Naamvallen & Voorzetsels Zoals afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval. Onder aan staat rijtje met de belangrijkste voorzetsels en werkwoorden. Meteen heb je ook een overzicht hoe dan bepaalde lidwoorden (der, die, das), onbepaalde lidwoorden (ein, eine), bezittelijke voornaamwoorden, bijvoegelijke voornaamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden vervoegen. Staat voor zelfstandige naamwoord geen voorzetsel bepaal je de naamval met de volgorde van ontleden: 1. Persoonsvorm (PV) bepalen: werkwoord? 2. Onderwerp (OW) bepalen: Wie of wat + PV? 3. Lijdend Voorwerp (LVW) bepalen: Wie of wat + PV + OW? 4. Meewerkend Voorwerp (MVW) bepalen: Aan/Voor wie of wat + PV + OW + LVW? 5. Bezitsverhoding bepalen: van wie? Ook bepalen sommige werkwoorden een naamval. Deze n ook te vinden in onder staande schema. 1
Naamval m = mannelijk der o = ondig das v = vrowelijk die mv = meervod die Persoonlijke Voornaamwoorden Werkwoorden Voorzetsels Kastwoorden (speciale Voorz.) Onderwerp (OW) 1de naamval Nominativ Wie of wat + PV der kleine Mann ein kleiner Mann mein kleiner Mann das kleine Kind ein kleines Kind mein kleines Kind die kleine Fra eine kleine Fra meine kleine Fra die kleinen Kinder meine kleinen Kinder ich ik ev. d jij er hij es wir wij mv. Ihr Sie bitten = verzoeken fragen = vragen es gibt = er is, er n drch = door für = voor (een persoon) gegen = tegen ohne = zonder m = om Lijdend Voorwerp (LVW) 4de naamval Akksativ Wie of wat + PV + OW den kleinen Mann einen kleinen Mann meinen kleinen Mann das kleine Kind ein kleines Kind mein kleines Kind die kleine Fra eine kleine Fra meine kleine Fra die kleinen Kinder meine kleinen Kinder mich mij dich jo ihn hem es ns ons ech hen Sie Kastwoorden: 4 de of 3 de naamval an = aan af = op hinter = achter neben = naast in = in über = boven nter = onder vor = voor zwischen = tssen Doelgericht beweging waarheen? Zich bevinden Waar? Meewerkend Voorwerp (MVW) 3 de naamval Aan/Voor wie of wat + PV + OW + LVW dem kleinen Mann einem kleinen Mann meinem kleinen Mann dem kleinen Kind einem kleinen Kind meinem kleinen Kind der kleinen Fra einer kleinen Fra meiner kleinen Fra den kleinen Kindern meinen kleinen Kindern mir mij dir jo ihm hem ihm ihr haar ns ons ech ihnen hn Ihnen wanneer? mit = met nach = naar bei = bij seit = sinds von = van z = naar as = it danken = danken helfen = helpen gefallen = bevallen Als in Nederlands van tssen 2 twee zelfstandige naamwoorden staat, gebrik je de tweede naamval. anlässlich = na aanleiding van wegen = wegens Bezit 2de naamval des kleinen Mannes eines kleinen Mannes des kleinen Kindes eines kleinen Kindes der kleinen Fra einer kleinen Fra der kleinen Kinder Genetiv meines kleinen Mannes meines kleinen Kindes meiner kleinen Fra meiner kleinen Kinder Van wie? 2
Opmerking 1: Bezittelijke voornaamwoorden zoals: mein, dein, sein, ihr, nser eer, ihr en Ihr vervoegen precies zo als onbepaald lidwoorden ein. Opmerking 2: Alle bijvoegelijke voornaamwoorden vervoegen zo als klein in deze tabel. 3
Voorbeelden om boven genoemde schema didelijk te maken. Werkwoorden met de 4 de naamval: Ich frage den Mann (m). Ich frage ihn. Es gibt einen gten Film. Voorzetsel met 4 de naamval. Ich gehe drch den Wald (m). Ich kafe es für ihn. Ich fahre gegen den Bam (m). Voorzetsels met de 3 de of 4 de naamval (Kastwoorden) an, af, in, vor, nter, über: noem ik kastwoorden (voor de kast, op de kast enz.) Als je bij deze voorzetsel waar of wanneer knt vragen vervoegen de lidwoorden zoals die van de 3de naamval. Als je n waarheen knt vragen volgt de 4 de naamval. Dit wordt bepaald door werkwoord wat voor voorzetsel staat. Kastwoorden met waar of wanneer vraag: Ich stehe vor der Disco (v). Waar sta ik? Am (an dem) sechsten Janar (m) fahre ich. Wanneer ga ik? Zie je dat hier heel didelijk de naamval door werkwoord voor kastwoord bepaalt wordt? Kastwoorden met de waarheen vraag: Ich gehe in den Wald (m) Waarheen ga ik? Er läft af den Berg (m) Waarheen gaat hij ik? 4
Voorzetsels met de 3 de naamval Ich bin bei meinem Onklel (m). Mit ihm fahre ich morgen nach Detschland. Von diesem Film (m) habe ich noch nichts gehört. Werkwoorden met de 3 de naamval: Ich danke Ihnen. Das war ein gter Tipp. Dieser nette Mann hilft dem Kind (o). Voorzetsels met de 2 de naamval Wegen des großen Erfolges (m) verlängeren wir das Msical. Anlässlich des schechten Wetters fällt die Schle as. 5