Analyse instroom

Vergelijkbare documenten
Analyse instroomontwikkeling 2015/2016 Op basis van trends uit het verleden en de definitieve studentgegevens

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Factsheet. Samenvatting

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Factsheet. Samenvatting

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015

Instroom en inschrijvingen

Instroom en Inschrijvingen

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Gelijke kansen in het onderwijs

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

Veranderen van opleiding

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Figuur: Procentuele uitval studenten hbo lerarenopleidingen na het eerste studiejaar (instroomjaren 2004 tot en met 2008)

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Van mbo en havo naar hbo

*Inkomende post 3368 %PAGE%

Studenten aan lerarenopleidingen

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

FACTSHEET Verwante en niet-verwante doorstroom in de beroepskolom

Aantal instromende studenten tussen gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen

Factsheet Toelatingstoets PABO

Als studenten na één jaar studie niet meer staan ingeschreven in het bekostigd hoger onderwijs worden zij gerekend tot de groep van uitvallers.

NOTITIE. De onderstaande figuren geven informatie weer over: Uitval in jaar 1; Het behalen van de propedeuse, in jaar 1 en 2; Het bachelorrendement.

Stromen door het onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

Bekendheid Norm Gezond Bewegen

Inschrijvingen en Instroom

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

Trends in passend onderwijs

LOKAAL JEUGDRAPPORT - Houten

Inhoudsopgave. Leeswijzer

Crisismonitor Drechtsteden juni 2010 (cijfers tot en met april 2010)

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Wetsvoorstel Invoering associate degreeopleiding. LICA bijeenkomst 16 november 2016

Rapportage BPV-plaatsen RBB 2011/2012

We zien in figuur 2 dat het aandeel personen met een migratieachtergrond toeneemt van 46 procent januari 2015 naar 51 procent in juni 2017.

Biologie, scheikunde en medische opleidingen

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Veranderen van opleiding

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Crisismonitor Drechtsteden

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

UWV Kennisverslag

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Onderwijs: kiezen voor en leren in de techniek

Crisismonitor Drechtsteden

Ontwikkelingen in de instroom in het hoger onderwijs

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

*Inkomende post 3368 %PAGE%

Figuur 1: Ontwikkeling nieuwe WW-uitkeringen (index: 2010 = 100)

5. Onderwijs en schoolkleur

Figuur 1: Verzuimpercentage onderwijzend personeel en ondersteunend personeel in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs ( ).

De lerarenopleidingen: wie beginnen eraan en wie halen de eindstreep?

Kwartaalmonitor detacheringsbranche Rapportage Q4 2016

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Aantal medewerkers West-Brabant

en de studiekeuze van jongeren

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE

Doorstroom mbo-studenten naar lerarenopleidingen op de Hogeschool Rotterdam: de stand van zaken

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda 2009

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant

Het middelbaar beroepsonderwijs

Middelbaar beroepsonderwijs regio Arnhem

M Na regen komt? De MKB-ondernemer als weerman van het economische klimaat. A. Ruis

1,4% ten opzichte van studiejaar

FACTSHEET. Toptalenten VO in het vervolgonderwijs

Instroom onderwijs Oost-Nederland, mbo en hbo

Ontwikkeling leerlingaantallen

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

Figuur 1: Aantal gediplomeerde studenten lerarenopleidingen studiejaar (bronnen: hbo-raad en vsnu, bewerkt door sbo)

Personeelsmonitor 2011 Samenvatting

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant

Kortetermijnontwikkeling

Transcriptie:

Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0% Een afname van de overige directe doorstroom met 0,5% Een toename van de indirecte instroom vanuit havo, mbo en vwo met 4,5% Een toename van de overige indirecte instroom met 0,5% De instroom in 2016 komt in absolute zin min of meer overeen met het niveau in 2012. Sinds 2012 is het aantal havo-, mbo- en vwo-gediplomeerden echter gestegen. De ontwikkeling van de instroom heeft daar geen gelijke tred mee gehouden. De toename van de directe en indirecte instroom in absolute zin en de terugkeer in de richting van het niveau van 2012 doet dan ook niet af aan het feit dat de trendbreuk die is opgetreden als gevolg van de invoering van het leenstelsel nog aanwezig is. Het aandeel havisten, mbo ers en vwo ers uit diplomacohort 2015 2016 dat rechtstreeks is doorgestroomd naar het hbo blijkt bij alle drie vooropleidingen lager dan verwacht mocht worden op basis van de trend uit de jaren voorafgaand aan het leenstelsel: de groei van de directe doorstroom bleef in 2016 3,3 procentpunt achter op de trend. Daarvan is 0,5 procentpunt toe te schrijven aan specifieke effecten bij de pabo-opleidingen en 2,8 procentpunt aan overige variatie, waaronder het effect van terughoudendheid naar aanleiding van het leenstelsel. De havisten, mbo ers en vwo ers die in studiejaar 2015 een diploma ontvingen en één tussenjaar hebben genoten, zijn ingestroomd in 2016. Kijkend naar het gecombineerde effect van de directe doorstroom uit dit cohort (het eerste cohort waarop het leenstelsel van toepassing was) en de doorstroom na één tussenjaar blijven alle drie vooropleidingen achter op de waarde die verwacht mocht worden op basis van de trend uit de jaren voorafgaand aan het leenstelsel. Algemene beeld In 2016 2017 zijn 94.229 studenten aan een hbo-bachelor of ad-opleiding begonnen. Dat is een toename van 5,5% ten opzichte van 2015. In 2015 was er nog sprake van een afname van 8,5%, net als in 2014 (toen de afname 4,3% bedroeg). De afnames in 2014 en 2015 volgden op een piek in 2013, nadat het kabinet in 2012 de introductie van het leenstelsel aankondigde. Het niveau in 2016 komt in absolute zin min of meer overeen met het niveau in 2012. Toen startten 96.158 studenten met een hbo-bachelor of ad-opleiding. De directe instroom vanuit havo, mbo en vwo maakt het grootste deel uit van het aantal eerstejaars. Hoewel de indirecte instroom een relatief klein deel van de totale instroom uitmaakt, valt juist hier in 2016 een grote toename waar te nemen. Dit doet zich met name voor bij de havo en in iets mindere mate het mbo.

40,000 4% 35,000 30,000 25,000 0% 20,000 15,000 10,000 5,000-11% 48% 28% 6% 0 havo direct mbo direct vwo direct havo indirect mbo indirect vwo indirect 2015 2016 Figuur: Ontwikkeling doorstroom naar hbo-bachelor- en ad-opleidingen Hieronder wordt nader stilgestaan bij de ontwikkeling van de afzonderlijke vooropleidingen havo, mbo en vwo. Directe instroom Gemiddeld genomen is de helft van de directe instroom afkomstig van de havo en ongeveer een derde van het mbo. Samen zijn havisten en mbo ers dus verantwoordelijk voor ruim 80% van de directe instroom. Onderstaande grafiek toont de omvang van de directe instroom uit de vooropleidingen havo, mbo en vwo gedurende de afgelopen jaren. In absolute zin is het niveau in 2016 te vergelijken met de situatie in 2012. Uitzondering hierop is de directe instroom vanuit het vwo. 40,000 35,000 30,000 25,000 20,000 15,000 10,000 5,000 0 Direct havo Direct mbo Direct vwo Figuur: omvang directe instroom uit vooropleidingen havo, mbo en vwo

De directe instroomtoename vanuit havo, mbo en vwo draagt in totaal één procentpunt bij aan de totale instroomstijging van 5,5%; de overige toename komt voort uit de indirecte instroom. Achter de toename van de directe instroom met 1% gaat feitelijk alleen een stijging bij de havo schuil (+ 1,5%). Bij het mbo is sprake van een nagenoeg gelijkblijvende directe doorstroom ( 0,1%) en bij het vwo is sprake een daling ( 0,5%). Per saldo resteert daardoor een toename van 1%. Bij de havo loopt de directe instroom tot en met 2014 op, met een relatief forse toename in 2013 (+ 5,6% ten opzichte van 2012) en, na een piek in 2014 (+ 2,1% ten opzichte van 2013), een daling van 6,6% in 2015. Ten opzichte van 2015 laat 2016 weer een toename zien (+ 3,6%). Het mbo laat eenzelfde patroon zien, met dit verschil dat daar vóór de aankondiging van het leenstelsel sprake was van een afnemend verloop en er in 2016 nog geen sprake is van instroomtoename. Voor het vwo geldt dat de afname van de directe instroom in 2016 groter is dan in 2015: in 2015 was de afname 7% ten opzichte van het voorgaande jaar; in 2016 gaat het om ruim 11%. De afname van de directe instroom vanuit het vwo is al langer gaande, zoals de grafiek laat zien (met het jaar 2013 als uitzondering). Een blik op het patroon van de directe-instroomontwikkeling laat zien dat zich in 2013 een piek in de instroom heeft voorgedaan (het zogeheten boeggolfeffect), waarop in 2014 en 2015 een daling heeft plaatsgevonden als correctie op de grote toename. Inmiddels ligt 2016 nominaal gezien weer op een niveau dat vergelijkbaar is met de situatie vóór de aankondiging van het leenstelsel. Hiermee is echter niet gezegd dat er inmiddels geen effect meer zou zijn van het leenstelsel. Er moet namelijk rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het aantal havo-, mbo- en vwo-gediplomeerden in de afgelopen jaren: 55,000 50,000 45,000 40,000 35,000 30,000 25,000 Figuur: ontwikkeling van het aantal gediplomeerden havo mbo vwo In 2016 is het aantal havo-gediplomeerden met 5,8% toegenomen ten opzichte van 2015. Bij het mbo en vwo is het aantal gediplomeerden afgenomen ( 0,8%, respectievelijk 1,5%). Vanuit dit perspectief is het niet verwonderlijk dat de directe instroom vanuit de havo is toegenomen, terwijl er bij het mbo en vooral het vwo sprake is van een afname. Wat echter opvalt is dat de ontwikkeling van de directe instroom geen gelijke tred heeft gehouden met het aantal gediplomeerden.

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Analyse instroom 2016-2017 Uit DUO-informatie blijkt dat de directe instroomtoename van havisten achter is gebleven bij de stijging van het aantal havo-gediplomeerden. Hierdoor is het aantal direct doorstromende havisten als percentage van het aantal havo-gediplomeerden in 2016 met 1,4 procentpunt afgenomen. 40,000 35,000 30,000 25,000 20,000 15,000 10,000 5,000 0 havo mbo vwo Figuur: ontwikkeling aantal direct doorstromende havisten, mbo ers en vwo ers Bij de mbo ers is het aantal gediplomeerden in 2016 iets afgenomen, terwijl de directedoorstroomaantallen vrijwel gelijk zijn gebleven. Daardoor is het directe-instroompercentage dit jaar licht toegenomen (0,4% procentpunt). Ook bij het vwo neemt het aantal gediplomeerden iets af, hetgeen echter eveneens en in sterkere mate geldt voor de directe doorstroom. Daardoor neemt het directeinstroompercentage af met 1,2 procentpunt. Afstand tot de trend De invoering van het leenstelsel heeft een trendbreuk in de directe doorstroom teweeg gebracht. Bij een tijdelijk effect mag worden verwacht dat de directe doorstroom weer terugkeert naar het niveau van de trend die valt af te leiden uit de jaren vóór de aankondiging van het leenstelsel. Als vanuit dat perspectief naar het directe-doorstroompercentage van havisten wordt gekeken, valt op dat 2016 zich, net als 2015, onder het niveau bevindt dat op basis van de trend verwacht mocht worden. 85% 82% 79% 76% 73% 70% Figuur: directe-doorstroompercentages havisten trendwaarden en werkelijke waarden

Ten opzichte van 2015 is de afstand tot de trend zelfs nog iets toegenomen: het percentage ligt in 2016 zo n 3 procentpunt onder de trendwaarde, terwijl de afstand in 2015 1,7% bedroeg. Dit heeft mogelijk gedeeltelijk te maken met de tendens dat havo-gediplomeerden wat vaker naar het vwo doorstromen. In 2016 is hun aantal, net als in het eraan voorafgaande jaar, verder gestegen (van ongeveer 1.500 in 2014 naar een kleine 2.500 in 2016). Uitgedrukt in termen van de totale instroomtoename bedraagt de directe doorstroom vanuit de havo 1,5% en is de afstand tussen de directe instroom in 2015 en de trendwaarde in 2016 4,3%. Dat is de afstand die overbrugd had moeten worden om uit te komen op de trendwaarde. In werkelijkheid blijkt er 1,9% afstand tot de trendwaarde te resteren. 2015 2016 trendwaarde Afstand tot trend Pabo + overig effect echte waarde echte waarde Voor 2015 is geconstateerd dat zich ter verklaring van deze afstand twee effecten kunnen voordoen: het effect van gedempte instroom als gevolg van aangescherpte pabo-eisen (het zogeheten pabo-effect ) en een overig effect. Daarvan werd vastgesteld dat, aangezien er geen andere veranderende omstandigheid was dan het nieuwe leenstelsel, dit deel van de instroomdaling grotendeels verband hield met terughoudendheid van studenten als gevolg van de toegenomen studiekosten (het zogeheten leenstelseleffect ). Voor 2016 is de afstand tot de trend opnieuw geanalyseerd. Voor de havo blijkt er in 2016 nagenoeg geen pabo-effect aanwezig te zijn. Daarmee kan de 1,9% nagenoeg volledig worden toegeschreven aan terughoudendheid naar aanleiding van het leenstelsel en overige variatie. Met 1,9% is het effect zelfs iets groter dan in 2015, toen het om 1,2% ging. Bij het mbo is er in tegenstelling tot de havo wel sprake van een pabo-effect, in de omvang van 0,5%. Het overig effect is daar echter kleiner dan bij de havo, namelijk 0,5%. In tegenstelling tot het beeld dat naar voren kwam uit de analyse op basis van de voorlopige cijfers blijkt uit de definitieve gegevens dat het directe-doorstroompercentage nog niet is teruggekeerd op het niveau van de trendwaarde. Wel beweegt de ontwikkeling van het percentage directe doorstroom zich in de richting van de trend. Het effect is voor het mbo dan ook kleiner dan vorig jaar, toen het nog om 1,4% ging.

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Analyse instroom 2016-2017 54% 51% 48% 45% 42% 39% Figuur: directe-doorstroompercentages mbo ers trendwaarden en werkelijke waarden Bij het vwo ligt het percentage directe doorstroom dit jaar 0,4% onder de trendwaarde. Er is geen sprake van een pabo-effect. 16% 14% 12% 10% 8% 6% Figuur: directe-doorstroompercentages vwo ers trendwaarden en werkelijke waarden Indirecte doorstroom Het is dit jaar met name de indirecte doorstroom die heeft gezorgd voor instroomtoename: 4,5% van de 5,5% kan worden toegeschreven aan havo-, mbo- en vwo-studenten die hun vooropleiding een jaar of langer geleden hebben afgerond. De groei van de indirecte doorstroom doet zich het meest voor bij havisten (+ 2,3%), gevolgd door mbo-doorstromers (+ 1,9%). Bij vwo ers is er nauwelijks sprake van een toename (+ 0,2%). Het grootste deel van de indirecte doorstroom betreft studenten die één tussenjaar hebben genoten. Zoals onderstaande grafiek laat zien kan de toename van de indirecte doorstroom dit jaar vooral worden toegeschreven aan het aantal eerstejaars dat één tussenjaar heeft genoten.

12,000 10,000 8,000 6,000 4,000 2,000 0 Eén tussenjaar Twee tussenjaren Meer dan twee tussenjaren Figuur: ontwikkeling indirecte instroom naar aantal tussenjaren De grote instroomtoename van studenten die één tussenjaar hebben genoten, volgt op twee achtereenvolgende jaren waarin de instroomaantallen juist afnamen: uitgedrukt in dezelfde termen als de groei van de indirecte doorstroom (+ 4,5% in 2016) waren havisten, mbo ers en vwo ers die na één tussenjaar instroomden in 2014 nog verantwoordelijk voor een afname van 3,8% en in 2015 voor een daling van 2,2%. In 2013 was er, net als bij de directe instroom, een toename waar te nemen (+ 1,6%), maar in 2014 heeft in tegenstelling tot de directe instroom geen verdere stijging plaatsgevonden. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de piek in 2013 verband houdt met de aankondiging van het leenstelsel. Net zo goed als voor de directe instroom is het aannemelijk dat voor degenen met een tussenjaar de dreiging van het leenstelsel reden is geweest om sneller te gaan doorstuderen. De jaren 2014 en 2015 kunnen, in ieder geval gedeeltelijk, worden gezien als een correctie op de extra instroom in 2013. In 2016 was er geen reden meer om sneller te gaan doorstuderen. De grote instroomtoename, met name bij de instromers met één tussenjaar, lijkt erop te wijzen dat studenten het leenstelsel weliswaar in eerste instantie misschien vermeden hebben, maar zich er in 2016 niet langer door laten weerhouden alsnog voor deelname aan het hbo te kiezen. De groei van de instroom na één tussenjaar is het meest zichtbaar bij havisten (+ 67,7%). Bij mbo'ers gaat het om een toename van 44,7%. Bij vwo ers is de stijging 9,2% ten opzichte van 2015. Net als bij de directe instroom is hiermee overigens niet gezegd dat er geen effect meer zou zijn van het leenstelsel. Afstand tot trend De doorstroomoverzichten van DUO vermelden niet alleen het aantal havo-, mbo- en vwogediplomeerden dat rechtstreeks is doorgestroomd naar het hbo, maar ook het aantal indirecte doorstromers. De groep havo-, mbo- en vwo-scholieren die in 2015 hun diploma hebben gehaald en vervolgens in 2016 bleken te hebben gekozen voor één tussenjaar is met 61,4% toegenomen ten opzichte van het diplomacohort 2013/2014. Deze toename van de indirecte doorstroom in 2015 is terug te zien in de gestegen indirecte instroom in 2016.

Van diplomacohort 2014/2015 blijkt 10% van de havo-gediplomeerden één tussenjaar te hebben genoten. Dat is een stuk hoger dan in het cohort van 2013/2014, toen het aandeel nog 5,8% bedroeg. De opvallende stijging is niet onlogisch, aangezien het cohort scholieren dat in studiejaar 2014/2015 een diploma ontving geen reden meer had om versneld door te stromen, terwijl dat het jaar ervóór nog wel het geval was. De 10% in 2015 past in de trend die zich heeft voorgedaan tussen 2004 en 2012, waarbij het percentage geleidelijk is gegroeid van 7,3% in 2004 tot 11% in 2012. Ook bij het mbo en vwo is de beweging van een toegenomen aandeel doorstromers met één tussenjaar, na twee jaren van afname, zichtbaar. Het aandeel en de verschillen zijn echter minder groot dan bij de havo (van 4,9% naar 6,9% bij het mbo, respectievelijk van 1,3% naar 1,9% bij het vwo). Nemen we per diplomacohort de directe doorstroom en de scholieren die één tussenjaar hebben genoten samen en zetten we hun omvang af tegen het totaal aantal gediplomeerden, dan ontstaat zicht op het gecombineerde effect van de ontwikkelingen in de directe en indirecte doorstroom en de wijze waarop dit zich verhoudt tot de trendwaarde die verwacht mocht worden op basis van de jaren 2004 t/m 2012 (de trend dus vóór de aankondiging van het leenstelsel). 95.0% 90.0% 85.0% 80.0% 75.0% 70.0% directe doorstroom direct + na 1 jaar trendwaarde Figuur: percentage doorstromende havisten met maximaal één tussenjaar trendwaarden en werkelijke waarden Kijkend naar de doorstromende havisten valt te zien dat het aandeel studenten met geen of maximaal één tussenjaar in 2015 is teruggelopen tot onder het niveau van 2012, het niveau van vóór de aankondiging van het leenstelsel. Terwijl de ontwikkeling in de jaren ervoor opliep met de trendlijn, is er in 2015 een afstand van 3,4 procentpunt ontstaan tussen de werkelijke waarde en de trendwaarde. Wel heeft de ontwikkeling van de indirecte doorstroom een dempend effect gehad: in 2015 is het directedoorstroompercentage met 6,9 procentpunt afgenomen ten opzichte van 2014. Daartegenover staat dat het aandeel studenten met maximaal één tussenjaar is gestegen met 4,2%. Per saldo is het aandeel instromers uit diplomacohort 2014/2015 met maximaal één tussenjaar daardoor afgenomen met 2,7 procentpunt. In 2016 is het aandeel directe doorstromers verder gedaald. Het is nog de vraag in hoeverre de indirecte doorstroom na één tussenjaar in diplomacohort 2015/2016 voldoende blijkt te zijn toegenomen om de lagere directe doorstroom te compenseren.

60.0% 55.0% 50.0% 45.0% 40.0% directe doorstroom direct + na 1 jaar trendwaarde Figuur: percentage doorstromende mbo ers met maximaal één tussenjaar trendwaarden en werkelijke waarden Voor het mbo is de situatie vergelijkbaar met die van havisten, zij het dat de daling van de directe doorstroom in 2015 nog groter was (-7,3 procentpunt) en de toename van de doorstroom met één tussenjaar juist kleiner (2%), met als gevolg dat de totale afname groter is dan bij de havo: 5,3 procentpunt ten opzichte van 2014. De uiteindelijke afstand tot de trendlijn die in tegenstelling tot de havo dalend is bedraagt in 2015 4,6 procentpunt, waar er in 2014 nog nauwelijks afstand was. Een ander verschil met de havo is dat de directe doorstroom in 2016 iets gestegen is. 16.0% 14.0% 12.0% 10.0% 8.0% directe doorstroom direct + na 1 jaar trendwaarde Figuur: percentage doorstromende vwo ers met maximaal één tussenjaar trendwaarden en werkelijke waarden Het vwo kent, net als het mbo, een dalende trend. De afstand tot die trend is in 2015 1,3 procentpunt. Daarmee ligt het vwo van de drie vooropleidingen het dichtst bij de trendwaarde. Ook voor het vwo geldt dat de stijging van de doorstroom na één tussenjaar (+ 0,6 procentpunt) weliswaar een dempend effect heeft gehad op de daling van de directe doorstroom ( 1,2%), maar dat de stijging van de indirecte doorstroom onvoldoende is om de daling volledig te neutraliseren. In 2016 heeft de daling van de directe doorstroom zich verder doorgezet. Al met al is er in 2015, ook als rekening wordt gehouden met de indirecte doorstroom na één tussenjaar (ingestroomd in 2016) bij alle drie vooropleidingen sprake van een afstand tot de trend.