Advies in de zaak en (de feitelijk Ieidinggevers)

Vergelijkbare documenten
BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

1. Inleiding en procedure

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding...

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

3. Stebema heeft op 2 juni 2005 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de Installlatie-sector. 2

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

3. Tegen het besluit werd op 17 november 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Aanvullende gronden werden op 20 december ingediend.

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding...

Beslissing op bezwaar

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Pagina 1/6. Ons kenmerk: CA/IB/878/27 Zaaknummer: 878 Datum: 24 oktober 2013

Nederlandse Mededingingsautoriteit

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

Pagina. 1 Verloop van de procedure. Besluit Openbaar. Ons kenmerk: ACM/DJZ/2016/203182_OV Zaaknummer: Datum: 9 juni 2016

Nederlandse Mededingingsautoriteit

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding...

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa rw Mevr. mr. R. Westerhof (035)

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

Pagina. 1 Verloop van de procedure. Besluit Openbaar. Ons kenmerk: ACM/DJZ/2016/203181_OV Zaaknummer: / /

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

2.1 Voor het feitencomplex wordt verwezen naar het bestreden dwangsombesluit van 22 oktober 2009.

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet. prof. mr. J.H. Jans (voorzitter), prof. mr. F.O.W. Vogelaar,

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Landustrie Sneek B.V. (hierna: Landustrie) een boete opgelegd.

ECLI:NL:RVS:2016:2348

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1

Advies van de Bezwaarschriftencommissie Ascert inzake het bezwaar van [bezwaarmaker]

Nederlandse Mededingingsautoriteit

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLISSING OP BEZWAAR

Advies in de zaken 4936 en 5007, J. Harwig Electriciteitswerken B.V. en BTNS Holding B.V.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de Raad een boete opgelegd aan GDB.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Beslissing op bezwaar

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Afweging Er zijn geen redenen om af te wijken van het advies van de commissie. Het voorstel is om het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.

GERECHTSHOF AMSTERDAM

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

Beslissing op bezwaar

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de d-g NMa een boete opgelegd.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

1. Verloop van de procedure

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Beslissing op bezwaar

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

1. Verloop van de procedure

Transcriptie:

Advies in de zaak 6888-2 en 6888-3 (de feitelijk Ieidinggevers) Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr. J. P. Fokker (voorzitter), Prof. dr. H.H.B. Vedder en mr. M.J.S. Korteweg-Wiers (tevens secretaris). Inleiding en procedure 1. Bij besluiten van 30 december 2011 in zaaknummer 6888 (hierna: de bestreden besluiten) heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) aan respectievelijk en (hiema gezamenlijk aan te duiden als de feitelijk Ieidinggevers) tegelijk met een besluit van diezelfde datum aan de Landelijke Huisartsen Vereniging (hierna LHV), een boete opgelegd. In het bestreden besluit inzakeallillecondudeert de Raad dat deze zich in zijn hoedanigheid van van het bestuur van de LHV heeft schuldig gemaakt aan het feitelijk Ieidinggeven aan de overtreding van de LHV van artikel 6 van de Mededingingswet (hierna Mw), bestaande uit het doen van aanbevelingen met betrekking tot de vestiging van (nieuwe) huisartsen, die geschikt waren de mededinging op de markt voor huisartsenzorg merkbaar te beperken. In het bestreden besluit inzake 1111/1111111 concludeert de Raad dat deze zich in zijn hoedanigheid van 11111111111.11111111. van de LHV heeft schuldig gemaakt aan het feitelijk Ieidinggeven aan dezelfde overtreding door de LHV. 2. Tegen de bestreden besluiten is op 2 februari 2012 een zgn. pro forma bezwaarschrift ingediend. Namens de feitelijk Ieidinggevers zijn de gronden van het bezwaar op 16 mei 2012 aangevuld. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. C.T. Dekker, advocaat te Zwolle. 3. Bij brief van 22 augustus 2012 is de partijen en de zaakbehandelaars bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna NMa) medegedeeld dat op 23 oktober 2012 een hoorzitting zal plaatsvinden door de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet (hiema: Adviescommissie). Deze hoorzitting heeft niet op die datum pleats gevonden wegens ziekte van een der leden van de Adviescommissie, doch, in overleg met partijen, op 8 januari 2013. Partijen, met hun gemachtigden en de vertegenwoordigers van de NMa zijn (met gesloten deuren) gehoord door de subcommissie van de Adviescommissie bestaande mr. J.P. Fokker (voorzitter), Prof. dr. H.H.B. Vedder en mr. M.J.S. Korteweg- Wiers (tevens secretaris). 4. Bij brief van 12 oktober 2012 heeft de NMA een schriftelijke toelichting toegezonden. Bij brieven van 12 oktober 2012 is ook namens de feitelijk Ieidinggevers nog een aantal stukken bezorgd respectievelijk ingezonden. Enerzijds een nadere toelichting en anderzijds nog enkele verkiaringen. 1

5. Het versiag van de hoorzitting is op 12 maul 2013 aan partijen toegestuurd. De bestreden besluiten 6. De bestreden besluiten zijn aan dit advies gehecht als bijlagen. Inleidende opmerkingen Vertrouweliikheid 7. Namens an en 111111111 is verzocht om de openbaarheid van de hoorzitting te laten vervallen en die zitting bij de behandeling van hun bezwaren besloten te does zijn. Nadat dit verzoek van de zijde van de feitelijk leidinggevers nader is toegelicht heeft de commissie dit verzoek toegewezen. Behandelina van de bezwaren 8. De bezwaren van de feitelijk leidinggevers gericht tegen de hen betreffende bestreden besluiten warden gezamenlijk behandeld. NM= en hebben in de eerste plaats integraal verwezen naar het bezwaarschrift van de LHV. Daarnaast hebben zij ook bezwaren aangevoerd die specifiek zien op de besluiten die hen persoonlijk betreffen. 9. De Adviescommissie heeft bij afzonderlijk advies de bezwaren betreffende het bestreden besluit LHV behandeld, en verwijst voor wat betreft de namens de leidinggevers aangevoerde argumenten naar dat advies. Nu de Adviescommissie tot de slotsom is gekomen dat er geen sprake is van enig (formeel) besluit van de LHV geschikt am de mededinging te beperken, noch van de wil van de LHV cm het gedrag van haar laden in zoverre te cobrdineren, is de conclusie ten aanzien van de hier genoemde feitelijk leidinggevers dezelfde. 10. De Adviescommissie heeft weliswaar overwogen haar advies tot het vorenstaande to beperken, doch is tot de conclusie gekomen dat desondanks een beknopte bespreking van de door de feitelijk leidinggevers aangevoerde grieven hen betreffende op zijn plaats is. 11 De feitelijk leidinggevers hebben beiden aanvullend nog een aantal bezwaren aangevoerd gericht tegen de besluiten die leder van hen betreffen. Omdat de bezwaren nagenoeg gelijkluidend zijn zal de adviescommissie deze bezwaren zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken. De (aanvullende) bezwaren van de feiteliike Leidingoevers 12. Namens de feitelijk leidinggevers is nog het volgende aan de door de LHV aangevoerde en door de Adviescommissie besproken bezwaren toegevoegd. 2

Juridisch kader en fetteliik leidingoeverschao 13. In de eerste pleats zijn men Evan opvatting dat zij ten onrechte zijn aangemerkt als feitelijk Ieidinggevende in de zin van artikel 51 Wetboek van Strafrecht (verder Sr). 14. Zij bestrijden vooral dat zij bewust de kans hebben aanvaard dat de LHV de Mededingingswet zou overtreden. Daarbij brengen beiden naar voren dat de Raad een afwijkende interpretatie geeft aan artikel 51 Sr en betogen zij voorts dat er in het geval van feitelijk Ieidinggeven bijzondere omstandigheden aanwezig moeten zijn die de Raad had moeten benoemen en bewijzen. Tenslotte voeren zij aan dat er geen sprake is van bewuste aanvaarding van de communicate van het document aan de leden, Iaat staan van een bewuste aanvaarding daarvan na april 2010. 15.1111111111111voegt hieraan nog toe dat de Raad ten onrechte relevant acht dat hij op de hoogte was van het document 'Vestiging' en de bijbehorende oplegnotitie. 1111111111voert ter ondersteuning van deze grond aan dat de Raad ten onrechte oordeelt dat hij redelijkerwijs gehouden was op to treden tegen het tot stand komen van het besluit van de LHV, naar zijn mening ten onrechte, gezien zijn beperkte verantwoordelijkheid binnen het Bureau. 16. De strafrechtelijke jurisprudentie over het feitelijk leidinggeversbegrip is naar de opvatting van de Raad van overeenkomstige toepassing op de uitleg van dit begrip in het kader van artikel 56 Mw, in samenhang met artikel 5:1 Awb en artikel 51 Sr. De Raad stelt vast dat in de jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat: "van feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen onder omstandigheden sprake [kan] zijn indien de desbetreffende functionaris hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden maatregelen ter voorkoming van doze gedragingen achterwege Iaat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. In deze situatie wordt de bedoelde functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen to bevorderen." 17. De Raad heeft daarbij gewezen op de Memorie van Toelichting bij de Mw over de introductie van de beboeting van feitelijk Ieidinggevers op grond van de Mededingingswet. Deze vermeldt dat het feit dat artikel 51 Sr van overeenkomstige toepassing is verklaard, inhoudt dat bij de toepassing van dit artikel rekening zal moeten worden gehouden met de jurisprudentie op grond van dit artikel, zoals de Slavenburg-arresten. De Memorie van Toelichting stelt vast dat volgens deze arresten er sprake is van iemand die feitelijk leiding geeft aan een overtreding indien deze maatregelen ter voorkoming van de gedraging achterwege Iaat, hoewel hij daartoe bevoegd on redelijkerwijs gehouden is, on 3

voorts bewust de kans aanvaardt dat een bepaalde verboden gedraging zich voordoet, zodat hij die gedraging opzettelijk bevordert. 18. De rechtbank Rotterdam haalt dit onderdeel van de Memorie van Toelichting aan als (deal van) het juridisch kader in haar uitspraak van 27 september ji. over de feitelijk leidinggevers in de zaak Wegener. De rechtbank Rotterdam brengt vervolgens naar voren dat, om to bepalen of sprake is van feitelijk leidinggeven, het beschikkingscriterium en aanvaardingscriterium leidend zijn. Ook bij de toepassing van dit kader op de feiten en omstandigheden van de zaak, warden door de rechtbank geen (bijzondere) omstandigheden als relevant naar voren gebracht. De rechtbank Rotterdam concludeert enkel op basis van de door haar genoemde elementen of er sprake is van feitelijk leidinggeven in de bedoelde zaak. Hieruit volgt reeds dat de lezing van de Raad dat er sprake is van feitelijk leidinggeven indien de genoemde criteria zijn vervuld, juist is. Overigens blijkt noch uit de Memorie van Toelichting, noch uit de uitspraak van de rechtbank, een extra voorwaarde van "bijzondere omstandigheden", aldus de Raad. 19. De Raad heeft reeds in prima vastgesteld dat niet is gebleken dat op enig moment aan de laden van de LHV is medegedeeld dat de Aanbevelingen zijn ingetrokken. De leiding van de LHV, ander wie.1111. heeft zich niet openlijk tegenover de leden van de LHV van de Aanbevelingen gedistantieerd, dan wel anderszins de werking van de Aanbevelingen beeindigd, bijvoorbeeid door er uitdrukkelijk op te wijzen dat zij niet langer de nakoming van de Aanbevelingen nastreeft. Eon interview op 16 april 2010 met 1111111111 in "Goedemorgen Nederland" kan moeilijk warden aangemerkt als te zijn gericht tot alle leden van de LHV, als tegelijkertijd die Aanbevelingen nog steeds op (het besloten gedeelte van) de Website van de LHV staan. Beoordeling 20. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid van zoals hierboven aangevoerd, merkt de Raad op dat ook MIN heeft nagelaten de intrekking van de Aanbevelingen aan te kaarten bij een van de leden van het bestuur of in de bestuursvergadering. De ondergeschiktheid van een werknemer sluit daze niet uit van het vervullen van het bestanddeel 'handelen/nalaten' in de omschrijving van het concept feitelijk leidinggever. 21. De Adviescommissie komt tot het advies dat ten onrechte is aangenomen dat MOM en allillfeitelijk hebben leidinggegeven aan de overtreding, indien al van een overtreding sprake zou zijn. 22. Het voert naar het oordeel van de Adviescommissie to ver om aan to nemen dat in wiens portefeuille het onderwerp (vrije) vestiging niet was opgenomen binnen de taakverdeling van het (dagelijks) bestuur, maar die blijkens de agendering van de bestuursvergaderingen wel heeft kennis genomen van de beleidsnotitie "vestiging" toe to schrijven dat hij bewust het risico heeft 4

aanvaard dat een verboden gedraging zich zou voordoen en heeft nagelaten om maatregelen to nemen dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. De Adviescommissie verwijst in de eerste plaats naar het advies dat zij heeft uitgebracht intake de LHV. Voorts stelt de Adviescommissie vast dat, daargelaten of bijzondere omstandigheden moeten warden bewezen door de Raad, voldoende vaststaat datiallinniet op de hoogte was van de plaatsing op (het besioten gedeelte van) de website van de LHV van de "aanbevelingen" zodat ook niet van hem kon worden verwacht dat hij maatregelen daartegen had ondemomen. Naar de mening van de Adviescommissie kan de Mw, gelet op de hier aan de orde zijnde omstandigheden, niet ertoe leiden dat een leidinggevende alto berichten die hij langs krijgt ook moot controleren op een mogelijke overtreding van de Mw. 23. De Adviescommissie neemt aan dat de expliciete stellingname doorallialop 16 april 2010, niet slechts via een radioprogramma, doch juist door een bericht in de nieuwsbrief gericht aan alto laden van de LHV (met een link naar dat interview) is to beschouwen als een afdoende weerlegging van enig vermoeden dat de LHV achter de aanbevelingen stonden. De Adviescommissie overweegt niet in to zien dat or (voorwaardelijk) opzet in het geding is van (een van) beide leidinggevers. De Adviescommissie houdt bij gebrek aan bewijs van het tegendeel voor waar dat nochall...nochallialiop de hoogte zijn geweest van de feitelijke gang van zaken nl. van de omstandigheid dat de "aanbevelingen" op de website van de LHV hebben gestaan (geclurende de periode van 30 mei 2008 tot 30 december 2011) on tevens dat als onderdeel van een nieuwsbrief van diezelfde datum ook een link is gestuurd naar de laden van de LHV om die "aanbevelingen" onder de aandacht van de laden to brengen. 24. Wat betreft constateert de Adviescommissie dat daze inhoudelijk niet op de hoogte is geweest van de (diverse versies van de) "beleidsnotitie vestiging" (de "aanbevelingen") en dat derhalve moeilijk van hem kon worden verwacht dat hij op enige wijze zou hebben ingegrepen. Als gezegd is het niet tot besluitvorming door de laden van de LHV gekomen. 25. Voor wat betreft heeft de Adviescommissie evenmin de overtuiging gekregen dat daze op de hoogte was van het felt dat de notitie, waarover immers nog geen formeel besluit was genomen, onder het hoofdstuk praktijkinformatie, als een van de items, stond opgenomen op het bestoten gedeelte van de website van de LHV. 26. Concluderend kan naar de overtuiging van de Adviescommissie niet worden gezegd dat en feitelijk hebben leiding gegeven aan een overtreding in de zin van de Mw. De vraag of zij, gelet op hun bolder functies op de hoogte hadden behoren to zijn kan naar het oordeel van dd Adviescommissie in het midden blijven. Uit hetgeen de NMA naar voren heeft gebracht en wat is gebleken ter zitting, blijkt in ieder geval niet dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet van noch van In zoverre verwijst de Adviescommissie naar het advies 6888-1 waarin wordt overwogen dat er geen sprake is geweest 5

van enig (formeel) besluit en dat de "nota vestigingsbeleid" vooral op de goodwill discussie word betrokken. Duur 27. en voeren beiden aan dat de Raad de periode van de overtreding onjuist heeft vastgesteld. brengt naar voren dat de Raad ten onrechte heeft geoordeeld dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de gestelde overtreding gedurende een periode van 30 mei 2008 tot aan de datum van het Besluit, 30 december 2011. voegt daaraan toe dat de Raad niet heeft gemotiveerd welke periode hij voor de duur van de overtreding ten aanzien van hem in beschouwing heeft genomen. 28. De Raad acht evenwel de duur van de overtreding bewezen voor de periode van 30 mei 2008 tot aan de datum van het besluit. 29. Ten aanzien van de duur van de overtreding door brengt de Raad in herinnering dat doze in het bestreden besluit wordt vastgesteld voor zijn gedragirigen vanaf 16 april 2010. Dit neemt niet weg dat feiten van voor die datum relevant kunnen zijn. In dit geval zijn de data van 12 september 2007 en 30 mei 2008 relevant omdat op doze data op de hoogte was of redelijkerwijs geacht kan worden to zijn geweest van de gedragingen van de LHV die het besluit van de ondernemersvereniging vomien. Beoordeling 30. De Adviescommissie verwijst voor wat betreft de duur van de overtreding in de eerste pleats naar randnr. 65 in hear advies inzake de LHV. Dat voor alleen de periode vanaf 16 april 2010 in aanmerking is genomen begrijpt de Adviescommissie aldus dat kennelijk vanaf die datum op de hoogte werd geacht to zijn van de gedragingen van de LHV. Blijkbaar hebben de NMA ambtenaren op 16 april 2010 niet geinformeerd omtrent de verdenkingen van overtredingen van de LHV en hem niet genformeerd dat de "aanbevelingen" op (het besloten gedeelte van) de website stonden vermeld. Uit de verkiaring van blijkt enerzijds dat hij niet op de hoogte was van het feit dat de "aanbevelingen" op de website stonden, terwijl hij anderzijds er alles aan heeft gedaan, sedert zijn aantreden in 2009, om meer grip to krijgen op met name de processen van de informatievoorziening op de website. Boete 31. Tot slot stellen en dat de Raad eon onredelijk hoge boete heeft opgelegd, althans de hoogte van de boete niet voldoende heeft gemotiveerd. Een symbolische boete, althans eon boete die veel lager is dan de oplegde boete, zou hoogstens op zijn pleats zijn. 6

32. voert ten behoeve van deze grond aan dat zijn rol bij de vraag welke documenten wel of niet op de website worden geplaatst beperkt was, de afstand van het bestuur tot de dagelijks gang van zaken op het bureau van de LHV en het felt dat bij de LHV niet eerder publicaties hebben plaatsgevonden die in strijd zijn met de Mededingingswet, zodat oak geen rekening mee behoefde te houden dat dergelijke publicaties zouden plaatsvinden. Voorts moet bij de hoogte van de boete ermee rekening worden gehouden dat reeds zwaar wordt getroffen door het oordeel dat hij feitelijk leiding gegeven heeft aan een overtreding van de Mededingingswet, gezien zijn overige beroepsmatige bezigheden. Dientengevolge zou moeten worden afgezien van oplegging van een boete. 33. vult deze grond aan met het argument dat zijn rol bij de besluitvorming beperkt was, hij maatregelen heeft genomen in 2009 om meer grip te krijgen op hetgeen er wel en niet op de website van de LHV geplaatst werd, de eenmaligheid van de door de Raad gestelde overtreding, en de actie die is ondemomen daags na de inval van de NMa. 34. De Raad acht een symbolische boete niet op zijn pleats. De Raad ziet niet in hoe de opgelegde boetes van respectievelijk 50.000,- voor en 25.000,- voor onredelijk zouden zijn. De NMa raakt met deze boetes de onderkant van de bandbreedte zoals deze is weergegeven in artikel n, lid 4, sub b van de Boetebeleidsregels 2009 voor Het bedrag van de boete van zelfs ruim onder die bandbreedte. 35. Wat betreft de motivering van de hoogte van de boete, verwijst de Raad naar de randnummers 46-51 van het bestreden besluit inzake en naar de randnummers 54-59 van het bestreden besluit inzake De hoogte van de boete is ingegeven door de emst van de overtreding door de LHV en van de overtreding door de respectievelijke feitelijk leidinggevers. De inkomens- en vermogenspositie van en heeft niet geleid tot een wijziging van de boetegrondsiag. Beoordeling 36. Indien en voor zover de Raad zou toekomen aan een hernieuwde afweging van de hoogte van de thans bij het bestreden besluit opgelegde boetes stelt de Adviescommissie voorop niet te kunnen doorgronden welke de overwegingen zijn geweest omaillallieen twee maal zo hoge boete op te leggen also allillinaar de Adviescommissie uit de stukken heeft afgeleid wel betrokken bij de dagelijkse gang van zaken via de rol speelt, terwij11111.11.1slechts op afstand bestuurt, vooral de exteme contacten waameemt, terwijl voor het onderwerp vestiging (waaronder begrepen, goodwill) een andere bestuurder verantwoordelijkheid droeg. 7

37. Daarnaast acht de Adviescommissie de opgelegde boetes, indien de bezwaarden al een boete kan worden opgelegd (te) hoog. De Adviescommissie Iaat hierbij buiten beschouwing dat de boetes zullen worden opgevangen door de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Met die factor is immers al rekening gehouden door de 5% boeteverhoging van de boete van de LHV (zie randnr. 96 van het LHV advies). In het geval de Raad zou beslissen om toch een boete op te leggen adviseert de Adviescommissie een betere motivering van (het verschil in) de hoogte van de boetes aan eon besluit op bezwaar ten grondslag to leggen. Slotsom en Advies 38. De Adviescommissie adviseert de Raad de bezwaren van en gegrond te verkiaren, het besluit, waartegen bezwaar, te herroepen en een besluit op bezwaar to nemen in voege als voormeld. Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet subcommissie zaak 6888-2 en -3 mr. J.P. Fokker (voorzitter) voor deze mr M.J.S. Korteweg-Wiers mr. M.J.S.Korteweg-Wiers (secretaris) 8