Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

Vergelijkbare documenten
Studies. Wijzigingen van gezinstoestand tijdens volledige werkloosheid

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 2 Evolutie van het aandeel van de werkloze gezinshoofden

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 2 Evolutie van het aandeel van de werkloze gezinshoofden

Financiële werkgelegenheidsvallen. Rijksdienst voor arbeidsvoorziening Directie Statistieken en Publicaties Directie Studies

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Studies. De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

Infoblad - werknemers Hoeveel bedraagt uw uitkering na een tewerkstelling?

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

II. Het stelsel voor werknemers C. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)

e-doc ALLE SOCIALE UITKERINGEN OP EEN RIJ

De rechthebbenden. overbruggingsuitkeringen. Realisatie: directie Studies en directie Statistieken en Publicaties

e-doc ALLE SOCIALE UITKERINGEN OP EEN RIJ

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

CIRCULAIRE. Sociale uitkeringen Bedragen per 1 januari 2014

Infoblad - werknemers Hoeveel bedraagt uw uitkering na een tewerkstelling?

Vrouwenraadinfofiche 2016

CIRCULAIRE. Sociale uitkeringen Bedragen per 1 januari 2013 S.2013/004 AB/LP/S.5000 CI13-004N.AB. 11 januari Samenvatting

niet enkel samenwonenden, maar ook gezinshoofden en alleenstaanden zullen na een bepaalde periode nog slechts een minimumuitkering ontvangen

Sociaal statuut kunstenaars. werkloosheid

Nieuwe uitkeringen vanaf 1 mei 2011

Persbericht. 1. De loonmarge: een koninklijk besluit ter bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve bescherming van het concurrentievermogen

De statuten deeltijdse arbeid in de werkloosheidsverzekering

e-doc SOCIALE BIJDRAGEN M E T A A L

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Hendrik Nevejan (CRB, Secretariaat) en Guy Van Camp (FOD Sociale Zekerheid) Inhoud

De arbeidsmarkt in juni 2015

Infoblad - werknemers Waarop heeft een deeltijdse werknemer recht?

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

STATISTISCHE STUDIES

e-doc A B ABVV M E T A A M E M E T A A L ALLE SOCIALE UITKERINGEN M E M E M E OP EEN RIJ februari 2015

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

Welke invloed heeft een vermindering van de prestaties met 1/5 via tijdskrediet en loopbaanonderbreking op het gezinsinkomen?

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Inhoud. Werkgelegenheidsmaatregelen lokale besturen. Financiële voordelen en simulaties. Doelgroepverminderingen Activa Sine Startbanen

Dienst Studies. Evolutie van de tijdelijke werkloosheid art. 50 (slecht weer) in het licht van de geregistreerde weersomstandigheden

De arbeidsmarkt in april 2015

Hervorming werkloosheidsreglementering 1 november 2012

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

De arbeidsmarkt in mei 2015

De arbeidsmarkt in maart 2015

1. Werkwijze Beschrijving van de steekproef Definitie van de RVA-uitkeringscategorie...2

RVA. de degressiviteit van de uitkeringen voor mensen in arbeidszorg

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De arbeidsmarkt in november 2015

De arbeidsmarkt in februari 2015

Werkloosheidsuitkeringen

10. Werkloosheidsuitkeringen

De loopbaanonderbreking Actualisatie

De arbeidsmarkt in augustus 2015

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Halftijds brugpensioen

Infoblad - werknemers Hebt u recht op de anciënniteitstoeslag?

Newsletter. Sociale actualiteit van Januari. Solutions for Human Resources. Sociale actualiteit van Januari. Solutions for Human Resources.

De arbeidsmarkt in oktober 2015

Vraag nr. 37 van 29 januari 2002 van de heer ROLAND VAN GOETHEM Antwoord 1. Overzicht over alle kenmerken heen

Gewaarborgd Inkomen: Luxe of noodzaak? Kempische Verzekeringskring. 22 oktober 2013 Dries Wouters

Infoblad - werknemers Hebt u recht op de werkhervattingstoeslag?

NIEUWSBRIEF JANUARI 2010

DOCUMENTATIENOTA CRB

Bedragen en bijdragen arbeidsrecht en sociale zekerheid op 1 september 2018

Infoblad - werknemers Hebt u recht op de werkhervattingstoeslag?

Infoblad - werknemers

BIJLAGEN. Deze lijst bevat de toelaatbaarheidsartikelen die zijn opgenomen in de zone AdmissibilityArticle.

III. AFDELING UITKERINGEN

Bedragen en bijdragen arbeidsrecht en sociale zekerheid op 1 juni 2018

Brugpensioen : hoofdelijke bijdragen en sociale inhoudingen. Belangrijke wijzigingen vanaf 1 april 2010

Infoblad - werknemers Hoeveel bedraagt uw uitkering na een tewerkstelling?

FOCUS. De springplank

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Ontwikkeling van de werkloosheidsuitkering en 4 de kwartaal de kwartaal 2000

sociale bijdragen en sociale uitkeringen op 1 juni 2001

FOCUS "RVA-SANCTIE EN DOORSTROOM NAAR DE OCMW'S"

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

BEDRAG VAN HET PENSIOEN

Figuur 1: logo Vrouwenraad DEGRESSIVITEIT IN DE WERKLOOSHEIDSUITKERING

FISC brief 1: provisionele ambtshalve beslissing tot toekenning

NIEUWIGHEDEN OP VLAK VAN HET PENSIOEN Januari 2013

Dag van de Payroll Professional 2017 SWT: Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag

Out Sim. Handleiding te lezen voor gebruik

infobrochure voor de kunstenaar

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

SOCIALE BEDRAGEN PER 1 JANUARI 2014

INFORMATIEDOCUMENT "UITKERINGSAANVRAAG IN HET STELSEL WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG UITTREKSELS UIT UW RECHTEN EN PLICHTEN"

STATISTISCHE STUDIES

Sociale Groene Lening 12 oktober 2010

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Bedragen en bijdragen arbeidsrecht en sociale zekerheid op 1 maart 2014

Studies. Mei 2001 RVA Studies

Lange loopbaan : 35 jaar vanaf 2012, 38 jaar vanaf 2014, 39 jaar vanaf 2016 en 40 jaar vanaf 2017 ;

SOCIALE BEDRAGEN PER 1 JANUARI 2013

Infoblad - werknemers Hervorming van de werkloosheidsverzekering vanaf november 2012

Infoblad - werknemers Hebt u recht op de opvanguitkering voor onthaalouders?

Transcriptie:

Focus Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

Inleiding De werknemer die werkloos wordt en toelaatbaar is op basis van arbeidsprestaties krijgt in toepassing van het verzekeringsprincipe een cijfercode toegekend op basis van de loonschijf waarin zijn gemiddeld dagloon zich bevindt. Er zijn sinds 1 januari 2002 58 cijfer die elk overeenkomen met een bepaalde loonschijf. Vóór de aanpassing van het loonplafond op 1 januari 2002 bedroeg het aantal loonschijven 54. De cijfercode 54 werd eind 2001 toegekend aan lonen in de loonschijf van 58,8197 EUR per dag of hoger. Voor aanvragen vanaf de maand januari 2002 zijn er 4 loonschijven bijgekomen. De hoogste code,, wordt toegekend aan lonen in de loonschijf van 61,5137 EUR per dag of hoger. Dat er proportioneel zoveel gevallen aan of 58 betaald worden is toe te schrijven aan het overschrijden van het loonplafond op het ogenblik van de aanvraag voor werkloosheidsuitkeringen. Forfaitaire, niet loongekoppelde bedragen worden met toepassing van het solidariteitsprincipe toegekend aan samenwonenden in de 3 de (forfaitaire) periode, aan schoolverlaters met wachtuitkeringen, aan deeltijds leerplichtigen met overbruggingsuitkeringen en aan vrijgestelden om familiale of sociale redenen. De uitkering voor volledig werklozen is degressief in de tijd, die voor tijdelijk werklozen niet. Het aandeel van de forfaitaire uitkeringen is daarom groter bij volledig werklozen dan bij tijdelijk werklozen. Een ander verschil met volledig werklozen is het feit dat elk jaar de code van de tijdelijk werkloze wordt herzien volgens het loon van de lopende arbeidscyclus. Hogere komen er dus meer voor dan bij volledig werklozen. Anderzijds kan de uitkering bij tijdelijke werkloosheid meer beknot worden door het loonplafond. Omwille van deze verschillen hebben we de analyse gemaakt voor alle werklozen samen en voor de volledig werklozen en de tijdelijk werklozen afzonderlijk. Voor wat betreft de minima gelden er twee principes: er zijn minimumuitkeringen die gebaseerd zijn op het gewaarborgd gemiddeld minimummaandloon en er zijn minimumuitkeringen die ook rekening houden met de gezinssituatie. Bij het toekennen van een cijfercode wordt enkel rekening gehouden met het eerste principe. Het gaat dan om de cijfer 28 en 37 die overeenkomen met de minimumlonen voor de leeftijdsklassen van minder dan 21 jaar en van 21 jaar of meer, die respectievelijk 9,68 en 1 163,02 EUR bedragen in februari 2003. Deze twee vertegenwoordigen dus in feite absolute minimumuitkeringen. Het aantal gevallen jonger dan 21 jaar aan de minimumcode is verwaarloosbaar, zodat in de praktijk in deze studie enkel sprake is van code 37. Er wordt dus ook rekening gehouden met de gezinssituatie voor de bepaling van het minimum. Naargelang de situatie kan een hoger bedrag worden uitgekeerd dan het minimum dat bepaald werd op basis van het loon. Deze studie behandelt enkel de analyse van de minima bepaald op basis van het loon. Code 37 is meer vertegenwoordigd omdat lagere op basis van lagere lonen tot de minimumuitkering van code 37 opgetrokken worden. Lagere dan 37 komen dus in principe niet voor, behoudens voor enkele categorieën die verder in deze studie niet meer aan bod komen omdat ze lage aantallen vertegenwoordigen (alles samen 3,5 %). Het gaat meer bepaald over: beroepsmilitairen die een RSZ-bijdrage betalen op een laag forfaitair bedrag bij ontslag uit het leger, werknemers die een te laag loon ontvingen en van wie de toestand nog moet geregulariseerd worden bij de RSZ, 21-jarigen die een code krijgen die overeenkomt met het (minimum)loon dat op hen van toepassing is.

Analyse van de toegewezen uitkeringsbedragen () voor de en van de maand februari 2003 Het onderzoek gebeurt aan de hand van de en voor de maand februari 2003. Traditioneel is het aantal tijdelijk werklozen groot tijdens deze maand omwille van slechte weersomstandigheden in de bouw. Dit heeft ook zijn invloed op het geheel van de vergoede werkloosheid, in die zin dat de hoogste code,, proportioneel meer in februari zal vertegenwoordigd zijn dan tijdens maanden met minder tijdelijke werkloosheid. De cijfers moeten dus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden en geven slechts grote tendensen aan. Gemiddeld op jaarbasis zal minder sterk vertegenwoordigd zijn dan in de maand februari. Vrouwen 4 4 3 3 2 1,8 29,0 0,6 0,5 forfait 1 6,7 4,9 5,3 4,4 33,6 31,5 code 37 17,1 13,3 1,2 1,5 6,8 6,7 1 Uitkeringsgerechtigde volledig en tijdelijk werklozen samen volgens code - in % van totaal Wanneer we het geheel van de werkloosheids bekijken (volledige en tijdelijke werkloosheid samen) zien we dat meer dan 2/5 van de werklozen hun uitkering beperkt ziet door het loonplafond. Slechts 29 % van de werklozen ontvangt een uitkering proportioneel aan het loon. Totaal mannen en vrouwen 4 4 3 3 2 1 24,3 18,7 forfait 1 0,4 3,9 3,6 3,2 3,2 0,3 code 37 26,0 23,8 19,5 27,2 1,7 1,4 24,2 18,9 Aan de andere zijde van het uitkeringsspectrum bemerken we dat 1/4 van de bestaat uit forfaitaire uitkeringen. Vrouwen hebben over het algemeen meer zuiver loongekoppelde uitkeringen (39 % van de ) dan mannen (1/5). Zij hebben ook meer forfaitaire uitkeringen dan mannen (,7 % tegen 16,6 %). Slechts 1/5 van de vrouwen krijgt de maximumuitkering, tegen bijna 2/3 van de mannen. Grafiek 1: percentage en werkloosheid volgens code (in % van totaal) In totaal gebeuren 43,7 % van alle aan de hand van de voormalige maximum en van de nieuwe maximum. Bij de mannen gebeurt liefst 63,7 % van de aan maximum 54 en 58. Bij de vrouwen is dit percentage slechts 19,9 %. Bij de mannen heeft van deze twee de, de nieuwe maximumcode die rekening houdt met het hogere loonplafond, het hoogste aandeel (39,0 %), bij de vrouwen de, de vroegere maximumcode (13,2 %). Dit heeft onder meer te maken met het grotere aandeel van de tijdelijk werklozen bij de mannen en de langere werkloosheidsduur en de globaal lagere lonen bij de vrouwen. Mannen 4 4 3 3 2 1 13,6 10,3 0,2 0,2 forfait 1 1,7 1,3 22 t/m 2,5 2,1 24,7 19,7 17,3 code 37 38 t/m 35,4 1,8 1,5 55 t/ m 39,0 28,7 Het geheel van de proportioneel loongekoppelde uitkeringen (alle cijfer met uitzondering van de 37, 54 en 58) bedraagt 28,8 %. Betalingen voor werklozen met een code tussen 38 en vormen bijna 1/4 (23,8 %) van de totale populatie. Opvallend daarbij is dat het aandeel van de nieuwe van 55 tot nog geen 2 % bedraagt van het totaal aantal. Blijkbaar heeft de verhoging van het loonplafond weinig invloed gehad op de proportionele loonkoppeling en heeft ze enkel gezorgd voor een verschuiving van de maximumuitkeringen van naar. Dit betekent eveneens dat de afstand tussen het werkelijke loon en het toegepaste loonplafond relatief groot blijft.

Het is opvallend dat de proportionele loonkoppeling plaats vindt bij ongeveer 40 % van de vrouwen en bij slechts 20 % van de mannen. Het aandeel van de forfaitaire, niet loongekoppelde uitkeringen in de bedraagt bijna 1/4. Bij de mannen is dat evenwel slechts 13,6 %, bij de vrouwen liefst,8 %. Dit komt door een grotere proportie vrouwen die samenwonend zonder gezinslast zijn en door een gemiddeld langere werkloosheidsduur bij vrouwen zodat de kans op een forfaitaire uitkering groter is. Bij de mannen is het opvallend dat het aandeel van de voormalige maximum in de veel kleiner is (24,7 %) dan het aandeel van deze code in de (35,4 %). Het aandeel van de is daarentegen veel groter in de (39,0 %) dan in de (28,7 %). De reden daarvoor is de invloed van de tijdelijke werkloosheid. Het grootste deel van de voor tijdelijke werkloosheid gebeurt bij de mannen namelijk aan. Het aandeel van de tijdelijke werkloosheid in de totale is in vergelijking met zijn aandeel in de kleiner, omdat in tegenstelling met volledige werkloosheid gemiddeld minder dagen per betaling vergoed worden bij de tijdelijke werkloosheid. Code 37, de uitdrukking van het minimum op basis van het minimumloon, heeft een aandeel van 3,2 % in de en van 3,6 % in de. Bij de vrouwen zijn deze percentages evenwel wat hoger en lopen op tot 4,4 en 4,9 %. Samengevat kan men zeggen dat proportioneel loongekoppelde uitkeringen een minderheid van ongeveer 29 % vertegenwoordigen in de globale werkloosheid. De andere 71 % zijn niet of niet-proportioneel loongekoppelde uitkeringen: 1/4 forfaitaire uitkeringen, meer dan 2/5 maximumuitkeringen wegens overschrijding van het loonplafond en iets meer dan 3 % minimumuitkeringen.

2 Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen volgens code - in % van totaal De aan volledig werklozen kunnen in drie bijna even grote groepen verdeeld worden. Zuiver loongekoppelde uitkeringen, forfaitaire uitkeringen en maximumuitkeringen (hoogste code) behelzen elk ongeveer 1/3 van het aantal. Vrouwen behouden meer dan mannen een proportionele band met hun vroeger loon omdat hun lonen lager zijn. Mannen daarentegen overschrijden meer dan vrouwen het loonplafond en ontvangen dus meer dan vrouwen een maximumuitkering. Grafiek 2: percentage en volledige werkloosheid volgens code (in % van totaal) Mannen 5 4 4 3 3 2 1 12,7 Vrouwen 5 4 4 3 3 2 1 0,3 0,3 forfait 1 39,7 30,1 0,6 0,5 forfait 1 2,1 2,1 3,1 3,3 23,2 22,8 code 37 6,9 5,1 5,7 4,7 Totaal mannen en vrouwen 5 4 4 3 3 2 1 30,8 21,4 0,5 0,4 forfait 1 4,5 4,1 4,1 4,1 33,0 29,8 code 37 44,5 37,7 1,1 1,1 17,7 14,2 28,1 31,1 26,7 24,8 code 37 0,9 0,7 1,0 0,9 12,9 12,7 5,8 4,5 9,4 8,2 Bij de volledig werklozen behaalt als voormalig hoogste code een hoog aandeel, met name 24,8 % van de. De werkloosheid van veel volledig werklozen dateert immers reeds van vóór de verhoging van het loonplafond op 1 januari 2002. Sindsdien is door het optrekken van het loonplafond de de hoogste code en gebeurden er reeds 8,2 % van de aan deze code. Beide samen vertegenwoordigen 1/3 van het totaal aantal. Zij betreffen werknemers met een uitkering die lager is dan deze die zij zouden ontvangen zonder loonplafond. Bij de mannen bedraagt dit aandeel de helft, bij de vrouwen nog geen 20 %. Bij de volledig werklozen is de forfaitaire uitkering uiteraard meer aanwezig dan bij de tijdelijk werklozen en bij alle uitkeringsgerechtigde werklozen samen. Het aandeel bedraagt voor mannen en vrouwen samen 30,8 % van de. Bijna 40 % van de vrouwen ontvangt een forfaitaire uitkering. Bij de mannen bereikt dit aandeel slechts 20 %. De proportioneel loongekoppelde (alle in onze studie met uitzondering van de 37, 54 en 58) hebben een aandeel van 32,1 %. Het aandeel van de andere (niet loongekoppelde forfaitaire en niet proportioneel loongekoppelde minimum- of maximumuitkeringen) bedraagt 68 %, meer bepaald: 30,8 % forfaitaire uitkeringen, 1/3 maximumuitkeringen (overschrijdingen van het loonplafond) en iets meer dan 4 % minimumuitkeringen. Er zijn grote afwijkingen naar geslacht. De vrouwen ontvangen veel meer forfaitaire uitkeringen dan de mannen. Bij de mannen worden de uitkeringen meer dan bij de vrouwen beperkt tot de maximum werkloosheidsuitkering wegens overschrijding van het loonplafond. Proportioneel wordt bij de vrouwen het grootste aandeel vergoed met forfaitaire uitkeringen: vrouwen zijn gemiddeld langer werkloos en zijn minder vertegenwoordigd bij de samenwonenden met gezinslast en bij de alleenwonenden, waar over de ganse duur loongekoppelde uitkeringen worden betaald (geen forfaitaire uitkeringen). Vrouwen hebben ook een groter aandeel in de proportioneel loongekoppelde uitkeringen aan 38 tot dan de mannen. Dit is het gevolg van het feit dat werkloze vrouwen meer uit lagere loonsectoren of lagere loonberoepen komen. Om complementaire redenen (werkloze mannen hadden hogere lonen) is bij de mannen de voormalige maximum het meest vertegenwoordigd. We zien dat de proportionele verdeling van de onderscheiden binnen de min of meer overeenkomt met de proportionele verdeling van de binnen de. Uitzondering zijn de forfaitaire uitkeringen waarvan het aandeel groter is in de dan in de, en de waarvan het aandeel in de kleiner is dan in de.

3 Tijdelijk werklozen volgens code - in % van totaal Ongeveer 3/4 van de voor tijdelijke werkloosheid gebeurt aan de maximum. Het verschil naar geslacht is hier evenwel frappant. Bij de mannen bereikt het aandeel van de maximumuitkering in de 85 %, bij de vrouwen slechts 31 %. Grafiek 3: percentage en tijdelijke werkloosheid volgens code (in % van totaal) Mannen 9 8 7 6 5 4 3 2,6 0,2 0,7 1,4 0,2 0,5 forfait code 1 t/m 24 code 25 t/m 38 11,9 10,8 code 39 code 40 t/m 84,7 87,1 Voor ongeveer 3/4 van de tijdelijk werklozen wordt de uitkering begrensd door toepassing van het loonplafond. De overigen hebben over het algemeen een loongekoppelde uitkering met uitzondering van de bijna 3 % die nog een forfaitaire uitkering geniet als gevolg van onvoldoende arbeidsprestaties om een loongekoppelde uitkering te kunnen genieten. Er zijn evenwel ook hier weer grote verschillen volgens geslacht. De vertegenwoordigt bij de mannen 84,7 % van de, bij de vrouwen slechts 30,7 %. Door lagere lonen heeft de meerderheid van de vrouwelijke tijdelijk werklozen een zuiver loongekoppelde uitkering, met uitzondering van bijna 5 % die nog een forfaitaire uitkering geniet. Daaruit kan men besluiten dat de werkloosheidsverzekering bij tijdelijke werkloosheid voor de vrouwen (vanuit het verzekeringsperspectief) het meest evenredig werkt (in 65 % van de gevallen) terwijl bij de mannen deze evenredigheid slechts in 12 % van de gevallen verzekerd is. De volgen ongeveer dezelfde tendensen als de. Alleen is het aandeel van in de hoger dan het aandeel in de. Vrouwen 9 8 7 6 5 4 3 4,7 2,2 3,1 2,6 0,1 2,1 2,8 forfait code 1 t/m 24 code 25 t/m 38 60,5 59,4 code 39 code 40 t/m 32,0 30,7 Totaal mannen en vrouwen 9 8 7 6 5 4 3 2,9 0,5 1,1 1,6 0,4 0,8 forfait code 1 t/m 24 code 25 t/m 38 code 39 19,6 17,1 code 40 t/m 80,1 75,9

Besluiten 1 De proportionele loonkoppeling geldt slechts voor een minderheid van 29 % van alle en meer bij volledig werklozen dan bij tijdelijk werklozen. 2 Meer dan 2/5 van alle gebeurt aan de maximumuitkering ( 54 en 58), wat wijst op de overschrijding van het loonplafond. De aanpassing van het loonplafond in januari 2002 heeft nauwelijks gezorgd voor meer proportioneel loongekoppelde uitkeringen maar heeft vooral een verschuiving teweeggebracht naar de nieuwe maximumuitkering. 3 De forfaitaire uitkeringen vertegenwoordigen 1/4 van alle voor volledige en tijdelijke werkloosheid. Bij de volledig werklozen bedraagt dit cijfer bijna 1/3, bij de tijdelijk werklozen slechts 3 %. 4 De minimumuitkeringen op basis van het minimumloon vertegenwoordigen iets meer dan 3 % van de. 5 De proportionele loonkoppeling doet zich meer voor bij vrouwen dan bij mannen, zowel bij volledige als bij tijdelijke werkloosheid. Het percentage proportioneel loongekoppelde uitkeringen is bij de vrouwen evenwel kleiner dan het percentage forfaitaire uitkeringen (37 % tegen 40 %). Mannen zien dan weer meer dan de vrouwen hun vervangingsinkomen beknot door het loonplafond. Zij hebben evenwel veel minder dan de vrouwen een forfaitaire uitkering.