AMBITIEDOCUMENT KC Helen Parkhurst

AMBITIEDOCUMENT 02.11.2016 KC Helen Parkhurst

INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 3 2. Scope [Design & Build]... 4 3. De partners van het Kindcentrum... 5 3.1. Helen Parkhurstschool... 5 3.2. Stichting MOOI... 5 3.3. Triodus... 5 4. Ambities en uitgangspunten voor de huisvesting... 7 4.1. Onderwijsconcept... 7 4.2. Architectuur en belevingswaarde... 9 4.3. Duurzaamheid + binnenmilieu... 10 4.4. Gedeeld ruimtegebruik... 11 4.5. Flexibiliteit... 12 4.6. Veiligheid... 13 4.7. Stedenbouwkundige randvoorwaarden... 14 5. Ruimtenstaat... 16 6. Ruimtelijke relaties/ clustering... 18 Pagina 2 van 18

1. INLEIDING De Daltonschool aan de Baambruggestraat wil op locatie vernieuwen. De huidige school is gehuisvest op 2 locaties. De school wil graag gehuisvest zijn op 1 locatie. Dit geeft de mogelijkheid om in de nieuwbouw een goede invulling te geven aan het onderwijsconcept, Daltononderwijs. Het huidige gebouw aan de Baambruggestraat is bouwtechnisch ook aan vervanging toe. Het tweede gebouw, vestiging Den Helderstraat, wordt na inhuizing in de nieuwbouw teruggegeven aan de gemeente. Het huidige gebouw is een langgerekt gebouw, waarbij alle lokalen aan een gang gelegen zijn; de school heeft de wens geuit om de nieuwbouw compacter uit te voeren, met lokalen rondom een centrale kern waarin gezamenlijke activiteiten kunnen worden georganiseerd. De school maakt onderdeel uit van een cluster aan maatschappelijke voorzieningen in de woonwijk, rondom het sportterrein van de korfbalvereniging. In de oorspronkelijke opzet was dit groen goed zichtbaar, vergelijkbaar met andere sportclusters in de gordel 20-40. In de huidige situatie is het groen slecht waarneembaar en afgezet met een veelheid aan hekwerken, wat de leefbaarheid niet ten goede komt. Voor de locatie is de overgang naar het sportveld een belangrijk deel van de ontwerpopgave. Voor de open ruimte tussen de straat en het sportveld zal veel aandacht aan de afscheidingen moeten worden besteed. Het cluster waarin de school ligt is al gedeeltelijk herbouwd, waarbij ook woningen zijn toegevoegd. De Nieuwersluisstraat bestaat echter nog uit een verouderd gebouw naast de school en een tijdelijke parkeergarage. Bij de herontwikkeling van de school wordt in beperkte mate rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van de naastgelegen percelen. Dit document biedt een overzicht van de belangrijkste uitgangspunten en ambities van het programma voor de nieuwe huisvesting. Het zijn algemene uitgangspunten die een indruk geven van de eisen en ambities van de partners in dit project. Deze zijn verder uitgewerkt in de vraagspecificatie met alle gevraagde ruimten inclusief alle detaileisen (ruimtelijke relaties, comforteisen, voorzieningen, etc.). De vraagspecificatie is in databasevorm te vinden op de volgende projectwebsite: http://briefbuilder.relaticsonline.com Gebruikersnaam en wachtwoord om toegang te krijgen tot deze projectwebsite zullen separaat worden verstrekt aan de marktpartijen die na de selectiefase worden toegelaten tot de dialoog. Pagina 3 van 18

2. SCOPE [DESIGN & BUILD] Binnen de scope van de opgave vallen de volgende onderdelen: - Sloop/ bouwrijp maken: De sloop van het huidige schoolgebouw en het bouwrijp maken van de kavel (inclusief asbestsanering) valt binnen de scope van de opdracht. De gymzaal van de bestaande school wordt niet gesloopt, maar afgestoten. Er dient een goede scheiding gemaakt te worden tussen het gedeelte wat gesloopt wordt en het deel dat behouden blijft. Hierbij dient met name aandacht te zijn voor de afwerking van de blinde gevel van de huidige gymzaal. - Ontwerp: Opdrachtnemer dient een voorlopig ontwerp, een definitief ontwerp en een uitvoeringsontwerp te maken. Al deze ontwerpvoorstellen dienen besproken te worden met Opdrachtgever. Hiervoor wordt in de overeenkomst tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer een toetsings- en acceptatieplan opgenomen. - Realisatie: Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de realisatie en oplevering van de huisvesting (incl. nieuwe gymzaal) en de bijbehorende buitenruimten. Ook alle bijbehorende vergunningen, ontheffingen, etc. moeten door de opdrachtnemende partij verkregen worden. Het pand moet gebruiksklaar worden opgeleverd. - Inrichting en vaste inventaris: De huisvesting dient compleet en integraal te worden opgeleverd. Dit betekent dat de scope zowel 'drager' als 'inbouw' betreft. Onder dat laatste valt het inbouwpakket, de vaste inrichting en de passieve ICT infrastructuur. - Nutsaansluitingen: Opdrachtnemer dient ervoor te zorgen dat het gebouw is aangesloten op alle voorzieningen van nutsbedrijven en uitbreiden van nutsvoorzieningen (dit omhelst het verkrijgen van vergunningen e.d., maar ook de fysieke aansluitingen). - Onderhoud gedurende de inregelperiode: Ten behoeve van het garanderen van de gebruikskwaliteit van hetgeen wordt gerealiseerd, zal opdrachtnemer gedurende een periode van 2 jaar verantwoordelijk zijn voor het functioneren van gebouwelementen, het preventief en correctief onderhoud, het bemeteren en leveren van rapportages omtrent de te halen prestaties, het finetunen van installaties en het voeren van overleg met Opdrachtgever hierover. Buiten de scope van de opgave vallen de volgende onderdelen: - Diensten: Dienstverlening ten behoeve van de exploitatie van het gebouw vallen buiten de scope van deze opdracht. - Onderhoud: Meerjarig Onderhoud valt buiten de scope van deze opdracht. Opdrachtgever is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van zowel het gebouw als de installaties en buitenruimten. - Losse inrichting: De losse inventaris, het meubilair en actieve ICT infrastructuur worden verzorgd door Opdrachtgever. Deze door de Opdrachtgever te leveren inventaris wordt genoemd in die gevallen waarbij zij van invloed kunnen zijn op het ontwerp. - Inrichting gymzaal: De inrichting van de gymzaal wordt aangeleverd door derden. De opdrachtnemer heeft wel de coördinatie van de inrichting. Het gaat hierbij om de vaste elementen zoals ringen, touwen, klimmuur e.d. De bouwkundige en constructieve voorzieningen die nodig zijn voor het aanbrengen van de inrichting, behoren nadrukkelijk wel tot de scope van de opdracht. Pagina 4 van 18

3. DE PARTNERS VAN HET KINDCENTRUM Het nog te realiseren kindcentrum bestaat uit twee eigenaren; gemeente Den Haag, voor het deel van het kinderdagverblijf, en stichting de Haagse Scholen, voor het deel basisschool, gymzaal en peuterspeelzaal. Het kinderdagverblijf wordt door de gemeente verhuurd aan stichting Triodus. Deze stichting verzorgt de kinderopvang voor 0-4 jarigen in dit gebouw. Stichting Mooi, zij verzorgt de opvang van peuters van 2,5-4 jaar, heeft een gebruiksovereenkomst met De Haagse Scholen. Stichting Triodus en Stichting Mooi en de school zijn voor een aantal ruimten in de school gezamenlijke gebruikers. Ook streven zij na dat er voor de kinderen een, zogenaamde, doorgaande leerlijn is. De gebruikers zullen samen overleggen over deze leerlijn en hoe zij gezamenlijk het nieuwe gebouw zullen gebruiken. Dit zal in een beheerovereenkomst en beheerplan nader afgesproken worden. 3.1. HELEN PARKHURSTSCHOOL De Helen Parkhurstschool is een Daltonbasisschool. De school heeft twee locaties in Den Haag: de Baambruggestraat en de Den Helderstraat. Kinderen leren zowel zelfstandig werken als samenwerken. Juffen en meesters helpen kinderen met het ontwikkelen van hun talent. En alle kinderen zijn welkom! De school is vernoemd naar de Amerikaanse pedagoge Helen Parkhurst, bedenkster van het Daltononderwijs. Daltononderwijs draait om samenwerken, zelfstandigheid, en vrijheid in gebondenheid. Of in de woorden van Helen Parkhurst zelf: Dalton is no method, no system, it s an influence!. Dat betekent dat je de kwaliteiten van Dalton overal in de school terugvindt: de lessen, de projecten, het gebouw, de leraren en uiteindelijk in de leerlingen. 3.2. STICHTING MOOI MOOI staat voor Maatschappelijke Ondersteuning van Omgeving en Individu. We ondersteunen bewoners van jong tot oud die het op eigen kracht (even) niet meer redden. Daarbij worden de talenten en mogelijkheden van mensen benut en geven wij hen de kans om problemen zelf op te lossen, in en met hun sociale netwerk. MOOI ziet het daarnaast als haar taak bewoners met elkaar te verbinden. Wij zetten ons in voor het verbeteren van het welzijn in onze buurten en wijken. Dat doen we door in gesprek te gaan en te luisteren naar de vraag van de bewoners. Daarbij hebben we vooral een faciliterende en ondersteunende rol. Indien nodig stappen we wel op problemen af. Dat doen we niet alleen. MOOI werkt nauw samen met partners in onderwijs, zorg, welzijn, wonen, veiligheid, bewonersorganisaties en de gemeente. De Voorschool peuterspeelzaal bereidt kinderen spelenderwijs voor op de basisschool. Er is sprake van een doorgaande leerlijn met groep 1 en 2. Naast veel binnen en buiten spelen met andere kinderen is er met name aandacht voor taalontwikkeling maar daarnaast ook voor muziek, knutselen, rekenen, bewegen en zelfstandigheid. Kinderen van 2,5 tot 4 jaar spelen op 4 vaste dagdelen (twee ochtenden en twee middagen) onder deskundige leiding. 3.3. TRIODUS Bij Triodus werken we vanuit een duidelijke pedagogische visie is gebaseerd op de filosofie van Loris Malaguzzi, de inspirator van Italiaanse kindercentra in Regio Emillia, een kleine stad in Noord-Italië. Zijn uitspraak: "Een kind heeft honderd talen, maar de school en de samenleving stelen er negenennegentig van", is voor ons een bron van inspiratie. Pagina 5 van 18

Waar mogelijk geven we die honderd talen, die honderd fantasieën, die honderd manieren waarop een kind zich kan ontwikkelen volop de ruimte. Een kind krijgt dan ook alle vrijheid om zich op eigen tempo en eigen kracht te ontplooien. En daarmee hebben we meteen ook een duidelijke visie op de rol die kinderopvang in Nederland zou moeten spelen: veel meer gericht op vorming en ontwikkeling dan op uitsluitend opvang. Waar mogelijk proberen we die visie actief uit te dragen. Met zo'n vijftig kindcentra over heel Den Haag zit Triodus altijd dicht bij in de buurt. In onze centra staan onze medewerkers elke dag klaar om kinderen op een goede en verantwoorde manier op te vangen. Ze worden daarbij ondersteund door een team van pedagogen. Pagina 6 van 18

4. AMBITIES EN UITGANGSPUNTEN VOOR DE HUISVESTING 4.1. ONDERWIJSCONCEPT KC Helen Parkhurst is een Dalton school voor kinderen van 0-12 jaar. Voornaamste doel het kindcentrum is dat de kinderen gelukkig en succesvol zijn. Hier wordt invulling aan gegeven door onderstaande punten. - Doorlopende leerlijn: Er is één doorlopende leerlijn met alle partners in het gebouw. Zo wordt er bijvoorbeeld in de voorschool ook gewerkt met stoplichten, Dalton kleuren en dezelfde thema s. - Zelfstandigheid: De kinderen zijn (gedeeltelijk) zelf verantwoordelijk voor het eigen leerproces. - Samenwerken: Er is een doorlopende leerlijn vanaf de kleuters waarin samenwerken een voorname rol speelt. Er zijn in het gebouw daarom plekken om in stilte te werken maar ook om in verschillende groepssamenstellingen samen te kunnen werken. - Planning: Kinderen werken veel zelfstandig en plannen hun eigen weektaak zelf in. - Klassikaal: Instructie vindt binnen het klaslokaal plaats waarbij kinderen van hetzelfde leerjaar in een groep zitten. Er zijn korte klassikale instructies van circa 10 minuten met alle kinderen van een groep. Vervolgens is er een verlengde instructie aan de instructietafel van de leerkracht voor een kleine groep kinderen. De overige kinderen gaan zelfstandig aan het werk aan hun weektaak. Daarnaast wordt er ook groepsdoorbroken gewerkt en in kleine groepjes samengewerkt. Hier moet ook ruimte voor zijn in het gebouw. - Projecten: Er wordt per jaar aan 5 projecten gewerkt (elk project duurt 7 weken). Aan het eind van een project heeft de projectafsluiting plaats waar ook ouders voor worden uitgenodigd. Deze projectafsluitingen moeten een plek krijgen in het nieuwe gebouw. - Moderne middelen en methodes: Er wordt een professionele en toekomstbestendige ICTinfrastructuur gerealiseerd waarbij we ICT optimaal kunnen inzetten in het onderwijsproces. We houden daarbij rekening met nieuwe ontwikkelingen. In alle werkruimten is in ieder geval toegang tot een snel draadloos netwerk. - Activiteiten: Het gebouw kan alle verschillende didactische werkvormen faciliteren; individueel werken, samenwerken in kleine groepen (2-8 personen), instructie voor 24-32 kinderen en gemeenschappelijke activiteiten van alle gebruikers tegelijk. - Bouwen: De zelfstandigheid van de kinderen neemt toe gedurende hun schooltijd. Dit is in het gebouw terug te zien: o Onderbouw (groep 1-2): grote groepsruimten waarbinnen kinderen onder toezicht aan de slag kunnen op verschillende plekken Pagina 7 van 18

o o Middenbouw (groep 3-5): naast instructieruimten zijn er ook kleine leerpleinen waar kinderen kunnen werken Bovenbouw (groep 6-8): kleine instructieruimten en een groot leerplein met een grote variëteit aan werkplekken Pagina 8 van 18

4.2. ARCHITECTUUR EN BELEVINGSWAARDE Het gebouw incl. buitengebied is een stimulerende, uitdagende en spannende, maar tegelijk ook geborgen en veilige omgeving waar de gebruikers zich thuis voelen. - Kernbegrippen Exterieur: Robuuste materialen, vriendelijk, uitdagend, passend in de wijk (met name met de architectuur aan de Nieuwersluisstraat), veilig, uitnodigend. - Kernbegrippen interieur (0-6 jaar): Warm, speels, rust, natuurlijke kleuren. - Kernbegrippen interieur (7-12 jaar): Stoer, uitdagend, natuurlijke kleuren, industrieel. - Identiteit: Het gebouw vormt een duidelijk baken in de wijk. Het gebouw straalt één identiteit uit, waarbinnen de verschillende partners wel eenvoudig te vinden en te herkennen zijn. - Entree: Het gebouw krijgt één duidelijke, gezamenlijke hoofdentree. Daarnaast komen er meerdere nevenentrees. - Buitenruimte: Het terrein draagt bij aan de identiteit van de school en heeft een vriendelijke uitstraling. Het streven is een groen, gezond en sociaal veilig schoolplein. Er komen verschillende pleinen voor de verschillende leeftijdsgroepen, waar nodig van elkaar gescheiden. Het stallen van fietsen belemmert het spelen zo min mogelijk en is logisch gepositioneerd. - Compact gebouw: Uitgangspunt is een compact gebouw te ontwerpen met minimaal verlies aan onbruikbaar vloeroppervlak. Er zijn zo min mogelijk gangen die uitsluitend als verkeersruimte worden gebruikt. Ze moeten benut kunnen worden als multifunctionele ruimten. - Uitbreidbaarheid: In het ontwerp wordt rekening gehouden met eventuele toekomstige uitbreidingen. - Afstemming gebruikers: Het gebruik en de sfeer in het gebouw zijn afgestemd op de doelgroep op alle niveaus. Veiligheid en flexibiliteit zijn hierbij belangrijk. Alle gebruikers moeten in ieder geval van alle algemene ruimten gebruik kunnen maken. - Logisch gebouw: Het gebouw is eenvoudig en helder van opzet waar alle gebruikers en bezoekers makkelijk en logisch hun weg kunnen vinden. De onderbouw groepen, de kinderopvang en de peuterspeelzaal worden gesitueerd op de begane grond. Pagina 9 van 18

4.3. DUURZAAMHEID + BINNENMILIEU Het binnenmilieu van het gebouw is dusdanig gezond en het gebouw zelf van een zulke duurzame kwaliteit dat gebruikers het ervaren als een prettige leer- en leefomgeving. - Beïnvloeding binnenmilieu: De gebruiker kan temperatuur, ventilatie, daglichttoetreding en verlichting zo veel mogelijk individueel beïnvloeden. Dit resulteert in een positievere waardering van het binnenmilieu. - Verhogen leerprestaties: Een goed binnenmilieu in de onderwijsruimten heeft een positieve invloed op de leerprestaties. Een integraal en gezond binnenmilieu is dus van essentieel belang (dit geldt voor het gehele binnenmilieu: akoestisch, visueel en thermisch comfort en de luchtkwaliteit). - Duurzaam gebouw: Ontwerpoplossingen, de detaillering en materiaalkeuze zijn zodanig dat een zo duurzaam mogelijk gebouw wordt gerealiseerd zowel in bouw als exploitatie. - Laag energieverbruik: Het beperken en vermijden van energiegebruik heeft een hoge prioriteit. Het gebouw heeft daarom de juiste oriëntatie, een schil met hoge isolatiewaarde, voldoende massa en volume en er wordt gezorgd voor voldoende daglicht tot diep in het gebouw. Daarnaast dient ook op andere aspecten het verminderen van het energieverbruik te worden meegenomen. Bijvoorbeeld door het toepassen van daglichtafhankelijke verlichting met aanwezigheidsdetectie en energiezuinige lampen. - Afval: Opdrachtnemer moet milieuschade door de productie van afval bij de sloopactiviteiten, de bouw en ook het beheer van het gebouw zo veel mogelijk voorkomen. Ook moet er reeds worden nagedacht over het eventueel op duurzame wijze kunnen slopen van het nieuw te bouwen gebouw. Denk daarbij aan: o scheiden van afvalstromen; o toepassing van demontabele materialen; o hergebruik van afval voor nieuwe doeleinden. - Water: Om onnodig waterverbruik te voorkomen moeten minimaal de volgende maatregelen genomen worden: o zuinige toiletspoelingen/kranen/douches; o optimaal gebruik regenwater en grondwater; o gescheiden afvoer hemelwater en vuilwater. Pagina 10 van 18

4.4. GEDEELD RUIMTEGEBRUIK Het gebouw fungeert als centrale spil in de wijk door het huisvesten van basisonderwijs, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang onder één dak. - Openingstijden: Het gebouw is op werkdagen toegankelijk van 07.00 18.30. - Compartimentering: Delen van het gebouw moeten separaat buiten schooltijd gebruikt/verhuurd kunnen worden. Hier moet rekening mee gehouden worden m.b.t. toegankelijkheid, beveiliging en alarm, installaties en bemetering, etc. Dit geldt met name voor de ruimten van de kinderopvang, de gymzaal, de speelzaal en de ruimten voor BSO (gedeeld ruimtegebruik). - Samenwerking: Elke partner heeft een eigen expertise. Er is echter een intensieve en inhoudelijke samenwerking tussen de verschillende partners, waarbij elkaars expertise benut zal worden, gebaseerd op één gezamenlijk pedagogische visie. - Centrale ruimte: De centrale ruimten in het gebouw zijn voor iedereen toegankelijk en vormen het hart van de school waar iedereen elkaar kan ontmoeten (ouders/ bezoekers/ kinderen van alle leeftijden/ medewerkers van alle partners). Dit toegankelijke hart is tevens het kruispunt van waaruit de verschillende partners, de gemeenschappelijke ruimten en de personeelsruimten zijn te bereiken. Van hieruit divergeren de gebruikers over het hele gebouw. - Afstemming: Er zal afstemming plaats vinden van voor-, tussen- en naschoolse activiteiten, vakantieactiviteiten en dergelijke zowel binnen als buiten. Pagina 11 van 18

4.5. FLEXIBILITEIT Het gebouw moet verschillende werkvormen aan kunnen en flexibel genoeg zijn om zich te kunnen aanpassen aan ontwikkelingen in de toekomst. De constructie en techniek moet gecompartimenteerd en afgestemd zijn op het gebruik van het gebouw zowel overdag als in de buitenschoolse uren. - Samenwerking: Verschillende partners en gebruikers worden samengebracht op 1 locatie. Het gebouw moet de samenwerking tussen de gebruikers zo veel mogelijk stimuleren. - Multifunctionaliteit: Ruimten moeten zo flexibel mogelijk benut kunnen worden door alle gebruikers. - Toekomstbestendigheid: Een onderwijskundige vernieuwing kan ervoor zorgen dat de functionele eisen en wensen van een gebruiker wijzigen. In het gebouw moeten deze wijzigingen in het onderwijsconcept opgevangen kunnen worden. Bijvoorbeeld door de grootte van ruimten te wijzigen of ruimten aan elkaar te koppelen. Dit geldt met name voor de instructieruimten van de bovenbouw. Het moet in de toekomst mogelijk zijn deze te vergroten tot meer traditionelere groepsruimten (circa 60 m2). - Functionele flexibiliteit: Het aanpassen en samenvoegen van ruimten alsmede verandering van de functie van ruimten moet eenvoudig mogelijk zijn, waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van het schakelen van de bruto ruimten (bijv. verkeersruimten). - Standaardisatie: Plattegronden moeten een zekere mate van standaardisatie in zich hebben wat betreft maatvoering en uitwisselbaarheid van ruimten. - ICT: Het gebouw dient toekomstbestendig te zijn met betrekking tot ICT. Er is bijvoorbeeld voldoende ruimte om in de toekomst met meer apparaten van het draadloze netwerk gebruik te maken of meer access points te plaatsen. Hier wordt onder andere rekening mee gehouden door voldoende loze leidingen aan te brengen en eenvoudige bereikbaarheid van bekabeling boven plafond. Pagina 12 van 18

4.6. VEILIGHEID De bereikbaarheid, toegankelijkheid en inrichting van het terrein en het gebouw moeten zodanig zijn dat een fysiek en sociaal veilige omgeving ontstaat. - Sociale veiligheid: We voelen ons zowel in het gebouw als op het terrein veilig (bijv. goede verlichting, duidelijke zichtlijnen en overzichtelijk). - Toezicht: Er moet te allen tijde zicht zijn op wat er in en om het gebouw gebeurt middels sociale controle. - Vandalismebestendig: Er worden maatregelen genomen om de diverse vormen van vandalisme, zoals bijvoorbeeld graffiti en vernielingen te beperken en/of te voorkomen. Bij het nemen van maatregelen dient het voorkomen van vandalisme de eerste prioriteit te hebben, daarna het beperken en pas als laatste maatregel het gemakkelijk herstellen. - Hangplekken: Donkere hoeken en overkappingen waar mogelijke hangplekken kunnen ontstaan worden voorkomen. - Toegankelijkheid: Het gebouw moet rolstoeltoegankelijk zijn. Dit betekent, onder meer, eisen aan de volgende onderwerpen: - de zwaarte, afmetingen en bedieningswijze van deuren; - hellingshoeken; - dimensionering van ruimten (draaimogelijkheden); - geen / weinig drempels of dorpels in het gebouw. Pagina 13 van 18

4.7. STEDENBOUWKUNDIGE RANDVOORWAARDEN - Inventarisatie en analyse: De school maakt onderdeel uit van een cluster aan maatschappelijke voorzieningen in de woonwijk, rondom het sportterrein van de korfbalvereniging. In de oorspronkelijke opzet was dit groen goed zichtbaar, vergelijkbaar met andere sportclusters in de gordel 20-40. In de huidige situatie is het groen slecht waarneembaar en afgezet met een veelheid aan hekwerken, wat de leefbaarheid niet ten goede komt. - Stedenbouwkundige visie: Het cluster waarin de school ligt is al gedeeltelijk herbouwd, waarbij ook woningen zijn toegevoegd. De Nieuwersluisstraat bestaat echter nog uit een verouderd gebouw naast de school en een tijdelijke parkeergarage. Bij de herontwikkeling van de school wordt in beperkte mate rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van de naastgelegen percelen. - Massastudie: Er is vanuit de gebruikers een voorkeur voor model 1 of model 2 van de massastudie (Modellenstudie Daltonschool Baambruggestraat, januari 2016, Gemeente Den Haag). Daarbij is er een duidelijk wens om géén zichtrelatie op het naastgelegen perceel en gebouw aan de Nieuwersluisstraat te realiseren maar het gebouw en schoolplein naar de andere zijden oriënteren. - Verkaveling: De clusters met maatschappelijke voorzieningen vormen uitzonderingen in de stedenbouwkundige structuur van de vooroorlogse wijken. Anders dan de omliggende woningbouw (in gesloten bouwblokken) is vaak sprake van een verspringende rooilijn, vrijere vormgeving (maar wel orthogonaal) en een samenspel tussen openbaar toegankelijke voorterreinen met verschillende maten en de meer gesloten achterzijde. In dit cluster hebben de meeste gebouwen een voorterrein van 4-10m diep, op de huidige school en het naastgelegen gebouw na die achterop de kavel staan. Een compact nieuw gebouw kan aansluiten op deze rooilijn tussen de 4 en 10m, waarbij de trafo opgenomen zou kunnen worden in de nieuwbouw en daarmee bepalend wordt voor de rooilijn. Voor de locatie is de overgang naar het sportveld een belangrijk deel van de ontwerpopgave. Indien er wordt gekozen voor een open ruimte tussen de straat en het sportveld zal veel aandacht aan de afscheidingen moeten worden besteed. - Bouwmassa: De maximale bouwhoogte bedraagt 11m. Een bezonningsonderzoek hoort bij de onderbouwing voor het plan, tenzij het gebouw achterop het perceel wordt geplaatst zoals nu het geval is. - Verschijningsvorm: Het gebouw zal door de welstandscommissie worden getoetst aan de kenmerken van het karaktergebied Planmatige vroeg twintigste-eeuwse stadsuitbreidingen (1920-1940). Pagina 14 van 18

- Parkeren: De afdeling Verkeer zal aan de hand van een bouwplan de parkeerbehoefte bepalen, rekening houdend met de parkeerbehoefte van de bestaande school. Een mogelijke oplossing voor extra parkeerplaatsen is het dubbelgebruik op het terrein van de naastgelegen Ghanese kerk. Een oplossing voor de berging van fietsen hoort bij de ontwerpopgave voor de school. - Omgeving/ openbare ruimte: De overgang van het schoolterrein naar de sportvelden biedt een kans om het niveauverschil op een leuke manier te benutten. De afscheidingen dienen een vriendelijke uitstraling te hebben en aan de straatzijde 1.40m hoog te zijn, zoals bijvoorbeeld bij de school De Ark en het naastgelegen kinderdagverblijf Dak. Eventueel te rooien bomen dienen op de locatie te worden gecompenseerd. - Bestemmingsplan: Er is sprake van een bestemmingsplanwijziging. Pagina 15 van 18

5. RUIMTENSTAAT aantal ruimtes Totaalprogramma TOTAAL m2 FNO TOTAAL m2 BVO m2 FNO A GEMEENSCHAPPELIJK GEBOUW Nuts ruimte (gas, water, elektra) uit BVO/FNO verhouding Patchruimte 1 1,0 1,0 1,4 Fietsenstalling personeel (afsluitbaar) 1 15 fietsen Vuilcontainerruimte 1 15,0 15,0 20,3 21,6 B ALGEMEEN KC HELEN PARKHURST Tochtportaal/ hoofdentree 1 15,0 15,0 20,3 Administratie 1 12,0 12,0 16,2 Directiekamer 1 15,0 15,0 20,3 Kamer adjunct 1 15,0 15,0 20,3 IB ruimte 1 30,0 30,0 40,5 Repro 1 8,0 8,0 10,8 Teamkamer 1 55,0 55,0 74,3 Centrale keuken 1 30,0 30,0 40,5 Aula 1 70,0 70,0 94,5 Speellokaal 1 84,0 84,0 113,4 Berging aula 1 10,0 10,0 13,5 Berging speellokaal 1 4,0 4,0 5,4 Berging algemeen (leermiddelen) 1 14,0 14,0 18,9 Berging cito 1 4,0 4,0 5,4 Miva toilet + douche uit BVO/FNO verhouding Toiletten personeel + bezoekers uit BVO/FNO verhouding Werkkast (1 per verdieping) 3 3,0 9,0 12,2 506,3 C Onderbouw (groep 1-2) Groepsruimte 4-7 jaar 5 60,0 300,0 405,0 Leerplein onderbouw/ BSO 1 85,0 85,0 114,8 Peuterspeelzaal 2 62,0 124,0 161,2 Sanitair PSZ incl. verschoonmeubel 1 15,0 15,0 19,5 Pantry / keuken PSZ 1 10,0 10,0 13,0 Berging PSZ 1 8,0 8,0 10,4 Kantoor PSZ 1 10,0 10,0 13,0 Hal PSZ uit BVO/FNO verhouding Toilet leerlingen (1 toilet per 20 lln) uit BVO/FNO verhouding Berging onderbouw 1 14,0 14,0 18,9 755,8 D Middenbouw (groep 3-5) Lokaal unit 7-10 6 50,0 300,0 405,0 Leerplein middenbouw 1 105,0 105,0 141,8 Toilet leerlingen (1 toilet per 20 lln) uit BVO/FNO verhouding Berging middenbouw 1 14,0 14,0 18,9 Bibliotheek 1 14,0 14,0 18,9 584,6 Pagina 16 van 18

aantal ruimtes m2 FNO TOTAAL m2 FNO TOTAAL m2 BVO E Bovenbouw (groep 6-8) Instructie 6 40,0 240,0 324,0 Leerplein bovenbouw / BSO 1 170,0 170,0 229,5 Toilet leerlingen (1 toilet per 20 lln) uit BVO/FNO verhouding Berging bovenbouw 1 14,0 14,0 18,9 572,4 G KDV Groepsruimte KDV 3 42,0 126,0 170,1 Slaapruimte KDV 3 10,0 30,0 40,5 Sanitair KDV 2 10,0 20,0 27,0 Speelhal 1 50,0 50,0 67,5 Berging groepsruimte 3 4,0 12,0 16,2 Berging keuken 1 4,0 4,0 5,4 Keuken 1 8,0 8,0 10,8 Kantoor 1 10,0 10,0 13,5 Was- en droogruimte 1 8,0 8,0 10,8 361,8 J GYMNASTIEK (BVO/FNO: 1,2) Oefenzaal 12 x 21 m 1 252,0 252,0 302,4 Toestellenberging 1 45,0 45,0 54,0 Kleedruimte + sanitair 2 35,0 70,0 84,0 Kleedruimte docent + sanitair 1 4,0 4,0 4,8 Werkkast 1 3,0 3,0 3,6 Entree gymnastiekruimten 1 5,0 5,0 6,0 454,8 K BUITEN Speelplein KDV / PSZ 1 300,0 Speelplein School 1 600,0 Buitenberging KDV 1 15,0 15,0 20,3 Buitenberging PSZ 1 10,0 10,0 13,5 Buitenberging school 1 15,0 15,0 20,3 Toelichting: FNO = Functioneel nuttig oppervlakte BVO = Bruto vloeroppervlakte BVO/FNO verhouding 1,35 BVO/FNO verhouding gymzaal 1,2 BVO/FNO verhouding MOOI/PSZ 1,3 Pagina 17 van 18

6. RUIMTELIJKE RELATIES/ CLUSTERING Pagina 18 van 18