dmiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen Nautisch Technische Commissie Theorie examen ML Z1 - Zeilen / CWO Kielboot III Set: 201 1 In de nevenstaande tekening zijn delen van een touw genummerd. ij welk alternatief staan bij de nummers de juiste benamingen. 1-garen; 2-vezel; 3-kardeel; 4-gleuf; 1-garen; 2-vezel; 3-streng; 4-tier; 1-vezel; 2-garen; 3-kardeel; 4-gleuf; 1-vezel; 2-garen; 3-streng; 4-tier. 4 3 2 1 2 Om 2 landvasten van ongelijke dikte aan elkaar te maken gebruiken we: de reefsteek; de schootsteek; de trompetsteek; de platteknoop. 3 Geslagen nylonlijn is geschikt voor: schoten; landvast en/of ankerlijn; vallen; marllijn. 4 Wat betekent laveren? een koers tegen de wind in varen door steeds overstag te gaan; de boot weer overeind trekken nadat deze is omgeslagen; een slalom varen om een rij boeien heen; een zigzaggende koers varen voor de wind om te voorkomen dat een onverwachte gijp wordt gemaakt. 5 Verlijeren betekent: fok en grootzeil vieren; naar bakboord draaien; dwars afdrijven; fok en grootzeil aantrekken. 6 Wat is afvallen? veranderen van koers naar de wind toe; gijpen door overstag te gaan; overstag te gaan door gijpen; veranderen van koers van de wind af. Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 1 van 7
7 Welke koers vaart de hier getekende zeilboot? binnen de wind over ; aan de wind over ; ruime wind over ; voor de wind over. 8 ezeild wil zeggen: een schip met gehesen zeil(en); zeilende een punt kunnen bereiken zonder daarvoor overstag te gaan; een zeilschip op de voor de windse koers; een ervaren bootsman. 9 Een boot is loefgierig als hij: de neiging heeft van de wind af te draaien; de neiging heeft naar de wind toe te draaien; de neiging heeft snel stil te liggen; de neiging heeft te hellen. 10 Hoe heet deze hoek in de fok? bovenhoek; masthoek; tophoek; halshoek. Fok X 11 Wat wordt aangegeven door de pijl? mastbout grendelbout; mastklem; kokerbout. 12 Dit type anker is een: klipanker; stokanker; ploegschaaranker; danforthanker. 13 Waarmee wordt de fok aan de voorstag bevestigd? de voorstagsluitingen; de foklopers; de leuvers; de staghaken.? Fok Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 2 van 7
14 Geef de juiste volgorde van de genummerde onderdelen aan. 1 1=piekeval. 2=klauwval. 3=spruitloper; 1=klauwval. 2=piekeval. 3=spruit; 1=piekeval. 2=klauwval. 3=spruit; 1=kraanlijn. 2=klauwval. 3=spruit. 2 3 15 Waar bevindt zich de spiegel? C D C D 16 Eisen die aan een reddingvest gesteld dienen te worden; zijn: drijfvermogen aan de borstzijde en een kraag; drijfvermogen aan de borstzijde en geen kraag en een handgreep; drijfvermogen aan de rugzijde en een kraag; drijfvermogen aan de borstzijde links en rechts verschillend en een kraag. 17 Wat doe je als eerste als je boot midden in een meer is omgeslagen? zelf naar de wal zwemmen om hulp te halen; tellen of alle bemanningsleden weer boven water zijn; de boot aftuigen; een van de bemanningsleden naar de wal laten zwemmen om hulp te halen. 18 en zijn kleine schepen. Wie moet wijken? wijkt voor ; wijkt voor ; beiden wijken naar S; wijkt naar S; en wijkt naar. 19 Geef de volgorde van doorvaart: C C C C C 20 wil oplopen; wat moet doen? hoeft niet te wijken; mag passeren als er geen gevaar dreigt; moet wijken naar stuurboord; moet wijken naar bakboord; oplossen volgens goede zeemanschap. Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 3 van 7
21 Je ziet deze lichten: groen boven wit. Dit betekent: Gr langs de kant gemeerd liggend vaartuig dat hinderlijke waterbeweging wil voorkomen; brug die ook bij nacht bediend wordt; niet-vrij varende veerpont; vissersschip met uitstaand vistuig. W 22 eide schepen naderen elkaar recht van voren. Wie moet wijken? beide schepen moeten naar stuurboord uitwijken; de roeiboot moet wijken; de zeilboot moet wijken; beide schepen moeten naar bakboord uitwijken. 23 Wie wijkt? wijkt omdat het zeil over heeft; wijkt omdat zeilschepen in deze situatie altijd voorrang hebben; wijkt omdat over S nadert; wijkt omdat motorvaartuigen in deze situatie altijd voorrang hebben. 24 Wat betekent het volgende bord: 3 gelijke banen horizontaal met gelijke banen gestreept rood - wit - rood: ood in-; uit- of doorvaren verboden; vaarverbod; niet geldend voor een klein schip; dat geen motorschip is; verboden hinderlijke waterbeweging te veroorzaken; invaarverbod voor kleine vaartuigen. Wit ood 25 De doorvaart van deze brug is niet geregeld door lichten en/of andere seinen. Wie moet wijken? beide moeten naar stuurboord uitwijken; vaartuig "Y"; vaartuig "Z"; niet geregeld, onderling contact opnemen met marifoon. Y Z Openstaande brug 26 Een geluidsein van "2 korte stoten" betekent? u kunt aan voorbij varen; noodsein; ik ga S uit; ik ga uit. 27 Omdat in de hier getekende situatie gevaar voor aanvaring ontstaat; moet: het schip wijken omdat dit over haar stuurboord boeg peilt; het schip wijken omdat haar zeilen over bakboord heeft uitstaan; het schip wijken omdat haar zeilen over stuurboord heeft uitstaan; het schip wijken omdat het meest lijwaartse schip is. Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 4 van 7
28 Waar moet je de jaaglijn bevestigen? aan de punt van de boot; aan de voet van de mast; aan de top van de gaffel; iets boven de mastkoker. 29 ls je snel wilt afvallen zonder je roer te gebruiken: trek je de grootschoot aan en vier je de fok; trek je de grootschoot en de fok aan; vier je de grootschoot en de fok; vier je de grootschoot en trek je de fok bak. 30 is de kracht die op het roer werkt; en C zijn de ontbindende krachten van. Wat is juist? geen enkele kracht werkt remmend; alle op het roer werkende krachten helpen de boot draaien; werkt remmend; de boot draait tengevolge van C; C werkt remmend; de boot draait tengevolge van ; antwoorden ; en C kloppen alle 3 niet. C 31 Waarvoor dienen zeillatten? om het killen van het grootzeil tegen te gaan; om uitwaaieren van het achterlijk te voorkomen; om te kunnen zien dat het grootzeil goed t.o.v. de wind staat; om een betere bolling in het grootzeil te krijgen. 32 Wanneer is een schip loefgierig? als het zeilpunt voor het lateraal punt staat; als het zeilpunt achter het lateraal punt staat; als het zeilpunt en het lateraal punt samen vallen; als het zwaartepunt achter het zeilpunt valt. 33 ls U aan boord van een andermans schip wilt komen dan vraagt U eerst toestemming aan de eigenaar en gaat dan normaal gesproken: over het voordek; over het mastdek; over het achterdek; over de luikenkap. 34 De nederlandse vlag wordt op een vlet gevoerd: achter op het roer; in het S-want; in de top van de mast; in het -want. Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 5 van 7
35 De schaal van eaufort wordt gebruikt voor het aangeven van: de windkracht; de windrichting; de bewolking; de luchtdruk. 36 Onder "krimpen" van de wind verstaat men: dat de windkracht afneemt; dat de richting van de wind verandert tegen de wijzers van het uurwerk; dat de richting van de wind verandert met de wijzers van het uurwerk; dat de wind in de richting van het noorden gaat draaien. 37 Het KNMI geeft een "waarschuwing voor de scheepvaart" af vanaf: windkracht 5 en meer; windkracht 6 en meer; windkracht 7 en meer; windkracht 8 en meer. 38 Wat geeft een baggerwerktuig; dat des nachts onderstaande lichten voert aan? het vaarwater is aan beide zijden vrij; het vaarwater is aan beide zijden niet vrij; het vaarwater is aan beide zijden vrij; tijdens het voorbij varen geen hinderlijke waterbeweging veroorzaken; schip is bezig met baggerwerkzaamheden. W W 39 In nevenstaande tekening staan 4 zeiltekens afgebeeld. Welke naam hoort bij elk teken? 1-Optimist. 2-Pampus. 3-Solo. 4-470-Klasse; 1-Piraat. 2-egenboog. 3-OK-Jol. 4-Spanker; 1-Optimist. 2-Pampus. 3-Finn. 4-Schakel; 1-Piraat. 2-Pampus. 3-OK-Jol. 4-Schakel. 1 2 3 4 40 Wat betekenen deze lichten op de brug? doorvaart verboden; doorvaart verboden; opent op verzoek; doorvaart toegestaan; tegenliggers mogelijk; wordt niet bediend; doorvaart toegestaan; opent op verzoek. G 41 ij het onderhoud moet roest: geheel worden verwijderd en de kale plek gemenied worden; geheel worden verwijderd en de kale plek moet een extra laag grondverf krijgen; glad geschuurd en gemenied worden; glad geschuurd en verder gewoon geverfd worden. Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 6 van 7
42 ij het teren van een boot gebruiken we: een platte kwast en maken een draainde beweging; een platte kwast en maken een strijkende beweging; een radiatorkwast en maken een strijkende beweging; een bokkepoot en maken een draaiende beweging. 43 Dit bord (rode rand, zwarte balk) duidt aan: geen hinderlijke waterbeweging; verboden te keren; doorvaart verboden; verplichting voor het bord stil te houden. 44 Wat voor type reefinrichting heeft een lelievlet? lummelreef; rolreef; knuttelreef; steekreef. 45 ls je gaat reven zet je de schoot aan je schootring volgens tekening? ; ; C; maakt niets uit welke je neemt. Monday, 26 March, 2001 Set: 201, Pagina 7 van 7