Gezondheid DEEL 1 LICHAMELIJKE GEZONDHEID. Ervaren gezondheid

Vergelijkbare documenten
Tabak, cannabis en harddrugs

Beweging, voeding en. (over)gewicht

J O N G E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Gezondheid en welzijn

Onderzoeksopzet en respons

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

KERNCIJFERS JONGERENPEILING 2013 NOORDWIJKERHOUT versie 2/

Schoolbeleving klas 2 klas 4 Totaal Regio % % % % Beleving school (Hartstikke) leuk Gaat wel Niet leuk/vreselijk

Tabellenboek jongerenmonitor Olst-Wijhe

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Oostzaan Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

Jongerenpeiling 2013 Gemeente Leiden

Schoolbeleving klas 2 klas 4 Totaal Regio % % % % Beleving school (Hartstikke) leuk Gaat wel Niet leuk/vreselijk

Schoolbeleving klas 2 klas 4 Totaal Regio % % % % Beleving school (Hartstikke) leuk Gaat wel Niet leuk/vreselijk

vmbo havo vwo

Schoolbeleving klas 2 klas 4 Totaal Regio % % % % Beleving school (Hartstikke) leuk Gaat wel Niet leuk/vreselijk

Tabel 1. Achtergrondgegevens van de deelnemende scholieren uit Waterland en de regio (%) Waterland 209 scholieren

Schoolbeleving klas 2 klas 4 Totaal Regio % % % % Beleving school (Hartstikke) leuk Gaat wel Niet leuk/vreselijk

Tabellenboek jongerenmonitor 2015 Ommen

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Beemster Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

VOLWASSENEN EN OUDERENPEILING 2012

Tabellenboek jongerenmonitor 2015 Deventer

Tabellenboek jongerenmonitor 2015 Raalte

Kinderen in Noord gezond en wel?

Kinderen in Oost gezond en wel?

PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID

Tabellenboek jongerenmonitor 2015 Steenwijkerland

Jeugd in Rivierenland Resultaten van een onderzoek naar gezondheid, welzijn en leefstijl van 2e en 4e klassers van het voortgezet onderwijs

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Kinderen in Centrum gezond en wel?

Tabel 1. Achtergrondgegevens van de deelnemende scholieren uit Wormerland en de regio (%) Wormerland 286 scholieren Onderwijstype en klas

Gemeente Wormerland. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Kinderen in West gezond en wel?

Kinderen in Zuid gezond en wel?

Gemeente Purmerend. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

Gemeente Zaanstad. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

Deze factsheet beschrijft de resultaten van de scholieren die wonen in Edam-Volendam. Er is apart gekeken naar de woonkernen Edam en Volendam.

ONDERZOEKSOPZET, RESPONS EN ACHTERGRONDKENMERKEN

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zeevang Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

LICHAMELIJKE GEZONDHEID

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Tabellenboek gezondheidsmonitor 0-12 jarigen gemeente Landsmeer

Gemeente Zaanstad en Molenwerf

Samenvatting Jeugdmonitor Utrecht

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Kinderen in Nieuw-West gezond en wel?

Lichamelijke gezondheid (19-64 jaar)

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Kinderen in Zuidoost gezond en wel?

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

Deze factsheet beschrijft de resultaten van de scholieren die wonen in Purmerend.

Gemeente Waterland. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Hoe gaat het met de leerlingen van Openbare scholengemeenschap Willem Blaeu? Schoolrapportage Emovo 2014/2015

Tabak, cannabis en harddrugs

JEUGDMONITOR EMOVO Gemeente Heemstede

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Resultaten screening. Boxmeer. 9 % % heeft soms klas 2 VO Medische problemen. gewicht. aandachtsleerlingen. ernstig ondergewicht

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

GEOGRAFISCHE CIJFERS PSYCHISCHE GEZONDHEID 19 JAAR EN OUDER

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

opleiding moeder midden

Gemeente Zeevang. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

Gemeente Oostzaan. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

TABAK, ALCOHOL EN DRUGS

Gemeente Landsmeer. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

Gemeente Edam-Volendam

De jeugd van tegenwoordig. Resultaten uit Gezondheidsonderzoek Jeugd 2016 Bestuurscommissie 6 juli 2017

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

VOLWASSENEN EN OUDERENPEILING 2009

Regius College VMBO en Praktijkonderwijs 2015/2016. Aanvullende tabellen bij schoolrapportage Emovo. Leeswijzer

testbestand school, gemeente X 10 % % heeft soms

Samenvatting en Beschouwing jaar

Tabellenboek. GO Jeugd 2012

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

Gemeente Beemster. Tabellenboek Jeugdmonitor Emovo

Regio Brabant Noordoost* 10 % % heeft soms

Samenvatting en Beschouwing jaar

GEOGRAFISCHE CIJFERS LICHAMELIJKE GEZONDHEID 19 JAAR EN OUDER

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

Resultaten screening VO2. 11 % % heeft soms

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Regius College Wilhelminalaan Tabellenboek bij schoolrapportage Emovo 2015/2016

Totaal screening vo2 West-Brabant. 10 % % heeft soms

Samenvatting Jong; dus gezond!?

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

sporters komen wel vaker bij paramedici, met name de fysiotherapeut (21% onder sporters versus 15% onder niet-sporters).

SCHOLIERENONDERZOEK E-MOVO

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zaanstad Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

GEOGRAFISCHE CIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN 19 JAAR EN OUDER

Leeswijzer Jeugdmonitor Utrecht tabellen

1566 en 1567 Hoe zorgen we ervoor dat kinderen en jongeren in Saendelft gezond blijven?

Transcriptie:

JONGERENPEILING 2008 ZUID-HOLLAND NOORD De jongerenpeiling heeft als doel om periodiek op systematische wijze ontwikkelingen in gezondheid en gewoonten van jongeren in kaart te brengen. Dit is het eerste jaar waarin de vragenlijst alleen via internet ingevuld kon worden. Ruim 16.000 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 18 jaar in de regio Zuid-Holland Noord hebben de vragenlijst ingevuld. Eerder zijn in 1998 en 2003 jongerenpeilingen uitgevoerd. De resultaten van de jongerenpeiling worden gepresenteerd in de volgende factsheets: 1. Onderzoeksopzet en respons 2. Gezondheid 3. Beweging, voeding en (over)gewicht 4. Tabak, cannabis en harddrugs 5. Alcohol 6. Veilig vrijen 7. School 8. Vrije tijd 9. Werk en geld 10. Sociale omgeving 11. Samenvatting Colofon auteurs Anouk van de Laar Irma Paijmans Jeannette Rosbach Nienke Terpstra Hanneke Tielen bestellen tel: 071-5163336 infodocu@ggdhm.nl publicatienummer 09002_2 druk Twigt, Waddinxveen september 2009 Gezondheid Deze factsheet bestaat uit twee delen: deel 1 beschrijft de lichamelijke gezondheid (ervaren gezondheid, chronische aandoeningen en mondhygiëne). Deel 2 beschrijft de geestelijke gezondheid (psychosociale problemen, ingrijpende gebeurtenissen en suïcide). Jongeren beoordelen hun gezondheid over het algemeen als goed tot gaat wel. Slechts 3,7% beoordeelt zijn gezondheid als niet zo best tot slecht.van de jongeren heeft 45% één of meer chronische aandoeningen en 35% één of meer allergieën. Een risico op psychische problemen komt bij 13% van de jongeren voor. Vrijwel iedereen heeft ooit een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt (86%, waarvan 28% zelfs drie of meer). Een kwart heeft momenteel nog problemen met één of meer van deze gebeurtenissen. Drie procent denkt vaak aan suïcide. In de overzichtstabel op de laatste pagina staan de belangrijkste resultaten samengevat in kerncijfers. DEEL 1 LICHAMELIJKE GEZONDHEID Ervaren gezondheid De meeste jongeren beoordelen hun gezondheid als goed tot zeer goed (78%), 18% beoordeelt zijn gezondheid als gaat wel, 2,9% als niet zo best en 0,8% vindt zijn gezondheid slecht. Meisjes beoordelen hun gezondheid iets vaker als niet zo best tot slecht dan jongens. Met de leeftijd stijgt het percentage jongeren dat hun gezondheid niet zo best tot slecht vindt: van 1,6% van de 12-jarigen tot 6,0% van de 18-jarigen (zie figuur 1). Chronische aandoeningen Bijna de helft van de jongeren heeft het afgelopen jaar één of meer chronische aandoeningen 1 gehad (45%). De meeste jongeren hebben maar één chronische aandoening (29%), 11% heeft er twee en 5% drie of meer. Bij meisjes loopt het percentage met een chronische aandoening op als ze ouder worden (van 38% naar 60%, zie figuur 1), bij jongens blijft het percentage ongeveer gelijk bij elke leeftijdsgroep (gemiddeld 38%). Niet alle jongeren met een chronische aandoening worden hierdoor belemmerd: van de jongeren met één of meerdere chronische aandoeningen wordt 15% sterk belemmerd, 51% licht en 34% wordt niet belemmerd. Meisjes worden vaker belemmerd door hun aandoening dan jongens (16% versus 12% sterk belemmerd en 55% versus 46% licht). Ernstige hoofdpijn of migraine komt het meest voor onder jongeren (16%), gevolgd door eczeem en astma/bronchitis (beide 13%). Chronische vermoeidheid geeft 11% van de jongeren aan. Per aandoening zijn de verschillen in percentage tussen jongens en meisjes soms groot (zie tabel 1). 1 In totaal zijn 10 chronische aandoeningen nagevraagd, deze zijn te vinden in tabel 1. Allergieën zijn apart nagevraagd en vallen niet onder deze rij met chronische aandoeningen.

Meisjes hebben vaker ernstige hoofdpijn, eczeem, chronische vermoeidheid, buikklachten en anorexia of boulimia, jongens vaker ADHD, een aangeboren hartaandoening en kanker. Astma/ bronchitis en diabetes komen even vaak voor bij jongens en meisjes. minder dan 2x per dag gepoetst worden én men minder dan 1x per jaar naar de tandarts gaat. Dit geldt voor 32% van de jongeren. Jongens hebben vaker een slechte mondhygiëne dan meisjes (38% versus 26%). Bij 12-jarigen is er nog bijna geen verschil tussen jongens en meisjes (gemiddeld 24%), maar bij jongens stijgt het percentage tot 49% bij 17-jarigen, waarna het weer daalt (44%). Bij meisjes blijft het t/m 16 jaar gelijk (24%) waarna het stijgt bij 17-18-jarigen tot 30%. Allergie Naast de bovenstaande chronische aandoeningen zijn allergieën apart nagevraagd. Er is gevraagd naar allergie voor pollen of stuifmeel, huisstof/huisstofmijt, huisdieren, medicijnen of voedsel 2. Ruim een derde van de jongeren heeft één of meer allergieën (35%, waarvan 19% één allergie heeft, 8% twee en eveneens 8% drie of meer). Het percentage blijft voor alle leeftijden ongeveer gelijk. Er is geen verschil in percentage tussen jongens en meisjes. Allergie voor pollen of stuifmeel (hooikoorts) komt het meest voor (19%, zie figuur 2), gevolgd door allergie voor huisstof/huismijt (15%) en huisdieren (13%). Allergie voor voedsel en medicijnen komt vaker voor bij meisjes. Ook bij allergie is de vraag gesteld in hoeverre dit belemmerend is. De percentages zijn vergelijkbaar met die voor chronische aandoeningen: 12% sterk belemmerd, 48% licht en 40% wordt niet belemmerd. Hier worden echter geen verschillen tussen jongens en meisjes gevonden. Mondhygiëne Het merendeel van de jongeren gaat twee keer per jaar voor controle naar de tandarts (82%), 15% gaat één keer per jaar, 2% minder dan één keer per jaar en 1% gaat nooit naar de tandarts. Jongens gaan minder vaak naar de tandarts dan meisjes (4% versus 2% gaat minder dan 1x per jaar) en het percentage loopt op met de leeftijd van 2% naar 6%. Ruim tweederde van de jongeren poetst twee of meer keer per dag hun tanden, 26% eens per dag, 4% niet elke dag en 1% nooit. Er wordt van een slechte mondhygiëne gesproken als de tanden Achtergrondkenmerken lichamelijke gezondheid In alle gemeenten is het percentage jongeren dat hun eigen gezondheid niet zo best tot slecht vindt gelijk. Toch zijn er wel verschillen in het percentage jongeren dat één of meer chronische aandoeningen heeft. Jongeren in Zoeterwoude hebben vaker chronische aandoeningen, in Lisse en Nieuwkoop minder vaak. Het percentage allergieën is alleen voor de gemeente Nieuwkoop lager dan de andere gemeenten. In Kaag en Braassem en Leiden wonen meer jongeren die een slechte mondhygiëne hebben, in Leiderdorp en Voorschoten hebben juist meer jongeren goede mondhygiëne. Jongeren in verschillende onderwijstypen beoordelen hun gezondheid gelijkwaardig en hebben even vaak allergieën. Jongeren op het lwoo of praktijkonderwijs hebben wel vaker een slechte mondhygiëne dan jongeren op havo/vwo. Dit geldt ook voor vmbo- en mbo- leerlingen, maar deze jongeren hebben ook vaker één of meer chronische aandoeningen. Etniciteit heeft ook een relatie met gezondheid, maar het gaat steeds om andere groepen die afwijken van de rest: Surinaamse jongeren ervaren hun gezondheid vaker negatief (12% versus 3% bij Nederlandse jongeren), zij hebben ook vaker allergieën (47% versus 34%). Oost-Europese jongeren hebben minder vaak chronische aandoeningen (35% versus 45% bij Nederlandse jongeren). Turkse jongeren hebben vaker een slechte mondhygiëne (44% versus 32%). Bezoek aan de tandarts is minder gebruikelijk bij andere etniciteiten: alleen Turkse en Marokkaanse jongeren gaan even vaak naar de tandarts als Nederlandse jongeren, de overige groepen (Surinaams, Antilliaans/Arubaans, Oost-Europees, ander westers en ander niet-westers) minder vaak (variërend van 6 tot 9% die niet jaarlijks naar de tandarts gaat versus 2% bij Nederlandse jongeren). Jongeren in een éénoudergezin ervaren hun gezondheid 2x zo vaak negatief als jongeren in een tweeoudergezin en hebben vaker een slechte mondhygiëne; het percentage dat chronische aandoeningen of een allergie heeft, is echter gelijk aan jongeren in andere gezinsvormen. Jongeren in een nieuw-samengesteld gezin ervaren hun gezondheid ook bijna twee keer zo vaak negatief en hebben daarbij wel vaker chronische aandoeningen en allergieën. Hun mondhygiëne wijkt echter niet af. Ook de arbeidssituatie en het opleidingsniveau van de ouders hebben invloed op de lichamelijke gezondheid van de jongere: als geen van de ouders werkt, ervaart de jongere zijn eigen gezondheid slechter dan wanneer één of beide ouders werken, heeft de jongere vaker allergieën en vaker een slechtere mondhygiëne. Als de ouders zeer laag opgeleid zijn, ervaart de jongere zijn gezondheid slechter, heeft vaker één of 2 De term allergie wordt wel eens verward met de term intolerantie; dat komt met name voor bij voedsel. Het percentage allergieën zal een overschatting zijn van het werkelijke voorkomen van allergie.

meer chronische aandoeningen en ook vaker een slechtere mondhygiëne. Ook het tandartsbezoek is erg laag (zowel bij zeer laag opgeleide ouders als bij niet werkende ouders gaat 11% niet jaarlijks). Vergelijking lichamelijke gezondheid Door nieuw ontwikkelde vraagstellingen kan niet worden vergeleken met eerdere peiljaren, ook is er nog geen vergelijking mogelijk met Nederland. Wel kan vergeleken worden met de regio Midden Holland (MH) waar ook in het najaar van 2008 een jongerenpeiling is uitgevoerd. Jongeren in ZHN scoren op alle lichamelijke gezondheidsaspecten die hier zijn onderzocht 1-2% punten minder goed dan in MH (ervaren gezondheid, allergie, tandartsbezoek en tanden poetsen). Dit verschil is voor chronische aandoeningen echter veel groter: 45% van de jongeren in ZHN heeft één of meer chronische aandoeningen versus 39% in MH. De aandoeningen die vaker voorkomen in ZHN ten opzichte van MH zijn: chronische vermoeidheid (11% versus 6%), migraine (16% versus 12%) en buikklachten (7% versus 4%). DEEL 2 GEESTELIJKE GEZONDHEID Psychosociale problemen Het vóórkomen van psychosociale problemen is bij de jongeren nagevraagd m.b.v. de SDQ-vragenlijst 3. Deze SDQ-vragenlijst kan onderverdeeld worden in vier probleem-subschalen: emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit/aandachtstekort en problemen met leeftijdsgenoten. Daarnaast wordt pro-sociaal gedrag 4 nagevraagd, maar deze telt niet mee in de samenvattende maat voor het risico op psychosociale problemen. Een verhoogde score op één subschaal alleen, geeft geen risico op psychosociale Problemen met leeftijdsgenoten komen het minst vaak voor (3%). Bij jongens komen gedragsproblemen 2x zo vaak voor als bij meisjes: meisjes hebben vaker emotionele problemen (bijna 5x zo vaak als jongens, zie figuur 4). Prosociaal gedrag komt bij 91% van de jongeren voor; vaker bij meisjes dan jongens (96% versus 87%). Een verhoogde score komt bij drie van de vier probleemsubschalen het meest voor bij 14-15-jarigen. Een uitzondering vormen emotionele problemen bij meisjes: hier loopt het percentage op met de leeftijd (van 5% bij 12-jarigen naar 13% bij 18-jarigen). Jongeren die last hebben van ernstige hoofdpijn/migraine, ernstige buikpijn of chronische vermoeidheid, hebben 3x zo vaak een risico op psychosociale problemen als jongeren die geen last hebben van deze aandoeningen. Bij jongeren met anorexia of boulimia is dit zelfs 5x zo vaak (55% van deze jongeren heeft een risico op psychosociale problemen). Deze relatie is bij jongens twee keer zo sterk als bij meisjes. problemen. Daarvoor moeten twee of meer problemen spelen. In de regio heeft 13% van de jongeren een risico op psychosociale problemen (waarvan 4% een groot risico). Meisjes hebben iets vaker een risico dan jongens (maar het percentage met een groot risico is gelijk). Het hoogste percentage bij meisjes is te vinden bij 16-jarigen, bij jongens bij 13-jarigen (figuur 3). Van de vier probleem-subschalen komt een verhoogde score bij hyperactiviteit het meest voor (14%), gevolgd door gedragsproblemen en emotionele problemen (beide 6%). Ingrijpende gebeurtenissen Bijna alle jongeren (86%) hebben ooit één of meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt 5 : 33% heeft één gebeurtenis meegemaakt, 25% twee, 14% drie en eveneens 14% vier of meer. Jongens hebben minder vaak drie of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt dan meisjes (25% versus 31%) en het percentage loopt op met de leeftijd (van 21% bij 12-jarigen naar 31% bij 18-jarigen). De meest voorkomende gebeurtenis is het overlijden van een dierbare (71%). Dit percentage is zo groot omdat de definitie van dierbaar heel breed is: hieronder valt niet alleen een gezinslid, maar ook bijvoorbeeld een ander familielid, vriend of kennis. Als tweede wordt een langdurige ziekte of ziekenhuisopname van een gezinslid genoemd (32%), gevolgd door echtscheiding van de ouders (19%). De verschillen in percentages tussen jongens en meisjes zijn veelal niet groot. Jongens geven vaker aan ooit zelf verslaafd te zijn (geweest) en ooit mishandeld te zijn door een andere volwassene dan de ouder. Meer meisjes geven aan meegemaakt te hebben dat een dierbare is overleden, hun ouders geldproblemen hadden of dat één van de ouders een psychische ziekte heeft/had. Het grootste verschil in frequentie tussen de geslachten is bij seksueel misbruik: 7% van de meisjes heeft dit meegemaakt versus 1,4% van de jongens). 3 De Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) is een korte vragenlijst die gebruikt wordt om jongeren met een risico op psychosociale problemen te signaleren. Wanneer een jongere een verhoogde score heeft op de SDQ, dan wil dit zeggen dat deze jongere een risico heeft op psychosociale problemen (er wordt hier gesproken van een risico bij 16 of meer punten en een groot risico bij 20 punten of meer). 4 Pro-sociaal gedrag: een vorm van sociaal gedrag waarin je iets voor mensen doet zonder hier iets voor terug te willen. Dit is niet het tegenovergestelde van asociaal gedrag. 5 Veertien ingrijpende gebeurtenissen zijn nagevraagd, deze staan vermeld in tabel 2.

Suïcide De jongeren is gevraagd of zij het afgelopen jaar serieus aan suïcide hebben gedacht en of ze een suïcidepoging hebben gedaan. Twaalf procent van de jongeren heeft er een enkele keer aan gedacht, 5% af en toe en 3% vaak tot heel vaak (in totaal heeft 19% er het afgelopen jaar aan gedacht). Drie procent heeft het afgelopen jaar een suïcidepoging ondernomen. Dit zijn niet alleen de jongeren die vaak aan suïcide hebben gedacht: 6% van de jongeren die een enkele keer aan suïcide hebben gedacht, hebben ook een poging ondernomen. Dit percentage loopt op tot 71% van de jongeren die heel vaak aan suïcide hebben gedacht. Naast het vóórkomen van de gebeurtenissen, is ook nagevraagd of de jongere er op dit moment nog problemen mee heeft. Een kwart van de jongeren heeft nog problemen met één of meerdere gebeurtenissen (18% met één, 5% met twee en 2% met meer dan twee). Meisjes hebben vaker nu nog problemen met ingrijpende gebeurtenissen dan jongens (30% versus 21%). Omdat niet alle gebeurtenissen even vaak voorkomen, is gekeken naar het aantal jongeren dat problemen heeft met een bepaalde gebeurtenis ten opzichte van het aantal jongeren dat deze gebeurtenis heeft meegemaakt (dit is een maat voor de impact van een gebeurtenis). Seksueel misbruik heeft bij jongens die het hebben meegemaakt, de meeste impact (hoewel het weinig jongens is overkomen). Bij meisjes is de impact van seksueel misbruik kleiner (zie tabel 3). Psychische ziekte van een gezinslid, mishandeling door een volwassene (niet de ouder van de jongere), echtscheiding en geldproblemen (zelf of van de ouders) hebben eveneens een grote impact op de jongeren die het hebben meegemaakt. De impact van het overlijden van een dierbare is minder groot: 15% van de jongeren die het hebben meegemaakt, heeft er nu nog problemen mee. Van de jongeren die nog problemen hebben met twee of meer gebeurtenissen, heeft 36% een risico op psychosociale problemen, bij jongeren met één probleem is dit 20%. Bij de jongeren die geen problemen hebben met ingrijpende gebeurtenissen is dit 9% (gemiddeld heeft 13% van alle jongeren een risico op psychosociale problemen). Meisjes hebben vaker een enkele keer of af en toe aan suïcide gedacht dan jongens, maar het percentage dat (heel) vaak suïcidegedachten heeft is gelijk. Er is ook geen verschil per leeftijd. Meisjes hebben bijna twee keer zo vaak een suïcidepoging gedaan als jongens (4,0% versus 2,3%). Achtergrondkenmerken geestelijke gezondheid In de gemeente Alphen aan den Rijn en Leiden hebben meer jongeren drie of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt dan in andere gemeenten. In Alphen aan den Rijn zijn er ook meer jongeren die nu nog problemen met één of meer van deze ingrijpende gebeurtenissen hebben. Een aantal gemeenten scoort relatief gunstig op de verschillende aspecten van geestelijke gezondheid. In de gemeente Nieuwkoop wonen minder jongeren met een risico op psychosociale problemen, jongeren in Noordwijk en Noordwijkerhout hebben minder vaak een groot risico op psychosociale problemen. In Kaag en Braassem, Katwijk en Lisse hebben jongeren minder vaak drie of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt (maar ze hebben even vaak problemen met deze gebeurtenissen). Jongeren in Hillegom, Noordwijk, Voorschoten en Zoeterwoude hebben minder vaak serieus aan suïcide gedacht dan jongeren in andere gemeenten. Voor het risico op psychosociale problemen zijn geen verschillen tussen de etniciteiten gevonden, wel hebben allochtone jongeren vaker drie of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Alleen westers allochtone jongeren hebben daar vaker problemen mee dan de andere groepen. Niet-westerse jongeren hebben vaker dan de andere etnische groepen serieus aan suïcide gedacht. Eén etnische groep heeft echter voor alle aspecten van geestelijke gezondheid hogere percentages: Surinaamse jongeren hebben 1½ x zo vaak een risico op psychosociale problemen, ingrijpende gebeurtenissen en problemen hiermee als Nederlandse jongeren. Zij hebben zelfs ruim 4x zo vaak serieus aan suïcide gedacht en eveneens 4x zo vaak een suïcidepoging gedaan. Ook ervaren zij bijna 4x zo vaak hun eigen gezondheid als niet zo best tot slecht. De gezinssituatie van de jongere heeft veel invloed op de geestelijke gezondheid. Jongeren in een tweeoudergezin hebben de laagste percentages voor het risico op psychosociale problemen, ingrijpende gebeurtenissen en suïcidegedachten, jongeren in een nieuw-samengesteld gezin meestal de hoogste (de percentages zijn ongeveer 2x zo hoog als bij jongeren in een tweeoudergezin).

Jongeren waarvan geen van beide ouders werken hebben even vaak een risico op psychosociale problemen als jongeren waarvan één of twee ouders werken. Deze eerste groep heeft echter vaker ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt (en er nu nog problemen mee) en denkt veel vaker aan suïcide dan jongeren met twee werkende ouders. Jongeren met één werkende ouder hebben ook vaker ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt (en nog problemen hiermee), maar denken niet vaker aan suïcide. De opleiding van de ouders en de eigen opleiding spelen ook een grote rol: jongeren met zeer laag opgeleide ouders (en dan met name de moeder), hebben veel hogere percentages voor de verschillende aspecten van een slechtere geestelijke gezondheid. Dit geldt ook voor jongeren op de onderwijstypes lwoo/praktijkonderwijs en vmbo. Jongeren op het mbo hebben minder kans op psychosociale problemen, maar hebben wel vaker drie of meer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en hier nog problemen mee. Dit is echter een leeftijdseffect (oudere jongeren hebben minder vaak een risico op psychosociale problemen en vaker iets meegemaakt). Samenhang psychosociale problemen Psychosociale problemen hangen samen met een aantal achtergrondkenmerken en gebeurtenissen in het leven van de jongeren (onder andere ingrijpende gebeurtenissen en pesten/ gepest worden). De belangrijkste onafhankelijke invloed is te zien bij gepest worden. Een jongere die zowel op als buiten school gepest wordt, heeft 6x zo vaak een risico op psychosociale problemen als een jongere die niet gepest wordt (voor een jongere die alleen op school wordt gepest is dit 3x zo vaak). Jongeren die zowel zelf pesten als gepest worden, hebben juist minder vaak een risico op psychosociale problemen. Hoe meer ingrijpende gebeurtenissen en hoe meer problemen ze er nu nog mee hebben, deste vaker hebben jongeren een risico op psychosociale gebeurtenissen. Maar ook als jongeren geen problemen meer met de gebeurtenissen hebben, hebben jongeren die veel ingrijpende gebeurtenissen mee hebben gemaakt, meer risico op psychosociale problemen. Jongeren met een risico op psychosociale problemen hebben 9x zo vaak een suïcidepoging ondernomen, ervaren hun gezondheid 8x zo vaak als niet zo best tot slecht, hebben 8x zo vaak anorexia en denken 6x zo vaak aan suïcide als jongeren die geen risico op psychosociale problemen hebben. De klachten migraine, buikklachten en chronische vermoeidheid komen 3x zo vaak voor en het schoolverzuim is 2x zo hoog (zowel spijbelen als ziekteverzuim) onder jongeren met een risico op psychosociale problemen. Trends in geestelijke gezondheid Door nieuw ontwikkelde vraagstellingen kan niet worden vergeleken met eerdere peiljaren en kan alleen het percentage jongeren met een risico op psychosociale problemen worden vergeleken met de regio Midden Holland. In Midden Holland heeft 11% van de jongeren een risico op psychosiciale problemen, waarvan 3% een groot risico. Dit is iets lager dan in ZHN, waar 13% van de jongeren een risico op psychosociale problemen heeft, waarvan 4% een groot risico. Surinaamse jongeren hebben een hoger risico op psychosociale problemen dan andere etnische groepen. Dit verschil wordt onder andere verklaard doordat Surinaamse jongeren meer ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt en er nog problemen mee hebben. Marokkaanse jongeren hebben even vaak psychosociale problemen als andere groepen, maar als rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken, het aantal ingrijpende gebeurtenissen dat ze hebben meegemaakt en het pesten in deze groep, blijken Marokkaanse jongeren twee keer zo vaak psychosociale problemen te hebben. Bij deze jongeren spelen blijkbaar nog andere factoren een rol. Dit speelt ook bij jongeren op het lwoo of praktijkonderwijs. Naast determinanten die psychosociale problemen kunnen veroorzaken, zijn er ziekten of andere problemen die een uiting kunnen zijn van psychosociale problemen (hoewel we in dit onderzoek oorzaak en gevolg niet met zekerheid kunnen nagaan). Deze staan in figuur 5.

Bezoekadres Leiden Parmentierweg 49 Centraal postadres Postbus 121 2300 AC Leiden www.ggdhm.nl