Uitvoering overgangsregeling kapitaallasten

Vergelijkbare documenten
Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI-14-7c

c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: 1 januari 2009 t/m 31 december 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Voorlopige vaststelling transitiebedragen medisch specialistische zorg

REGELING NR/CU-258. Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg

Garantieregeling kapitaallasten

Het financieringssysteem 2012 / 2013 Presentatie voor VGE / Tranzo Tilburg, 9 februari 2012

Invoering normatieve huisvestingscomponent (NHC) curatieve GGZ

NADERE REGEL NR/CU-535

Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg universitaire medische centra

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verantwoordingsdocument Opbrengstverrekening 2008

NADERE REGEL NR/CU-558

Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg

Transitiemodel prestatiebekostiging ziekenhuizen Vervolg op notitie d.d. 25 maart 2011

Compensatieregeling AWBZ/GGZ versus Compensatieregeling Ziekenhuizen

BELEIDSREGEL BR/CU-5119

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/12/70c 12D

3.1 Geldende beleidsregels 2015 De aanvaardbare kosten volgen uit de toepassing van de onderstaande beleidsregels.

FAQ Update enquête inventarisatie boekwaarde AWBZ

Transitie Bekostigingsstructuur. specialistische zorg BR/CU-2132

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/11/55c 11D

Via deze circulaire informeert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) u over het vaststellen van de volgende beleidsregels:

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/13/9c

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Care Care/AWBZ/11/12c 11D

BELEIDSREGEL BR/CU-5039

BELEIDSREGEL BR/CU-5060

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transitie huisartsenlaboratoria en zelfstandige trombosediensten

Nacalculatie doorloop DBC s 2012 en nacalculatie 2013

Psychiatrische ziekenhuizen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 juli 2011 Betreft Macrobeheersinstrument curatieve zorg

BELEIDSREGEL BR/CU-5052

Bijlage 2 bij CI/06/40c RENTENORMERINGSBALANS BIJ NACALCULATIE t.a.v. de bepaling van de aanvaardbare rentekosten 2005

Invoering normatieve inventariscomponent (NIC) in de langdurende gespecialiseerde ggz

BELEIDSREGEL BR/REG Beschikbaarheidbijdrage ambtshalve

Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve ggz Kenmerk

Afsluiten FB bij overgang naar prestatiebekostiging.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BEPALING MACRO-DEELBEDRAGEN 2014

Deze beleidsregel is daarnaast van toepassing op zorg die wordt geleverd. door bestaande zorgaanbieders als bedoeld in artikel 3.

Notitie. Behavioural and Societal Sciences. Dutch Center for Health Assets Churchilllaan GV Utrecht T

BESLISSING OP BEZWAAR

Functioneel ontwerp: Opbrengstverrekening 2010 en 2011 in 2012

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Regeling Transitie huisartsenlaboratoria en zelfstandige trombosediensten Kenmerk NR/CU-243

BELEIDSREGEL OVERGANG CURATIEVE GGZ NAAR ZVW EN INVOERING DBC S

c. De beleidsregel Rente met nummer CI-974 eindigt op 31 december d. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel rente'.

Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve GGZ

BELEIDSREGEL BR/CU Nacalculatie doorloop DBC s 2012, afrekening correcties en nacalculatie DBC s 2013

Bekostiging & financiering in de cure

4.1 Forensische zorg Zorg als bedoeld in artikel 2 van het Interimbesluit forensische zorg. 1

Invoering normatieve inventariscomponent (nic) in de forensische zorg

BELEIDSREGEL BR/CU-2144

BELEIDSREGEL BR/CU-5132

In deze circulaire worden de belangrijkste wijzigingen in een aantal beleidsregels en in één regeling voor 2012 en 2013 toegelicht.

Aan het bestuur en de medische staf in de academische ziekenhuizen (020) en de zorgverzekeraars. Geachte heer/mevrouw,

BELEIDSREGEL BR/REG-17173

Aan de besturen van - verzorgingshuizen - overige instellingen voor ouderenzorg en de zorgkantoren. Geachte heer/mevrouw

BELEIDSREGEL BR/CU-2051

BELEIDSREGEL BR/CU Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) curatieve GGZ

BELEIDSREGEL AL/BR Overheveling GGZ budget AWBZ-Zvw

Omzetverantwoording medisch specialistische zorg 2012

In de onderstaande tabel staan de verschillende (sub)sectoren die in deze beleidsregel worden onderscheiden.

BELEIDSREGEL BR/CU-5112

BELEIDSREGEL CU Invoering DBC s in de geestelijke gezondheidszorg. 1. Algemeen

BELEIDSREGEL BR/FZ-0007

Deze regeling is van toepassing op instellingen die geriatrische revalidatiezorg leveren.

De Beleidsregel nacalculatie 2011 bevat het beleid van de NZa met betrekking tot de beoordeling en afhandeling van de nacalculatie 2011.

Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG van 24 augustus 2012.

Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve GGZ Kenmerk

BELEIDSREGEL BR/CU-5032

BELEIDSREGEL BR/CU-2038

f. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen'.

Behandeld door adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/12/77c Directie Zorgmarkten Care

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk directie Zorgmarkten Care Care/Wlz/15/06c /

Invoering normatieve huisvestingscomponent (NHC) in de gespecialiseerde ggz

De Beleidsregel nacalculatie bevat het beleid van de NZa met betrekking tot de beoordeling en afhandeling van de nacalculatie.

De Nederlandse Zorgautoriteit heeft met inachtneming van Hoofdstuk 4, paragrafen 4.2 en 4.4, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg),

Aan de directies/raden van bestuur van de instellingen aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Geachte heer, mevrouw,

Notitie consultatiebijeenkomst 20 april 2011 honorarium medische specialisten DOT 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overgangsregeling NHC in de specialistische GGZ boekjaar 2013

In de onderstaande tabel staan de verschillende (sub)sectoren die in deze beleidsregel worden onderscheiden.

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk CDIN/mpan/TSZ CI/11/43c 11D

Nummer Datum ingang Datum vaststelling Datum verzending TB/FZ januari september 2014 n.v.t.

Overgangsregeling NHC in de specialistische GGZ boekjaar 2014

TARIEFBESCHIKKING ZZP s EN EXTRAMURALE PARAMETERS FZ

d. Met deze beleidsregel vervalt Artikel 9.4 lid b van de beleidsregel Extramurale zorg CA-289 (2008).

c. De beleidsregel Rente met nummer CI-1095 eindigt op 31 december d. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel rente'.

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op prijspeil d. De Beleidsregel kleinschalig wonen met nummer CA-336 wordt ingetrokken.

BELEIDSREGEL BR/REG Aanvaardbare kosten Wlz Bijlage 12 bij circulaire Care/Wlz/16/11c

Artikel 1. Reikwijdte...2 Artikel 2. Doel van de beleidsregel...2

c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007.

Inhoudsopgave BELEIDSREGEL BR/CU Kostprijsmodel zorgproducten medisch specialistische zorg

BELEIDSREGEL BR/CU Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) curatieve GGZ

Betreft: Voorbeeld rapport van bevindingen inzake enquete overgangsregeling kapitaalslasten NZa

Deze beleidsregel is van toepassing op Zintuiglijk gehandicaptenzorg als bedoeld in artikel 2.5a van het Besluit zorgverzekering

BELEIDSREGEL CA Invoering normatieve huisvestingscomponent (NHC) bestaande zorgaanbieders. Bijlage 2 bij circulaire Care/AWBZ/11/12c

Transcriptie:

Uitvoering overgangsregeling kapitaallasten Aan Technisch overleg (NVZ, NFU, ZN) Van Telefoonnummer E-mailadres Kenmerk NZa Onderwerp Datum Uitvoering overgangsregeling kapitaallasten ziekenhuizen 20 april 2011 1. Inleiding Met de brief Zorg die loont van 14 maart 2011 liggen de contouren van de invoering van de prestatiebekostiging vast. Als aanloop naar het afschaffen van de budgettering en de daarin opgenomen nacalculatie op de kapitaallasten heeft de NZa in 2010 de beleidsregel overgangsregeling kapitaallasten (CU 2001) vastgesteld 1. In deze notitie legt de NZa u een aantal praktische uitvoeringsvragen voor die moeten worden beantwoord om deze beleidsregel gelijktijdig met het voorgenomen transitiemodel 2 te kunnen uitvoeren. De volgende onderwerpen komen aan de orde: - Bepalen garantieniveau kapitaallasten per instelling - Bepalen relevante omzet voor uitvoering overgangsregeling - Aanpassingen garantieniveau bij ingebruikneming gedurende overgangstermijn - Procedure toekennen suppletie op grond van garantieregeling - Toepassen overgangsregeling op categorale instellingen Voor de UMC s is tevens de samenloop van de overgangsregeling met de uitwerking van het DHAZ convenant van belang. Het onderwerp DHAZ en overgangsregeling zal de NZa agenderen voor een afzonderlijk technisch overleg met de NFU. Eind 2009 is een overgangsregeling vastgesteld voor de overheveling van kapitaallasten naar het B segment. Deze regeling voorzag in een geleidelijke afbouw van de nacalculatie in 3 tranches (75-50-25%). Die regeling ging in in 2009 en loopt af in 2011. In die gevallen waar in de periode 2009-2011 nog WTZi investeringen in gebruik zijn genomen die deels aan het B segment zijn toegerekend, kan eventueel nog gebruik worden gemaakt van deze beleidsregel. Met ingang van 2012 vervangt de garantieregeling deze overgangsmaatregel. 2. Bepalen van het garantieniveau kapitaallasten per instelling De overgangsregeling kapitaallasten regelt concreet dat een instelling een gegarandeerde vergoeding ontvangt in de jaren 2012 t/m 2016 voor rente- en afschijvingskosten op vaste activa die onder de WTZi (bouwregime) tot stand zijn gekomen. Deze overgangsregeling kent een aflopende garantie op kapitaallasten 2011 95% 2012 90% 2013 85% 2014 80% 2015 75% 2016 70% 1 Daarnaast is sprake van een compensatieregeling voor de immateriële vaste activa. Die regeling wordt bij de nacalculatie over 2010 uitgevoerd voor de algemene ziekenhuizen en UMC. In deze notitie wordt dit verder niet besproken, behalve bij het onderdeel categorale instellingen. 2 Het transitiemodel zelf wordt in een aparte notitie behandeld en voor het technisch overleg geagendeerd. 1

Het gaat dan alleen om een garantie op de WTZi kapitaallasten (vergunning en melding). Dat betekent dat een deel van de kapitaallastenvergoeding die instellingen nu ontvangen, buiten de garantieregeling valt. Verder is van belang dat de garantieregeling geen nacalculatie inhoudt. Als de omzet, c.q. de dekking kapitaallasten onder het garantieniveau daalt, ontvangt de instelling een aanvulling 3. Bij een omzet op of boven het garantieniveau vindt geen afroming plaats. 4 Het garantieniveau voor de kapitaallasten wordt afgeleid uit het historisch budget 2011 (zie de beleidsregel in bijlage 1). In 2011 is nog sprake van budgettering, met 100% nacalculatie op het A deel. De garantieregeling heeft dus materieel geen effect in 2011. In 2012 sprake is van een garantieniveau van 90% van het budget 2011. De relevante omzet voor de gerealiseerde vergoeding van de kapitaallasten moet worden bepaald uit de omzet aan zorgproducten 5 2012, 2013 etc. In onderstaand schema is getoond hoe de huidige vergoeding van kapitaallasten is opgebouwd en op welke onderdelen de garantieregeling van toepassing is. De beleidsregel laat ook WTZi investeringen die in 2012 of later, maar voor 2017 in gebruik worden genomen, onder de garantieregeling vallen. Dit geldt ook voor investeringen onder de opgebouwde trekkingsrechten. De opbouw van trekkingsrechten stopt in 2012. 3 Waarschijnlijk rechtstreeks uit het Zorgverzekeringsfonds en niet via de verzekeraars 4 In de zin dat een hogere dekking van kapitaallasten dan het garantieniveau niet wordt verrekend. Het transitiebedrag leidt in 2012 en 2013 mogelijk wel tot verrekening 5 Inclusief productie eerstelijn, exclusief onderlinge dienstverlening en aanvullende opbrengsten 2

Huidige situatie (t/m 2011) Kapitaallastencomponent In huidig budget In DBC/ZP (A) In DBC/ZP (B) Afschrijving gebouwen Ja Via uniforme In verkoopprijs gebouwen nacalculatie gemiddelde melding/instandhouding nac/normatief Opslag terreinvoorzieningen nacalculatie installaties nacalculatie/ norm Afschrijving DHAZ middelen UMC Ja Via uniforme nacalculatie gemiddelde opslag Afschrijvingen inventaris medische en overige inventarissen WBMV inventaris Ja normatief normatief normatief Afschrijving dubieuze debiteuren Lokale afspraak/nacalculatie Rente (VV en EV) Ja boekwaarde gebouwen en rentenormering installaties rentenormering DHAZ boekwaarde idem boekwaarde grond idem boekwaarde inventaris idem werkkapitaal idem nog in tarieven te verrekenen idem In kostprijs DBC Via uniforme gemiddelde opslag Via uniforme gemiddelde opslag Doorberekende kapitaallasten Nacalculatie In prijs onderlinge dienstverlening Aftrek PAAZ Vast bedrag Via uniforme gemiddelde opslag In verkoopprijs In verkoopprijs In verkoopprijs In verkoopprijs In verkoopprijs Situatie 2012 e.v. In tarief (A) Overgangsregeling kapitaallasten Opslag Ja, mits WTZi (inclusief Uniform / trekkingsrechten) Gedifferentieerd (v.a. 2014) Opslag (U/G) Vaste vergoeding (AC) In tarieven (kostprijs) Opslag (U/G) Opslag (U/G) In prijs onderlinge dienstverlening Opslag Ja Nee Wel in transitiebedrag Nee, wel in transitiebedrag Deels: ja ja ja ja nee nee nee gesaldeerd gesaldeerd 3

Toelichting bij schema Er is vanaf 2011 een garantieregeling van toepassing op een deel van de kapitaallasten: rente en afschrijvingen voor zover in relatie met WTZi investeringen. Dus niet voor de rente werkkapitaal, boekwaarde inventaris 6 en de post nog in tarieven te verrekenen bedragen. In de DBC en ZP tarieven zijn de kapitaallasten vergoedingen m.u.v. de afschrijving inventarissen via een opslag opgenomen; dit is een uniforme opslag (afgeleid van de budgetvergoeding). Deze opslag moet in 2013 gedifferentieerd per productsegment/per zorgproduct worden vastgesteld voor de tarieven 2014 ( A segment) in 2012 en verder is sprake van een groter B segment (70%). De kapitaallasten in het B segment zijn vrij onderhandelbaar; dat geldt voor alle elementen van de kapitaallastenvergoeding. de A en een deel van de B omzet(de tranche B 2012) moeten worden betrokken bij de overgangsregeling kapitaallasten (garantieregeling) voor die elementen die niet in de overgangsregeling kapitaallasten vallen, is het transitiebedrag van toepassing. De aftrek (PAAZ en doorberekende kapitaallasten) worden eenmalig (niveau 2011) op de kapitaallasten in mindering gebracht, het saldo komt in aanmerking voor de garantieregeling. De NZa zal volgens dit schema per ziekenhuis de garantieniveaus voor de kapitaallasten bepalen. In 2012 zal echter op de kapitaallasten niet meer worden nagecalculeerd zodat de garantie (90% etc.) op de relevante budgetonderdelen 2011 van toepassing is. De procedure voor het toekennen van een garantietoeslag wordt beschreven in paragraaf 5. 3. Bepalen van de relevante omzet voor de overgangsregeling Het garantieniveau voor de kapitaallasten zoals dat in paragraaf 2 is beschreven dient te worden vergeleken met de relevante corresponderende omzet. Daarbij zijn de volgende vragen van belang: Welke omzet betrekken bij de overgangsregeling Welk deel van de omzet telt mee als kapitaallastenvergoeding Voor welk deel van de omzet geldt de garantieregeling 3.1 Welke omzet betrekken bij de overgangsregeling De omzet in 2012 en latere jaren bestaat uit verschillende onderdelen: Zorgproducten gereguleerd segment (inclusief add-ons) Zorgproducten vrij segment o B segment oud (2011) o B segment nieuw (uitbreiding 2012) Eventueel vaste vergoedingen Productie eerstelijn Onderlinge dienstverlening De overgangsregeling heeft betrekking op het A segment 2011; de relevante omzet in 2012 bestaat dus uit de nieuwe B omzet 2012 (de uitbreiding van 34 naar 70%) en de A omzet, plus vaste vergoedingen. Daarnaast is nog sprake van omzet uit de overloop dbc s uit 2011 waarvoor uiteraard het normatieve opslagpercentage van 2011 geldt. 6 De tekst van de beleidsregel laat een andere interpretatie toe, in de aanwijzing CZ-U- 3001512 wordt het onderscheid ook niet gemaakt. Het is echter altijd de intentie geweest om de garantie te beperken tot de exploitatiekosten, verband houdend met WTZi investeringen. Inventarissen maken daar geen deel van uit.

Dit impliceert dat de instelling het onderscheid tussen nieuwe en oude B zorgproducten moet kunnen maken 7. Vraag 1 Uitvoeren van de regeling betekent dat er een splitsing moet worden gemaakt tussen de B zorgproducten (tranche 2012 vs tranches t/m 2011). Is die in de omzet naar uw mening uitvoerbaar? 3.2. Welk deel van de omzet telt als kapitaallastenvergoeding In de zorgproducten die tot het A-segment behoren wordt een generieke kapitaallastenopslag opgenomen. Deze systematiek wordt sinds 2005 toegepast op de DBC s in het A segment. VWS heeft de NZa opgedragen om voor 2012 en 2013 uit te gaan van een uniforme opslag. Uniform wil zeggen dat die opslag relatief (%) voor alle zorgproducten gelijk is. Deze opslag zal ook worden toegepast op de vaste vergoedingen. In de huidige dbc tarieven is een opslag van 8,7% opgenomen. Deze opslag is sinds de invoering van de DBC systematiek eigenlijk niet meer aangepast. De opslag is destijds vastgesteld door te kijken naar de gemiddelde omvang van de kapitaallastenvergoeding in het budget als percentage van het totale budget. In onderstaande tabel is getoond wat er in de budgetten 2009-2011 is opgenomen. De budgetten 2009 zijn definitief (nacalculatie), de rest nog niet. Aandeel kapitaalslasten (excl. Inventaris en dub debiteuren) in omzet 8 2009 2010 2011 Academische ziekenhuizen + KGC 5,7% 5,2% 5,7% Algemene Ziekenhuizen 7,4% 7,4% 7,4% Categorale ziekenhuizen 7,0% 7,0% 7,6% Dialyse centra 9,8% 9,3% 9,4% Radiotherapeutische centra 13,2% 12,8% 12,7% Revalidatiecentra 9,2% 8,7% 8,7% Gemiddeld 7,1% 7,0% 7,1% Opslag op budget excl. kapitaalslasten (excl. Inventaris en dub debiteuren) 2009 2010 2011 Academische ziekenhuizen + KGC 6,0% 5,5% 6,0% Algemene Ziekenhuizen 7,9% 8,0% 8,0% Categorale ziekenhuizen 7,6% 7,6% 8,3% Dialyse centra 10,8% 10,3% 10,4% Radiotherapeutische centra 15,2% 14,6% 14,6% Revalidatiecentra 10,1% 9,5% 9,5% Gemiddeld 7,6% 7,5% 7,6% We zien aanzienlijke verschillen tussen de verschillende categorieën. De cijfers over de dialysecentra hebben alleen betrekking op de zelfstandige dialysecentra. Afschrijving inventarissen en dubieuze debiteuren maakt gemiddeld ca. 5% van het budget uit. 7 Dat geldt ook voor de berekening van het transitiebedrag; de NVZ heeft laten weten dat die splitsing theoretisch mogelijk is, maar een aantal ziekenhuizen zou dat nog eens controleren door middel van een simulatie. 8 Voorlopige cijfers. Deze moeten nog worden gecorrigeerd voor de loonkostenvergoedingen in de budgetten. 5

De tweede tabel laat zien dat een budgettair neutrale opslag per deelsector heel verschillend zou uitpakken. Tevens lijkt het er op dat de door DBCO gehanteerde opslag zou zorgen voor een niet neutrale overgang van de kapitaallastenvergoeding. Een budgettair neutrale opslag zou immers uitkomen op gemiddeld 7,6%. DBCO hanteert daarentegen momenteel de volgende opslagen: Kapitaallasten 8,7% (alle categorieën) Kapitaallasten radiotherapie 20% Afschrijving inventarissen wordt in de kostprijs van de zorgactiviteiten meegenomen met een gemiddelde van 4,5%. Een en ander roept de vraag op wat de hoogte van de kapitaallastenopslag in 2012 zou moeten zijn. Er zijn 3 opties: 8,7% opslag handhaven Nieuw gemiddeld opslagpercentage berekenen (ca. 7,6%) Gedifferentieerd percentage per categorie instellingen De NZa merkt daarbij op dat naar verwachting radiotherapie en dialyse in 2012 naar het B segment gaan. In dat geval heeft het percentage alleen belang voor de bepaling van de relevant omzet voor de garantiebepaling. (zie hierna) Vraag 2 Wat is uw mening over de in de tarieven te hanteren opslag? Voor de bepaling van de relevante omzet in het kader van de garantieregeling is de opslag die in de tarieven wordt verwerkt, te hoog. Dat geldt ook voor de in de tabel genoemde opslagen. Daarin is wel gecorrigeerd voor inventaris afschrijvingen en dubieuze debiteuren. Daarenboven moet de rente over de normatieve boekwaarde inventarissen en de rente normatief werkkapitaal /nog in tarieven te verrekenen opbrengsten (nittv) nog buiten de garantie worden gehouden. Dat betekent dat we maar een deel van de in het tarief op te nemen opslag mogen betrekken bij de garantieregeling. De afschrijvingen dubieuze debiteuren, en de rente werkkapitaal en rente over de boekwaarde inventaris moeten uit de kapitaallastenopslag worden gehaald om de vergelijking met het garantieniveau te kunnen maken. De doorberekende kapitaallasten en PAAZ aftrek blijven in de tariefopslag. Deze worden eenmalig met de kapitaallasten gesaldeerd. De omzet onderlinge dienstverlening inclusief opbrengsten uit doorbelaste kapitaallasten blijft vervolgens buiten de relevante omzet. De NZa zal deze correctie op het opslagpercentage uitvoeren aan de hand van de nacalculatieformulieren 2009 en de budgetten 2010. De nacalculatie 2011 kan ook als bron worden gebruikt, maar dat heeft als nadeel dat niet voor 2012 de opslagen en omzetpercentages kunnen worden vastgesteld. Uiteindelijk zal met een normatieve opslag worden gerekend om de omzet aan kapitaallastenvergoeding, zowel in A als B, te berekenen. Vraag 3 Kunt u zich vinden in het hanteren van de gecorrigeerde tariefopslag in het A segment als norm voor de berekening van de kapitaallastenomzet? 6

3.3 Kapitaallastenvergoeding bij maximumtarieven en vrije tarieven De gereguleerde tarieven in het A-segment zullen vanaf 2012 maximumtarieven zijn. In het B segment zijn de tarieven (voor het kostendeel) geheel vrij onderhandelbaar. Dat betekent dat de kapitaallastencomponent als gevolg van lokale prijsafspraken kan wijzigen. De kapitaallasten in het overeengekomen tarief apart opvragen is geen uitvoerbare optie. Er is bovendien geen mogelijkheid om een dergelijke opgave te controleren zonder gedetailleerde voorschriften voor de prijsopbouw op te leggen. Om die reden zal de NZa rekenen met een normatieve opslag die wordt berekend zoals beschreven in 3.1. Die opslag wordt vervolgens gehanteerd voor zowel de A als de B omzet, ongeacht de werkelijke prijsafspraken. Vraag 4 Wat is uw mening over deze normatieve benadering? 3.4 Effect van het transitiebedrag op de relevante omzet. De brief van VWS voorziet in het vaststellen van een transitiebedrag in 2012, op basis van de gerealiseerde productie in 2012. Dit transitiebedrag krijgt de vorm van een toeslag of aftrek in 2012 en 2013. Voorbeeld: 2012 2012 Verschil Schaduw fb Zp omzet FB/A 70 30-40 B omzet 30 30 0 Uitbreiding B n.v.t. 45 +45 omzet 100 105 +5 Het schaduw FB (70) is lager dan de DOT omzet in 2012 voor het A- segment en de Btranche 2012 (30+45=75) In 2012 wordt nu 95% afgeroomd. Oftewel -/- 4,75. (95%*75-70) Resterende omzet is 100,25. In 2013 is de afroming -/-3,5 (70%). Als de ZP omzet lager is dan het schaduw FB wordt een suppletie toegepast. Het transitiebedrag heeft dus invloed op de werkelijke omzet en op de daarin begrepen dekking van de kapitaallasten. Er zijn nu twee benaderingen mogelijk: Optie 1: transitiebedrag en garantieregeling gescheiden uitvoeren. De kapitaallasten blijven buiten de transitiebedragen Optie 2: de kapitaallasten opnemen in het transitiebedrag en daarna de garantieregeling uitvoeren. In onderstaande schema s worden beide opties geïllustreerd. Uitgangssituatie 7

X Y schaduw FB 2012 100,0 100,0 waarvan kapitaalslasten 5,0 15,0 (1) schaduw FB ex kaplasten 95,0 85,0 (2) optie 1 Transitiebedrag en garantiebedrag los van elkaar Omzetstijging Omzetdaling X Y X Y DOT-omzet (A plus uitbreiding B) 120,0 120,0 80,0 80,0 waarvan kapitaalslasten 10,0 10,0 6,7 6,7 (3) DOT-omzet ex kaplasten 110,0 110,0 73,3 73,3 (4) transitiebedrag afroming/suppletie 15,0-25,0-21,7 11,7 (5) = (2)-(4) 14,3-23,8-20,6 11,1 (6) = 95%* (5) omzet 2012 ex.kap. Lasten 95,8 86,3 93,9 84,4 (7) = (4) + (6) (garantie) kapitaalslasten 10,0 13,5 6,7 13,5 (8)= 90%*(1) (als (3) < (1) omzet 2012 105,8 99,8 100,6 97,9 omzet 2013 109,5 106,0 95,2 95,0 70% transitie en 85% garantie In het eerste model wordt de garantieregeling los van de transitieregeling uitgevoerd. De kapitaallasten worden dus uit de omzet gehaald voordat het transitiebedrag wordt berekend. (regel 5). Het transitiebedrag wordt apart verrekend. Vervolgens wordt de bestaande kapitaallastenvergoeding vergeleken met de kapitaallastenvergoeding in de ZP omzet en zo nodig aangevuld tot het garantieniveau (regel 8). We zien dat Y, met hoge kapitaallasten, uiteindelijk van de totale omzet meer inlevert dan X. (-20,2 vs. -14,2). Toch trekt Y op de garantieregeling en X niet, wat veroorzaakt wordt door zijn relatief hoge kapitaallasten in de startsituatie. De hoge afroming bij Y vindt zijn oorzaak niet in de kapitaallasten, maar in de grote toename van de ZP omzet t.o.v. de budgetwaarde. optie 2 Transitiebedrag inclusief kapitaalslasten Omzetstijging Omzetdaling X Y X Y Transitiebedrag 19,0 19,0 19,0-19,0- omzet voor correctie kapitaalslasten 101,0 101,0 99,0 99,0 (garantiebedrag) 4,5 13,5 4,5 13,5 kapitaalslasten kapitaalslasten na transitie 8,4 8,4 8,3 8,3 Toeslag - 5,1-5,2 8

omzet 2012 101,0 106,1 99,00 104,25 transitiebedrag 14,0-14,0-14,0 14,0 omzet voor correctie kapitaalslasten 106,0 106,0 94,0 94,0 (garantiebedrag) 4,3 12,8 4,3 12,8 kapitaalslasten kapitaallasten na transitie 8,8 7,8 Toeslag 3,9 4,9 omzet 2013 106,0 109,9 94,0 98,9 In optie 2 wordt, bij dezelfde uitgangspositie, het transitiebedrag berekend inclusief de kapitaallasten. (95%*(100-120)=-19. Vervolgens wordt binnen de aldus gecorrigeerde omzet de vergoeding voor de kapitaallasten bepaald: (101/120*10=8,4) De kapitaallasten in de gecorrigeerde omzet worden vervolgens vergeleken met het garantieniveau. Omdat bij omzetstijging de kapitaallastenvergoeding samen met de rest van de omzet wordt gecorrigeerd, krijgt X zowel als Y uiteindelijk een hogere omzet (totaal) in 2012. Bij een omzetdaling zien we nu een groter verschil optreden: Y is beter af met optie 2. Hoewel de voorbeelden wat extreem zijn gekozen (20% omzetmutatie, kapitaalintensiteit variërend van 5% tot 15% in de beginsituatie, met gelijke totale omzet, productieverschillen) zien we de effecten van de verschillende berekeningsmethodes. Optie 1 lijkt beter voor de stijgers, optie 2 voor de dalers. Het verschil zit in feite in het herallocatie- effect op kapitaallasten dat optreedt door over te gaan op een gemiddelde vergoeding. We moeten hierbij nog wel bedenken dat de transitiebedragen alleen voor 2012 en 2013 gelden, de garantieregeling loopt daarentegen door tot en met 2016. Voor 2014 is dus geen sprake meer van samenloop van beide regelingen. Dit voorbeeld is gekozen om te illustreren dat beide benaderingen verschillende effecten kunnen hebben voor instellingen. De aanname van een gelijk totaal budget met sterk verschillende kapitaalintensiteit zal wellicht niet veel voorkomen, maar toont wel de effecten. In de bijlage bij deze notitie is nog een rekenvoorbeeld opgenomen met andere uitgangspunten. Vraag 5 Welke optie heeft uw voorkeur: o Gescheiden transitiebedrag en kapitaallastengarantie (1) o Kapitaallasten garantie integreren in transitiebedrag (2) 4. Aanpassen garantieniveau bij ingebruikneming investeringen gedurende overgangstermijn De beleidsregel stelt dat wanneer een instelling investeringen van 2012-2016 investeringen realiseert die nog onder de WTZi vielen (vergunning en trekkingsrechten), het garantieniveau wordt aangepast. Daarvoor moet een berekening worden gemaakt als ware nog steeds sprake van nacalculatie, waarbij de afschrijvingstermijnen en 9

rentevergoedingen uit het huidige normeringsmodel gelden. Dat betekent dat die beleidsregels, uitsluitend voor de toepassing van de overgangsregeling, overeind blijven. De NZa zal de relevante onderdelen van de beleidsregels in de beleidsregel van de overgangsregeling opnemen. De aanpassing van het garantiebedrag vindt plaats met ingang van het jaar waarin de investering in gebruik wordt genomen. Aangezien de ingebruikneming een niet nader gedefinieerd begrip in de beleidsregels van de NZa is, kan dit voor interpretatieverschillen zorgen 9. De NZa zal het zo interpreteren dat de desbetreffende gebouwen /bouwkundige voorzieningen aan de eigenaar zijn overgedragen en deze de exploitatiekosten draagt alsmede financieel verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud. Een hiermee verband houdend aspect is de rente tijdens de bouw. De huidige rentenormering kent de mogelijkheid om de bouwrente als exploitatierente te vergoeden. Daarvoor wordt de post onderhanden bouwprojecten in de rentenormering betrokken. Deze rente valt in beginsel ook onder de garantie. Een mogelijkheid is om het bedrag niet jaarlijks te bepalen, maar een lineair verloop te veronderstellen en een gemiddeld bedrag per jaar voor de hele bouwperiode te bepalen. Vraag 6 Wat is uw mening over de voorgestelde methodiek om het garantie niveau aan te passen bij nieuwe investeringen? Vraag 7 Wat is uw mening over de voorgestelde definitie voor ingebruikneming? 5. Procedures toekennen garantie suppletie Er zijn verschillende mogelijkheden om de garantieregeling uit te voeren: Iedere instelling dient jaarlijks een berekening te maken en aan te leveren aan de NZa, als een soort alternatieve nacalculatie. Instellingen die menen voor een garantiesuppletie in aanmerking te komen, dienen een aanvraag bij de NZa in, waarbij een berekeningschema moet worden meegestuurd volgens een door de NZa op te stellen format. Die berekening moet door een accountant worden gecontroleerd 10. Hoewel de eerste benadering de charme van vertrouwde rituelen kent en de NZa een beeld zou geven van het verloop van de kapitaallasten onder prestatiebekostiging, zijn wij omwille van een verlichting van de administratieve lasten toch voorstander van de tweede benadering. Vraag 8 Wat is uw mening over de voorgestelde procedure? 9 Onder het bouwregime werd die datum vastgesteld ten behoeve van de eindafrekening aan het bouwcollege en kon de NZa die datum als uitgangspunt hanteren. 10 In tegenstelling tot de WTG gaat de WMG eigenlijk uit van tweezijdige verzoekeen door verzekeraar en aanbieder. Aangezien de verzekeraar in de garantie geen rol speelt, ligt een eenzijdige aanvraag meer voor de hand. De formele vromgeving daarvan wordt nog nader onderzocht. 10

6. Toepassen overgangsregeling op categorale instellingen De overgangsregeling die de NZa in 2010 heeft vastgesteld geldt alleen voor algemene ziekenhuizen en UMC s. Categorale instellingen (revalidatie, radiotherapie) zijn conform de aanwijzing van VWS in 2010 buiten de besluitvorming gebleven. VWS heeft nu het voornemen bekend gemaakt om ook de categorale instellingen zo snel mogelijk onder prestatiebekostiging te brengen en de budgettering af te schaffen. De categorale productie die binnen algemene ziekenhuizen plaatsvindt, valt onder de hierboven beschreven overgangsregeling. De categorale instellingen kennen geen B segment. We merken op dat de specifieke overgangsregeling kapitaallasten geldt voor de vergunningplichtige bouw en de trekkingsrechten. Dat betekent dat categorale instellingen zonder verblijf (die nooit onder het bouwregime vielen) niet onder de reikwijdte van de overgangsregeling voor de kapitaallasten vallen. Dit betreft met name de zelfstandige audiologische centra en de dialysecentra. Dat wil overigens niet zeggen dat deze instellingen geen overgangsregeling zouden moeten hebben voor de overgang naar prestatiebekostiging. Een specifieke regeling voor de vergoeding van het vastgoed kan echter niet vanuit de regeling voor de WTZi bouw worden gemotiveerd. Bij toepassen van de overgangsregeling voor de categorale instellingen zijn de volgende vragen relevant: Wijze van instroom en de duur van de regeling. De regeling loopt tot 2017. Bij loslaten van het budget in 2012 is het garantieniveau in 2012 nog 90%. Hoewel instromen in stap 2 van de regeling op het eerste gezicht onrechtvaardig lijkt ten opzichte van de ziekenhuizen, valt dat bij nader inzien wel mee. Immers, ook de ziekenhuizen hebben voor hun gebudgetteerde vergoeding te maken met een overstap van 100% nacalculatie naar 90% aangezien de stap van 95% in 2011 materieel wordt overgeslagen. Het ligt dus voor de hand om de regeling voor categoraal van toepassing te verklaren voor de periode 2012-2017. De immateriele vaste activa (imva) compensatie 2010 is nog ook niet van toepassing op de categorale instellingen. Er zal nog een regeling getroffen moeten worden voor de categorale instellingen De omvang van het imva probleem bij de categorale instellingen is niet bekend. VWS zal dit waarschijnlijk willen weten alvorens in te stemmen met een compensatieregeling. Juridisch lijkt echter onontkoombaar dat een regeling naar analogie van de compensatie voor de ziekenhuizen wordt getroffen. Het wegvallen van de budgetgarantie levert ten aanzien van de imva immers dezelfde problemen op als bij de ziekenhuizen. Het is wellicht mogelijk om in 2011 nog een enquête te houden. Er komt geen aparte regeling voor het boekwaarde probleem. Net als bij de algemene ziekenhuizen worden boekwaarde problemen grotendeels ondervangen door de garantieregeling. In de hiervoor genoemde enquête naar de imva hoeft het boekwaarde probleem dus niet te worden geïnventariseerd. Het is niet bekend of de hoogte van de kapitaallastenopslag die voor de DBC s /zorgproducten wordt gebruikt, adequaat is voor de categorale instellingen. Voor de zelfstandige radiotherapie is al eens een hogere toeslag toegekend. In paragraaf 2 zijn de budgetgegevens 2009-2011 getoond en de opslagen die uit de budgetten zouden moeten worden vastgesteld om de vergoeding macroneutraal te bepalen. De NZa zal in overleg met DBCO nog 11

nagaan of een aanpassing van de tarieven mogelijk en wenselijk is. Als een groot deel van de categorale productie onder het B segment wordt gebracht, is uiteraard geen sprake van een opslag, maar zal wel een normatief percentage voor de garantieberekening moeten worden vastgesteld. Dezelfde uitwerkingsvragen als in paragraaf 2 beschreven doen zich voor bij de categoralen. Alleen de afwezigheid van een B segment in de basis (2011) maakt de uitvoering iets eenvoudiger aangezien geen splitsing in omzet hoeft te worden gemaakt. Vraag 9 Wat is uw mening over de instroom van de categorale instellingen in de garantieregeling? Is naar uw mening een enquête naar de omvang van IMVA compensatie op korte termijn te realiseren? Wat is uw mening over de kapitaallastenopslag voor categorale instellingen? 12

13