Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 25 januari 2017

Vergelijkbare documenten
Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 13 juni 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 21 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 3 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 28 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 6 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 10 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 8 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 18 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 januari 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 7 september 2017

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 19 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 30 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 december 2018

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 21 februari 2019

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 15 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 17 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 april 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 2 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 22 december 2017

Expertise- Taxaties- Advisering

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

mr. S.C. Welschen, jurist afdeling Kennis, tevens advocaat bij Vereniging Eigen Huis Datum: 13 december 2017 Onderwerp: Notitie bewijsvermoeden

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012.

Zaaknummer : S Datum uitspraak : 15 mei 2018 Plaats uitspraak : Zeist

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Raad van Toezicht Noord geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 123 d.d. 11 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter)

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

Samenvatting. Consument, tegen. Ditzo B.V., gevestigd te Zeist, hierna te noemen Aangeslotene. Procesverloop

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 12 maart 2012.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Beweerdelijk onjuiste voorlichting aan koper. Persoonlijk gebruiksrecht. De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Zaaknummer : S21-96 Datum uitspraak : 8 maart 2017 Plaats uitspraak : Zeist

Samenvatting. 1. Procesverloop

ANONIEM BINDEND ADVIES

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

Bijlage 1. Deze bijlage behoort bij het Aanvraagformulier contra-expertise.

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording vragen over validatieonderzoek schadegevallen buiten de contour

Samenvatting. 1. Procedure

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 23 d.d. 24 januari 2011 (prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Artikel 1 - Definities In dit reglement hebben de volgende woorden en uitdrukkingen de volgende betekenis:

RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Voormalige echtelijke woning, Instemming echtgenoot met verkoop.

Samenvatting. 2. Overwegingen

Samenvatting. 1. Procedure

Altijd Raak Penders Demontage B.V. hierbij vertegenwoordigd door haar directeur de heer D.C.S. Penders gevestigd te Vlaardingen

ECLI:NL:RBROT:2016:665

BIJLAGE 3 BIJ SAMENWERKINGSAFSPRAKEN NAM-EZ-NCG REGLEMENT ARBITER BODEMBEWEGING EERSTE AFDELING - ALGEMEEN

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Zaaknummer : S21-75 Datum uitspraak : 16 maart 2017 Plaats uitspraak : Zeist

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ter zake van een geschil tussen M.M., hierna te noemen: opdrachtgever, de besloten vennootschap D. B.V., hierna te noemen: aanneemster,

Zaaknummer : S21-76 Datum uitspraak : 8 maart 2018 Plaats uitspraak : Zeist

12-53 RvT Utrecht RAAD VAN TOEZICHT TE UTRECHT VAN NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ANONIEM BINDEND ADVIES

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1808

CR 13/2476 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Transcriptie:

uitspraak ARBITER AARDBEVINGSSCHADE Zaaknummer: 16/128 Meldingsnummer: 98966 Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 25 januari 2017 inzake [naam] wonende te Wehe-den Hoorn, eigenaar van het pand aan [adres] te Wehe-den Hoorn, hierna ook te noemen: de eigenaar, vertegenwoordigd door [naam], tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW), hierna ook te noemen: NAM. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van de eigenaren van 19 september 2016 met stukken, - het verslag van de schouw en zitting van 14 december 2016, Vervolgens is de beslissing bepaald op heden. De feiten In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. [naam] is de eigenaar van het pand aan [adres] te Wehe-den Hoorn (hierna het pand), waar zij woont. Op 30 december 2015 heeft de eigenaar bij de NAM schade gemeld aan het pand door aardbevingen. Op 25 januari 2016 heeft een schade-expert (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van het CVW het pand onderzocht. Het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 28 januari 2016 vermeldt dat de twaalf waargenomen schades als C-schades worden gekwalificeerd (gebrek/schade die niet in verband gebracht kan worden met een aardbeving). Op 6 mei 2016 heeft een contra-expert van Architectenbureau KAMP (hierna: de contraexpert) het pand in opdracht van de eigenaar onderzocht. De contra-expert komt in zijn rapport van 7 juni 2016 tot de conclusie dat alle van de twaalf waargenomen schades als aardbeving gerelateerd aangemerkt dient te worden als zijnde A-schade (gebrek/schade,

zaaknummer: 16/128 2 welke een direct gevolg is van een aardbeving). In een door beide experts op 29 februari 2016 ondertekende akte van taxatie is verklaard dat met betrekking tot de twaalf schades (schadenummer 1 tot en met 12) geen overeenstemming is bereikt over de kwalificatie van de schade. Het geschil De eigenaar betwist de juistheid van de bevindingen van de eerstelijnsexpert met betrekking tot schadenummers 1 tot en met 12 en stelt dat deze schades door aardbevingen zijn veroorzaakt en/of verergerd. De eigenaar houdt de NAM aansprakelijk voor deze schade en vorderen vergoeding en/of herstel van de schade. De NAM heeft verweer gevoerd, inhoudende dat geen sprake is van door aardbeving(en) veroorzaakte schade. Op de stellingen van partijen zal zo nodig nader worden ingegaan. De beoordeling Gelet op de stukken in het dossier, alsmede op hetgeen is besproken en waargenomen, overweegt de arbiter als volgt. Bewijslast en bewijsvermoeden In deze zaak is tussen partijen in geschil of de twaalf (fysieke) schades het gevolg zijn van gaswinning, zoals de eigenaar stelt en de NAM betwist. Wanneer de twaalf schades het gevolg zijn van gaswinning, dan is de NAM, als exploitant van de gasvelden in Groningen, (kwalitatief) aansprakelijk voor de schade in haar kwaliteit als concessiehoudster ingevolge het bepaalde in artikel 6:177 BW. Als uitgangspunt geldt dat in beginsel op de eigenaar de last rust zijn stelling te bewijzen dat de schades het gevolg zijn van (een) aardbeving(en), nu hij zich immers beroept op de rechtsgevolgen daarvan. Voor het aannemen van een bewijsvermoeden dat de twaalf (fysieke) schades het gevolg zijn van aardbeving(en) door gaswinning door de NAM is nodig dat aannemelijk is dat de schades zijn ontstaan in het gebied waar zich bodembeweging voordoet als gevolg van gaswinning en dat het gaat om schade die kan worden verwacht van bodembeweging. Voor toepassing van het bewijsvermoeden is aanleiding. De arbiter oordeelt daartoe als volgt. Vaststaat dat zich in Groningen een groot aantal aardbevingen als gevolg van gaswinning heeft voorgedaan, nog steeds aardbevingen plaatsvinden en sprake is van een groot aantal schadegevallen, die vaak gelijksoortig zijn en waarbij van een groot aantal is vastgesteld en door de NAM is erkend dat zij door bodembeweging door gaswinning zijn veroorzaakt. De NAM heeft in de zienswijze naar voren gebracht dat het, gezien de locatie van het betreffende object, niet aannemelijk is te maken dat bevingen die hebben plaatsgevonden ten gevolge van gaswinning tot gebouwschade hebben kunnen leiden. Uit de feiten en omstandigheden volgt dat zich één beving heeft voorgedaan binnen een straal van 5 kilometer (met een magnitude van 1.3 op schaal van Richter). De magnitudes van de tien dichtstbijzijnde bevingen variëren van 0.3 tot 1.6 op schaal van Richter met een afstand van 2480 meter tot 9767 meter. Er kan niet zonder meer vastgesteld worden dat bevingen ten gevolge van gaswinning tot gebouwschade hebben kunnen leiden, maar de

zaaknummer: 16/128 3 arbiter overweegt dat dit ook niet uitgesloten kan worden. Uit de genoemde feiten en omstandigheden en aan de hand van de zienswijze van de NAM, waaruit volgt dat de vrijgekomen trillings-energie van de aardbeving in Huizinge, datum 16 augustus 2012, met een magnitude van 3.6 op schaal van Richter, berekend volgens de SBR-A met een veiligheidscoëfficiënt van 1.6 er zich een grondversnelling heeft voorgedaan, weliswaar met een grenswaarde lager dan 5 mms/s, blijkt dat het gebied waarin het pand is gelegen, onderhevig is aan trilling als gevolg van aardbevingen ten gevolge van de gaswinning. Ook staat vast dat het pand in de buitenste contouren van de vastgestelde veiligheidscontouren ligt. Door de NAM is toegelicht waarom in het verleden in de nabije omgeving wel aardbevingsschade is toegekend en dat een dergelijke toekenning niet de conclusie valideert dat bevingsschade op de betreffende locatie aannemelijk zou zijn. Door de NAM wordt evenwel niet toegelicht waarom het niet aannemelijk is dat de bevingen die hebben plaatsgevonden geen schade aan het betreffende pand, en de locatie daarvan, hebben kunnen toebrengen. De arbiter is van oordeel dat aannemelijk is dat de schades zijn ontstaan in het gebied waar zich bodembeweging voordoet als gevolg van gaswinning. Het gaat in onderhavige situatie om schade bestaande uit scheurvorming. De NAM stelt in haar zienswijze dat de schade naar haar aard niet als aardbevingsschade is te typeren. Dit standpunt van de NAM wordt niet onderbouwd. De arbiter overweegt dat schade bestaande uit scheurvorming schade is die gelijksoortig is aan een groot aantal schadegevallen in Groningen en dat deze schade naar zijn aard aldus als aardbevingsschade aangemerkt kan worden. De schadevergoeding die de eigenaar vordert betreft schade die kan worden verwacht van bodembeweging door gaswinning. Derhalve overweegt de arbiter dat het bewijsvermoeden in onderhavige zaak toepassing vindt en dat het aldus in beginsel niet aan de eigenaren is om te bewijzen dat de in geschil zijnde schades zijn veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van aardbevingen. De arbiter gaat uit van het vermoeden dat de schades door een aardbeving zijn veroorzaakt. Verweer dat de schades niet door aardbevingen kunnen zijn ontstaan De NAM heeft een zienswijze ingebracht. In de zienswijze worden, in het kader van het door haar te leveren tegenbewijs, de oorzaken van de schades nader toegelicht dan wel aangevuld. Ook wijst de NAM voor wat betreft een aantal schadenummers op (nieuwe) andere oorzaken dan in het eerstelijnsrapport aan de schade was toegeschreven. In het algemeen voert de NAM aan dat in de zienswijze wordt uitgegaan van de zwaarste beving tot nu toe omdat geen specifieke beving aangeduid kan worden door zowel de contraexpert als de schademelder. Als zwaarste beving wordt de beving van Huizinge aangehaald met een magnitude van 3.6 op schaal van Richter met een afstand van 16,327 km van het pand. Vervolgens noemt de NAM dat de vrijgekomen trillings-energie van de aardbeving lager dan 5 mm/s is. De NAM verbindt hier evenwel geen conclusies aan. De arbiter volgt de NAM hierin dan ook niet. Bovendien ontbreekt in de toelichting van de NAM aandacht voor het feit dat zich in de afgelopen jaren meerdere, ook minder krachtige, aardbevingen hebben voorgedaan. De NAM is niet ingegaan op de mogelijke gevolgen daarvan. Volgens de NAM is geen sprake van aardbevingsschade omdat dan ook schade zichtbaar zou zijn aan de buitenzijde van het pand. Daarnaast betwist de NAM de juistheid van de contrarapportage. Volgens de NAM doen er zich onjuistheden voor in het contra-rapport. De contra-expert sluit alle andere mogelijke schade oorzaken uit omdat er een geconditioneerd binnenklimaat heerst binnen de woning en daardoor thermische werking onmogelijk zou zijn. Daarom is het volgens hem automatisch bevingsschade. Deze bewering wordt verder niet

zaaknummer: 16/128 4 onderbouwd en is ook onjuist. Vervolgens komt de NAM tot de conclusie dat de contraexpert dus geen causaal verband legt met aardbevingen. De arbiter volgt de NAM niet in deze conclusie. De contra-expert heeft het volgende gerapporteerd. Ook de in het rapport (verwezen wordt naar het eerstelijnsrapport, toevoeging arbiter) beschreven thermische werking als oorzaak van schade van binnen de thermische schil van de woning gelegen wanden is niet correct. Kenmerk van een goed geïsoleerde woning is juist dat zich binnen de thermische schil vrijwel geen temperatuurverschillen optreden. Gezien ook geen aanwijsbare oorzakelijke bouwtechnische gebreken, dan wel achterstallig onderhoud, zijn waargenomen kan de conclusie ook niet anders zijn dan dat de schade is veroorzaakt door de aardbevingen die zich hebben voorgedaan. De arbiter concludeert dat de contra-expert aldus wel causaal verband legt tussen de schade en bevingen en begrijpt de stelling van de NAM dan ook niet. Schadenummers 1, 6, 7 en 11 In de zienswijze worden de oorzaken van schades 1, 6, 7 en 11 nader toegelicht dan wel aangevuld. Wat betreft schadenummer 1 wordt door de eerstelijnsexpert als oorzaak de thermische werking verergerd door druk van de verdiepingsvloer aangewezen. De toelichting die vervolgens in de zienswijze gegeven wordt, komt (deels) overeen met de aangewezen oorzaken in het eerstelijnsrapport, namelijk dat sprake is van werking in de toegepaste materialen. De NAM komt met een aanvullende onderbouwing in de zienswijze dat het gaat om een kwetsbare plek en dat er dan weinig voor nodig is om een klein stukje van de stenen te doen afbreken. Bij de afwerking van de wanden is het ontbrekende stukje volgens de NAM aangesmeerd met een materiaal dat afwijkt van de oorspronkelijke muur. De eigenaar betwist dit. Volgens de eigenaar heeft er niet eerder een reparatie op deze plek plaatsgevonden. De arbiter overweegt dat hetgeen door de NAM is aangevoerd, onvoldoende is om het bewijsvermoeden te weerleggen. Tegenover het eerstelijnsrapport staat het contrarapport dat de bevindingen in het eerstelijnsrapport tegenspreekt. De aanvulling in de zienswijze op hetgeen in het eerstelijnsrapport is vermeld, maakt dit naar het oordeel van de arbiter niet anders, temeer dit door de eigenaar gemotiveerd wordt weersproken. Ook voor schades 6, 7 en 11 geldt dat de oorzaak wordt gegeven thermische werking (schade 6) en thermische werking wandafwerking en houten vloer, verergerd door oplegdruk en onvoldoende draagvermogen (schade 7 en 11). In de zienswijze worden deze oorzaken aangevuld. Ook wat betreft schadenummers 6, 7 en 11 staat tegenover het eerstelijnsrapport het contra-rapport dat deze bevindingen tegenspreekt. De aanvulling in de zienswijze maakt dat naar het oordeel van de arbiter niet anders nu niet vaststaat dat, zoals wordt aangevoerd in de zienswijze, lateien boven de openingen zijn opgelegd en wordt weersproken dat er vocht kan trekken in de tegels in de badkamer vanwege de geglazuurde tegels. Daarbij wordt door de NAM steeds aangevoerd dat de scheurvorming als gevolg van de genoemde oorzaken anders dan aardbevingen schade ontstaat op de zwakste plekken. Die redenering acht de arbiter onjuist. Immers ook bij aardbevingsschade zou de schade zich in de regel openbaren op de meest zwakke plekken van een gebouw. De arbiter is dan ook van oordeel dat de NAM/het CVW onvoldoende heeft aangevoerd om afbreuk te doen aan het vermoeden dat de schades door een aardbeving zijn veroorzaakt. Schadenummers 2, 8 en 9 In het eerstelijnsrapport wordt als oorzaak voor schadenummer 2 gewezen op werking van de wandafwerking op de aansluiting van twee muren. In de zienswijze wordt deze schade nader toegelicht dan wel aangevuld. De contra-expert geeft in zijn rapport aan dat de schade aardbeving gerelateerd is. De contra-expert is tijdens de behandeling van deze zaak teruggekomen op zijn aanvankelijke mening en heeft als zijn nadere mening gemeld dat hij

zaaknummer: 16/128 5 twijfelt aan de kwalificatie van de schade als A-schade in het contra-rapport. Nu de eerstelijnsdeskundige en de contra-expert het erover eens zijn dat de schade kan zijn ontstaan door werking en deze oorzaak in de zienswijze nader is toegelicht, is de arbiter van oordeel dat voor wat betreft deze schade het bewijsvermoeden door de NAM ontzenuwd is. De arbiter overweegt dat eenzelfde redenering geldt voor wat betreft schadenummer 8 nu de contra-expert deze schade tijdens behandeling van de zaak door de arbiter eveneens als C- schade heeft gekwalificeerd. De arbiter heeft geen schade geconstateerd in slaapkamer 2 (schadenummer 9) nu deze schade reeds is gerepareerd. De omvang van de schade is op de foto s in de verschillende inspectierapporten moeilijk waarneembaar. Met betrekking tot deze schade kan daarom niet vastgesteld worden dat sprake is van schade als gevolg van aardbeving(en). Schadenummers 3, 4, 5, 10 en 12 Wat betreft de schades worden verschillende oorzaken aangewezen door de NAM. De toelichting die in de zienswijze gegeven wordt, komt niet geheel overeen met de aangewezen oorzaken in het eerstelijnsrapport, namelijk dat de schade is ontstaan door thermische werking en dat deze schade is verergerd door zettingsverschillen in de fundering, verergerd door oplegdruk en verergerd door onvoldoende draagvermogen en druk kapconstructie. De NAM blijft weliswaar in de zienswijze bij het standpunt dat de schade overwegend is veroorzaakt door thermische werking maar waar door de eerstelijnsexpert gewezen werd op zetting als oorzaak voor de schade, wordt door de NAM later verwezen naar andere oorzaken als uitzetten en krimpen. De arbiter oordeelt dat het niet bepaald overtuigend overkomt dat in de zienswijze en tijdens de schouw andere oorzaken voor de scheurvorming worden vermeld dan in het eerstelijnsrapport. Nu het om andere oorzaken gaat, is het, voor wat betreft schade 3, 4, 5, 10 en 12, geen sprake van een nadere onderbouwing van het eerstelijnsrapport maar van een nieuwe onderbouwing. Voor de discrepantie tussen de beide rapporten is door de NAM geen afdoende verklaring verstrekt. De arbiter constateert dat kennelijk de schadeexperts van de NAM onderling van mening verschillen. Dit alles overziend is de arbiter van oordeel dat de NAM niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de oorzaak van de schades 3, 4, 5, 10 en 12 niet het gevolg is van aardbeving(en). De arbiter is van oordeel dat deze schades zijn veroorzaakt door aardbeving(en) waarvoor de NAM aansprakelijk is. Slotsom Dit alles overwegende, is de arbiter van oordeel dat de NAM niet in het tegenbewijs is geslaagd ten aanzien van schades 1, 3 t/m 7 en 10 t/m 12. De NAM dient deze schades te vergoeden c.q. te herstellen. Partijen dienen met elkaar in overleg te gaan over de verdere afwikkeling van de schade nu in deze procedure het debat daarover niet is gevoerd. Mochten partijen daarover geen overeenstemming bereiken, dan kunnen zij zich ter zake opnieuw tot de arbiter wenden. De beslissing De arbiter: Stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de schade, bestaande uit schadenummer 1, 3 t/m 7 en 10 t/m 12; Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus beslist door mr. P.J. van Steen, Arbiter Aardbevingsschade op 25 januari 2017.

zaaknummer: 16/128 6 De secretaris De arbiter