Notionele interestaftrek of investeringsaftrek?

Vergelijkbare documenten
Eerst renoveren aan 6 %, nadien (moeten) verkopen aan 21 %?

Instelling. Onderwerp. Datum

Gewijzigde artikelen 1, 9, en 44, 3, 1, van het Btw-Wetboek vanaf 1 januari Eerste commentaar.

De Tax Shelter voor het investeren in startersvennootschappen. Bewijsregeling thans gepubliceerd.

Keuzemogelijkheid tussen de notionele interestaftrek en de investeringsreserve Bespreking aan de hand van een voorbeeld

Notionele intrestaftrek

Beleggen binnen of buiten de vennootschap!

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!!

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Uiteenzetting van de winst

Aftrek voor risicokapitaal

BTW OP VERKOOP VAN GROND

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

De bewijsregeling inzake de Tax Shelter voor het investeren in startersvennootschappen: thans verder uitgewerkt ( 1 )

Inhoud. Voorwoord 5. 1 Algemeen Inkomstenbelasting 27

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

KB van 1 april 2016 tot wijziging van het KB/WIB 92, inzake de belastingvermindering voor de verwerving van

Lexalert : Gespreide belasting meerwaarden - herbelegging via belastingvrije fusie of splitsing kan!

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

Oud tegenover nieuw: voordelen en nadelen

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

EERSTE AANVULLING OP PROSPECTUS LUM.INVEST. Lum.Invest BVBA Hof Ter Mere Gent Ondernemingsnummer:

Tax shelter voor startende ondernemingen

TOELICHTING 275 U. Voorafgaande opmerkingen. Uitgesloten investeringen. Algemeen. Toelichting bij de vakken. Bedoelde artikelen:

2. Wat is het fiscale voordeel?

I. INLEIDING.

TOELICHTING 275 U. Voorafgaande opmerkingen. Uitgesloten investeringen. Algemeen. Bedoelde artikelen: Wie moet deze opgave invullen?

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel.

1.2. Aankoop door de vennootschap

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

TOELICHTING 275U. Uitgesloten investeringen. Voorafgaande opmerkingen. Algemeen. Toelichting bij de vakken. Gebruikte afkortingen

11. Cijfervoorbeelden

Percen- tage. 8. TOTAAL (nrs. 1 tot 7)... (A)... Afschrijfbare aanschaffings- of beleggingswaarde. 3. TOTAAL (nrs. 1 en 2)... (B)...

Ontbinding en vereffening

Tax shelter voor startende ondernemingen (binnen 4 jaar na oprichting)

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

STRUCTURERING VAN VASTGOED: UW 70 ANTWOORDEN

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Instelling. Onderwerp. Datum

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. Algemene administratie van de Fiscaliteit Inkomstenbelastingen. Investeringsaftrek

BRUS. Gislenus BATS Ere-bedrijfsrevisor. ~~I~D. bergstr

I. Berekening van de investeringsaftrek voor vennootschappen die NIET opteren voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling. Advies van 21 maart

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling

De fiscale steunmaatregelen voor ondernemingen

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

BTW en grond. Guido De Wit IFA 15 februari BTW en grond. Regeling vóór Grond

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder).

Afdruk aangifteformulier - Duitse vertalingen van de nieuwe rubrieken

Home > Addendum dd bij de circulaire AAFisc 36/2008 (nr. Ci.RH.421/ ) dd

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

Auteur. Onderwerp. Datum

VASTGOED EN VENNOOTSCHAP AANKOOP VAN VASTGOED DOOR DE VENNOOTSCHAP

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

Prof. dr. Stijn Goeminne, Faculteit Economie & Bedrijfskunde, Universiteit Gent

HANDLEIDING START-UP PLAN

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

TOELICHTING 275 U. Uitgesloten investeringen. Voorafgaande opmerkingen. Algemeen. Toelichting bij de vakken. Bedoelde artikelen:

Ligging van de woning

Aftrek voor risicokapitaal

De exploitatievennootschap A wenst uit te breiden. Momenteel huurt zijn een pand om haar fabriekswerkzaamheden in uit te voeren.

Deel II. Grondlijnen van het Belgisch belastingstelsel met betrekking tot de onroerende goederen... 7

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

DE NOTIONELE INTERESTAFTREK

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

Inhoudsopgave. Maklu 7



3 FISCALE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK

FISCALE ASPECTEN BIJ OVERNAME

Beslissing ET van 19 december 2012 Nieuwe regels inzake opeisbaarheid van btw Overgangsbepalingen

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap

8.7.3 Combinatie oude en nieuwe fiscale korf

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen. Investeringsaftrek

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/XX Aftrek voor innovatie-inkomsten Ontwerpadvies van 13 september 2017

Artikel 60bis tot 60bis/3 van het Wetboek der Successierechten

A. Eenmalige aftrek voor vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht door NATUURLIJKE PERSONEN. Percentage 13,5 % 13,5 % 13,5 % 3,5 %

Inhoudstafel. 1. De notionele interestaftrek in een notendop Wat zijn de spelregels?... 6

Bespreking onroerende leasing in combinatie met een patrimoniumvennootschap

DOSSIER : VRAGENLIJST INZAKE EVENTUELE VERMINDERINGEN VAN REGISTRATIERECHTEN. GELIEVE STEEDS MET JA of NEEN TE ANTWOORDEN

Aftrek voor risicokapitaal

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. Investeringsaftrek

FLASH. De voorbelasting wordt volledig en onmiddellijk in aftrek gebracht (Arrest SEELING, 8 mei 2003, zaak C-269/00).

TOELICHTING 275 C VOORAFGAANDE OPMERKINGEN TOELICHTINGEN

Ruling over herstructurering en omzetting van VZW. Ruling over herstructurering en omzetting van VZW

De meerwaarden. Met meerwaarden bedoelt men het positieve verschil tussen de verkoopprijs van een goed en de aankoopprijs ervan (inclusief kosten).

Berekening aftrek voor risicokapitaal Grootte van de vennootschap in de zin van het Wetboek van Vennootschappen. risicokapitaal.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN advies 2018/01 Aftrek voor innovatie inkomsten Advies van 21 maart


Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018!

Transcriptie:

BIBF Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten INHOUD p. 1/ Notionele interestaftrek of investeringsaftrek? p. 4/ De verkoop van een verbouwd onroerend goed door een beroepsoprichter : is er sprake van een optie voor de toepassing van het btw-stelsel? p. 8/ Tax shelter voor startende vennootschappen: publicatie modelattest Notionele interestaftrek of investeringsaftrek? De notionele interestaftrek (officieel genaamd de aftrek voor risicokapitaal) en de investeringsaftrek zijn maatregelen die reeds langer dan vandaag bestaan, maar waar de laatste jaren zeer veel beweging in zit. Waar ooit de notionele interestaftrek een zeer populaire gunstmaatregel was voor vennootschappen, blijkt het tij nu te keren door het steeds dalende tarief hiervan. Daar tegenover staat de investeringsaftrek die de regering nieuw leven heeft ingeblazen. Ze werd dan wel op nul gezet vanaf aanslagjaar 2007; investeringen die in 2014 en 2015 gedaan werden, konden weer genieten van een tijdelijke eenmalige investeringsaftrek van 4 %. Deze eenmalige gewone investeringsaftrek werd sinds 1 januari 2016 definitief en permanent ingevoerd, bovendien werd ze ook nog eens verhoogd tot 8 % voor kleine vennootschappen. Hoewel definitief natuurlijk een illusie is in ons fiscale landschap, maar daarover later meer. Aftrek voor risicokapitaal De notionele interestaftrek is oorspronkelijk ingevoerd om de discriminatie tussen de fiscale behandeling van vreemd vermogen en eigen vermogen weg te werken. Zoals u weet zijn interesten op leningen in principe aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Vennootschappen die investeringen deden met eigen vermogen werden hierdoor benadeeld doordat ze geen aftrekbare interestkosten hadden. De uitkering van rendement op de investering van de aandeelhouders, die kapitaal in de vennootschap hebben gestoken, gebeurt middels een dividend dat niet aftrekbaar is. Rendement op eigen vermogen werd fiscaal dus afgestraft ten opzichte van rendement op vreemd vermogen. Met die reden heeft de wetgever een dik decennium geleden de aftrek voor risicokapitaal ingevoerd. Waar deze aftrek oorspronkelijk een fiscaal gunstig tarief had van 3,442 % resp. 3,942 % (voor kleine vennootschappen), blijft er van dit tarief slechts minder dan de helft over voor aanslagjaar 2017, namelijk 1,131 % voor grote vennootschappen en 1,631 % voor kleine vennootschappen. Dit komt omdat het tarief van de notionele interestaftrek rechtstreeks gekoppeld is aan de 10-jarige OLO-rentevoet die uiteraard op dit ogenblik ook zeer laag staat. Dit percentage mag dan fiscaal worden toegepast op het eigen vermogen, waardoor we de notionele interestaftrek verkrijgen, welke van de belastbare basis mag worden afgetrokken. Bovendien moet het eigen vermogen fiscaal nog eens gecorrigeerd worden door enkele «besmette activa» uit het eigen P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in de weken 28-36 1

vermogen te weren. Zo hebben we bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, aandelen die als financieel vast actief aangemerkt worden of die voor de DBIaftrek in aanmerking komen, de door bedrijfsleider gebruikte onroerende goederen, maar evengoed activa waarvan de kosten de beroepsbehoeften op onredelijke wijze overtreffen. Dit kan soms leiden tot een magere aftrek. Daarnaast is de notionele interestaftrek sinds de regering Di Rupo niet meer overdraagbaar zoals dat voordien gedurende 7 jaren wel mocht worden overgedragen. Alternatief : investeringsaftrek De (gewone) eenmalige investeringsaftrek is een aftrek die toegepast kan worden op investeringen in materiële en immateriële vaste activa ongeacht hun aard. De investeringsaftrek bestaat al geruime tijd en in verschillende vormen. Zo is er de gewone investeringsaftrek, die voor kmo s opnieuw 8 % bedraagt, maar evengoed is er de verhoogde of gespreide investeringsaftrek. Elk met hun eigen specifieke voorwaarden en tarieven. In deze uiteenzetting beperken we ons tot de gewone eenmalige investeringsaftrek van 8 % voor kleine vennootschappen conform artikel 15 van het W.Venn. De gewone investeringsaftrek bedraagt dus 8 % van de aanschaffings- of vervaardigingswaarde van het actief in het boekjaar waarin de investering gedaan wordt. Enkel kleine vennootschappen volgens artikel 15 van het W.Venn. kunnen van dit tarief genieten. Voor grote vennootschappen is het tarief van de gewone eenmalige investeringsaftrek gelijk aan 0 %. In tegenstelling tot de notionele interestaftrek is de gewone investeringsaftrek wel overdraagbaar, hetzij beperkt tot het eerstvolgend belastbaar tijdperk. Om te kunnen genieten van de investeringsaftrek, dient de kleine vennootschap wel te voldoen aan volgende voorwaarden : de vaste activa waarin de vennootschap investeert dienen in België voor een bestaande of geplande beroepswerkzaamheid gebruikt te worden ; de investeringen moeten gebeuren in afschrijfbare materiële en immateriële vaste activa ; de activa moeten in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand zijn gebracht ; de afschrijvingen moeten minstens over drie belastbare tijdperken worden gespreid. Een eerste groep van activa die uitgesloten wordt van de investeringsaftrek zijn de activa die niet enkel en alleen voor de beroepswerkzaamheid gebruikt worden. Dit betekent dat deze activa steeds betrekking moeten hebben op de werkelijke activiteit van de vennootschap. Wanneer deze vennootschap een investering doet die te verantwoorden valt middels haar statuten maar geen verband houdt met de activiteit die zij werkelijk uitoefent, is het niet toegelaten de investeringsaftrek toe te passen. Bovendien moet de investering een redelijke kost hebben. Investeringen met kosten op onredelijke wijze komen niet in aanmerking voor de investeringsaftrek. De investeringsaftrek kan ook niet toegepast worden op investeringen waarvan er privégebruik is. Daarom is het belangrijk om bij gemengd gebruik het beroepsgedeelte zeer duidelijk af te scheiden en de investeringsaftrek enkel voor het beroepsgedeelte in mindering te brengen. Bovendien komen activa waarvan het gebruiksrecht wordt afgestaan aan derden (via verhuur, leasing, zakelijke rechten,... niet in aanmerking, alsook activa die voor de toepassing van de notionele interestaftrek worden uitgesloten uit het eigen vermogen. Tot slot worden investeringen in personenauto s en auto s voor dubbel gebruik en investeringen in gebouwen met de intentie ze te wederverkopen uitgesloten van de investeringsaftrek. Ook bijkomende kosten van de investering komen niet in aanmerking voor de investeringsaftrek indien deze niet samen met de geïnvesteerde activa worden afgeschreven. Combinatie? De combinatie is wettelijk uitgesloten. In de wetsartikels van de investeringsaftrek staat dat indien de investeringsaftrek wordt toegepast, de belastingplichtige onherroepelijk verzaakt aan de toepassing van de notionele interestaftrek. Deze keuze moet jaarlijks worden gemaakt. De investeringsreserve bestaat ook nog steeds en kan zelfs gecombineerd worden, maar weet dat indien een belastingplichtige kiest voor het aanleggen van een investeringsreserve, hij voor 3 jaar moet verzaken aan de toepassing van de notionele interestaftrek. Vandaar dat de investeringsreserve nog zelden wordt toegepast. 2

Analyse : notionele interestaftrek vs. investeringsaftrek Zowel de notionele interestaftrek als de investeringsaftrek zijn initieel ingevoerd met de reden een fiscale aftrek aan te bieden aan (kleine) vennootschappen, maar wat is tegenwoordig de meest interessante? Om dit te kunnen verduidelijken, werken wij een cijfervoorbeeld uit. Een kleine IT-consultancy vennootschap beslist om tijdens het boekjaar 2016 te investeren in materieel vast actief, zoals laptops en computers, voor een bedrag van 100 000 euro. Het eigen vermogen bedraagt 250 000 euro bij afsluiting van het boekjaar op 31 december 2015. Welke aftrek is nu de meest interessante als deze vennootschap haar aangifte voor aanslagjaar 2017 invult? In de veronderstelling dat er geen mutaties hebben plaatsgevonden in het eigen vermogen en de eindtoestand gelijk is aan de begintoestand, kan de onderneming in IT-consultancy een notionele interestaftrek toepassen van 4 077,50 euro (1,1631 % van 250 000 euro eigen vermogen). Kiest deze vennootschap ervoor om de investeringsaftrek toe te passen, levert dit een fiscaal voordeel op van 8 000 euro (8 % van 100 000 euro aan investering). Dit betekent dat in deze situatie de vennootschap een groter voordeel opdoet door gebruik te maken van de investeringsaftrek in plaats van de notionele interestaftrek. Dit voorbeeld gaat echter niet op als de vennootschap fiscaal overdraagbare verliezen heeft en deze in aftrek kan nemen. Bovendien zijn deze verliezen onbeperkt in de tijd overdraagbaar naar volgende belastbare tijdperken. Omdat de notionele interestaftrek en de overgedragen verliezen fiscale bewerkingen zijn vóór de investeringsaftrek, is het niet altijd voordeliger om de investeringsaftrek toe te passen. Een voorbeeld ter illustratie : De IT-consultancy vennootschap heeft in het verleden fiscale verliezen ter waarde van 15 000 euro opgebouwd maar maakt sinds boekjaar 2016 opnieuw winst. Het belastbaar resultaat vóór fiscale aftrekken bedraagt 10 000 euro. Dit betekent het IT-consultancy bedrijf nog steeds een notionele interestaftrek van 4 077,50 euro kan toepassen. Het resterende bedrag van 5 922,50 euro (10 000 euro - 4 077,50 euro) kan dan volledig in mindering gebracht worden van de belastbare basis door de aftrek van vorige verliezen om het belastbaar resultaat volledig te kunnen neutraliseren. Dit betekent dat de vennootschap nog 9 077,50 euro overhoudt aan overgedragen verliezen. Indien de IT-consultancy onderneming niet zou opteren voor de notionele interestaftrek heeft dit als gevolg dat zij wel kan kiezen om de overgedragen verliezen in aftrek te nemen ter waarde van het volledige belastbaar resultaat, nl. 10 000 euro. Er rest dan geen belastbaar resultaat meer om de gewone investeringsaftrek toe te passen. Aangezien fiscale verliezen onbeperkt overdraagbaar zijn, raden wij daarom aan om in dit geval wel gebruik te maken van de notionele interestaftrek. De vennootschap zou in het eerste geval 9 077,50 euro overhouden aan overgedragen verliezen ten opzichte van 5 000 euro in het tweede geval. Wat brengt de toekomst? Dit artikel betreft een analyse van de huidige regels omtrent de notionele interstaftrek en de investeringsaftrek. Zoals u allicht reeds heeft vernomen in kranten en andere media, is de huidige regering druk in onderhandeling over de nieuwe begroting waarin een aantal zaken reeds op tafel liggen. Zo spreekt men van een daling van de vennootschapsbelasting met als compenserende maatregel de afschaffing van de notionele interestaftrek. Ook de investeringsaftrek zou geleidelijk terug naar 0 worden herleid om daarna af te schaffen. Dit zijn echter nog steeds voorstellen zonder definitieve (op het moment van redactie) teksten gezien te hebben. Samengevat Zoals we zien in het eerste voorbeeld kan de gewone investeringsaftrek van 8 % zeer interessant zijn wanneer een kleine vennootschap nieuwe investeringen doet. In sommige gevallen, bij een klein eigen vermogen, zelfs interessanter dan de toepassing van de notionele interestaftrek waarvan het tarief over de jaren heen blijft dalen. Toch dient de afweging voor iedere individuele situatie apart gemaakt te worden. Roel VAN HEMELEN Moore Stephens 3

De verkoop van een verbouwd onroerend goed door een beroepsoprichter : is er sprake van een optie voor de toepassing van het btw-stelsel? Situering Beroepsoprichters die nieuwe gebouwen oprichten en verkopen beschikken niet over de mogelijkheid registratierechten toe te passen bij de verkoop ervan. Het betreft immers nieuwe gebouwen die als het ware voorraadgoederen uitmaken voor de beroepsoprichter. Vermits de verkoop van gebouwen tot diens economische activiteit behoort kan er geen sprake zijn van toevallige belastingplicht (met de hieraan gekoppelde optie). Hetzelfde geldt voor de vestiging, overdracht of wederoverdracht van zakelijke rechten op deze nieuwe gebouwen door beroepsoprichters. Maar wat indien het gaat om verbouwde onroerende goederen waarbij de verbouwingen belangrijk zijn geweest? Vanaf wanneer is er dan sprake van een nieuw gebouw? En moet er dan verkocht worden onder het btw-stelsel of is dit enkel een mogelijkheid? Onderscheid tussen het bouwen en de omvorming of verbouwing 1 Werk in onroerende staat dat de omvorming van een woning tot voorwerp heeft, is, indien alle andere voorwaarden zijn vervuld, onderworpen aan het tarief van 6 %. Onder «omvorming» wordt verstaan de verbouwing zowel aan de buitenkant (en inzonderheid de rehabilitatie) als aan de binnenkant van het gebouw of de vergroting door toevoeging 2 van nieuwe vertrekken en de uitbreiding van bestaande vertrekken. 1 Aanschr. Nr. 6/1986, nrs. 29 t.e.m. 33, fisconetplus. 2 Zie oppervlaktenorm hierna. Evenzo wordt het bestaan van een verbouwing niet bekritiseerd wanneer de renovatiewerken op een relevante wijze steunen op oude dragende muren (inzonderheid de buitenmuren) en, meer algemeen, op de wezenlijke elementen van de structuur van het te renoveren gebouw. Daarentegen dient als een bouwwerkzaamheid die bijdraagt tot de oprichting van een nieuw gebouw te worden aangemerkt : 1 het herbouwen van een gebouw na afbraak, zelfs in geval van behoud der funderingen en kelders van het oude gebouw of van bijkomende elementen van zijn structuur (bv. alleen de voorgevel aan de straatzijde behouden omwille van de integratie in het stedelijk kader); 2 in geval van de bouw van een of meer bijkomende appartementen in een appartementsgebouw door bovenbouw of op een andere wijze, wanneer deze nieuwe appartementen, onder toepassing van het stelsel van mede-eigendom, vervreemdbaar zijn met toepassing van de btw ; 3 ingeval de eigenaar een gebouw aan het zijne aanbouwt, indien deze aanbouw geen vergroting is van het eerste gebouw, maar een nieuw gebouw dat op zichzelf vatbaar is voor vervreemding onder het stelsel van de btw, daar het onderscheiden is van het oude gebouw ; In deze situatie, waarbij de omvorming wordt gelijkgesteld met een oprichting, is het tarief van 21 % toepasselijk, met uitsluiting van het verlaagd tarief. Het herbouwen van een woning wordt gelijkgesteld met het bouwen telkens als, gelet op de omvang van de vernieling of van de afbraak van het gebouw, de werken in feite bijdragen tot de oprichting van een nieuw gebouw. 4

Anders is de situatie in het geval van gedeeltelijke vernieling, indien de werken zelfs belangrijke herstellingen tot voorwerp hebben, met het oog op het opnieuw in goede staat brengen van het gebouw. Indien alle andere voorwaarden zijn vervuld, is in dergelijk geval het tarief van 6 % van toepassing. Verbouwde onroerende goederen Verbouwde oude gebouwen kunnen afhankelijk van de aard of het belang van de verbouwingen in bepaalde gevallen worden aangemerkt als nieuwe gebouwen waarvan de overdracht aan de belasting over de toegevoegde waarde kan worden onderworpen. In de geest van de tekst van artikel 44, 3, 1 van het WBTW, dient immers niet alleen een pas opgericht gebouw als een nieuw gebouw te worden aangemerkt, doch ook een reeds vroeger opgericht gebouw, dat op zodanige wijze werd verbouwd dat het hierdoor de kenmerken verkrijgt van een nieuw gebouw. De verkoop door een beroepsoprichter van gebouwen die verbouwd werden kan worden verricht onder het stelsel van de registratierechten indien de verbouwingswerken van het gebouw niet volkomen de aard en de structuur ervan wijzigen. A contrario, indien de verbouwingswerken volkomen de aard en structuur van het gebouw wijzigen, moet de verkoop van de gebouwen (en de bijhorende grond) worden verricht onder het btw-stelsel 3. De verbouwingswerken kunnen bovendien genieten van een verlaagd tarief indien de toepassingsvoorwaarden uit KB nr. 20 hiervoor vervuld zijn 4. De bestemming van het gebouw dient ter zake beoordeeld te worden op het tijdstip na de beëindiging van de werken. Eerste geval : ingrijpende wijziging in de wezenlijke elementen van zijn structuur Wegens de in het oude gebouw uitgevoerde werken heeft dit een ingrijpende wijziging in zijn wezenlijke elementen van zijn structuur ondergaan (draagmuren, vloeren, traphallen, liftkoker, ), namelijk in zijn aard, zijn structuur en, in voorkomend geval, in zijn bestemming 5. In die onderstelling gaat het ontegensprekelijk om een nieuw gebouw, welke overigens ook de kostprijs is van de werken die werden uitgevoerd om deze wijziging tot stand te brengen in vergelijking met de waarde van het gebouw vóór deze wijziging. Wat wordt begrepen met «ingrijpende wijziging» in het kader van het eerste geval? In wezen mogen de verbouwingswerken niet volkomen de aard en de structuur van het gebouw wijzigen. Voor een toepassing van deze principes verwijzen we naar de punten 5 tot 8 van de voorafgaande beslissing nr. 2015.114 dd. 10 maart 2015. In de situatie waar de verbouwingswerken niet raken aan de dragende muren noch aan de draagvloeren waaruit het gebouw bestaat waardoor noch het volume noch de structuur van het gebouw gewijzigd worden kan men beschouwen dat het gebouw geen «ingrijpende wijziging» in zijn essentiële elementen heeft ondergaan 6. In deze omstandigheden is de 60 %-regel relevant om te bepalen of het gebouw al dan niet «nieuw» is geworden (zie geval 3 hieronder). Tweede geval : werken in het kader van de instandhouding en/of het comfort te verbeteren De werken die aan het oude gebouw werden uitgevoerd hebben het gebouw niet in zijn wezenlijke elementen gewijzigd, zoals in het eerste geval hierboven, maar hadden tot doel, hetzij de instandhouding van het gebouw te verzekeren, hetzij het comfort ervan te verbeteren, zoals dit het geval is bij het plaatsen van centrale verwarming, het inrichten van een badkamer, het vernieuwen van de dakbedekking,... In die onderstelling gaat het niet om een gebouw dat in zijn wezenlijke elementen wijzigingen heeft ondergaan. De doorverkoop van dit gebouw of van een gedeelte van dit gebouw en bijhorend ter- 3 Voorafgaande beslissing nr. 2015.114 dd. 10 maart 2015. 4 Voorafgaande beslissing nr. 2015.171 dd. 13 mei 2015. 5 Verg. aanschr. nr. 16/1973, van 28 juni 1973, nr. 10, 3. 6 Voorafgaande beslissing nr. 2015.171 dd. 13 mei 2015, punt 41. 5

rein of de vestiging, overdracht en de wederoverdracht van zakelijke rechten, andere dan het eigendomsrecht, die slaan op een dergelijk gebouw, gedeelte van gebouw en het bijhorend terrein na de uitvoering van de werken, kan dus in principe niet aan de btw worden onderworpen, zelfs niet wanneer het kadastraal inkomen van het goed werd verhoogd en de kosten van de uitgevoerde werken zeer hoog oplopen in vergelijking met de waarde van het goed in de staat waarin het zich bevond vóór de aanvang van de werken. Voorbeeld Het volledige dak van een fermette (240 m 2 bewoonbaar) wordt vernieuwd. Er wordt dubbel glas geplaatst en een (nieuwe) centrale verwarming. Er wordt een stuk bijgebouwd (60 m²). Inzake het bijbouwen verwijzen we naar de oppervlaktenorm (z. infra). Derde geval : Kostprijs werken, excl. btw > 60 % x verkoopwaarde gebouw, excl. btw en grond Gelet op het feit dat, wanneer de uitgevoerde werken van die aard zijn dat ze een belangrijke wijziging aan het gebouw met zich brengen, het meestal moeilijk is te bepalen of het gebouw een ingrijpende wijziging in zijn wezenlijke elementen heeft ondergaan, zoals bedoeld in het bovengenoemde eerste geval, kan evenwel worden aanvaard dat het gaat om een nieuw gebouw wanneer de kostprijs, exclusief btw, van de door de eigenaar of door derden voor zijn rekening uitgevoerde werken aan het gebouw zelf, ten minste 60 % bereikt van de verkoopwaarde van het gebouw waaraan de werken werden uitgevoerd, de grond buiten beschouwing gelaten, op het tijdstip van de voltooiing van die werken. Dit derde geval houdt enerzijds rekening met de waarde van de aan het gebouw zelf uitgevoerde materiële werken (in het bijzonder met uitsluiting van intellectueel werk, zoals de erelonen van een architect of van een veiligheidscoördinator) met inbegrip van noodzakelijke afbraakwerken en anderzijds met de verkoopwaarde van het afgewerkte gebouw, bepaald rekening houdend met artikel 32, eerste lid en artikel 36 van het WBTW. Voorbeeld 1 Een appartement aan de kust wordt verbouwd en gerenoveerd. Kostprijs van de werken : 100 000 euro, excl. btw Geschatte waarde appartement : 300 000 euro, excl. btw 100 000 euro > (?) 60 % x 300 000 euro, excl. btw en grond 100 000 euro is lager dan 180 000 euro. Het gebouw dient dus verkocht te worden met registratierechten en kan niet onder btw-stelsel vallen. Als de werken meer dan 180 000 euro, excl. btw zou het om een nieuw gebouw gaan waar de beroepsoprichter het btw-stelsel zou kunnen voor toepassen. Voorbeeld 2 Een woning (150 m²) wordt verbouwd en vergroot tot 350 m². De kostprijs van de werken bedragen : 100 000 euro, excl. btw. De waarde van de woning bedraagt : 300 000 euro, excl. btw en excl. grond. Er is niet voldaan aan de oppervlaktenorm maar wel aan de waardenorm. Inzake de oppervlaktenorm is er meer dan 150 m² uitgebreid. Het betreft dus een nieuwbouw die aan 21 % btw onderhevig is. De beroepsoprichter moet de verkoop dus onder btw-stelsel laten gebeuren. Er kan niet verkocht worden met toepassing van het verkooprecht. Het derde geval is een optiestelsel voor de beroepsoprichter In punt 14 van de voorafgaande beslissing nr. 2015.114 dd. 10 maart 2015 wordt duidelijk gesteld dat het bovenstaande geval 3 een mogelijkheid is doch geen verplichting voor de beroepsoprichter. De beroepsoprichter bedoeld in art. 12, 2 WBTW is dus niet verplicht om het gebouw dat belangrijke verbouwingen heeft ondergaan als nieuw te beschouwen voor de toepassing van de btw en mag dus het registratierecht toepassen. Dit standpunt wordt bevestigd in punt 47 van de voorafgaande beslissing nr. 2015.171 dd. 13 mei 2015. De btw-handleiding neemt in punt 152/2 echter het standpunt in dat er een verplichte verkoop is onder btw-stelsel in de mate dat er sprake is van een nieuw gebouw. We dienen dus te concluderen dat het keuzerecht voor de beroepsoprichter een administratieve tolerantie betreft. 6

Opmerking inzake de drie gevallen In de drie voornoemde gevallen dient elke eenheid afzonderlijk te worden beschouwd zoals zij zal bestaan na de uitvoering van de werken. Onder afzonderlijke eenheid wordt begrepen een volledige wooneenheid op zich die volledig zelfstandig functioneert en afzonderlijk kan worden verhuurd of overgedragen. Bovendien is het zonder belang dat in de waarde van de aldus uitgevoerde werken de waarde van de werken die het comfort verhogen, begrepen is. Overigens kan het aldus te verbouwen gebouw als nieuw, in de zin van wat hiervoor werd gezegd, worden beschouwd zonder de daadwerkelijke uitvoering van de werken af te wachten, voor zover de omvang ervan, evenals de wijziging van het kadastraal inkomen vaststaan. Opdat de handeling met betrekking tot dit verbouwde gebouw in het bovengenoemde eerste en derde geval een levering uitmaakt die aan de belasting kan worden onderworpen, is er daarenboven nog vereist : a) dat de uitgevoerde verbouwing de aanleiding is tot de wijziging van het kadastraal inkomen dat aan het gebouw was toegekend vóór de aanvang van de werken ; b) dat de beoogde handeling plaatsheeft, binnen de termijn bepaald in artikel 44, 3, 1 van het WBTW ; c) dat de persoon in wiens hoofde de btw opeisbaar is ten opzichte van de administratie het belang van de uitgevoerde werken aantoont. Teneinde eventuele moeilijkheden bij de bewijsvoering te voorkomen, is het in dit opzicht raadzaam de vergunning waarbij de gemeentelijke overheid de toelating tot het uitvoeren van de bedoelde werken heeft verleend, voor te leggen, wanneer het afleveren van zulke vergunning ingevolge de van kracht zijnde stedenbouwkundige reglementering verplicht is 1. De verbouwingswerken uitgevoerd aan een oud gebouw, waarvan de verkoop of de verkoop van een gedeelte evenals het bijhorend terrein belastbaar is met btw omdat dit gebouw een nieuw gebouw is geworden in de zin van het bovengenoemde eerste of derde geval, kunnen het verlaagd tarief van 6 % genieten voor zover aan al de andere voorwaarden voorzien door rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 is voldaan 2. Wat bij wijziging van de bestemming van het gebouw? Indien de bestemming van een gebouw wijzigt zal dit niet steeds aanleiding geven tot een nieuw gebouw waarbij het btw-stelsel van toepassing zal zijn voor de beroepsoprichter. Ook de wijzigingen in de aard en structuur van het gebouw per eenheid beschouwd zullen in aanmerking dienen te worden genomen. Voorbeelden Een oude schuur wordt omgebouwd tot woning. Een fabrieksgebouw wordt omgebouwd tot lofts. De verbouwingswerken kunnen desgevallend wel van een verlaagd btw-tarief genieten. Ook de afwerking van het gebouw door de koper kan mits voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden van het verlaagd btw-tarief genieten. Het is de uiteindelijke bestemming van het gebouw na de werken die relevant is 3. En de oppervlaktenorm? In dat verband wordt er aan herinnerd 4 dat de toepassing van het tarief van 6 % op de uitbreidingswerken aan een woningcomplex niet vereist dat het nieuw gebouwd gedeelte zich bevindt onder hetzelfde dak als het oude gedeelte. De bouw van een nieuwe afzonderlijke vleugel kan worden beschouwd als een omvorming in de zin van de rubriek XXXI voornoemd. De toepassing van het verlaagd tarief van 6 % vereist daarentegen, mits alle overige voorwaarden vervuld zijn, dat : de oppervlakte van het oude gedeelte betekenisvol blijft in vergelijking met het nieuwe gedeelte, dit wil zeggen dat de oppervlakte van het oude gedeelte groter is dan de helft van de totale oppervlakte van het woningcomplex na de uitvoering van de werken ; het nieuwe gedeelte (de nieuwbouw) niet onafhankelijk van het oude gedeelte kan functioneren maar dat het er integendeel een coherent en complementair geheel mee vormt. 1 Btw-revue nr. 28, blz. 29, nr. 595. 2 z. Parl. Vr. nr. 53 van 26.11.1990 van de Clippele, Btw-revue nr. 93, blz. 85-90. 3 Cass., 27 maart 2015. 4 Beslissing nr. E.T.106.933/2 dd. 29 maart 2006. 7

Indien, rekening houdend met hetgeen voorafgaat, de vergroting of meer algemeen de verbouwing van een woning of woningcomplex niet kan worden aangemerkt als een omvorming voor de toepassing van het btw-tarief van 6 % op grond van rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20, kunnen alle daaropvolgende binnen de 15 jaar onroerende handelingen met betrekking tot dat gebouw uiteraard evenmin het verlaagd tarief van 6 % genieten op grond van deze rubriek. Stefan RUYSSCHAERT FOD Financiën UGent en Fiscale Hogeschool Tax shelter voor startende vennootschappen: publicatie modelattest Wie instapt in het kapitaal van een startende onderneming kan sinds het aanslagjaar 2016 genieten van een belastingvermindering. Om die belastingvermindering te kunnen krijgen (en behouden), moeten de investeerders documenten ter beschikking houden van de belastingadministratie. De startende vennootschap moet deze documenten opstellen en aan de investeerders bezorgen. De belastingadministratie heeft een modelattest gepubliceerd dat de startende vennootschappen hiervoor vrijblijvend kunnen gebruiken. De modelattesten zijn gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 september 2016. Belastingvermindering De belastingvermindering bedraagt 30% voor wie investeert in een kleine vennootschap en 45% voor wie investeert in een microvennootschap. Ook particulieren die instappen via een erkend startersfonds kunnen van deze vermindering genieten. De belastingvermindering wordt slechts toegekend tot een aandelenparticipatie van 100.000 euro per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk. Ze is expliciet gekoppeld aan de betaling in geld voor nieuwe aandelen op naam van de startende onderneming die worden uitgegeven vanaf 1 juli 2015. Ze is slechts definitief verworven als de investeerder de aandelen 4 jaar in portefeuille houdt. Een bedrijfsleider die aandelen verwerft in zijn eigen vennootschap komt niet in aanmerking voor de belastingvermindering. Documenten op te stellen door startende vennootschap De startende vennootschap moet volgende documenten opstellen (art. 145(26), 4 t.e.m. 6, WIB 1992 en art. 63(12/1), KB/WIB 1992): een document voor het jaar van verwerving van de aandelen; een document voor elk van de 4 jaren die volgen op het jaar van verwerving; een document voor het jaar van vervreemding van de aandelen als de investeerder de aandelen vervreemdt binnen de 48 maanden na de verwerving ervan. In dit geval zal de belastingvermindering gedeeltelijk worden teruggenomen. Documenten bezorgen vóór 31 maart De startende vennootschap moet de documenten aan de investeerder bezorgen vóór 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar van de verwerving van de volledig volstorte aandelen en van de 4 daaropvolgende jaren. De vennootschappen moesten de bewijsstukken met betrekking tot de volledig volstorte aandelen die van 1 juli 2015 tot 31 december 2015 zijn verworven, al vóór 1 juni 2016 opstellen, en vóór diezelfde datum aan de inschrijver overhandigen (art. 2, KB van 1 april 2016). Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf. be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer www.wolterskluwer.be 8