: een totaal van 50 miljoen aan bedrijfs- en financiële opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten een balanstotaal van 1 miljard euro het jaargemiddelde van het personeelsbestand van 100 voltijdse equivalenten.
Vervolg (-9-) van het document van 19 mei 2017 5. Betalingen aan belastingparadijzen Op vennootschapen rust een bijzondere aangifteplicht wanneer zij betalingen aan belastingparadijzen doen. Vennootschappen zou gehouden aangifte te doen van alle betalingen die zij rechtstreeks of onrechtstreeks hebben gedaan aan personen gevestigd in een belastingparadijs als omschreven in art. 307, 1 WIB92, voor zover het totaal van de betalingen die tijdens het belastbare tijdperk werden gedaan, een minimumbedrag van 100.000 EUR bereikt. Een blik naar de toekomst Ingevolge de Europese ATAD-richtlijn komen er heel wat nieuwe fiscale maatregelen aan. België zal deze in de volgende jaren moeten implementeren. Bovendien denkt de Belgische regering (nog steeds) na over een hervorming van de vennootschapsbelasting. Opnieuw zijn kleine ondernemingen uitgesloten van de maatregelen van de meest schadelijke maatregelen. 1. Interestaftrekbeperking De ATAD voorziet in een interestaftrekbeperking van 30% EBITDA. Er is echter ook een de minimisbepaling voorzien in de richtlijn waardoor de beperking voor de eerste 3 miljoen aan interest sowieso niet van toepassing is. 2. Vertraging van de recuperatie van overgedragen verliezen Bij een hervorming van de vennootschapsbelasting wordt er nagedacht over een vertraging van de recuperatie van de overgedragen verliezen (en andere overgedragen fiscale aftrekken). Dit systeem bestaat reeds in enkele grote Europese landen. Bij dergelijke beperking is de eerste 1 mio EUR aan overgedragen aftrekken steeds vrijgesteld, daarbovenop kan een percentage [bv. 75%] van de overgedragen aftrekken steeds worden gecompenseerd met de resterende winst van de jaar. Het resterende percentage [25% van de overgedragen verliezen boven 1 mio EUR] wordt belast. De facto is dit een soort minimumbelasting voor grote bedrijven.