Menu Socratisch Café van 48. Menu Socratisch Café 072

Vergelijkbare documenten
workshop: waardengericht leidinggeven mbv een socratische dialoog als intervisiemodel

De socratische methode. Iets meer over Socrates

VOORBEELD CASUS. Wanneer ben je verantwoordelijk voor een ander? een socratisch gesprek uitgeschreven

Reflectie #Zo dus! Hieronder vind je een aantal oefeningen om te leren reflecteren waar je zelf mee aan de slag kunt.

VOORBEELD CASUS. Mag je publiekelijk ingaan tegen je baas? een socratisch gesprek uitgeschreven

Luisteren en samenvatten

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

VOORBEELD CASUS. Wat is de winst van wachten tot het laatste moment? een socratisch gesprek uitgeschreven

Annette Koops: Een dialoog in de klas

Reader Gespreksvoering

VOORBEELD CASUS. Hoe ver mag je gaan in vrijheid van meningsuiting? een socratisch gesprek uitgeschreven

Het Socratisch Gesprek als methode voor kritisch denken

Een effectieve stakeholdersdialoog

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Pendelbemiddeling, wat is het

Ik geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas:

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Introductie filosofie Hebben alle vragen een antwoord? 10. Les 2. Denken Kunnen dieren denken?

wat is passend? naar aanleiding van Paulus brief aan de Kolossenzen wil ik dat uitwerken voor 4 categorieën vier kringen

Wat het effect van een vraag is, hangt sterk af van het soort vraag. Hieronder volgen enkele soorten vragen, geïllustreerd met voorbeelden.

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven

maieutiek Inhoudsopgaven

Voorbeelden van overleg en besluitvorming

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

VERSLAG VAN EEN SOCRATISCH GROEPSGESPREK. Hoe bepaal je de normen met betrekking tot resultaat?

Informatie en tips voor het voeren van goede gesprekken 1

Je doel behalen met NLP.

Feedback. Wat is feedback?

Vertel eens - aanpak van Aidan Chambers

VOORBEELD VAN EEN MOREEL BERAAD op socratische wijze

In 5 stappen naar meer vrijheid én verbinding in je relatie

VOORBEELD CASUS. Waar komt uitstelgedrag vandaan? een socratisch gesprek uitgeschreven

Christus als leerling volgen

Hele fijne feestdagen en een gezond en vrolijk 2017! Raymond Gruijs. BM Groep ARBO West Baanzinnig

Verbindingsactietraining

Uitwerking kerndoel 3 Nederlandse taal

Effectief communiceren met mijn medewerkers. Weten wat je wil en weten hoe je die boodschap overbrengt

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

Handleiding Gespreksvormen Discussie

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten

Bewerking van Reflecteren op praktijkkwesties Jos Kessels. Socratische gespreksvoering

Plan van Aanpak. Inleiding. Aanpak visie op leren

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Wijsneuzen in de klas

Maak betekenisvolle onderwerpen bespreekbaar Individuele docententraining DAG 3 PPOZO Marije Fris trainer & masterclassdocent St.

Ontmoeting met (heftige) emoties een handreiking vanuit de levenskunst

Doel In de klas wordt middels de socratische methode het gesprek gevoerd over controversiële onderwerpen.

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

> Ik luister met de bedoeling. > Ik leer jouw taal, zowel. > Ik maak het veilig voor jou, > Ik ga op zoek naar waar de

Effectief aansluiten bij overbelaste leerlingen en hun ouders: Zo makkelijk is dat niet!

Effectief communiceren met mijn medewerkers. Weten wat je wil en weten hoe je die boodschap overbrengt

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

vaardigheden - 21st century skills

Effectieve samenwerking: werken in driehoeken

Ik stel veel 'doe-ik-het-goed' vragen. Ik weet hoe ik mezelf kan verbeteren, maar het lukt mij nog niet.

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Introductie filosofie Hebben alle vragen een antwoord? 10. Les 2. Denken Kunnen dieren denken?

Luisteren naar de Heilige Geest

VOORBEELD CASUS. Wat is mijn verantwoordelijkheid als leider? een socratisch gesprek uitgeschreven

De Wondere Werking van Verhalen

In dialoog met elkaar

Praktische tips voor het voeren van een gesprek

J L. Nordwin College Competentiemeter MBO - 21st Century & Green Skills. Vaardigheden Gedragsindicatoren. 21st Century Skill - -

Jouw superrelatie start nu!

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

IK WIJZER. Ik wil graag weten wie ik ben

Het haalt je volledig weg bij je intuïtie: de enige plek waaruit je gaat weten wat de juiste relatie is voor JOU.

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

Whitepaper Leiderschap. Iedereen wordt gehoord met Deep Democracy

Deck of Needs. De snelste manier om de 'juiste' woorden te vinden

Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis (dubbele les) Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis voorbereiding. Leerkrachtinformatie

OR & VERGADEREN VARIATIE EN VERRASSING HOUDEN DE. Richard Broer trainer/adviseur VERGADERAARS ALERT!

Communicatie. Opleiding Kanker Beauty Professional Wendy Druyts Psychologische dienst AZTurnhout

H A P P I L Y E V E R A F T E R..

Persoonlijk meesterschap

!!! BASISVAARDIGHEDEN SOCRATISCH GESPREK! Menen het te weten is een belangrijk obstakel voor het verwerven van inzicht Socrates, 4de eeuw v.chr.

Handleiding Gespreksvormen Debat

Sheets cursusmateriaal Wendy Borst persoonlijke en zakelijke coaching

Motivational Interviewing: ontdek de kracht van motiveren

Kinderboeken in de klas. Begeleidingsbrochure voor leerkrachten

Golf van de Rode Maan

Feedback ontvangen. Feedback ontvangen is moeilijk. Hoe gaan we om met feedback?

Socratisch gesprek over aspect 4. De manier waarop je met jezelf omgaat

VOORBEELD CASUS. Wanneer mag ik ingrijpen? een socratisch gesprek uitgeschreven

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Denken Kunnen dieren denken? 10. Les 2. Geluk Wat is het verschil tussen blij zijn en gelukkig zijn?

Socratisch gesprek over aspect 2. De manier waarop je jezelf waarneemt. Dishoek, dinsdag 20 september 2016, 7 deelnemers

Oefening: Innerlijke stemmen Tijd: 30 minuten

De opzet van de sessies

Effectieve samenwerking: werken in driehoeken

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Grenzen stellen Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Confl ict doorbraak-pms485-4.indd xii :42

Module 7. Oefening 22

Moreel Beraad. Roelie Dijkman, specialist ouderengeneeskunde SHDH

Morya Wijsheid Basiswerkboek

Rubrics voor de algemene vaardigheden - invulblad. 1. Zelfstandig leren Het kunnen sturen van het leerproces en daarop reflecteren.

Leren van je eigen mores Spreken over waarden en normen met verpleegkundigen

Effectief feedback geven. Mart Calff, medisch psycholoog

Wat is? filosofie? Wat is. en kwaad. Hoofdstu

Transcriptie:

Menu Socratisch Café 072 1 van 48 Menu Socratisch Café 072

Socratisch Café Menu Alle werkvormen in dit menu zijn terug te vinden op www.socratischcafenederland.nl en zijn gebaseerd op Vrije Ruimte; praktijkboek van Jos Kessels, Erik Boers en Pieter Mostert. Deze werkvormen zijn ontwikkeld en aan het Socratisch Café Nederland ter beschikking gesteld door Het Nieuwe Trivium. Ze vormen de basis van het in de cafés aangeboden gespreksmenu. Menu Socratisch Café 072 2 van 48

SOCRATISCH CAFÉ MENU... 2 1 INTRODUCTIEGESPREKKEN... 4 1.1 KENNISMAKINGSGESPREK... 4 1.2 WAAR OF ONWAAR... 5 1.3 BEELDEN EN METAFOREN... 6 1.4 LASTIGE VRAGEN... 7 1.5 SERMOEN... 8 2 TEGENSPRAAK... 10 2.1 DENKFIGUREN... 10 2.2 DEBAT... 11 2.3 KAPITTELEN... 13 3 SOCRATES AAN HET WERK... 15 3.1 SOCRATISCH GESPREK... 15 3.2 SOCRATISCHE DIALOOG... 18 3.3 TOVEREN... 19 3.4 DILEMMAGESPREK... 20 3.5 VRAAG ACHTER DE VRAAG... 22 4 SCHIJN OF WERKELIJKHEID... 24 4.1 ILLUSIE ONDERZOEK... 24 4.2 MAAR IS DAT WEL ZO?... 25 4.3 OMKERINGEN... 26 4.4 WARE VRIENDSCHAP... 28 4.5 VIJF MAAL DE VRAAG... 30 5 VOORBEREIDENDE GESPREKKEN... 32 5.1 DEFINITIEGESPREK... 32 5.2 DE ACHTERKANT VAN HET GELIJK... 33 6 ZEGGEN EN SCHRIJVEN... 36 6.1 REDACTIONEEL COMMENTAAR... 36 6.2 DE BRIEFKAART... 37 6.3 ATLAS VAN WAARDEN... 38 6.4 HET POËTISCH ARGUMENT... 42 7 IN HET SOCRATISCHE CAFÉ... 44 7.1 GESPREKSREGELS... 44 7.2 EEN GOEDE UITGANGSVRAAG... 45 7.3 EEN GOED VOORBEELD... 45 7.4 GESPREKSTHEMA S... 45 7.4.1 Klassieke gespreksthema s... 45 7.4.2 Maatschappelijke thema s... 46 7.4.3 Thema s in organisaties... 47 Menu Socratisch Café 072 3 van 48

1 Introductiegesprekken 1.1 Kennismakingsgesprek Twee mensen leren elkaar beter kennen door om beurten een van de vragen uit het volgende menu te beantwoorden. 1. Wat doe jij met je leven? 2. Welke mensen vind jij het spannendst? 3. Naar wat voor dingen ben je het meest nieuwsgierig? 4. Op welke manier heeft je afkomst je beperkt of gestimuleerd voor je gevoel? 5. Waar heb je je in het verleden tegen afgezet? 6. Met wie zou je verzoend willen raken? 7. In welke mate heb je behoefte aan erkenning van anderen? 8. Voor welke gedachten, mensen of opgaven loop je weg? Met succes? 9. Hoe zijn je angsten veranderd in de loop der jaren? 10. Waarom heb je de vrienden die je hebt en niet andere? 11. Wat zijn de moeilijkste gesprekken die je hebt gevoerd in je leven? 12. Wat ben je te weten gekomen over verschillende vormen van liefde? Menu Socratisch Café 072 4 van 48 13. In welk opzicht zou je verdraagzamer willen worden? 14. Wie zijn je helden? 15. Wat beschouw je als hindernissen in de liefde? 16. Geloof je ergens in? 17. Wat voor humor prefereer je? 18. Vind je tafelmanieren van belang? 19. Zijn er illusies die je koestert? 20. Welke dingen geven je troost? 21. In welk opzicht zou je moediger willen zijn? 22. Wat is het beste en het slechtste moment dat je met je ouders hebt beleefd? 23. Wat is de waarde van werk voor je? 24. Heb je liever een interessant of een gelukkig leven? 25. Welke droom heb je ooit gehad en nooit verwezenlijkt? Tijd: twee tot drie uur Aantal deelnemers: twee Literatuur: Theodore Zeldin, How conversation can change our lives, The Harvill Press, London 2000. Stephen Miller, Conversation. A history of a declining art. Yale University Press, New Haven 2006.

1.2 Waar of onwaar Kies een van de onderstaande stellingen. Zoek argumenten die voor de stelling pleiten. Zoek ook argumenten die tegen de stelling pleiten. Kijk vervolgens of je tot een gezamenlijke afweging kunt komen: is de stelling waar of onwaar? Of, moet zij worden geherformuleerd? 1. Liegen is zo belangrijk dat je het niet moet misbruiken. 2. Echte moraal spot met de moraal. 3. Als je werkelijk overtuigd bent van iets kun je niet tolerant zijn tegenover andere opvattingen. Geluk hangt van onszelf af. 4. Ieder individu kan vrijelijk zijn eigen waarden creëren. 5. De wortel van alle kwaad is onwetendheid. 6. Eva snoepte verstandig. 7. Als de norm er is komt de moraal vanzelf. 8. Liefdadigheid is een ontkenning van rechtvaardigheid. 9. Vrijheid is een kwestie van ontwikkeling. 10. Je mag blij zijn dat je somber kan worden. 11. Wie met beide benen op de grond staat komt niet vooruit. 12. Onderwijs is een manier om vooroordelen op een hoger niveau te verwerven. Menu Socratisch Café 072 5 van 48 13. Elk onderwerp dat geen scherts verdraagt is verdacht. 14. Het verstand is altijd slachtoffer van het hart. 15. De gezondheid van de geest is net zo kwetsbaar als die van het lichaam. 16. Alleen wie in staat is tot boosaardigheid verdient lof voor zijn goedheid. 17. Ondeugden zijn een bestanddeel van deugd zoals vergiften van medicijn. 18. Er zijn onwaarheden die zo dicht bij de waarheid komen dat het dom zou zijn er niet in te geloven. 19. Niemand weet wat hij wil. 20. Je geeft goede adviezen als je niet in staat bent tot het slechte voorbeeld. 21. Cultuur is wat er overblijft als je niets te doen hebt. 22. Je kent iemands karakter aan zijn vrienden. 23. Wie zich afzijdig houdt van de publieke zaak moet niet klagen over slecht bestuur. 24. Je moet wel gek zijn om in je eentje wijs te willen zijn. Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: La Rochefoucauld, Maximen. Sun, Nijmegen, 1996.

1.3 Beelden en metaforen Dit gesprek is bedoeld om andere manieren van kijken op te roepen, door zoveel mogelijk beelden en metaforen aan een onderwerp te verbinden. Beelden en metaforen spelen een belangrijke rol in gesprekken, omdat ze de kleur, de lading en het perspectief van een kwestie duidelijk kunnen maken. Dit gesprek kun je ook voeren zonder het gespreksthema te koppelen aan een casus. Je kunt bijvoorbeeld de krant als uitgangspunt nemen, het nieuws van de dag of een ander algemeen thema. De kunst is het onderwerp van gesprek achtereenvolgens te vergelijken met zoveel mogelijk uiteenlopende zaken. Kies een thema, een gespreksonderwerp. Baken het enigszins af door enkele contouren ervan te schetsen. Verbind er ook een of meer beweringen of vragen aan. Wees in dit stadium niet te precies, het is beter duizend bloemen te laten bloeien. Ga achtereenvolgens na: 1. Als je het onderwerp vergelijkt met muziek, wat is dat dan voor muziek? 2. Als je de kwestie zou weergeven als een weerbericht, hoe zou dat luiden? 3. Stel dat alle betrokkenen dieren of planten waren, hoe zou de situatie er dan uit zien? En wat zou er gebeuren? Menu Socratisch Café 072 6 van 48 4. Wat zijn de cruciale details in het verhaal? Kun je die uitvergroten? 5. Hoe ziet de situatie eruit als je haar sterk simplificeert, de personen tot personages maakt en het verhaal tot een tragedie of een komedie? 6. Hoe kijk je tegen de kwestie aan als je maffiabaas bent? Als je zeshonderd miljard euro tot je beschikking hebt? Als je moeder het voor het zeggen heeft? 7. Kun je het verhaal weergeven als een sprookje (er was eens,, zij leefden nog lang en gelukkig)? 8. Kun je het verhaal weergeven in het traditionele verlossingsstramien van het christelijke beeld: * de situatie waarin wij leven is een dal van tranen (in welke zin is dit het dal van tranen?) * dat komt door onze eigen schuld (wat is de zonde?) * wij moeten dus tot inkeer komen en boete doen (wat is de boete, de penitentie, het offer dat we moeten brengen?) * dan zullen wij het eeuwige heil verwerven (wat houdt dat in?)

Ga vervolgens na wat de beelden zeggen over het thema. Welk beeld is het meest waarheidsgetrouw? Welk beeld geeft het beste inzicht? Ga ook na wat de beelden zeggen over de sprekers zelf (ambities, kwaliteiten, visie). Welke antwoorden of beweringen levert de analyse op? Geef een afsluitende samenvatting. Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: G. Morgan, Images of organization, Sage publications 1986. G. Lakoff, M. Johnson, Metaphors we live by. University of Chicago Press, 1996. Menu Socratisch Café 072 7 van 48 1.4 Lastige vragen Kies een van de onderstaande vragen. Kies een van de in dit menu beschreven gespreksvormen. Of kies geen gespreksvorm en begin gewoon. 1. Verandert iets door er naar te kijken? 2. Is er altijd perspectief? 3. Wat is het belang van een naam? 4. Zijn er rechtvaardige ongelijkheden? 5. Kun je liegen tegen jezelf? 6. Ben je verantwoordelijk voor iets waarvan je je niet bewust bent? 7. Kan muziek iets communiceren? 8. Hoe neem je een beslissing? 9. Zijn verlangens te scholen? 10. Wat is: een mens met beschaving? 11. Heb je wel eens lering getrokken uit de geschiedenis? 12. Is vrijheid te verenigen met burgerschap? 13. Verdraagt deskundigheid zich met democratie? 14. Kun je iemand opvoeden tot zelfstandigheid? 14. Heeft iedereen iemand nodig die hij als meester beschouwt? 15. Is kwaliteit te herkennen in iets nieuws? 16. Kan liefde zondig zijn? 17. Als je verandert, word je dan iemand anders?

18. Wat is de waarde van conventies? 19. Kan iets tegelijk waar en onwaar zijn? 20. Kun je een ander beter begrijpen dan hij zichzelf begrijpt? 21. Wanneer mag je je met een ander bemoeien? 22. Hoe kom je op een idee? 23. Zijn er dingen die niet bestaan? 24. Wat is de waarde van onvolmaaktheid? Tijd: anderhalf tot drie uur. Aantal deelnemers: vier tot acht Literatuur: Max Frisch, Lastige vragen. Meulenhoff Amsterdam 1992. Jacqueline Russ, Nouvel abrégé de philosophie, Armand Colin, Paris, 2005. 1.5 Sermoen Sermoen is nog steeds een gangbaar woord in het Vlaams. Het is afgeleid van het Latijnse sermo, dat gesprek betekent, manier van spreken of ook preek, en dat op zijn beurt is gevormd uit het werkwoord serere dat aaneenrijgen betekent. Het sermoen is een voorbeeld van hardop denken, ter plekke. De boodschap van het sermoen is: Kijk, luisteraar, zo doe ik dat zo denk ik na over deze zaak. Een sermoen is dus geen samenvatting van wat vooraf, achter een lessenaar, zorgvuldig is uitgedacht en in elkaar geknutseld, maar een geordende vorm van ter plekke nadenken. Het beurtelings houden van een sermoen is een interessante, te weinig beoefende vorm om van gedachten te wisselen over een thema. Plato s Symposium is een beroemd voorbeeld van zo n gedachtewisseling. Kies een breed thema, dat het hele gezelschap aanspreekt. (In het Symposium is het thema liefde ). Neem enkele minuten om met elkaar na te denken wat het thema inhoudt, welke mogelijke aandachtspunten er zijn. Vervolgens staat de eerste spreker op en vangt aan (wie spreekt staat). Besteed aandacht aan je legitimering: waarom spreek ik vandaag over deze kwestie? Menu Socratisch Café 072 8 van 48

Laat aan de hand van enkele eigen ervaringen zien dat dit een relevant thema is. Meestal is het thema te groot om als geheel te bespreken. Kies daarom een deel ervan, een cruciaal detail. Zeg wat over dit deel gewoonlijk wordt gezegd: je hoort vaak ; mensen zeggen dikwijls ; licht dit kort toe. Ga dit gewone gezegde afstoffen ; haal de sleetsheid ervan af, krab de oude vernislagen af, door vragen te stellen bij het gemene gezegde : Is het wel zo? Kun je ook anders denken? Onder de oude vernis wordt een fris inzicht zichtbaar. Dat inzicht lag er al, maar toch is het nieuw. Noem enkele voorbeelden uit het dagelijks leven waarop dit inzicht kan worden toegepast, zodat duidelijk wordt wat het inhoudt en hoe je het kunt hanteren. Herhaal aan het eind hoe je gedachtegang is geweest en sluit af met een regel : kijk, zó dienen wij dus om te gaan met / te kijken naar. Je kunt eventueel gebruik maken van de klassieke opbouw van een betoog. Die vormt nog steeds een bruikbaar hulpmiddel voor het houden van een korte speech: Menu Socratisch Café 072 9 van 48 1. Inleiding: Hier gaat het erom contact te maken met het publiek, interesse te wekken, het gevoel aan te spreken. Begin met een scherpe vraag, een geestige anekdote, een vleiende opmerking richting publiek. Maak het publiek nieuwsgierig naar wat je te zeggen hebt. 2. Uiteenzetting: Vervolgens geef je een kort overzicht van relevante feiten, gebeurtenissen, omstandigheden of cijfers, die de basis vormen voor je centrale stelling. Stelling: Hier formuleer je je standpunt of oordeel, je neemt stelling door te benoemen waar het volgens jou om draait in de kwestie. 3. Argumentatie: Daarna is het van belang de stelling te onderbouwen, de redenering achter je standpunt te verduidelijken, de redenen om de feiten op deze manier te interpreteren. Dit is ook de plek om vooruit te lopen op mogelijke kritiekpunten en deze te weerleggen. 4. Afsluiting: Tot slot is het zinvol een samenvatting en een conclusie te geven, en nog eens opnieuw het gevoel aan te spreken of een appèl te doen op het publiek. Tijd: twee tot drie uur. Aantal deelnemers: vier tot zeven. Literatuur: Plato, Symposium. J.P. Guépin, De Beschaving, Bert Bakker Amsterdam 1985.

2 Tegenspraak 2.1 Denkfiguren Veel gespreksvormen zijn gebaseerd op het vergelijken van verschillende denkfiguren, bv. gesprekken over familieopstellingen, teamrollen, persoonlijkheidstypen etc. Zij roepen een zekere vervreemding op, een doorbreking van je gewone perspectief, waardoor je buiten je vaste denkkaders treedt. Dat leidt tot verruiming, verheldering en verdieping. Begin het gesprek met een inventarisatie van thema s, kwesties of ervaringen. Selecteer er een voor verder onderzoek. Zorg ervoor dat het thema gekoppeld is aan een concreet voorbeeld. De casusgever licht het voorbeeld toe en formuleert een onderzoeksvraag. Deelnemers stellen verhelderingsvragen om een goed beeld te krijgen van de casus, de kwestie en het hittepunt. Ga vervolgens na welke personages of perspectieven in de situatie een rol spelen, eventueel ook wat voor rol (globaal). Iedere gespreksdeelnemer krijgt een rol toebedeeld. Er zijn allerlei rollen denkbaar, zoals op afstand betrokken personages (denk aan de optimistische buurman, de zwartkijkende oom, de creatieve vriend, de emotionele klant etc.), maar ook objecten in de ruimte (de klok aan de muur) of abstrac- Menu Socratisch Café 072 10 van 48 ties die stem kunnen krijgen (het gesprek, het milieu, de wet etc.). De casusgever kan ongetwijfeld aangeven welke daarvan interessant zijn. Neem een time out. Wat is vanuit de jou toebedeelde rol de denkfiguur: wat zou je willen zeggen? Waar draait het om volgens jou? Wat zijn je centrale woorden of beelden? Laat het verhaal van de casus vanuit de verschillende rollen belichten. Geef de casusgever gelegenheid te reageren. Wat treft? Wat is raak? Laat ook de anderen reageren: hoe is het om in die rol te zitten? Wat zegt dat over de kwestie? Ga na wat dit alles betekent voor de centrale vraag. Wat is het antwoord? Welke conclusies kun je hier uit trekken? Welke inzichten of nieuwe vragen levert het gesprek op? Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: Jeroen Hendriksen, Werkboek Intervisie.Uitgeverij H. Nelissen, Soest, 2002. Edward de Bono, Zes denkende hoofddeksels. Veen, Utrecht, 1996.

2.2 Debat Het debat is misschien wel de bekendste gespreksvorm in het publieke domein. Veel mensen geloven dat de waarheid geboren wordt uit een botsing van meningen. Maar dat is alleen onder heel specifieke voorwaarden het geval. Hieronder geven we een aantal richtlijnen voor een vruchtbaar debat. Zij vormen een goede basis om te oefenen in de kunst van het debat. Richtlijnen voor een vruchtbaar debat 1. Onderscheid overtuigen (vanuit ik ; convincere) en verleiden (vanuit ander ; persuadere) 2. Geef een korte definitie van de belangrijkste begrippen 3. Structureer argumenten (bijvoorbeeld probleem, ernst, oorzaak, plan, uitvoerbaarheid, doeltreffendheid) 4. Versterk argumenten met voorbeelden, metaforen, logica, feiten, cijfers en autoriteiten 5. Bereid je voor op kritische reacties 6. Maak een keuze bij het weerleggen van tegenargumenten 7. Pas op voor debattrucs en drogredenen Negeer persoonlijke aanvallen of geef lik-opstuk Wie stelt moet bewijzen: vraag door naar argumenten Herhaal rustig uw standpunt, als u verkeerd wordt samengevat 8. Zoek gemeenschappelijke uitgangspunten, argumenten en belangen 9. Luister actief, vat steeds samen en stel veel vragen. 10. Spreek iedereen aan en respecteer de emoties Typische gebruiken De spreker richt zich tot de jury of het publiek Wie spreekt staat Spreektijd om = zin afmaken Per groep komen verschillende sprekers aan het woord Meestal wordt voor en na het vrije debat een timeout (5 á 10 minuten) ingelast om de eigen argumentaties nader te bezien In de laatste ronde worden geen nieuwe argumenten ingebracht Na afloop van het debat neemt de jury enkele minuten om haar oordeel te vormen over de winnaar van het debat, spreekt vervolgens haar oordeel uit en motiveert het. Menu Socratisch Café 072 11 van 48

Voorbereiding van het debat Lees onderstaande instructies over het verloop van het debat De initiatiefnemer maakt de stelling bekend en licht haar toe De groep wordt (eventueel willekeurig) ingedeeld in voorstanders, tegenstanders en jury en/of publiek. Voor- en tegenstanders krijgen eerst de tijd om het debat voor te bereiden Elke groep wijst woordvoerders aan die om beurten het debat namens de groep zullen voeren Na afloop krijgt de jury even bedenktijd. Intussen vertellen de debaters hoe het debat wat hen betreft is verlopen. Het debat Debatvaardigheden zorgen voor heldere discussies en leiden tot betere besluiten. Het debat vindt plaats in vier ronden. In de eerste twee ronden en in de laatste ronde heeft elke spreker twee minuten. De derde ronde is vrij. De indeling van de ronden is: 1. Voor opzet 2 / Tegen 2 2. Voor verweer 2 / Tegen 2 3. Vrij debat 4 4. Tegen conclusie 2 / Voor 2 + time out + interrupties De tijd Per ronde houdt iemand de tijd in de gaten (spreektijd per deelnemer). Halverwege de spreektijd en vijf seconden voor het einde geeft hij/zij een teken aan de spreker. Het publiek Het publiek mag tijdens het debat zijn voor- of afkeur kenbaar maken (applaus/boe-geroep). De jury De jury wijst de winnende partij aan op basis van de volgende criteria: a) Weerlegging van de argumenten van de tegenpartij b) Welsprekendheid, humor, non-verbale presentatie Aantal deelnemers: vier tot twaalf Benodigde tijd: anderhalf tot drie uur. Literatuur: Peter van der Geer, De kunst van het debat, SDU Den Haag 2005. Peter van der Geer en Richard Engelfriet, Hoe vang ik een rat? Uitgeverij Pepijn 2004. Menu Socratisch Café 072 12 van 48

2.3 Kapittelen Over het algemeen vinden mensen een gesprek geslaagd, als ze het gevoel hebben dat er in het gesprek is nagedacht. Denken en spreken vormen een tweeeenheid. De praktijk is echter dat in de meeste gesprekken de deelnemers zeggen wat ze zelf al eerder hebben gedacht, lang voordat het gesprek begon. Het gesprek komt dan niet verder dan een uitwisseling van wat ieder al eerder heeft gedacht. Het ter plekke denken komt niet tot stand. Daarvoor is het nodig om het gesprek te onthaasten, zozeer dat er stiltes ontstaan en niemand zich meer gedwongen voelt om die stiltes op te vullen met woorden. Een effectieve manier om dat te bereiken is het kapittelen Het woord 'kapittelen' betekent niet alleen 'vermanen' (letterlijk: herinneren aan een 'capitulum' of hoofdstukje uit de regels van Benedictus), maar ook 'overleg voeren over een gewichtig onderwerp'. Volgens de regels van Benedictus roept de abt de monniken bijeen in de kapittelzaal, waar het onderwerp van bespreking wordt uiteengezet. Daarna krijgt ieder de gelegenheid zijn visie te geven. Daarbij gaat het niet om het samen oplossen van een probleem, maar om in de vorm van een gesprek uit te zoeken wat de algemene leefregel is aan de hand waarvan de kwestie dient te worden benaderd. Menu Socratisch Café 072 13 van 48 De hoofdregel van het kapittelen luidt aldus: zolang als iemand aan het woord is geweest, zolang zwijgen allen die aan het gesprek deelnemen. Pas daarna spreekt de volgende. De gespreksleider bereidt het gesprek voor (stap 1 en 2), leidt het gesprek in, legt de hoofdregel uit en ziet toe op de naleving van de hoofdregel. Stappen 3 en verder geven daarvoor enkele aanwijzingen. Stappen 1. Zorg ervoor dat de deelnemers ontspannen en comfortabel kunnen zitten en elkaar goed kunnen zien. Een kring met stoelen is aan te bevelen. Zet de tafels aan de kant. 2. Zorg er ook voor dat de groep niet te groot is (max. 10 personen). Bepaal met elkaar hoeveel tijd je wilt nemen voor het kapittelen. 20 30 minuten is een gebruikelijke duur. 3. Kies een thema voor het gesprek. Dat kan in de vorm van een vraag (bijv. wanneer kies ik voor onzekerheid? ), een stelling ( zekerheid is een illusie ), een levensregel ( een dag niet gelachen = een dag niet geleefd ), een gedachte ( ), enz. 4. De gespreksleider begint het gesprek in stilte. Als één van de deelnemers wil spreken, dan spreekt hij. Daarna is het stil. Na enige tijd zal de volgende spreken enzovoort.

5. Het gesprek is niet gericht op het beantwoorden van de vraag of het bewijzen van de stelling. Het gaat om een onderzoek, om in stilte op gedachten te komen. 6. Het gesprek is niet gericht op het beantwoorden van de vraag of het bewijzen van de stelling. Het gaat om een onderzoek, om in stilte op gedachten te komen. 7. Rond het gesprek af door eenieder te vragen om voor zichzelf in een paar woorden op te schrijven wat de kern is van het gesprek, bijvoorbeeld door te vragen: wat is jouw leefregel die je naar aanleiding van het gesprek over dit thema in je handpalm wilt schrijven? op te reageren. Je kunt een ander niet tot spreken dwingen. Tijd: een half uur tot drie uur. Aantal deelnemers: drie tot tien Literatuur: De regel van Sint-Benedictus, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2003. Wil Derkse, Een levensregel voor beginners. Benedictijnse spiritualiteit voor het dagelijks leven. Lannoo, Tielt, 2000. Otto Duintjer, Onuitputtelijk is de waarheid. Damon, Budel, 2002. Over de stilte 1. Let erop dat door de stilte deelnemers de neiging hebben om hun bijdrage heel kort te formuleren, bijna cryptisch, alsof het de uitspraak van een orakel is. Dat is wel spannend, maar toch niet helemaal bevredigend. Nodig dan de deelnemers uit om iets meer woorden te gebruiken, hun gedachten in te leiden en af te ronden. Dat vergroot de verstaanbaarheid. 2. Soms willen deelnemers een ander iets vragen, om een verduidelijking, een antwoord, een reactie. Dat mag, maar die ander hoeft daar niet Menu Socratisch Café 072 14 van 48

3 Socrates aan het werk 3.1 Socratisch Gesprek Menu Socratisch Café 072 15 van 48 Socratisch gesprek is een poging door systematisch overleg een gemeenschappelijk antwoord op een fundamentele vraag te vinden. Het gaat daarbij niet om louter theoretische vragen, maar om vragen die voortkomen uit concrete, voor iedere deelnemer toegankelijke ervaringen. Het gesprek bestaat in feite uit een systematische reflectie op ervaring. Het gesprek ontleent zijn naam aan Socrates, de leermeester van Plato. Hij probeerde iemand tot inzicht te voeren door vragen te stellen, voorbeelden te onderzoeken, ervaringen te analyseren. Zijn uitgangspunt was dat je een inzicht niet verwerft door het voorgeschoteld te krijgen, maar alleen door zelf te denken. In de vorige eeuw heeft de Duitse filosoof, pedagoog en politicus Leonard Nelson (1882-1927) de socratische methode zowel theoretisch als praktisch uitgebouwd. Centraal in Nelsons aanpak staat het idee van de 'regressieve abstractie'. Dat houdt in dat, uitgaande van een concreet voorbeeld, 'teruggevraagd' wordt (regressie) naar de vooronderstellingen die aan het voorbeeld ten grondslag liggen. Door te onderzoeken welke vooronderstellingen we moeten hebben om bepaalde oordelen te kunnen vellen komen we de grondslagen, waarop die oordelen gebaseerd zijn, op het spoor. Aldus kunnen we algemene inzichten ontwikkelen (abstractie). Een Socratisch gesprek kan vele uren in beslag nemen, ook met een kleine groep. Eerst verken je een thema, dan zoek je er casuïstiek bij, vervolgens selecteer je één casus die je zo nauwkeurig analyseert dat je zicht begint te krijgen op allerlei onderliggende vooronderstellingen. Voor het socratisch café is de hierna beschreven verkorte vorm van een socratisch gesprek, de dialoog, beter geschikt. Niettemin, voor wie er de tijd voor wil nemen is het socratische gesprek de basisvorm, het fundament waarop alle andere filosofische gespreksvormen zijn gebouwd. We geven hieronder alleen enkele korte aanwijzingen. 1. Formuleer het te onderzoeken thema in mogelijke uitgangsvragen. Selecteer er één. 2. Zoek naar voorbeelden uit eigen ervaring waarin de uitgangsvraag speelt. Elk voorbeeld wordt kort toegelicht. 3. Selecteer een voorbeeld. Wat is het meest interessante? Wat is het meest vruchtbare voorbeeld om de uitgangsvraag aan te onderzoeken? Dit voorbeeld is de grondslag voor analyse en argumentatie gedurende het gehele gesprek. 4. Laat de voorbeeldgever het voorbeeld zo gedetailleerd vertellen dat ieder zich kan verplaatsen in

diens positie. Vraag naar de feiten (omstandigheden, handelingen, wie, wat, waar, wanneer, hoe) en naar de beleving van deze feiten (gedachten, gevoelens). 5. Spits het voorbeeld toe op een cruciaal moment: een handeling, ervaring of oordeel van de voorbeeldgever. De beschrijving daarvan is de zogenaamde kernbewering. 6. Vraag naar de motieven voor de handeling, de gronden van de ervaring of de redenen voor de kernbewering. Hoe kwam je daarbij? Waarom vond je dat? Wat maakte dat je? Is dat wat in de casus ten grondslag lag aan je gedrag? Koppel de antwoorden op deze vragen terug naar de uitgangsvraag. Wat betekenen zij voor deze vraag? Concretiseer en preciseer de begrippen uit de uitgangsvraag aan de hand van de kernbewering en deze rechtvaardigingen. 7. Toets de rechtvaardigingen via de verplaatsing door de anderen. Zouden zij in dat voorbeeld, op dat moment, hetzelfde hebben gedaan, gedacht, gevoeld of niet? En waarom? Is dat een goede reden? Op grond waarvan geldt die redenering? Elke algemene uitspraak moet geconcretiseerd kunnen worden aan de hand van het gekozen voorbeeld. Menu Socratisch Café 072 16 van 48 8. Formuleer de essentie: Waar draait het hier om voor jou? Op welke waarden of principes is je opvatting gebaseerd? 9. Ga na in hoeverre er consensus bestaat over rechtvaardigingen en kernbeweringen. Kan iedereen met deze uitspraken instemmen? Is dit het antwoord op de uitgangsvraag? 10. Kijk terug op het gesprek. Wat beviel je? Wat vond je lastig? Gespreksregels Socratisch gesprek De onderstaande gespreksregels zijn grotendeels geformuleerd door een van de grondleggers van het hedendaagse Socratische gesprek, Gustav Heckmann. 1. In het gesprek wordt nagedacht over een fundamentele vraag op basis van wat de deelnemers ervaren hebben, niet van wat ze gelezen of gehoord hebben (geen beroep op autoriteit of op anderen). 2. Dit nadenken is een 'werkelijk-zichzelfonderzoeken'. Dat wil zeggen, wanneer een deelnemer twijfels heeft over het onderwerp dat ter discussie staat, dan moet hij die uitspreken. Maar heeft hij na zo'n zelfonderzoek geen twijfels meer, dan moet hij ook geen twijfel voorwenden (geen hypothetische gesprekken). 3. De deelnemers moeten moeite doen zich begrijpelijk uit te drukken, maar tegelijk zo beknopt zijn dat

Menu Socratisch Café 072 17 van 48 een gesprek mogelijk wordt. Dat wil zeggen, zij moeten 'het lange betoog' maar voor een andere keer bewaren (geen monologen). 4. Iedere deelnemer concentreert zich niet alleen op zijn eigen gedachten, maar spant zich ook in die van de ander te begrijpen. Om te bereiken dat nauwkeurig wederzijds begrijpen tot stand komt, kan de gespreksleider op ieder moment een deelnemer vragen in eigen woorden te herhalen wat een andere deelnemer naar voren heeft gebracht (controle van communicatie). 5. Gedachten over fundamentele vragen worden vaak in algemene of abstracte uitspraken uitgedrukt. Of iemand daarbij iets duidelijks denkt, dat wil zeggen of zijn uitspraak meer is dan woorden, blijkt pas wanneer hij in staat is het algemene of abstracte toe te lichten aan concrete, voor de deelnemers ervaarbare voorbeelden. In het gesprek wordt elke algemene of abstracte uitspraak aan deze test onderworpen (concreetheid). 6. Het onderzoek van een fundamentele vraag is niet afgesloten zolang ten aanzien van die vraag onder de gespreksdeelnemers nog elkaar tegensprekende opvattingen worden aangehangen (streven naar consensus). 7. Om overzicht te houden over het gesprek moeten de beschikbare hulpmiddelen ten volle benut worden. Dat zijn vooral het systematisch vastleggen van uitspraken en het onderscheid tussen zaakgesprek, strategiegesprek, metagesprek (methodische aanpak). Tijd: afhankelijk van de voorbereiding vijf tot vijftien uur. Aantal deelnemers: zes tot tien. Literatuur: Leonard Nelson, De socratische methode, Boom, Amsterdam 1994. Jos Kessels, Socrates op de markt, Boom Amsterdam 1997. Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties, Boom Amsterdam 2002. Jos Kessels, Het poëtisch argument, socratische gesprekken over het goede leven. Boom Amsterdam 2006. Jos Delnoij (red.), Het socratisch gesprek, Damon Budel 2003.

3.2 Socratische dialoog Een socratische dialoog is een korte variant van een socratisch gesprek. Tijdens een dialoog volgen we een vast patroon. Het gesprek begint met het opvragen en selecteren van lastige praktijkgevallen. Eén wordt er gekozen en besproken volgens het onderstaande schema. De werkwijze is zeer geschikt voor intervisie of collegiaal advies. Wel dient men voor ogen te houden, dat het bij een dialoog niet gaat om het oplossen van problemen, maar om het expliciteren, uitwisselen en aanscherpen van visies. De vier stappen in een dialoog Centraal staat een praktijkgeval, waar de verteller zelf bij is betrokken en dat hij of zij als een probleemsituatie heeft ervaren. 1 Casus, kwestie, hittepunt Vertel kort wat je ervaren hebt: a. Wat er feitelijk gebeurd is (feiten) b. Wat je zelf gedaan hebt (handeling) c. Wat de situatie voor jou persoonlijk betekent (gevoel, beleving) d. Welke vraag hier onderzocht moet worden (vraag) 2 Verheldering De anderen stellen verhelderingsvragen. 3 Verplaatsing De anderen verplaatsen zich in de schoenen van de voorbeeldgever: a. Wat zou de situatie voor jou betekenen? (gevoel, beleving) b. Wat zou jij doen als je in die situatie was? (handeling) c. Hoe zou je de gestelde vraag (1d) beantwoorden? (oordeel) d. Op grond van welke onderliggende redenen (visie) 4 De essentie Aan het eind neemt ieder een paar minuten de tijd om voor zichzelf te formuleren wat de essentie is. Waar draait het hier om? Wat gaat je het meeste aan het hart? Wat moeten wij hier ter harte nemen? Iedereen krijgt de gelegenheid het antwoord op te lezen. Menu Socratisch Café 072 18 van 48

5 De deugdelijke houding Vervolgens sta je stil bij de houding die nodig is om in zo'n situatie wijs te handelen. Ieder beantwoord daarbij de volgende vragen: a. Wat heb je hierbij onder ogen te zien? (prudentia) b. Welke moed dien je op te brengen? (fortitudo) c. Welk verlangen van jezelf heb je hier los te laten/ op te geven?(temperantia) d. Wat is nodig om alle betrokkenen recht te doen?(justitia) Tijd: afhankelijk van de voorbereiding een tot drie uur. Aantal deelnemers: vijf tot tien. Literatuur: Erik Boers, Jos Kessels, Waarom eigenlijk? Over de waarde van filosofie in organisaties. 3.3 Toveren In veel situaties ontbreekt de tijd voor een grondig Socratisch onderzoek. Toch zijn er wel mogelijkheden om zo n onderzoek in een kort tijdsbestek uit te voeren. Daarvoor hebben we de volgende, wat lossere aanpak ontwikkeld. De kunst is hier het middendeel, vragen, ervaringen en reacties, enigszins los te hanteren zonder de structuur en de tijd uit het oog te verliezen. Tijd Spreek af hoeveel tijd er besteed gaat worden aan de dialoog. Met een kleine groep en getrainde mensen is het mogelijk in een half uur een dialoog te voeren. Anders heb je al gauw een uur of langer nodig. Onderwerp Bepaal het onderwerp van het gesprek. Geef een aftrap, een inleiding over de inhoud en het belang van het onderwerp. Schrijf het onderwerp in enkele woorden op een flipover-vel. Vragen Geef ieder de gelegenheid vragen bij het onderwerp te formuleren, die in het gesprek onderzocht kunnen of moeten worden. Ervaringen Laat ieder die wil ervaringen inbrengen uit de eigen praktijk over het onderwerp. Hoe kom je het onderwerp tegen in je werk? Menu Socratisch Café 072 19 van 48

Reacties De ingebrachte ervaringen roepen reacties en reflecties op van de andere deelnemers: vragen, opmerkingen, kanttekeningen, tegenwerpingen. Zorg ervoor dat de sfeer van een gezamenlijk onderzoek bewaard blijft (geen discussie of debat). Essenties Wanneer de belangrijkste vragen en ervaringen besproken zijn en er allerlei meningen uitgewisseld zijn vraag je ieder nog eens te benoemen wat voor hem of haar de essentie van het onderwerp is. Wat gaat je hier aan je hart? Wat moeten we ons ter harte nemen? Schrijf de essenties op (notulen). Nakaarten Neem tot slot wat tijd om terug te kijken op dit gesprek. Hoe liep het? Wat vond je goed gaan? Wat zou je een volgend keer in het oog moeten houden? Tijd: een tot twee uur. Aantal deelnemers: vijf tot tien. Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties. Boom Amsterdam 2002. Menu Socratisch Café 072 20 van 48 3.4 Dilemmagesprek Het gesprek over (morele) dilemma s is oorspronkelijk ontwikkeld om integriteit en morele competenties te versterken, zowel in het management van organisaties als in het openbaar bestuur. Bewustzijn van ethische kwesties en de vaardigheid daarmee om te gaan zijn immers geen vanzelfsprekendheden. Als je er niet gericht aandacht aan besteedt kun je er niet vanuit gaan dat zij in voldoende mate aanwezig zijn. Er zijn in principe twee mogelijkheden om de integriteit van een organisatie te versterken: a. verhelderen en aanscherpen van regels en uitvaardigen van voorschriften en gedragscodes; b. medewerkers leren zelf met morele kwesties om te gaan, als onderdeel van hun professionele verantwoordelijkheid. Het dilemmagesprek richt zich op het laatste punt. Stappen 1 Een van de deelnemers brengt een vraag in, vervolgens zoekt de groep er een relevante casus bij. Of andersom, een van de deelnemers brengt een casus in met een bijbehorende vraag. Een casus is een praktijksituatie waar je zelf bij betrokken bent, die je als probleem hebt ervaren en waar niet direct een voor de hand liggende oplossing te bedenken was.

2 De anderen stellen verhelderingsvragen over de casus en de vraag die onderzocht gaat worden: wat is het kernprobleem (zie hieronder), wat is de handeling waar het om draait, wie zijn er bij betrokken, wie is aanspreekbaar, welke informatie hebben we nodig? 3 Bepaal welke argumenten pro en welke contra de betreffende handeling pleiten. 4 Maak een afweging: welke argumenten wegen het zwaarst en waarom? a. Formuleer in de conclusie van de afweging het beginsel of de waarde omwille waarvan iets het zwaarst moet wegen (zie hieronder). b. Kun je een concrete actie bepalen die recht doet aan de conclusie en zoveel mogelijk rekening houdt met de tegenargumenten? 5 Hoe voel je je nu? Ben je bereid met de beslissing naar buiten te treden? Zou je in voorkomende gevallen opnieuw zo beslissen? Past de beslissing bij wat je onder integriteit verstaat? Formulering van het kernprobleem: 1. Moet / mag 2. actor A 3. handeling X uitvoeren 4. ondanks dat...? Betrokkenen zijn al degenen die een recht of belang kunnen claimen. Aanspreekbaar zijn degenen die voor de beslissing staan c.q. als medeverantwoordelijk moeten worden beschouwd. Formulering van de conclusie: 1 Actor A 2 moet / mag 3 handeling X uitvoeren 4 ondanks dat.. 5 omwille van.. Tijd: anderhalf tot drie uur. Aantal deelnemers: vier tot zeven Literatuur: Henk van Luijk, Om redelijk gewin. Oefeningen in bedrijfsethiek. Boom Amsterdam 1993. Edgar Karssing, Morele competenties in organisaties. Van Gorcum, Assen, 2000. Menu Socratisch Café 072 21 van 48

3.5 Vraag achter de vraag Het is een teken van grote wijsheid als je een goede vraag weet te stellen. Maar meestal is het een hele klus de juiste vraag te vinden. Ook al kun je allerlei vragen bedenken, je blijft het gevoel houden dat er een vraag achter de vraag zit, een diepere, wezenlijkere vraag, een die meer de kern raakt van wat er onderzocht moet worden. Dit gesprek is bedoeld om die centrale vraag op het spoor te komen. Vaak is deze vraag uitgangspunt voor of deel van een socratisch gesprek. Maar ook als zelfstandig gesprek is het zoeken van de vraag achter de vraag heel verhelderend. Aanleiding om dit gesprek te voeren is dikwijls dat er over een thema onduidelijke of tegenstrijdige opvattingen leven: Integriteit is een van onze kernwaarde, maar eigenlijk leeft dat begrip niet binnen de organisatie ; Sommige dingen moeten centraal geregeld worden, maar er moet ook genoeg ruimte zijn voor couleur locale ; We willen mensen beoordelen, maar ook steunen in hun ontwikkeling. Menu Socratisch Café 072 22 van 48 1. Van een thema naar een vraag. Benoem het thema dat je wilt onderzoeken: integriteit, couleur locale, beoordeling, of wat het ook maar is. Formuleer het thema in de vorm van een vraag. Schrijf je vraag op. Bespreek haar met een ander. Is zij duidelijk? Is zij scherp genoeg? Lees de vragen voor aan elkaar. Zij zijn het ruwe materiaal dat in de volgende stappen wordt fijn geslepen. Soms zijn eerste vragen al heel scherp. Maar vaak ook zijn ze niet meer dan het thema met een vraagteken erachter: Wat is integriteit?, Wat verstaan we onder couleur locale? Dat is niet erg behulpzaam. Wat iets betekent en wat wij eronder verstaan is precies wat we willen onderzoeken in het navolgende gesprek. Het is dus niet nodig om dat in de vraag op te nemen. 2. Van een vraag met allerlei toevoegingen naar een vraag met twee begrippen die op gespannen voet staan met elkaar. Herformuleer de vraag zo dat zij uit twee componenten bestaat die een zekere wrijving hebben. Is integriteit doen wat van je verwacht wordt? Hoe kun je er voor zorgen dat je iemand wel beoordeelt maar ook rekening houdt met zijn persoonlijke ontwikkeling? Je kan het wrijvingsbegrip vinden door het dominante thema te confronteren met een tweede thema dat ook van belang is, maar dat niet naadloos aansluit bij het eerste. 3. Van een vraag met twee begrippen naar een vraag met één begrip en één handelingswerkwoord. Een fundamentele vraag is niet perse een beschouwende vraag, een vraag waarbij je als toeschouwer naar de samenleving kijkt en je met de handen op de rug afvraagt welke kant het uit gaat of zou moeten gaan. ( Als

de norm er is, komt de moraal dan vanzelf? )Integendeel, voor een socratisch gesprek is een handelingsgerichte vraag van belang. We onderzoeken immers ons eigen handelen. De vraag moet ons dus op het spoor zetten van het eigen handelen. Voorbeeld: In hoeverre mag je persoonlijke relaties een rol laten spelen in contacten met cliënten? Hoe doe je iemand recht bij de beoordeling van zijn persoonlijke functioneren? Literatuur: Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert, Vrije ruimte, filosoferen in organisaties, Boom Amsterdam 2002. Willem Verhoeven, Henk IJsselsteijn, De kunst van het vragen stellen. Associatie voor Coaching, Aarle Rixtel 1997. 4. Van een vraag met veel woorden naar een vraag met maximaal zeven woorden. Uitgangsvragen voor een socratisch gesprek kunnen niet kort genoeg zijn. Het summum is een vraag met maar twee woorden: een werkwoord en een zelfstandig naamwoord (veroudert kennis?, helpt geloof?, loont moed?). Neem als vuistregel dat een vraag maximaal zeven woorden mag kennen. Zij moeten, wanneer een gemeenschappelijke context gegeven is, de kern raken van wat je wilt onderzoeken. Voorbeelden: Mag je persoonlijke relaties voeden? Hoe doe je iemand recht bij beoordeling? Tijd: drie uur Aantal deelnemers: vier tot tien Menu Socratisch Café 072 23 van 48

4 Schijn of werkelijkheid 4.1 Illusie onderzoek Mensen vinden wat ze vinden heel gewoon. Daarom vinden ze het. Filosofie is het onderzoek naar de grond voor wat we vinden. Het kan immers een illusie zijn. We vinden het gemakkelijk om zulke illusies bij anderen aan te wijzen. Maar hoe zit het bij onszelf? Heeft ieder van ons niet zijn eigen illusies die hij koestert? Nietzsche is de grootmeester van het illusie-onderzoek. Zijn boek Afgodenschemering. Of hoe men met de hamer filosofeert (1889) is er een demonstratie van. Nietzsche doet dit onderzoek alleen. Stappen 1 Ga bij jezelf na welke opvatting je enerzijds dierbaar is, maar anderzijds een illusie zou kunnen (blijken) te zijn. Een aanwijzing daarvoor is de herinnering aan een moment waarop je tegen jezelf zei: Maar is dat wel zo? Voorbeelden: Mijn bevlogenheid is bepalend voor de onderwijsvernieuwing in mijn school, zegt een schooldirecteur. Je moet altijd met mensen in gesprek blijven,zegt iemand over de ruzie met zijn buren. 2 Wissel de gekozen opvattingen uit en laat ieder een korte toelichting geven. Kies er één uit voor een gezamenlijk onderzoek door de groep. Menu Socratisch Café 072 24 van 48 3 Kijk of de formulering van de opvatting moet worden aangescherpt. Maak haar zo scherp dat het loont om haar te onderzoeken, te demonteren en zo nodig te bestrijden. 4 Vergroot de opvatting eens uit, tot een universele leefregel. Hoe luidt hij dan? 5 Wat staat er op het spel? Wat dreigt er door het geloof in deze opvatting verloren te gaan? Wat verdwijnt van de kaart? Wat wordt er opgeofferd? 6 Wat is het perspectief, het blikveld van waaruit deze opvatting vertrekt? Wat is de vooringenomenheid die in deze perspectiefkeuze zit? 7 Waaraan mag volgens deze opvatting niet worden getwijfeld? Welke leugen staat buiten kijf, omdat hij levensnoodzakelijk is? 8 Kijk ook eens naar de volgende vragen. Welke fixatie zit in deze opvatting? Welke verandering of veranderlijkheid in de wereld wordt ontkend? Wat mag niet worden vernieuwd? Welke oude waarden moeten behouden blijven? 9 Welk praktisch (levens-)experiment kan worden ondernomen om aan te tonen dat de opvatting een illusie is? 10 Wat is je conclusie: voel je je door dit onderzoek gesterkt in de opvatting? Of zijn delen ervan een illusie gebleken?

Tijd: anderhalf tot drie uur. Aantal deelnemers: Wij raden aan het gezamenlijk te doen, in een kleine groep (niet meer dan ca. 8 deelnemers). Literatuur: Friedrich Nietzsche, Afgodenschemering. Of hoe men met de hamer filosofeert, Arbeiderspers, Amsterdam 1997. Nietzsche, Waarheid en cultuur, Boom Amsterdam 2003. 4.2 Maar is dat wel zo? Net als het voorgaande gesprek, het illusie-onderzoek, is ook dit gesprek erop gericht mogelijke illusies op het spoor te komen. Illusies zijn listige dingen. De filosoof Levinas denkt dat je daarin onmogelijk je eigen kritische instantie kunt zijn, althans grotendeels niet. Volgens hem is er een kracht van buiten nodig om de voortrazende rationaliteit, al is het maar voor een moment, tot de orde te roepen. Voor Levinas kan een ander mens als zodanig fungeren. Daar waar wij onze goedbedoelde, rationeel verantwoorde, opvattingen en schema s over anderen uitstorten, kan zich plotseling het verdriet tonen van zo n ander die geacht wordt mee te lopen in onze schema s. Als deze confrontatie de vraag losmaakt Waar ben ik eigenlijk mee bezig? of Is het wel zo, zoals ik denk dat het is?, dan zijn we mogelijk een illusie op het spoor. 1 Ga voor jezelf na: waar ben je in de positie geweest dat je mede voor anderen moest denken, plannen, schema s opstellen, beleid formuleren? (bijvoorbeeld als ouder, als verzorger, als leidinggevende, als adviseur) 2 Ben je in die situatie geconfronteerd geweest met, al dan niet vage, weerstand of twijfel of verdriet van anderen (bijvoorbeeld kinderen, patiënten, Menu Socratisch Café 072 25 van 48

medewerkers, klanten) die geacht werden in jouw plannen mee te lopen? 3 Heb je je daarbij, al was het maar voor een paar seconden, afgevraagd: waar ben ik eigenlijk mee bezig?, of waarom moet het eigenlijk zo? of loop ik nu over anderen heen?. 4 Voelde dat aan als schaamte voor je eigen ideeën, ook al waren ze goed doordacht en goed bedoeld? 5 Probeer het gevoel van schaamte, dat de sleutel is tot de illusie, onder woorden te brengen. 6 Heeft die confrontatie je in staat gesteld om bepaalde eigen ideeën ter discussie te stellen en nieuwe ideeën toe te laten? 7 Wissel in het gesprek uit: de situatie, de schaamte, de mogelijke illusie. Kun je bepalen of het werkelijk een illusie is? Tijd: anderhalf tot drie uur Aantal deelnemers: drie tot zeven Literatuur: Naud van der Ven, Schaamte en verandering. Denken over organisatieverandering in het licht van de filosofie van Emmanuel Levinas. Uitgeverij Klement, Kampen. 4.3 Omkeringen Er zijn veel psychologische en therapeutische gespreksmethoden die verwantschap vertonen met het socratische gesprek: zij gaan op zoek naar zogenaamde belemmerende overtuigingen en toetsen die op hun waarheidsgehalte. Vaak zijn zij ontleend aan het klassieke gedachtegoed van de stoïcijnen. We raken niet verstoord door wat er om ons heen gebeurt, maar door onze gedachten erover, zegt Epictetus. Eén van die methoden is Het werk van Byron Katie. Zij heeft een eenvoudige manier ontwikkeld om te onderzoeken of het wel allemaal klopt wat er in je hoofd omgaat. Het gaat bij haar om een tweegesprek, tussen een begeleider en een cliënt, met een therapeutisch doel. Maar ook zonder die rolverdeling en zonder dat therapeutische doel, puur als onderzoeksgesprek over levenskunst, is het een interessante vorm. Het geeft zicht op de criteria van meesterschap en je vormt krachtige beelden van wat goed leven is in een lastige situatie. Het gesprek begint met het zoeken van een oordeel: van wie of wat raak je in de stress, wie roept je irritatie, teleurstelling, verwarring of ontstemdheid op? Schrijf op wat het is dat je niet bevalt. Wat zou die persoon moeten doen? Wat zou hij juist niet moeten doen? Wat vind je dat er aan hem Menu Socratisch Café 072 26 van 48

of haar zou moeten veranderen? Schrijf dat in enkele korte zinnen op. Schrijf ook op wat je van hem of haar vindt, wat je nodig hebt van die persoon, wat je nooit meer met hem zou willen meemaken enz. Neem telkens een persoon als uitgangspunt van gesprek en toets diens uitspraken door er achtereenvolgens vier vragen over te stellen: 1 Is het waar? 2 Kun je zeker weten dat het waar is? 3 Wat zijn de gevolgen als je deze gedachte gelooft? 4 Wie zou je zijn zonder die gedachte? Vervolgens keer je de uitspraken om. Vul je eigen naam in op de plek waar de ander staat, schrijf ik in plaats van hij of zij. Misschien zie je meerdere omkeringen in één zin. Vraag je af of de omgekeerde uitspraak net zo waar is, of misschien meer waar, dan de oorspronkelijke. De omkering is het centrale deel van Het werk van Byron Katie. Zolang je denkt dat de oorzaak van je probleem ergens anders ligt, dat iemand of iets anders verantwoordelijk is voor jouw lijden, is de situatie hopeloos. Dat houdt in dat je voor altijd vastzit in de rol van slachtoffer, dat je lijdt in het paradijs. Breng de waarheid dus terug bij jezelf en begin jezelf te bevrijden. Het onderzoek in combinatie met de omkering is de snelste weg naar zelfbewustzijn. Tijd: twee tot drie uur Aantal deelnemers: twee tot vier Literatuur: Byron Katie, Vier vragen die je leven veranderen, Het Spectrum, Utrecht 2002. Menu Socratisch Café 072 27 van 48

4.4 Ware vriendschap Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol tanden. Wie noem je vriend? Degene die genegenheid heeft voor jou? Of degene naar wie jouw genegenheid uitgaat?of is er alleen sprake van vriendschap bij wederkerigheid? Nee. Want jonge kinderen zijn nog niet in staat van iemand te houden, zegt Socrates in de Lysis, soms haten ze zelfs hun vader en moeder en moeten die hen corrigeren. En toch, op datzelfde ogenblik zijn zij, ondanks hun haat, de beste vrienden van hun ouders. Ouders zijn het meest gehecht aan hun kinderen. Of is dat geen vriendschap? Maar wat is dan het verschil tussen geliefden, vrienden en kennissen? En bovenal, wat zijn echte vrienden, waaraan herken je de ware vriendschap? Aristoteles onderscheidt drie vormen van vriendschap, naargelang zij is gericht op 1 het nuttige (voordeelvriendschap) 2 het aangename (genotsvriendschap) 3 het goede (karaktervriendschap) Vriendschap is in zijn opvatting te definiëren als elkaar het goede toewensen omwille van het nuttige, het aangename of het goede. De laatste vorm beschouwt Aristoteles als de hoogste vorm van vriendschap. Daarnaast ziet hij nog een vierde vorm van verbinding of gehechtheid, de burgervriendschap, die gericht is op het algemeen belang. Deze is voorwaarde voor de sociale cohesie in een gemeenschap of organisatie. Volgens Aristoteles is vriendschap te beschouwen als de hoogste deugd, nog hoger dan rechtvaardigheid. Vriendschap is een vorm van optimaal functioneren of gaat hiermee gepaard. Niemand zou zonder vrienden willen leven, ook al is hij in het bezit van al het andere dat goed is. En wanneer mensen vrienden zijn, bestaat er geen enkele behoefte aan rechtvaardigheid. Maar is men rechtvaardig, dan heeft men nog wel steeds behoefte aan vriendschap. (Nicomachische Ethiek) Uitgangspunt van het gesprek is de vraag wat ware vriendschap is. Menu Socratisch Café 072 28 van 48

Enkele hulpvragen: 1 Hoeveel vrienden heb je op het ogenblik? (Maak een sociogram van vriendschappen en relaties: zet jezelf in het midden, teken anderen er omheen, bepaal de afstand en het soort relatie.) 2 Welke soorten vriendschap onderscheid je zelf? 3 Waarom heb je de vrienden die je hebt en niet andere? 4 Wat is voor jou het verschil tussen een vriend, een minnaar en een kennis? 5 Is vriendschap altijd wederkerig? 6 Zou je willen dat je het zonder vrienden kon stellen? 7 Hou je er een hond op na als vriend? 8 Wie nodig je uit voor het besloten feest bij het afscheid van je huidige werkkring? 9 Hoeveel vriendschap kan een organisatie verdragen? 10 Wat doe je met vrienden? 11 Is vriendschap tussen mannen en vrouwen mogelijk? 12 Kun je in het geheim met iemand bevriend zijn? 13 Zijn mensen die van hetzelfde houden per se elkaars vriend? 14 Beschouw je jezelf als een goede vriend? 15 Zijn er vijanden met wie je in het geheim vrienden zou willen worden? Menu Socratisch Café 072 29 van 48 16 Is het voor vriendschap van belang dat je je politiek grosso modo op één lijn bevindt? 17 Hoe groot kan het leeftijdsverschil zijn bij vriendschap? 18 Moet je voor vriendschap het openlijk oneens kunnen zijn? 19 Moet je raakpunten hebben in enthousiasme? 20 Kun je vriendschap ontwikkelen? Hoe dan? Tijd: twee tot drie uur Aantal deelnemers: drie tot zeven Literatuur: Aristoteles, Ethica Nicomachea. Historische Uitgeverij Groningen, 1999. Cicero, Over ouderdom & Over vriendschap. Ambo, 1999.