De opdracht van Europa Opvoeding en cultuur in een verenigd Europa (kritisch kornmentaar) Mariska Zwinkels Inleiding Zoals Lea Dasberg al aanhaalde in haar inleiding, is voor dit symposium een zeer breed thema gekozen. Het mooie van een breed thema is dat iedere spreker de ruimte krijgt vanuit een eigen specialisme een bijzondere bijdrage to leveren. Tevens wordt het feit benadrukt dat een humane toekomst vele invalshoeken kent. Lea Dasberg heeft zich in haar bijdrage beperkt tot de opdracht van Europa. De drie dilemma's Volgens Dasberg confronteert een streven naar mondiaal denken de westerse, en dus ook de Nederlandse, pedagoog met drie dilemma's. In mijn bijdrage ga ik vooral in op het eerste en het derde dilemma. Het eerste dilemma Het eerste dilemma is dat van de spanning tussen mondiaal denken enerzijds en patriarchate, neo-kolonialistische bemoeizucht anderzijds. Dasberg schetst hierbij twee fasen van mondiaal denken. Allereerst een import van cul tu ur- replica's van elders naar Europa. Vervolgens een export 'nieuwe stijl' van westerse cultuur naar de Derde Wereld: een spiritueel neo-kolonialisme van een zeer patroniserende en patriarchale snort. Ook in Nederland wachten we op het 'wijzer' worden van migranten, totdat zij zelf willen verwestersen. Dasberg stelt dat het mondiaal denken in Europa voor een belangrijk deel defect is. Ik zal eerst kort ingaan op deze stelling, en vervolgens ingaan op de geboden mogelijke oorzaak van het'defect'. Dat het mondiaal denken in Europa voor een belangrijk deel defect is, impliceert dat het beschadigd is en daardoor onbruikbaar. lets kan echter pas defect zijn als het voorheen onbeschadigd is geweest, of als er een duidelijk beeld bestaat van hoe het zou kunnen zijn of hoe het was. 35
Dus een vereiste is om een duidelijk beeld to scheppen van wat mondiaal denken zou kunnen zijn. Resumerend uit wat Dasberg heeft gezegd, maak ik op dat tolerantie hierbij een belangrijk begrip is. Tolerantie omschrijft zij als `het respecteren van een andere wijze van bestaan en de bereidheid ervan uit to gaan dat die evenzeer gerechtvaardigd is als de westerse levensstijl'. Voor mij ontstaat dan een probleem zodra Dasberg spreekt van een constant cultureel criterium dat Europa tot Europa maakt. Onder dit criterium vallen volgens Dasberg: het begrip staatsburgerschap, menselijke vormgeving van de wereld, ongeknotte meningsuiting, tolerantie, de imperatief van het individuele geweten tot en met burgerlijke ongehoorzaamheid en democratie. Als dat Europa is en wij de Europeanen - die "een menselijk zelfbewustzijn hebben waaruit wij de rechtvaardiging, de durf en zelfs het plichtsbesef putten zelf vormgever van de wereld to zijn" - is het dan bijna niet vanzelfsprekend dat wij, overtuigd van de 'goede lijn' van onze gedachten, deze trachten to verspreiden als een Blijde Boodschap? Wij groeien op in een democratie, in een samenleving met een 'vrij' marktmechanisme. Van jongs of aan leren wij dat als je ergens achter staat, de enige manier om iets gedaan to krijgen is dat je mensen mee moet zien to krijgen. Dit nu mondt volgens Dasberg uit in een zoetgevooisde prediking van westerse superioriteit. Het is misschien niet alleen de zogenaamde zekerheid - als ik een ander kan overtuigen dan zal het dus wel een goede manier van denken zijn - dat de westerse levensstijl een goede is en daarom waard om uit to dragen, het is ook een onzekerheid: is dit wel de goede manier van denken? Daarnaast bestaat dan nog een angst voor het andere, het onbekende. De constatering dat het mondiaal denken in Europa voor een belangrijk deel defect is lijkt gebaseerd op de voorgaande, misschien wat vergaande conclusie. Kin het wel beter? Is de mens, in dit geval de Europeaan, daartoe in staat? Ben ik daartoe in staat? Een sociaal wezen, beperkt door de cultuur waarin ik ben opgegroeid; kan ik die onzekerheden van mij afschudden en een geheel andere levensstijl naast mi j 'tolereren'? Blijft het bij tolereren, het naast elkaar bestaan van verschillende culturen, of moet het integreren zijn; hoe goed kunnen we dan communiceren? 36
Als oorzaak van het mogelijke defect noemt Dasberg het verlies van historische kennis. Het hedendaagse onderwijsbeleid is het vak geschiedenis gaan behandelen als een luxe, in plaats van als het middel de leerlingen to orienteren op de wereld waarin ze moeten gaan functioneren. Daarnaast hekelt zij de slechte kwaliteit van de praktische voorlichting door journalisten. De voorlichting door journalisten zou beter kunnen en geschiedenis hoeft niet als luxe to worden gezien. Echter, mondiaal denken wordt zeker niet alleen gevormd door volledige historische kennis. Dergelijke kennis geeft weliswaar een beeld van hoe het (waarschijnlijk) geweest is, maar niet van hoe het zou moeten zijn. Wat is boekenkennis zonder ervaring? Kennis moet kunnen worden gerelateerd aan levenservaringen, aan omgang met anderen. Wat zijn historische feiten en journalistieke informatie indien zij niet zijn gerelateerd aan een hedendaags ervaringskader? Bovendien is het belangrijk om een mens to leren dat hij of zij, ondanks de aangeleerde cultuur, of cultuurgeschiedenis, waard is to bestaan. De angst voor het andere, het onbekende zou hierdoor (enigszins) kunnen wijken. Dit is een voorwaarde om mondiaal to kunnen leren denken. Ik gebruik hierbij ondanks de aangeleerde cultuur, en niet dankzij. Dit kan enige verwarring scheppen, want wordt een mens niet beinvloed door de cultuur waarin hij opgroeit? Uiteraard, maar dankzij die cultuur komt hij ook met beperkingen to zitten waar hij niet alti jd een antwoord op heeft. De hier geschetste voorwaarde om mondiaal to leren denken, jezelf to waarderen ondanks onze geinternaliseerde cultuur, de cultuur waarin we zijn groot geworden, is misschien een onhaalbare. Het impliceert een afstand nemen van jezelf, een afstand tot boven de eigen cultuur. Dit lijkt echter een onmogelijkheid voor het individu, aangezien je daaraan (voor een groot deel) je identiteit ontleent. Gezien deze punten, gezet naast de kritiekpunten die Dasberg noemde (algehele oppervlakkigheid bij de analysering van een probleem; gemakzucht ten aanzien van verwerving van werkelijke kennis van zaken; zwart-wit denken in 'goed' en Tout', 'underdog' en 'onderdrukker') is het op zijn plaats de vraag to stellen: Is mondiaal denken mogelijk? Op het eerste gezicht lijkt de opgave mij een onmogelijke to zijn. Concluderend voeg ik daaraan toe dat het dan erg moeilijk wordt om van een defect to spreken. Uit pragmatisch oogpunt echter, is deze conclu- 37
sie wat lastig, het zou als vrijbrief kunnen worden gezien tot het achterwege laten van een streven naar zo mondiaal mogelijk leren denken. Dit is zeker niet mijn bedoeling. Het tweede dilemma Het tweede dilemma is dat van de spanning tussen activisme voor vrede (in de zin van een rechtvaardige wereld) aan de ene kant en de vervlakking van het begrip vrede tot een vrede-om-de-lieve-vrede (in de zin van een isolationistische afzijdigheid) aan de andere kant. Dit dilemma is door Dasberg zeker niet behandeld om-de-lieve-vrede. Er worden harde uitspraken gedaan met betrekking tot de vredesbeweging, waarvan ik niet zeker weet of het gechargeerde uitspraken zijn. Ik heb in dit verband twee vragen: - Dasberg heeft nogal wat kritiek geuit in de richting van de vredesbeweging, omdat zij het anders aanpakken dan zij graag zou willen zien. Wat moet ik in deze situatie met een begrip als tolerantie? Waarom gebeurt het zoals u schetst? Klopt het dat er sprake is van algehele vervlakking bij de analysering van een probleem, of krijgt de diepergaande inspanning die ook wordt geleverd geen aandacht in de media? - De tweede vraag is, of het wel waar is dat de vredesopvoeding gebouwd is op de waarden van de vredesbeweging? In hoeverre bestaat er een band die losgekoppeld zou kunnen worden? Het derde dilemma Het derde dilemma dat Dasberg heeft genoemd is dat van de spanning tussen intercultureel gedrag enerzijds en het verlies van eigen culturele identiteit anderzijds. We hebben een waarschuwing tegen dweepzucht en slaafs trendvolgen momenteel weer hard nodig, aldus Dasberg. Deze waarschuwing zullen we ons ter harte moeten nemen en we zullen ons moeten realiseren dat we blijkbaar niet zo 'zelfdenkend' en kritisch zijn als we wel zouden willen! Is het de domheid van het zwart-wit denken? Of is het de onmogelijkheid van het individu en/of de kleine groep tot het in ogenschouw nemen van alle bijkomende factoren en daarom een zoeken van een houvast, een herkenningspunt? Ik wil hier nog even terug komen op het begrip tolerantie. Het probleem hierbij is dat het niet bij tolereren blijft, bij een naast elkaar bestaan van twee verschillende culturen, maar het kan overgaan in een I 38
11 verandering van de eigen identiteit. Identiteit en wereldbeeld zijn voor een groot deel opgebouwd uit kennis van ervaringen van anderen, en het relateren daarvan aan eigen ervaringen. Kennis alleen is natuurlijk niet voldoende: er zal van eigen cultuurervaringen sprake moeten zijn. Door een direct naast elkaar bestaan van meerdere culturen kan een conflict met jezelf ontstaan. Bij elke verandering ontstaat gegarandeerd weerstand, maar bij een zo fundamentele verandering spelen angst en onzekerheid een grote rol. Er moet voortdurend een evenwicht worden gezocht tussen wie ik denk dat ik ben, wie ik wordt en wie ik misschien zou willen zijn. En waarop moet ik mijn keuze (als die er al is) baseren? Er bestaat een spanning tussen proberen mijn omgeving aan mij aan to passen en mezelf aanpassen aan mijn omgeving. Ik geef niet alleen mede vorm aan mijn cultuurmilieu, het cultuurmilieu werkt op mij in en bepaalt mede mijn gedrag. Herbezinning op de Europese traditie kan een steun zijn bij het handhaven van een eigen identiteit. Maar is dit de identiteit waarop wi j wachten? Niet voor niets wordt naar een verruiming gezocht van mensen wereldbeeld. Of moet je jezelf erbij neerleggen een 'Europeaan' to zijn, en slechts op Europese wijze de wereld to kunnen benaderen. Je hoeft je niet to schamen voor je eigen cultuur, maar is er reden om er trots op to zijn? Beide aspecten zowel schaamte als trots, zijn werkelijk en terecht, maar hoe dragen we dit denken dan over op een volgende generatie? Kan het zijn dat, om tot mondiaal denken to komen, juist sprake moet zijn van een verlies van eigen identiteit, om de eenvoudige reden dat dit altijd een culturele identiteit is? Kunnen wij door dit scherm, dat is opgetrokken als een toren van Babel, heenkijken? Of zullen we deze toren moeten neerhalen? Is dit neerhalen wel mogelijk? Opvoeding is volgens Dasberg openen, niet sluiten. Opvoeding is niet, en mag nooit zijn het aanleren van een bepaalde moraal, maar het wekken van een eigen moreel besef. Maar als wij opvoeden in een cultuur, om de eigen beperkingen niet to overschrijden, kunnen we een kind dan nog wel openen, of slechts afsluiten voor al het andere? Wij zullen onze eigen wereld moeten (blijven) openen om de wereld als open aan een kind to kunnen presenteren, zodat het kind de wereld ook als open leert kennen en beheersen. 39
Kennelijk is een persoon die open staat voor de mogelijkheden van het leven nog een zeldzaamheid, zolang deze mensen nog bij name genoemd worden en als voorbeeld worden gebruikt. Zijn deze mensen natuurtalenten, of de uitzonderingen die de regel bevestigen? Tot slot: Hoe onderwijzen we een cultuur van tolerantie, solidariteit en vrede die nog niet de onze is? In ieder geval niet alleen door geschiedenislessen en meer volledige journalistieke bijdragen. Maar tevens door in vol vertrouwen onze eigenaardigheden ter discussie to stellen, door onze eigen wereld trachten to openen en open to houden. 40