E pluribus unum - op zoek naar een eenduidige taaldidactiek voor klassieke en moderne talen Taal en Tekst: de rol van taalbeschouwing in het klassieketalenonderwijs tvannieuwenhove@gmail.com Tim Van Nieuwenhove
Introductie 2 DELEN: WAT? verschillen tussen de schooltalen 1) leerplannen, benamingen 2) idiomen / taaleigen verschillen door taalfamilies HOE? omgang met deze verschillen Praktisch = eenduidigheid verkrijgen in werkvormen 1) Grammatica 2) Woordenschat 3) Syntaxis 2
Introductie 2 DELEN: WAT? verschillen tussen de schooltalen 1) leerplannen, benamingen 2) idiomen / taaleigen verschillen door taalfamilies HOE? omgang met deze verschillen Praktisch = eenduidigheid verkrijgen in werkvormen 1) Grammatica 2) Woordenschat 3) Syntaxis 3
1) leerplannen, benamingen Nieuwe leerplannen = infantilisering van het onderwijs? Zelfkeuze HOE je lesgeeft Debilisering van de baan de meeste handboeken op elkaar afgestemd Persoonlijk traject = inzicht in kijk van lln. op talen 4
1) leerplannen, benamingen Grootste verschil < finaliteit der talen Latijn: (hoofd)doel = lezen analytisch = WAAROM-vraag basis = quasi nihil Engels (hoofd)doel = spreken / schrijven praktisch = HOE-vraag basis = miniem 5
1) leerplannen, benamingen Grootste verschil < finaliteit der talen Nederlands: doel = lezen + spreken + schrijven (combinatie) analyse + uitbouw leerplannen Nederlands = basis handboeken moderne + klassieke talen (o.a. terminologie) Gelijkenissen Enkele verschillen waarvan merendeel < finaliteit talen N.B.: niet centraal stellen! 6
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen Noodzakelijke aanvullingen: WAT? Ned. 1 e graad: Voorwerpen Latijn: Reden? Onderwerp Voorwerpen Ned.: ond., dan wwg/nwg, dan valentie Lat.: valentie van het gezegde 7
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen BWB handelende persoon < leerplan Latijn 1 e graad BWB handelend voorwerp < leerplan Ned. 2 e graad 8
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen Ik heb mijn vriendin een bloem gegeven. Lat.: M.V. Ned.: M.V. Ik heb voor mijn vriendin een bloem gekocht. I bought my girlfriend a flower. Lat.: BWB voordeel Ned.: M.V. Eng.: M.V. (indirect object) 9
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen WWG: Lat.: Paris / Helenam abducere / vult. // WWG = p.v. Ned.: Paris / wil / Helena / schaken. // WWG = p.v. + inf. 10
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen Zin in de directe rede Lat.: geen bijzin Ned.: bijzin Eng.: bijzin Bv. Senex / dicit /: Caesarem vidisti! // Bv. De oude man / zegt /: Je / hebt / Caesar / gezien! // 11
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen BVG en betrekkelijke bijzin Lat.: in leerplan 1 e graad Ned./Eng.: pas vanaf 2 e graad N.B.: geen BVG in traditionele Engelse grammatica 12
1) leerplannen, benamingen Enkele voorbeelden van verschillen Vandaag wil ik niet zwemmen./hodie natare nolo. Lat.: BWB Ned. 1 e graad: bepaling (pas BWB vanaf 2 e graad) 13
2 DELEN: WAT? verschillen tussen de schooltalen 1) leerplannen, benamingen 2) idiomen / taaleigen verschillen door taalfamilies HOE? omgang met deze verschillen Praktisch = eenduidigheid verkrijgen in werkvormen 1) Grammatica 2) Woordenschat 3) Syntaxis 14
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies Gevaar bij moderne talen: lln. vertalen letterlijk vanuit het Nederlands. a) syntaxis: Eng./Lat.: wwn. bij mekaar Ned.: tangconstructie I have heard that story 10 times this morning. Ik heb dat verhaal 10 keer gehoord deze ochtend. 15
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies Gevaar bij moderne talen: lln. vertalen letterlijk vanuit het Nederlands. a) syntaxis: Woordvolgorde: Lat.: sterk gestructureerd Eng.: middelmatig gestructureerd Ned.: danig vrij gestructureerd Bv. Ik / dronk / gisteren / een kopje thee / in de Aula.// Yesterday / I / drank / a cup of tea / in the Aula.// (MPT) Heri / in Aulā / potiunculam / bibi.// 16
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies Gevaar bij moderne talen: lln. vertalen letterlijk vanuit het Nederlands. b) grammatica: Tijden: Bv. Ned.: O.T.T.: ik doe NU iets. Eng.: present simple (habits, feelings, facts) + present continuous (things happening NOW) 17
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies Gevaar bij moderne talen: lln. vertalen letterlijk vanuit het Nederlands. b) grammatica: Tijden: 18
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies 19
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies - hulpwwn. - vd - voor- en natijdigheid 20
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies Belangrijk: nadruk op gemeenschappelijkheid Leerlingen krijgen meer structuur. (bv. tijden = vormingsgelijkheid) Verschillen niet negeren. (bv. tijden = betekenisverschil) Bv. I have done that (= present perfect = nog maar pas) (Id) feci. (= perfectum; niet noodzakelijk pas gebeurd) 21
2) Taaleigen verschillen door taalfamilies Comparatief / superlatief: gelijkaardige vorming Groot / groter / grootst Big / bigger / biggest Magnus / maior / maximus Opnieuw verschillen: Ned.: suffix -(e)r en -(e)st = oneindig, bv. de ongelofelijkste Eng.: beperkt tot 1 lettergreep; vanaf 2: more (amazing), most (amazing) 22
2 DELEN: WAT? verschillen tussen de schooltalen 1) leerplannen, benamingen 2) idiomen / taaleigen verschillen door taalfamilies HOE? omgang met deze verschillen Praktisch = eenduidigheid verkrijgen in werkvormen 1) Grammatica 2) Woordenschat 3) Syntaxis 23
II. HOE? omgang met verschillen a) grammatica Inductief: vanuit voorbeelden Authentiek materiaal: tekst, maar ook film & geluid. Aanbreng van nominatief als NDgez. via ecce homo (qui) est faba 24
II. HOE? omgang met verschillen a) grammatica Inductief: vanuit voorbeelden Authentiek materiaal: tekst, maar ook film & geluid. Zet om naar andere talen! Bv. second conditional If I were a boy, I d roll out of bed in the morning and 25
II. HOE? omgang met verschillen a) grammatica Inductief: vanuit voorbeelden Heel af en toe mag niet-authentiek materiaal Zet dit doelbewust in, afgestemd op publiek 26
II. HOE? omgang met verschillen a) grammatica Inductief: vanuit voorbeelden Heel af en toe mag niet-authentiek materiaal Zet dit doelbewust in, afgestemd op publiek 27
II. HOE? omgang met verschillen a) grammatica Ludiek: zowel aanbreng, als vastzetting Puzzel met verbuigingen Vocatieven vermengen met andere naamval(len) 28
II. HOE? omgang met verschillen a) grammatica Ludiek: zowel aanbreng, als vastzetting Voornamelijk 1 e graad serieuzere spelvormen 2 e en 3 e graad: Oefeningen (schriftelijk) verbeteren via ganzenbord Vastzetting via waagstuk (slide) 29
II. HOE? omgang met verschillen b) woordenschat Opnieuw steeds vanuit authentiek materiaal (teksten/film/audio) Afdekmethode + werken in kolommen 30
II. HOE? omgang met verschillen b) woordenschat Vocpot 31
II. HOE? omgang met verschillen b) woordenschat Vocpot: Eerste vastzetting (thuis) In de klas: Pictionary Time s up Integratie in tekst 32
II. HOE? omgang met verschillen b) woordenschat 2 e en 3 e graad: Inoefenen via Teach2000. Voordelen: Verschillende werkvormen (o.a. Space invaders) Statistieken HotPotatoes (verschillende vormen / zowel voor voc als grammatica) 33
II. HOE? omgang met verschillen c) Syntaxis Body grammar: voordelen Toont mate van structuur in elke taal Lln. = continu bezig met taal: Splitsen in zinsdelen Impliceren van zinsstructuren Verwachtingspatroon/spanningsveld duiden Nadien: vastzetting op papier Tekst verdelen in zinsdelen of zinnen. Lln. maken de puzzel Letten op chronologie + bindwoorden 34
Slotwoord Spelvormen mogen Inductie heilig doel Grammaticale vastzetting noodzakelijk Dril màg/moét School, maar ook thuis Schijnbaar onuitputtelijke bron van manieren 35