De samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld in Nederlandstalige documentaires

Vergelijkbare documenten
Onzichtbare voice-over in beeld

Audience Design in documentaire-interviews

Samenvatting (Summary in Dutch)

Non-verbaal presenteren. Non-verbale communicatie toegepast door presentatoren in documentaires

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Mini-docu - Les 1 Het begin van je documentaire

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Toelating en selectie Selectiecriteria Elke afstudeerrichting hanteert bij de selectie de volgende concrete criteria:

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

A. LEER EN TOETSPLAN. Vak: Geschiedenis Leerjaar: 3 Onderwerp: De Eerste en Tweede Wereldoorlog (H1 en 2) Kerndoel(en):

Taxonomie van Bloom. (taxonomie = wetenschap van het indelen) 6. Creëren. Nieuwe ideeën, producten of gezichtspunten genereren

Ontdek de Bibliotheek

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Duur van de les Introductie (klasgesprek) 10 minuten Kern (video, gesprek) 10 minuten Afsluiting (werkblad) 30 minuten

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Beinvloeding van glossylezers door middel van persuasive design.

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst

Beoordeling van het PWS

Kunst en cultuur (PO-havo/vwo)

Les 1: Communicatie en interactie + soorten communicatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Werkstuk Filosofie De invloed van muziek op reclame

;k;lk. Les 2 Journalistieke regels

LESBRIEF. Informatie VOOR DOCENTEN LEERDOELEN. Let op! Wanneer u het lesmateriaal

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

Vier aanvullende notities aangeboden m.b.t. beeldgeletterdheid

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Duur van de les Introductie (gesprek) 15 minuten Kern (reflecteren en controleren met werkblad) 30 minuten Afsluiting, uitleg volgende les 5 minuten

Van analoge naar digitale content

Het onderzoeksverslag

lesmateriaal Taalkrant

Schooluniformen in Nederland. Het betreden van een nieuwe markt.

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren.

9. Schrijfopdrachten

Thema: Multimedia. Multimedia

Ons stappenplan om te komen tot jouw perfecte film.

Stappenplan: een spreekbeurt maken

Bloom. Taxonomie van. in de praktijk

Mini-docu - Les 2 Herinneringen in beeld

Een geslaagde activiteit

Examenbespreking havo maatschappijwetenschappen Donderdag 23 mei 2019

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

Inhoud. 1. Introductie Nederlands... 3

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Het verhaal moet aanspreken, spannend zijn en een mooi einde hebben. Als je uit de bioscoop loopt moet je een goed gevoel hebben over de film.

Mini-docu familie Docentenhandleiding

Samenvatting Nederlands Cursus 1,2 en 3

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

Deel 1 Structuur. Handleiding scripties

Revision Questions (Dutch)

In dialoog met elkaar

FICTIEDOSSIER NEDERLANDS LEERJAAR 3 EN 4 BK

Media & Privacy Lessenserie Gotcha!

De presentatie: basisprincipes

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

a p p e n d i x Nederlandstalige samenvatting

Hoofdstuk 18: Een presentatie maken

Bevindingen In totaal hebben we de test afgenomen bij 9 mensen. Helaas door beperkte aanwezigheid van vrouwen zijn dit enkel mannen geweest.

GELIJKE KANSEN IN BELGIË HISTORISCH ONDERZOEK

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

PEER REVIEWS SEMINAR..

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Beoordelingsrubric PWS (Mondial College)

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Hoe kan je een verhaal op een multimediale manier vertellen?

2F TAKEN SPECIFICATIE EN KENMERKEN week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8 week 9 week 10 Neemt deel aan discussie en overleg

Intake. Audiovisuele productie. D te Nuijl, communicatie adviezen film en tv producties

Creatief vermogen & kritisch denken ontwikkelen: aan de slag met lessen en rubrics. Marieke Buisman, Liselotte van Loon & Marianne Boogaard

Analytisch denken Het oplossen van problemen door vragen te ontleden in kleinere delen, verbanden leggen en logische conclusies trekken.

Nederlandse Samenvatting

Interieurarchitectuur

vaardigheden - 21st century skills

Beoordelingsformulier samenwerken

- het lezen van het boek van Soldaat van Oranje en het maken van de literatuurwijzer het bekijken van de film Soldaat van Oranje;

Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011

taal portfolio Checklist B1

Ola Lanko en haar foto-genic installaties 14 oktober interview

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

1 Hoe leren leerlingen?

Photoshop: top of flop? Over fotobewerking in reclames

SECTORWERKSTUK

DE L CKER DOELEN STELLEN

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

DE L CKER. Het project is een samenwerking tussen Human, NPO 3Lab en NPO3Extra.

WIJ DENKEN OVER DE MENS EN HET GOEDE. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. Boekstal, vwb WD denken mens en goede.indd :32

Bijlage 3 Samenvatting onderzoek HAN naar werkzame factoren vanuit gebruikersperspectief

Uitwerking kerndoel 3 Nederlandse taal

Zelfevaluatieformulier

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Mini-docu - Les 4 De montage van je film

Samenvatting M&O H6: Communicatieproces

De DOELSTELLING van de kunstbv-opdrachten & De BEOORDELING:

DE L CKER PANIEKAANVALLEN

Eerst gaan we structuur aanbrengen in de verschillende stijlen van klanten. We doen dit aan de hand van twee kenmerken:

Samenvatting Nederlands Module 9

Transcriptie:

De samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld in Nederlandstalige documentaires Een vergelijkend onderzoek tussen documentaires gericht op volwassen en documentaires gericht op kinderen van negen tot dertien jaar Bachelor scriptie Begeleider: M. Nijdam Rijksuniversiteit Groningen, Communicatie- en informatiewetenschappen Februari 2012 Anne Floor Lanting S1688081 Madoerastraat 4a, 9715 HG, Groningen 0655382004 a.f.lanting@student.rug.nl 1

Voorwoord Voor uw ligt de Bachelorscriptie waarmee ik de Bacheloropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen afsluit. In deze scriptie beschrijf ik een vergelijkend onderzoek naar de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld in documentaires gericht op volwassen en documentaires gericht op kinderen van negen tot dertien jaar. De afgelopen drie jaar heb ik binnen de opleiding meerdere mediagerelateerde vakken gevolgd, maar het laatste semester heb ik mij voor het eerst zo veel met audiovisuele media beziggehouden. Het uitvoeren van het onderzoek en het schrijven van deze scriptie heeft dan ook mijn kennis en interesse in dit specifieke gebied van de communicatiewetenschap vergroot. Het afmaken van deze scriptie heeft mij vele uren achter de computer en de nodige stressmomentjes gekost. Ik ben dan ook erg blij dat ik deze scriptie uiteindelijk in kan leveren. Een aantal mensen zijn onmisbaar geweest in het proces van deze scriptie. Marrit Nijdam wil ik graag bedanken voor haar prettige begeleiding en nuttige feedback. Verder wil ik mijn vriend en mijn ouders bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en interesse. Veel leesplezier! Anne Floor Lanting Groningen, 3 februari 2012 2

Samenvatting Iedereen die weleens televisie kijkt heeft ook ooit weleens een documentaire gezien, volwassenen, maar ook kinderen. Documentaires worden nu zowel op tv als in de bioscoop getoond aan een groot publiek. Maar, wat zijn documentaires precies en hoe verschillen deze van de gewone narratieve fictie? Documentaires zijn portretten van de realiteit, met gebruik van het echte leven als ruw materiaal. Documentaires vertellen een verhaal over het echte leven en maken hierbij aanspraak op de werkelijkheid. Omdat documentaires aanspraak maken op de werkelijkheid, zijn ze belangrijke werkelijkheidsvormende communicatiemiddelen. Documentaires zijn in feite een representatie van de werkelijkheid ( Aufderheide, 2007: 2-5). Omdat er geen vastgestelde regels bestaan voor technieken, vormen en stijlen binnen documentaires kunnen documentaires enorm van elkaar verschillen ( Nichols, 2001:21). Wat wel geldt voor alle documentaires is dat filmmakers keuzes moeten maken op veel verschillende gebieden, veel van deze keuzes hebben betrekking op de vier centrale modi in film: taal, beeld, geluid en muziek. Een documentaire is dus een multimodaal medium, alle vier de bovengenoemde modi worden in een documentaire als één geheel aan de kijker getoond ( Haan, 2009:2). Wel zijn er veel theoretici die stellen dat de gesproken tekst (taal) de basis vormt voor de betekenis van het verhaal en het beeld een ondersteunende functie heeft. Naar aanleiding van deze theorie is de keuze gemaakt om binnen dit onderzoek de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld in documentaires te onderzoeken. De verteller is een stem in documentaires die informatie geeft en die pas na de montage van de documentaire over de beelden wordt gezet. Met de tekst van de verteller wordt dus heel doelbewust omgesprongen, om deze reden en omdat de verteller een centrale rol speelt in het aanbrengen van structuur binnen een documentairefilm en structuur een belangrijke rol speelt in het begrijpelijk maken van het verhaal dat de documentairemaker wil vertellen is ervoor gekozen om deze vorm van gesproken tekst te onderzoeken. Het beoogde publiek, zal hierbij een belangrijke rol spelen. Documentaires gericht op een verschillend publiek,respectievelijk volwassenen en kinderen, worden binnen dit onderzoek namelijk met elkaar vergeleken op het vlak van de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld. De onderzoeksvraag die hier centraal staat is dan ook: Hoe werken de tekst van de verteller en het beeld samen in Nederlandstalige documentaires zodat de kijker de documentaire kan begrijpen en hoe verschilt dit tussen documentaires gericht op volwassenen en documentaires gericht op kinderen van negen tot dertien jaar? Binnen dit onderzoek zijn vier documentaires geanalyseerd, twee die onder het subgenre Public affairs vallen en twee die onder het sub genre historische documentaire vallen. Van beide subgenres is een documentaire gericht op kinderen en een documentaire gericht op volwassenen geanalyseerd. De gesproken teksten zijn getranscribeerd en de beelden zijn omschreven. De beelden zijn ook gelabeld naar soort. Vervolgens zijn bij de fragmenten waarin een verteller aan het woord is, de tekst van de verteller en het beeld aan elkaar gelinkt, waardoor de relaties tussen de tekst en het beeld duidelijk worden. Hierna zijn er bij de fragmenten waarin een verteller aan het woord is, functies gegeven aan de bijgaande beelden. Nadat alle documentaires op deze manier zijn geanalyseerd, kunnen de analyseschema s van de verschillende documentaires met elkaar vergeleken worden. Nadat dit is gedaan, kan de onderzoeksvraag beantwoord worden. 3

Het is gebleken dat in zowel de documentaires gericht op volwassenen als de documentaires gericht op kinderen, de tekst van de verteller voornamelijk meer informatie toevoegt aan het bijgaande beeld. Dit betekent echter niet dat deze twee soorten documentaires helemaal niet van elkaar verschillen op het gebied van de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld. Het beeld lijkt in documentaires gericht op kinderen iets meer van belang te zijn voor het begrijpelijk maken van de overgebrachte informatie. De documentaires gericht op kinderen bevatten namelijk meer fragmenten waarin het beeld toont wat de tekst van de verteller beschrijft (tekst-beeld relatie illustratie ) dan de documentaires gericht op volwassenen. Verder bevatten deze documentaires ook minder fragmenten waarin er geen duidelijke relatie is tussen de tekst van de verteller en het beeld (contrasterende relaties) dan de documentaires gericht op volwassenen. 4

Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Probleemstelling 2 1.3 Verwachtingen 2 1.4 Relevantie van het onderzoek 2 1.5 Opbouw 3 2. Theoretisch kader 4 2.1 Documentairesoorten 4 2.2 De verteller 5 2.3 Soorten beeld 6 2.4 Informatielinking 7 2.5 Tekst-beeld relaties in tv-nieuwsuitzendingen 8 2.6 Het participation framework 10 2.7 Common ground 12 2.8 Audience design 13 2.9 Functies van beelden 13 3. Methode 16 3.1 Soort onderzoek 16 3.2 Operationalisatie 16 3.3 Materiaal 18 3.4 Stappenplan 20 3.5 Betrouwbaarheid 25 4. Analyse en resultaten 27 4.1 Soorten beeld 27 4.2 Tekst-beeld relaties 29 4.3 Functies van beelden 32 5. Conclusie en discussie 33 5.1 Conclusie 33 5.2 Discussie 34 Literatuurlijst 35 Bijlage (zie ander document) 5

1. Inleiding 1.1 Inleiding Iedereen die weleens televisie kijkt heeft ook ooit weleens een documentaire gezien, volwassenen, maar ook kinderen. Documentaires worden nu zowel op tv als in de bioscoop getoond aan een groot publiek. Maar, wat zijn documentaires precies en hoe verschillen deze van de gewone narratieve fictie? Documentaires zijn portretten van de realiteit, met gebruik van het echte leven als ruw materiaal. Deze portretten worden geconstrueerd door filmmakers en technici die weloverwogen keuzes maken over welk verhaal ze vertellen, aan wie en met welk doel. Documentaires vertellen een verhaal over het echte leven en maken hierbij aanspraak op de werkelijkheid. Omdat documentaires aanspraak maken op de werkelijkheid, zijn ze belangrijke werkelijkheidsvormende communicatiemiddelen. Documentaires zijn in feite een representatie van de werkelijkheid ( Aufderheide, 2007: 2-5). Met deze werkelijkheid kan de kijker zich identificeren, hij maakt er deelgenoot van uit. Documentaires beïnvloeden de kijkers perceptie van de werkelijkheid. Dit kan op verschillende manieren, er bestaan geen vastgestelde regels voor technieken, vormen en stijlen en hierom kunnen documentaires enorm van elkaar verschillen ( Nichols, 2001:21). Wat wel geldt voor alle documentaires, is dat filmmakers tijdens het maken van een documentaire er bewust van zijn dat al de keuzes die ze hierbinnen maken vormgeven aan de betekenis van de documentaire ( Aufderheide, 2007: 11). Filmmakers moeten keuzes maken op veel verschillende gebieden, veel keuzes die de documentairemaker maakt hebben betrekking op de vier centrale modi in film: taal, beeld, geluid en muziek. Wanneer het hedendaagse publiek naar een documentaire kijkt, spelen al deze vier modi een belangrijke rol bij het overbrengen van informatie aan de kijker. Een documentaire is dus een multimodaal medium, alle vier de bovengenoemde modi worden in een documentaire als één geheel aan de kijker getoond ( Haan, 2009:2). Documentaires van nu hebben meer een auditief karakter dan een visueel karakter. In filmmateriaal vormt de gesproken tekst meestal de basis voor de betekenis van de informatie, beelden hebben vooral een ondersteunend karakter naast de gesproken tekst (Sauer, 2006:3). Binnen documentaires worden er veel verschillende soorten gesproken teksten aangeboden, bijvoorbeeld de tekst van de verteller en de uitleg van experts of interviews. Omdat de verteller een centrale rol speelt in het aanbrengen van structuur binnen een documentairefilm en structuur een belangrijke rol speelt in het begrijpelijk maken van het verhaal dat de documentairemaker wil vertellen, heb ik ervoor gekozen om de gesproken tekst van de verteller binnen documentaires te onderzoeken. De verteller is een stem in documentaires (of narratieve fictie, tv-programma s en nieuws) die informatie geeft en die pas na de montage van de documentaire over de beelden wordt gezet. Overigens is er niet genoeg tijd beschikbaar om alle vormen van gesproken tekst binnen een documentaire te analyseren en is de invalshoek dus wat toegespitst. Door de eerdergenoemde multimodale presentatie van informatie binnen documentaires, moet de kijker veel informatie tegelijkertijd verwerken om de boodschap van de documentaire te kunnen begrijpen. In dit onderzoek staat centraal hoe een documentairemaker tekst en beeld kan laten samenwerken om de verwerking van informatie voor de kijker makkelijker te maken. De nadruk zal hierbij liggen op de gesproken teksten van de verteller en de relatie hiermee tot de bijbehorende 1

beelden. Wanneer gesproken teksten en getoonde beelden logisch op elkaar volgen, is de informatie binnen deze teksten en beelden beter te verwerken voor de kijker ( van Leeuwen, 2005: 219-247). Om deze reden wil ik mij in mijn onderzoek focussen op de samenwerking tussen de tekst van de verteller en de bijbehorende beelden. Er zal gekeken worden naar hoe de beelden in combinatie met de tekst van de verteller ontworpen zijn voor en aangepast zijn aan de kijker. Nu vastgesteld is dat in dit onderzoek de focus zal liggen op de samenwerking tussen de tekst van de verteller en de bijbehorende beelden, blijft nog steeds de vraag: hoe laat de filmmaker de tekst van de verteller en de beelden samenwerken en hoe past hij deze twee modi aan de kijker aan? In dit onderzoek zal een begin worden gemaakt aan de beantwoording van deze vraag. 1.2 Probleemstelling In dit onderzoek zal er ingegaan worden op de tekst van de verteller en het bijbehorend beeldgebruik en de relatie hiertussen. Er zal gekeken worden naar hoe de documentairemaker het beeld en de tekst laat samenwerken zodat de kijker de informatie kan begrijpen. In de inleiding werd al aangegeven dat documentaires nu meer een auditief dan een visueel karakter hebben en dat beelden vooral een ondersteunend karakter hebben naast de gesproken tekst. Naar aanleiding van deze theorie ben ik nieuwsgierig of dit voornamelijk geldt voor documentaires gericht op volwassenen of ook van toepassing is op documentaires gericht op kinderen. Ik vraag me af of in documentaires gericht op kinderen de tekst van de verteller even centraal staat als in documentaires gericht op volwassenen. Wellicht zijn in documentaires gericht op kinderen juist de beelden dominant en heeft de tekst van de verteller een ondersteunend karakter. Deze overwegingen hebben geleid tot de volgende onderzoeksvraag: Hoe werken de tekst van de verteller en het beeld samen in Nederlandstalige documentaires zodat de kijker de documentaire kan begrijpen en hoe verschilt dit tussen documentaires gericht op volwassenen en documentaires gericht op kinderen van negen tot dertien jaar? Ten eerste zal het materiaal geanalyseerd moeten worden op de relatie tussen tekst en beeld en de specifieke functies van het beeld en hierna zal onderzocht moeten worden hoe de tekst van de verteller in combinatie met het bijbehorende beeld ontworpen is voor en aangepast is aan de beoogde kijker. Hierna zal de hoofdvraag beantwoord kunnen worden. 1.3 verwachtingen Na het doen van dit onderzoek hoop ik een aantal uitspraken te kunnen doen over hoe kinderen in documentaires doormiddel van de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het bijgaande beeld worden gesteund in hun begrip van de informatie. Verder wil ik ook uitspraken kunnen doen over hoe deze ondersteuning voor kinderen verschilt van de ondersteuning doormiddel van de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het bijgaande beeld in documentaires gericht op volwassenen. 1.4 Relevantie van het onderzoek Omdat documentaires een fenomeen zijn waarmee mensen wereldwijd in aanraking komen en omdat documentaires het publiek kunnen beïnvloeden in hun perceptie van de wereld, is het relevant om hier 2

onderzoek naar te doen(nichols, 2001:2 ). Wel is er al veel onderzoek gedaan naar film, dus hoe draagt dit specifieke onderzoek bij aan de wetenschap? Het punt waarin dit specifieke onderzoek zich onderscheidt van eerder onderzoek, is dat het zich richt op documentaires gericht op kinderen. Er is wel eerder onderzoek gedaan naar gewone speelfilms voor kinderen, het Jeugd journaal en audiovisueel leermateriaal voor kinderen, maar nog niet specifiek naar documentaires gericht op kinderen. Het vergelijkende aspect van dit onderzoek naar documentaires is ook nieuw, er is wel vergelijkend onderzoek gedaan tussen andere audiovisuele media, maar niet tussen documentaires gericht op verschillend publiek. 1.5 Opbouw Na dit inleidende hoofdstuk zal er een theoretisch kader gepresenteerd worden, onderverdeeld in meerdere paragrafen (2.1 t/m 2.9). Eerste zullen de verschillende soorten documentaires besproken worden, hierna zal de term verteller geoperationaliseerd worden en vervolgens zal er steeds specifieker ingegaan worden op de relatie tussen tekst en beeld en hoe deze twee modi samen bijdragen aan het toegankelijk maken van de common ground voor de kijker. In hoofdstuk drie wordt vervolgens de methode uiteengezet, hier zal uitgelegd worden hoe dit onderzoek is uitgevoerd, welke stappen er zijn gezet en welk analyseschema is toegepast binnen het onderzoek. In hoofdstuk vier wordt de uitgevoerde analyse doormiddel van voorbeelden getoond. De gehele analyse is te vinden in de bijlage, deze is namelijk te omvangrijk om volledig binnen dit hoofdstuk te plaatsen. De conclusie van het onderzoek en de discussie zijn te vinden in hoofdstuk vijf van deze scriptie. 3

2.Theoretisch kader Voordat de methode van het onderzoek duidelijk gemaakt kan worden, moeten de theoretische noties en bestaande begrippen die in het onderzoek gebruikt zullen worden, gedefinieerd en toegelicht worden. Dit zal in dit hoofdstuk gebeuren. 2.1 Documentairesoorten In de inleiding is er al kort een definitie gegeven van documentaires. Hierbij werd vermeld dat er geen vastgestelde regels bestaan voor technieken, vormen en stijlen bij het maken van documentaires en dat documentaires onderling hierdoor erg van elkaar kunnen verschillen. Binnen het genre van de documentaire kun je dus weer sub genres onderscheiden. Er zijn verschillende soorten onderverdelingen gemaakt, ik zal er hier twee behandelen. Ik behandel deze onderverdelingen omdat ze van belang zijn bij de selectie van mijn onderzoeksmateriaal dat bestaat uit vier verschillende documentaires. Nichols (2010:142) definieert documentaires als een vorm van filmkunst die het publiek vertelt over echte situaties en gebeurtenissen. Dit vertelde verhaal is een voorstel over, of perspectief op de wereld (van de filmmaker) die vasthoudt aan feiten. Nichols vindt deze definitie behulpzaam voor het genre documentaires op zich, maar merkt op dat de definitie geen onderscheid maakt tussen verschillende typen documentaire. Toch is dit onderscheid er wel. Nieuwere documentaires hebben volgens Nichols een grote gelijkenis met vroegere documentaires, hij noemt een aantal tendensen of modes binnen documentaires (2010:143). De verschillende modes differentiëren documentaires in termen van formele, filmische kwaliteiten. Naast de verschillende modes noemt Nichols nog een tweede manier om documentaires onder te verdelen namelijk in al eerder bestaande non-fictie modellen (2010: 147-153). Volgens Nichols kunnen we een documentaire dus op twee manieren classificeren: - door te kijken naar welk model het overneemt van andere media (non-fictie modellen). - door te kijken naar de formele, filmische kwaliteiten die de documentaire bijdraagt aan de filmkunst (modes). Deze classificaties sluiten elkaar niet uit, samen geven ze ons een beter beeld van de structuur van een documentairefilm. Toch zal ik mij in dit onderzoek focussen op wat Nichols non-fictiemodellen noemt, dit omdat de modes minder afhankelijk zijn van het thema van een documentaire dan non-fictie modellen. Verschillende documentaires over hetzelfde thema kunnen gebruik maken van verschillende modes. Non-fictie modellen hangen nauwer samen met het thema van een documentaire. Nichols (2010) onderscheidt elf verschillende non-fictie modellen, waaronder historische documentaires en sociologische documentaires. Dit zijn twee modellen die vergelijkbaar zijn met twee subgenres die Aufderheide (2007) noemt. Het analysemateriaal wat in dit onderzoek is gebruikt valt onder deze twee modellen. Ik zal daarom een korte beschrijving geven van deze modellen en de overige buiten beschouwing laten. Volgens Nichols (2010) wordt er in historische documentaires nagegaan wat er in het verleden echt gebeurde en wordt er een interpretatie van, of perspectief op geboden. Nichols definieert sociologische documentaires als documentaires waarin subculturen worden bestudeerd en waarbij vaak veldwerk, deelnemende participatie en zowel beschrijving als interpretatie aan te pas komen (2010: 147-153). 4

Aufderheide maakt een andere, kortere onderverdeling van genres dan Nichols. Zij benoemt maar zes verschillende subgenres van documentaire namelijk public affairs, propaganda, advocacy, historisch, entografisch en natuur(2007: 56-124). Public affairs documentaires gaan volgens Aufderheide over maatschappelijke problemen als armoede, corruptie en de gezondheidszorg en hebben een onderzoekende probleemgeoriënteerde benadering. Deze documentaires bieden achtergrond en begrip wanneer dit in de maatschappij zelf tekortschiet (2007: 56-57). Propaganda documentaires zijn daarentegen gemaakt om het publiek te overtuigen van de mening van een organisatie. Deze documentaires hebben dus een sterke invloed op de publieke opinie (Aufderheide, 2007:65). Advocacy documentaires zijn documentaires gemaakt door voorstanders of tegenstanders van een specifiek onderwerp, deze documentaires werpen dezelfde vragen op als propaganda documentaires, maar opereren in een andere context in de zin dat ze door individuen zijn gemaakt (Aufderheide, 2007:77). Historische documentaires definieert Aufderheide als verhalen over een bruikbaar verleden (2007:92). Etnografische documentaires bieden volgens Aufderheide een blik op culturen of gebruiken van buiten deze culturen om te laten zien hoe het er binnen een specifieke cultuur aan toe gaat( 2007:106). Natuurdocumentaires deelt Aufderheide verder op in verschillende thema s namelijk: milieu, natuurbescherming, wilde dieren. Verder zegt ze dat natuurdocumentaires tegenwoordig steeds meer een mengeling zijn van wetenschap en vermaak (2007: 117-118). 2.2 De verteller In dit onderzoek staat de verteller binnen documentaires, samen met het beeld, centraal. De focus ligt deze scriptie ligt op de samenwerking tussen de tekst van de verteller en het beeld. Toch is er nog geen duidelijke definitie gegeven van het concept verteller. In deze paragraaf zal ik duidelijk maken wat ik in dit onderzoek onder de verteller binnen een documentaire versta. De verteller is een stem in documentaires (of narratieve fictie, tv-programma s en nieuws) die informatie geeft en die pas na de montage van de documentaire over de beelden wordt gezet. Een term die samenhangt met de verteller is de voice-over. Voice-overs zijn op basis van verschillende aspecten te onderscheiden. Zo heb je de voice-over die het publiek te zien krijgt in beeld, de zichtbare voice-over. Hiernaast heb je de voice-over die het publiek niet te zien krijgt, de onzichtbare voice-over (Nijdam, 2010:6). Wanneer een voice-over in beeld is, zijn dit geen beelden van de voice-over die hetgene vertelt wat je als kijker op dat moment hoort, maar beelden van deze voice-over wanneer deze met iets anders dan vertellen bezig is. Een voorbeeld is dat de voice-over iets vertelt over een boek, terwijl de beelden deze voice-over tonen terwijl die het boek zit te lezen. In mijn onderzoek zal het onderscheid tussen een zichtbare of een onzichtbare voice-over niet van belang zijn. Voice-overs kunnen ook onderscheiden worden op basis van de rol die ze spelen ten opzichte van het verhaal van de documentaire. Zo kan de vertelstem in documentaires van een persoon zijn die een rol speelt in het verhaal, dit wordt een diëgetische voice-over genoemd. Ook kan de vertelstem binnen documentaires van een persoon zijn die geen rol speelt in het verhaal van de documentaire, bijvoorbeeld de documentairemaker of een presentator. Dit wordt de non-diëgetische voice-over genoemd (Kozloff, 1988:42). Omdat ik in mijn onderzoek geen onderscheid maak tussen de verschillende soorten voice-overs en verwarring wil voorkomen, gebruik ik de overkoepelende term verteller. 5

De verteller zorgt ervoor dat de documentaire toegankelijk gemaakt wordt voor het publiek. Nichols (2001: 107) stelt dat de rol van de verteller is om de beelden te organiseren en ze een betekenis te geven. Op deze manier wordt het publiek begeleid in de vele mogelijke betekenissen van het beeld. In dit onderzoek wordt de tekst van de verteller dan ook tegenover het beeld gezet. Er bestaan veel verschillende ideeën over welke van de twee modi tekst en beeld dominant is over de ander en in het verlangde hiervan, het effect van de een op de ander. Volgens de één overheerst het beeld en volgens de ander overheerst juist de tekst. Suér (1996:80) is bijvoorbeeld van mening dat de tekst het beeld ondersteunt en het beeld dus overheersend is ten opzichte van de tekst. Nichols ( 2001:107) meent echter dat juist de beelden een ondersteunende rol hebben. Volgens Nichols wordt de tekst van de verteller gepresenteerd als afstandelijk van de beelden en is de continuïteit van het argument of perspectief de basis voor de montage van de documentaire. Hoewel veel theoretici een sterke voorkeur hebben voor ofwel het beeld ofwel de tekst, zijn de meesten het wel eens over het belang van de samenwerking tussen de twee modi. 2.3 Soorten beeld Zoals hierboven al is besproken, zijn er veel verschillende soorten documentaires en binnen al deze documentaires is niet alleen de tekst van belang, maar heeft ook het beeld een centrale positie, juist de samenwerking tussen de tekst en het beeld is van belang. Alle verschillende soorten documentaires bevatten weer verschillende soorten beelden en deze soorten beelden zijn op te delen in categorieën. Haan (2009) heeft in haar scriptie, waarin ze ingaat op documentaire interviews, een onderverdeling van de verschillende soorten beelden gemaakt. Ik zal in deze paragraaf kort ingaan op deze onderverdeling omdat ik bij de analyse van mijn onderzoeksmateriaal deze onderverdeling zal gebruiken om verschillende soorten beelden te categoriseren. Het categoriseren van verschillende soorten beeld is van belang bij het bestuderen van de samenwerking tussen tekst en beeld omdat verschillende soorten beeld waarschijnlijk ook verschillende functies zullen hebben. Haan onderscheidt de volgende soorten beelden: geïnterviewde in beeld, originele beelden, geënsceneerde beelden, beelden uit het heden, foto in beeld, schematische beelden en krant of tijdschrift (artikel) in beeld( 2009: 38-39). Een geïnterviewde in beeld spreekt redelijk voor zich, het beeld bestaat uit een persoon die geïnterviewd wordt, meestal vanaf de voorkant gefilmd. Met originele beelden worden meestal beelden uit het verleden bedoeld die dus al bestonden voor het maken van de documentaire, zoals een fragment van het journaal of een ander televisieprogramma. Filmmakers halen deze beelden vaak uit archieven. Geënsceneerde beelden zijn beelden van gebeurtenissen nagespeeld door acteurs, hiervan wordt gebruik gemaakt wanneer er geen originele beelden van een gebeurtenis beschikbaar zijn voor de filmmaker. Beelden uit het heden zijn beelden uit de huidige maatschappij, deze zijn herkenbaar voor de kijker van nu en zijn vaak beelden van dialogen of beelden van de dagelijkse gang van zaken van het onderwerp van de documentaire. Foto s worden in documentaires getoond wanneer personen overleden zijn of vroegere relaties tussen personen niet meer bestaan. Schematische beelden zijn beelden die bewust door iemand gefabriceerd zijn, beelden zoals tekeningen, schilderijen en landkaarten. Kranten of tijdschriften worden getoond in documentaires wanneer iets bewezen moet worden aan de kijker wat zich heeft afgespeeld in de kranten. 6

2.4 Informatie linking De verschillende beelden in een documentaire staan niet op zichzelf, zoals ook de tekst van de verteller niet op zichzelf staat. Zoals al eerder benadrukt is, is juist de samenwerking tussen deze twee modi van belang. Het beeld en de tekst zijn geen afgesloten informatie-eenheden die ieder afzonderlijk een bepaalde informatieve inhoud overbrengen. Informatie kan namelijk alleen geïnterpreteerd worden in zijn context binnen andere informatie eenheden en andere communicatieve doelen. Door informatie eenheden aan elkaar te verbinden in termen van cognitieve categorieën als causale of temporele relaties, wordt de betekenis van de gelinkte informatie eenheden duidelijk (van Leeuwen, 2005: 219). Ook in documentaires wordt er gebruik gemaakt van het linken van informatie, filmmakers moeten immers verschillende onderdelen in een documentaire aan elkaar linken om de documentaire duidelijk te kunnen structureren. Door bepaalde woorden en beelden aan elkaar te linken geeft de filmmaker een bepaalde betekenis aan de documentaire die hij wil overbrengen aan het publiek (Haan, 2009: 11). Er zijn drie verschillende soorten informatie linking, namelijk verbale linking, visuele linking en visueel-verbale linking. Bij verbale linking worden opeenvolgende tekstuele informatie eenheden aan elkaar gekoppeld. Bij visuele linking worden opeenvolgende visuele informatie eenheden aan elkaar gekoppeld. In mijn onderzoek zal ik mij focussen op visueel-verbale linking, deze vorm van informatie linking zal ik dus in de volgende paragraaf verder uitwerken en de andere twee laat ik achterwege. 2.4.1 Visueel verbale linking Visueel verbale linking is een vorm van informatie linking, het is het koppelen van tekstuele instanties aan visuele aspecten. Visueel verbale linking gaat in feite dus om de relatie tussen tekst en beeld. De theorie van visueel verbale linking heeft binnen dit onderzoek een belangrijke positie. De gesproken tekst van een verteller is binnen dit onderzoek de tekstuele instantie die bestudeerd wordt en de bijgaande beelden zijn hier de visuele aspecten die bestudeerd worden. Door deze tekst van de verteller door middel van visueel verbale linking te koppelen aan de bijgaande beelden, zal er inzicht verkregen kunnen worden in hoe de tekst van de verteller samenwerkt met het bijgaande beeld zodat de kijker de documentaire kan begrijpen. Zie hieronder het schema van visueel-verbale linking zoals van Leeuwen (2005) die ontwikkelde, de oorspronkelijke termen heb ik in de tabel naar het Nederlands vertaald en kort uitgelegd. Tekst-beeld relaties Uitwerking (Elaboration) Specificatie (Specification) Uitleg (Explanation) Illustratie: het beeld maakt de tekst meer specifiek, het beeld bepaalt in feite de betekenis van de tekst. Verankering: de tekst maakt het beeld meer specifiek. Het beeld parafraseert de tekst (of andersom) 7

Uitbreiding (Extension) Overeenkomst (Similarity ) Contrast Aanvulling (Complement) De inhoud van de tekst is gelijk aan de inhoud van het beeld De inhoud van de tekst contrasteert met de inhoud van het beeld Relay (schakel): inhoud van het beeld voegt meer informatie toe aan de inhoud van de tekst (of andersom) Tabel 1: schema van visueel-verbale linking (Van Leeuwen, 2005:230) Er is bij deze vorm van linking sprake van uitwerking of elaboration wanneer tekst en beeld een uitleggende functie hebben en wanneer ze elkaar meer specifiek maken. Wanneer tekst en beeld aan elkaar gelijk zijn, ze met elkaar in contrast staan of wanneer het beeld meer informatie toevoegt aan de tekst en andersom is er sprake van uitbreiding of extension. De begrippen verankering en relay leent van Leeuwen van de klassieke semiotische benadering van Roland Barthes (In: van Leeuwen, 2005: 229-230). Bij verankering kiezen de woorden één van de mogelijke betekenissen van het beeld. Bij relay schakelt ofwel het beeld ofwel de tekst meer informatie bij. 2.5 Tekst-beeld relaties in tv-nieuwsuitzendingen Naast van Leeuwen (2005), heeft ook Sauer (2006) zich beziggehouden met de relatie tussen tekst en beeld. Hij stelt in zijn artikel over tekst-beeld relaties in tv-nieuwsuitzendingen dat bewegende beelden op tv praktisch altijd begeleid zijn door teksten, door getoonde personen die zelf uitspraken doen, door een voice-over die een algemeen commentaar uitspreekt of door een nieuwslezer die voor een soort van kaderstelling zorgt. Hij stelt verder dat in al de bovengenoemde gevallen de verbale tekst meestal doorslaggevend is voor de betekenis die de kijker verondersteld wordt op te bouwen. De verbale tekst zorgt ervoor dat we de beelden een betekenis kunnen geven. Wel voegt Sauer hieraan toe dat in het beeld altijd slechts een deel van de tekst te zien valt. Alleen in zich afgesloten betekeniseenheden zoals zinnen of alinea s kunnen gevisualiseerd worden( 2006: 3-4). Sauer noemt de mogelijke relaties van tekst en beeld ronduit complex, maar zegt dat er wel aspecten zijn die we aan de orde kunnen stellen. De relaties tussen visuele en verbale informatie vallen volgens hem uiteen in drie soorten en kunnen dus op drie manieren worden benaderd (2006:4-5). Ik behandel in deze paragraaf Sauers classificatie van de relaties tussen tekst en beeld omdat deze gedeeltelijk verschilt van de classificatie die bij van Leeuwens theorie van visueel verbale linking (2005:230) gemaakt wordt. Er komen een paar relaties tussen tekst en beeld in naar voren die van Leeuwen niet noemt. Een aantal van deze relaties zal ik meenemen in mijn eigen analyse van mij onderzoeksmateriaal. De drie verschillende soorten relaties tussen visuele en verbale informatie die Sauer (2006) noemt zijn: - Formele relaties ( die qua vorm te beschrijven zijn) 8

- semantische relaties ( die gericht zijn op het overbrengen van betekenissen) - pragmatisch-functionele relaties ( die gericht zijn op het vervullen van bepaalde functies) Formele relaties hebben te maken met vier verschillende aspecten van tekst en beeld (Sauer, 2006:5-9). Het eerste aspect van formele relaties is temporeel en gaat om synchronie, wanneer tekst en beeld over hetzelfde tijdstip gaan, en asynchronie, wanneer tekst en beeld niet over hetzelfde tijdstip gaan. Het tweede aspect is ruimtelijk, hierbij gaat het om syntoop, wanneer de tekst afkomstig is van de bron die ook in beeld is, en asyntoop, wanneer de bron van de tekst niet in beeld is. Het derde aspect is narratologisch en hierbij gaat het om intradiëgetisch, wanneer de bron de van de tekst hoort bij de wereld die in beeld getoond wordt, en extradiëgetisch, wanneer de bron van de tekst niet hoort bij de wereld die in beeld getoond wordt. Het vierde aspect van formele relaties is weer temporeel en gaat om simultaan, wanneer een shot net zo lang loopt als de zin of deelzin, en asimultaan, wanneer het beeld verandert terwijl de tekst nog doorgaat, of wanneer het tekstdeel is afgelopen terwijl het beeld nog doorgaat. In alle documentaires zijn zulke details ook van toepassing, maar deze details beschrijven alleen de formele en filmische aspecten van een documentaire en spelen geen belangrijke rol in overbrengen van betekenissen. In mijn analyse zal ik formele relaties dus niet uitgebreid behandelen. In mijn analyse zal ik me voornamelijk richten op semantische relaties en pragmatisch functionele relaties. Op deze relaties zal ik nu dus verder ingaan. Bij semantische relaties staat de dichotomie tussen convergentie en divergentie centraal, van convergentie is sprake wanneer tekst en beeld aan dezelfde zaak refereren en van divergentie is sprake wanneer tekst en beeld niet aan dezelfde zaak refereren. Sauer stelt dat het beter is om convergent en divergent als uitersten van een schaal te beschouwen en tekts-beeld relaties dus langs deze schaal te plaatsen. Op de schaal convergent-divergent noemt Sauer een aantal punten (2006: 9-12). De punten die Sauer noemt op de schaal convergent-divergent zijn: - Redundante relaties: Beelden die onderdelen van de tekst illustreren ( vergelijkbaar met Eleboration in van Leeuwens visueel-verbale linking schema). - Complementaire relaties: De informatie in de tekst en de informatie in de beelden vullen elkaar aan (vergelijkbaar met Complement in van Leeuwens visueel-verbale linking schema). - Retorische relaties: Hieronder vallen metonymische relaties en metaforische relaties. Er zijn drie verschillende metonymische relaties namelijk deel-geheel: Het beeld toont slechts een deel van het onderwerp dat de tekst bespreekt, oorzaak gevolg: de tekst bespreekt de oorzaak, het beeld toont het gevolg ( of andersom) en doel middel: de tekst bespreekt een doel, het beeld toont het middel ( of andersom). Er is sprake van een metaforische relatie tussen tekst en beeld wanneer het in de tekst gaat over de overdrachtelijke betekenis van het metafoor, terwijl je in beeld de letterlijke betekenis ziet. Bij pragmatisch-functionele relaties tussen tekst en beeld zijn er volgens Sauer twee algemene perspectieven mogelijk namelijk welke functie de tekst heeft voor het beeld en welke functie het beeld heeft voor de tekst (2006: 12-15). Een functie van de tekst met betrekking tot het beeld is dat de tekst beschrijft wat in het beeld te zien valt, dat de tekst dus expliciet maakt wat het beeld toont. Dit hangt samen met van Leeuwens Anchorage, waar de tekst het beeld specificeert. Volgens Sauer kan er ook 9

nog sprake zijn van interdependentie van tekst en beeld, dit is het geval wanneer er binnen tekst en beeld met contrast gewerkt wordt, als het beeld de tekst ter discussie stelt, relativeert of ironiseert. Dit is vergelijkbaar met het concept contrast in het schema voor visueel-verbale linking van van Leeuwen. Het schema voor visueel-verbale linking van van Leeuwen bevat geen concepten die vergelijkbaar zijn met de hierboven genoemde retorische relaties, deze retorische relaties heb ik dus samen met de door van Leeuwen genoemde relaties samengevoegd tot een eigen schema voor visueel-verbale linking. Dit schema zal ik gebruiken in mijn analyse. Op dit schema kom ik in paragraaf 3.4.3 terug. 2.6 Het participation framework De mogelijke relaties tussen de tekst van de verteller en het beeld zijn nu verduidelijkt, maar de relatie tussen de verteller en het publiek nog niet. In dit onderzoek is de positie van de verteller ten opzichte van het publiek van belang, hierop zal in de komende paragraaf ingegaan worden. Het publiek van een documentaire begrijpt op een eigen manier de teksten die te horen zijn en de beelden die te zien zijn op het scherm. Niet alleen de makers van een film bepalen de betekenis van de film, ook het publiek is medeproducent van de inhoud en betekenis van de film. Het publiek is altijd actief in het opbouwen van inhoud en betekenis van de media die zij bekijken en alle media staan altijd open voor interpretatie (Bubel, 2008:56). Om het cognitieve proces dat zich afspeelt in het hoofd van toeschouwers terwijl deze luisteren naar gesprekken te kunnen begrijpen, heeft Clark (1996) een model ontwikkeld dat het participation framework wordt genoemd. In dit model is er, naast de spreker en de geadresseerde, ook rekening gehouden met andere deelnemers van een taalhandeling. Er zijn binnen dit model een aantal belangrijke luisterrollen, namelijk de bekrachtigde deelnemers (the ratified participants) en de onbekrachtigde deelnemers (The unratified participants of overhearers). Onbekrachtigde deelnemers hebben geen verantwoordelijkheid richting de bekrachtigde deelnemers, maar ook geen rechten (Clark, 2006: 14). Onder de bekrachtigde deelnemers vallen de sprekers, de geadresseerde en de side participants. De geadresseerde wordt hier direct aangesproken door de spreker en de side participants worden op het moment van spreken niet direct aangesproken maar zijn wel actief betrokken bij de taalhandeling. Bijvoorbeeld wanneer een groepje mensen in gesprek is en één specifiek persoon aangesproken wordt door één spreker. Onder onbekrachtigde deelnemers, of overhearers, vallen bystanders en eavesdroppers. De bystanders zijn openlijk aanwezig, maar maken geen deel uit van het gesprek. De eavesdroppers luisteren mee met het gesprek zonder dat de bekrachtigde deelnemers dit door hebben (Clark, 2006:14). De spreker moet onderscheid maken tussen geadresseerden en side participants en tegelijkertijd ook rekening houden met overhearers. Omdat overhearers geen rechten of verantwoordelijkheden hebben in het huidige gesprek, kan de spreker overhearers behandelen zoals hij dat zelf wil. De spreker kan in de formulering van de taaluiting rekening houden met de overhearers, maar kan deze ook helemaal buiten het gesprek houden. De aanwezigheid van side participants en overhearers bij een gesprek beïnvloedt dus de manier waarop sprekers en geadresseerden zich tegenover elkaar gedragen. Verder vertonen geadresseerden en overhearers verschillende manieren van luisteren en begrip. Geadresseerden kunnen 10

ervan uitgaan dat de spreker zijn uiting heeft aangepast zodat de geadresseerde deze uiting kan begrijpen, maar overhearers kunnen dit niet (Clark, 2006: 14-15). Het participation framework is niet specifiek ontwikkeld voor film, maar het model is in eerder onderzoek van onder andere Haan (2009) en Nijdam (2010) al toegepast op film en documentaires in het bijzonder. Wanneer het model wordt toegepast op film, zou het publiek dat naar een film kijkt gezien kunnen worden als overhearers. De kijker wordt namelijk niet direct aangesproken door de spreker en is niet, zoals de side participants, aanwezig bij het gesprek (Haan, 2009:19). Ook al kan het publiek van een film het beste getypeerd worden als overhearers, toch kun je ervan uitgaan dat de filmmaker de gesproken tekst in een film (dus ook de tekst van de verteller) ontwerpt voor de kijker. Wel hebben verschillende soorten gesproken tekst in een documentaire een andere functie. Zou hebben dialogen en de gesproken tekst van een verteller een andere functie binnen een documentaire. Bij dialogen tussen personen die een rol spelen in het verhaal van de documentaire, formuleert de spreker de taaluiting in eerste instantie voor de andere gespreksdeelnemers binnen de documentaire ( de geadresseerden) en is het publiek van de documentaire vaak te typeren als bystander. De gespreksdeelnemers binnen de documentaire weten immers meestal dat hun gesprek gefilmd wordt en weten dus dat een publiek dat nu geen deel uitmaakt van het gesprek, het gesprek te horen zou kunnen krijgen. De relatie tussen een verteller binnen een documentaire en het publiek ligt weer anders, de verteller is niet in dialoog en dus kun je stellen dat zijn tekst alleen is vormgegeven voor het publiek. Dit zou betekenen dat het publiek in dit geval als geadresseerde zou moeten worden gezien, omdat geadresseerden rechtstreeks worden aangesproken en de tekst speciaal voor hen bedoeld is. Toch is het publiek geen geadresseerde, omdat sprekers de geadresseerden moeten kunnen zien. Dit is niet het geval bij de verteller binnen een documentaire en het publiek. Het Participation framework gaat uit van een reactie van de geadresseerde op de spreker en ook dit is niet mogelijk in het geval van de verteller (Nijdam, 2010:13). Volgens Goffman (1981) is de gesproken tekst afkomstig van radio of televisie gericht op één persoon in plaats van een groot publiek. Volgens hem richt de spreker van de radio en televisie (de verteller) zich tot Imagined recipients. Hieruit concludeert Goffman uiteindelijk dat een specifiek participation framework voor sprekers op radio en televisie zou moeten worden ontwikkeld. Het publiek is in dit specifieke participation framework, in het geval van de verteller niet een overhearer, maar een geadresseerde. Deze geadresseerde staat hier voor de imagined recipient. Dit is een constructie die de makers van de film (o.a. het productieteam en de verteller) voor ogen hebben bij de doelgroep van de documentaire, in het geval van dit onderzoek ofwel volwassenen ofwel kinderen van negen tot dertien jaar. Op deze imagined recipient stemmen het productieteam en de verteller de tekst van de verteller af. Het werkelijke publiek van de documentaire is binnen dit participation framework vervolgens te typeren als side participant, de verteller en de productie weten dat een publiek de tekst van de verteller zal horen ( het werkelijke publiek), maar de tekst is specifiek gericht op het beoogde publiek, hier de geadresseerde (Nijdam, 2010: 13-14). De documentairemaker wil, zowel in het geval van dialogen als in het geval van teksten van vertellers, dat de kijker de documentaire begrijpt en op de juiste wijze interpreteert. Dit begrip en deze juiste interpretatie kunnen bij het publiek bereikt worden wanneer de actoren binnen een documentaire ( de mensen die een rol spelen binnen de documentaire en de makers) hun common ground toegankelijk 11

maken voor de imagined recipient. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op het begrip common ground. 2.7 Common ground Bij het delen van informatie tussen mensen is common ground nodig (Clark, 1996: 92). De basis van een gesprek is de kennis die de spreker en de geadresseerden samen hebben. Met elk gesprek wordt er meer toegevoegd aan deze gezamenlijke kennis. Om te begrijpen wat iemand zegt zullen de luisteraars wat er gezegd is verbinden aan de wereld of context die ze kennen. Uitingen zijn dus te begrijpen op basis van de kennis die gedeeld wordt door de spreker en de luisteraar. Deze gezamenlijke kennis, die de verschillende deelnemers van een communicatiesituatie hebben, staat centraal bij het concept common ground. De common ground van twee personen is de som van hun gemeenschappelijke kennis, overtuigingen en veronderstellingen (Clark, 1996: 93). Common ground kan worden onderscheiden in gemeenschappelijke common ground en persoonlijke common ground. Gemeenschappelijke common ground omvat alle kennis en waarden die bestaan in groepen waarvan de participanten onderdeel zijn. Persoonlijke common ground omvat alle wederzijdse kennis en waarden die de participanten delen door persoonlijke ervaringen met elkaar, dus ook de interactie waarop de participanten zich op dat moment in bevinden (Nijdam, 2010: 14-15). Het publiek van documentaires heeft niet dezelfde kennis als de ratified participants binnen een documentaire, een bepaald deel van de common ground van deze ratified participants is afgesloten voor het publiek. Daarom moet de kijker vaak gissen naar de betekenis van een uiting binnen een documentaire. Dit gissen is het reconstrueren van de common ground dat de spreker veronderstelt, zodat de luisteraar de uiting kan gebruiken om de common ground uit te breiden. Wanneer overhearers naar de betekenis van een uiting gissen, halen zij cognitieve modellen of frames op, die worden geprikkeld door de betreffende uiting. Vervolgens worden deze modellen vergeleken met de uiting en wanneer deze niet passen, worden andere modellen opgevraagd. In het geval dat geen enkel model past, wordt de nieuwe informatie ingepast in bestaande kennisstructuren. Deze bestaande kennisstructuren worden hierdoor uitgebreid of gecombineerd. Het cognitieve model dat met de vergelijking standhoudt, maakt het deel van de common ground uit waaraan gerefereerd wordt in de uiting (Nijdam, 2010: 15). Nu is enigszins duidelijk hoe de kijker uitingen binnen een documentaire interpreteert, maar hoe zorgt de spreker eigenlijk voor begrip bij deze kijker/luisteraar? In films (en dus ook documentaires) dient het publiek toegang te krijgen tot de common ground en op deze manier de taaluitingen wel te begrijpen. De verteller moet zijn tekst dus zo vormgeven dat het te begrijpen valt voor een voor hem imaginair publiek. De verteller geeft hierom hints aan het publiek, zodat deze inferenties kan maken over de inhoud van de tekst. De common ground moet dus expliciet worden gemaakt. Relevante informatie die in eerste instantie niet toegankelijk is voor het publiek, moet worden toegevoegd in de uiting van de verteller, ook al is dit voor de ratified participants binnen de documentaire overbodige informatie. Echter is het publiek voor de verteller onbekend en heeft de verteller, voordat de documentaire begon, geen ervaringen met het publiek gedeeld. De verteller kan daarom geen beroep doen op de persoonlijke common ground. Dit is pas later in de documentaire mogelijk en deze persoonlijke common ground zal dan betrekking hebben op de documentaire zelf. De verteller zal zich dus grotendeels moeten baseren op de gemeenschappelijke common ground (Nijdam, 2010: 15-16). 12

2.8 Audience design In dit onderzoek is niet alleen de tekst van de verteller van belang, ook het beeld speelt immers een belangrijke rol in een documentaire. In dit onderzoek staat dan ook de samenwerking tussen het beeld en de tekst van de verteller centraal. Bij het bestuderen hoe de beelden in combinatie met de tekst van de verteller ontworpen zijn voor en aangepast zijn aan de kijker is het concept audience design erg van belang. De tekst van de verteller en het bijgaande beeld dragen beide bij aan het toegankelijk maken van de common ground voor het publiek. Wanneer zowel verbale uitingen als visuele uitingen bijdragen aan het toegankelijk maken van de common ground voor het publiek, wordt er gesproken van audience design (Haan, 2009: 23). Bij de bespreking van het participation framework en common ground in de afgelopen twee paragrafen, is alleen de vormgeving van de tekst in afstemming op het publiek behandeld, maar het publiek krijgt naast de tekst van de verteller ook beelden te verwerken. Zowel tekst als beeld maken de documentaire toegankelijk voor het publiek. Volgens Sauer (2009: 8) is er een directe relatie tussen het toegankelijk maken van de common ground van personages voor het publiek en de visuele ondersteuning van de filmtekst door middel van beelden. Wel heeft Sauer het hier over personages in dialoog, terwijl het in dit onderzoek gaat om een verteller. Maar ook deze verteller moet de common ground toegankelijk zien te maken voor het publiek. Dit zal de verteller doen in samenwerking met het beeld. Wanneer een verteller bijvoorbeeld spreekt over een locatie of een persoon, dan kan het beeld dit ondersteunen door deze betreffende locatie of persoon te tonen. Op deze manier wordt de common ground toegankelijk gemaakt door de visuele ondersteuning. Voor het publiek, dat geen kennis heeft van hoe de betreffende locatie of persoon eruit ziet, zorgt het beeld ervoor dat dit aan het publiek wordt uitgelegd. Hiermee wordt de common ground van het publiek verruimd. Het beeld en de tekst zorgen er samen voor dat de dialoog tussen de filmmaker en het publiek overcompleet wordt (Nijdam, 2010: 18). De beelden die de kijker te zien krijgt dragen dus, samen met de tekst van de verteller, die te horen is, bij aan de kijkers begrip van de informatie die overgebracht wordt in de documentaire. Het gaat er bij audience design dus om hoe de verbale en visuele uitingen gezamenlijk vormgegeven worden zodat de common ground met de kijker verruimd kan worden, waardoor de kijker de documentaire beter zal begrijpen. 2.9 Functies van beelden Zoals in de paragraaf hierboven al bod kwam, kan de common ground toegankelijk gemaakt worden voor het publiek door visuele ondersteuning. Deze visuele ondersteuning kan op verschillende manieren gerealiseerd worden, het beeld kan in relatie tot de tekst van de verteller steeds een verschillende functie hebben. Haan heeft in haar onderzoek naar audience design in documentaire-interviews verschillende functies van beelden in combinatie met gesproken teksten uit interviews benoemd en uitgelegd (2009: 32-34). 13

In deze paragraaf zullen deze functies aan bod komen omdat ze het uitgangspunt vormen voor het benoemen van de functies van het beeld binnen mijn eigen onderzoeksmateriaal. Door het benoemen van de specifieke functies van het beeld zal duidelijker worden hoe de tekst van de verteller en het beeld er samen voor zorgen dat het publiek de documentaire beter begrijpt. De functies van beeld die Haan (2009) heeft benoemd staan hieronder in een schema afgebeeld. De verschillende functies heb ik in de tweede kolom van de tabel in eigen termen uitgelegd. Functie Parallellie Introductie van een persoon Setting creëren van plaats en/of tijd Dramatisering Personen opnieuw in beeld Metonymische weergave Tabel 2: Functies van beelden naar theorie van Haan (2009) Betekenis en effect Beeld en tekst komen overeen, er is sprake van overcompleetheid. Beelden verduidelijken de tekst of andersom. De kijker krijgt meer inzicht in een gebeurtenis of een persoon. De kennis over een persoon wordt met de kijker gedeeld door middel van het beeld. Persoonlijke voornaamwoorden in de tekst maken duidelijk wie de persoon in beeld is. De kijker krijgt meer inzicht in de situatie of de omgeving. Gebeurtenissen worden indrukwekkender of emotioneler gemaakt voor de kijker. Kennis over een indrukwekkende of emotionele gebeurtenis wordt gedeeld met de kijker. Kennis over een persoon wordt door middel van beeld met de kijker gedeeld. Een gebeurtenis of situatie wordt indirect in beeld gebracht. Objecten en/of middelen (delen van de gebeurtenis/situatie) kunnen in verband worden gebracht met de gebeurtenis. Wanneer tekst en beeld met elkaar overeenkomen spreekt Haan van de functie parallellie. Hierbij deelt de filmmaker zijn kennis over personen en zaken in de tekst met de kijker door dit visueel te tonen. Hier verduidelijken de beelden de tekst of tekst het beeld (Haan, 2009:33). Deze functie van het beeld hangt samen met het fenomeen similarity (gelijkenis) binnen het schema voor visueel-verbale linking van Van Leeuwen (2005: 230). Een andere term die gebruikt wordt wanneer er sprake is van overeenkomend beeld en tekst is overcompleetheid. De filmmaker biedt de kijker meer inzicht in een gebeurtenis of informatie over een persoon doormiddel van de gelijkenis tussen gesproken tekst en het beeld. Wanneer er foto s, beelden uit het heden of nagespeelde beelden getoond worden van een persoon die geïntroduceerd wordt, spreekt Haan natuurlijk van de functie de introductie van een persoon. Door de persoon over wie er gesproken wordt in de documentaire visueel te tonen maakt de filmmaker de common ground toegankelijk voor de kijker ( Haan, 2009:33). Haan stelt dat filmmakers vaak beelden toevoegen die een setting creëren van tijd en/of plaats voor de kijker wanneer er weinig beelden zijn die direct verband houden met de gesproken tekst. Deze beelden verduidelijken voor de kijker de situatie of de omgeving waarover gesproken wordt. Verder benoemt 14