Hergebruiksbeleid voor grond als bodem in de gemeente Nieuwkoop. datum vrijgave beschrijving revisie 1 goedkeuring vrijgave

Vergelijkbare documenten
Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

BODEMBEHEERPLAN Hergebruikbeleid (licht verontreinigde) grond als bodem in gemeente Kampen

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

Besluit Bodemkwaliteit Flevoland

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

Hergebruik van grond in Dordrecht

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Vergelijking Actief Bodembeheer Limburg en Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Een notitie van de Beleidsgroep Bodembeheer Limburg

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART

Bijlage 1: Normering Regeling bodemkwaliteit (inclusief gewijzigde normen per april 2009)

Bodembeheerplan (grondverzetplan) Haarlemmermeer

Bodembeheerplan Zuidwest Fryslân Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel, Nijefurd en Wûnseradiel

Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten

Omgaan met vrijkomende grond. Notitie. Gemeente Heumen

Begrippen en gebruikte afkortingen

Handreiking bodemonderzoek gemeente Smallingerland

HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit

de heer S.P. Schimmel Postbus HB Tiel Geachte heer Schimmel,

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer

Cursus BKK Milieuadviesdienst 1

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND

Gemeente ř Bergen op Zoom

Wijzigingsblad bij de nota bodembeheer gemeente Den Helder versie mei 2012

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

De Ruiter Boringen en Bemalingen bv

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport Legenda. Bodemlocaties

Handreiking Grondverzet

G R O N D V E R Z E T m e t b o d e m k w a l i t e i t s k a a r t e n

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Postbus AG DELFT Delftechpark XJ DELFT tel fax Bodembeheerplan gemeente Amersfoort.

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

Aan: Provincie Utrecht Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer t.a.v. de heer E. Koevoets. Postbus TH Utrecht. Geachte heer Koevoets,

Wilhelminapark!23!! Haarlem!

mi in HI ui in iii iii nu i Raad d.d.\u <( l^> Aan de gemeenteraad Agendapunt: 6.1/ Documentnr.: RV Roden, 9 januari 2013 Onderwerp

Bodemkwaliteitskaart

=287(/$1'(karakterisering dorpskern voor bodemkwaliteitszone s

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baambrugse Zuwe 73 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) 1. Inleiding

Nota Bodembeheer Helmond

Rapport Partijkeuring grond (in-situ) Strijpweg te Tull en 't Waal

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

Gemeente Wierden. Bodemkwaliteitskaart wegbermen en buitengebied gemeente Wierden

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

* *

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

HANDREIKING GRONDVERZET

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

NOTITIE. 1. Inleiding. 2. Beleidsruimte. Gemeente Bunnik. J. Neyssen

TOELICHTING BESLUIT BODEMKWALITEIT

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging

Bodembeheerplan gemeente s-hertogenbosch

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging


Rapport Historisch onderzoek Kruishoeveweg 1 te Vught

sectorplan Ernstig verontreinigde grond

I I I. Gemeente Heerde.

Voorstel aan het college van burgemeester en wethouders

Bodembeheerplan Gemeente Den Haag

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Oudhuijzerweg 65 Wilnis, gemeente De Ronde Venen

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Goed en zo makkelijk mogelijk aan de slag met grond

Spelregels grondverzet

1 Inleiding. Aan: Stichting Woonvoorziening Kockengen T.a.v. P.J.R. de Jong Snoeksloot HL Houten. Geachte heer De Jong,

Deze toelichting op de meldingenprocedure bestaat uit twee delen:

Programma uur: Ontvangst

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

Bodemkwaliteitskaart gemeente Twenterand

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties

Veldgids Bodembeheer Regio NO-Brabant

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging

GEMEENTE. Hierbij ontvangt u het Besluit instemming evaluatieverslag dat op deze verontreiniging betrekking heeft.

stappen Kenmerken Gebieds indeling Toelichting

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

2015/ gemeente Zaanstad Vakspecialisten. Bij de aanvraag zijn ter beoordeling de volgende rapporten gevoegd:

MILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III

BESCHIKKING / CHK

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden.

Legenda Plangebied (Toemaakdek beheergebied ODWH) Gemeentegrenzen Toemaakdek binnen plangebied Toemaakdek buiten plangebied

omgevingsdienst HAAGLANDEN

MARMOS Bodemmanagement

advies- en ingenieursbureau RPS 11 april 2013, Den Bosch Peter Moerman Peter Broers rps.nl


Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen

Actualiserend historisch onderzoek Park Triangel Waddinxveen

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage

- beschikking. ernst en urgentie bodemverontreiniging Amersfoortseweg 9 Bunschoten

1 Inleiding. 2 Beschikking. KDK Project Vof T.a.v. de heer W.J.M. Visscher Postbus AA Volendam. Geachte heer Visscher,

Transcriptie:

Bodembeheerplan Hergebruiksbeleid voor grond als bodem in de gemeente projectnr. 140817 revisie 1 september 2005 Auteurs Ir. C. van Muiswinkel Ir. A. Koomen Opdrachtgever Gemeente Afdeling VROM Postbus 17 2420 AA NIEUWKOOP datum vrijgave beschrijving revisie 1 goedkeuring vrijgave Opmerkingen over Ir. A. Koomen revisie 0 verwerkt Ir. C. van Muiswinkel Ir. R. J. C. Walet

Gemeente Inhoud Blz. 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding bodembeheerplan 3 1.2 Doel en reikwijdte bodembeheerplan 3 1.3 Status en geldigheidsduur 5 1.4 Aansprakelijkheidsclausule 5 2 Uitgangspunten hergebruik grond 6 2.1 Gemeentelijk beleid voor actief bodembeheer 6 2.1.1 Algemene uitgangspunten 6 2.1.2 Volgorde toepassen (licht verontreinigde) grond 6 2.1.3 Nadere uitwerking toepassing grond en baggerspecie 7 2.2 Provinciaal hergebruikbeleid 9 2.3 MVG - en Bsb - procedure 10 2.4 Actuele bodemkwaliteit (bodemkwaliteitskaart) 10 2.4.1 Twee kaarten samengevoegd 10 3 Hergebruik grond conform MVG-procedure 13 3.1 Wanneer geldt de MVG-procedure? 13 3.2 Uitgangspunten MVG 13 3.3 Procedure vaststellen mogelijkheden hergebruik 15 3.4 Stroomschema hergebruik grond 15 3.4.1 Het stroomschema 15 3.4.2 Toets herkomst 16 3.4.3 Toets stand-still-beginsel 17 3.4.4 Vergelijkbaarheid en grondverzet 18 4 Meldingen 21 4.1 Wanneer en waarom melden onder MVG 21 4.2 Opstellen en indienen melding MVG 21 4.3 Beoordeling melding MVG 21 4.4 Registratie melding 22 4.5 Transport 22 5 Toezicht en handhaving 23 5.1 Regels van procedurele aard voor hergebruik grond als bodem 23 5.2 Handhavingsmomenten 23 6 Organisatie, communicatie en evaluatie 24 6.1 Gemeente als private partij 24 6.2 Organisatie, communicatie en evaluatie MVG 25 blad 1 van 26

Gemeente Bijlagen 1 Zoneringskaart bodemkwaliteit gemeente - bovengrond 2 Zoneringskaart bodemkwaliteit gemeente - ondergrond 3 Eisen aan grond (kwaliteit schone grond, categorie 1 en 2 grond) 4 Stroomschema toepassen grond 5 Grondstromenmatrix 6 Damborden en berekende statistieken voor de bodemkwaliteitszones 7 Eisen aan partijkeuring 8 Meldingsformulier toepassen (licht verontreinigde) grond als bodem in gemeente (MVG) 9 Checklist controle in vrije veld blad 2 van 26

Gemeente 1 Inleiding 1.1 Aanleiding bodembeheerplan In opdracht van gemeente heeft Ingenieursbureau Oranjewoud een bodembeheerplan, behorend bij de bodemkwaliteitskaart, opgesteld voor het landelijk en stedelijk gebied van de gemeente. De gemeente krijgt steeds meer verantwoordelijkheid voor het realiseren van duurzaam bodemgebruik en de uitvoering van de bodemtaken (bijvoorbeeld Bouwstoffenbesluit, landsdekkend beeld, informatieverstrekking en ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing)). Daarnaast treden er op bodemgebied steeds meer situaties op waarbij de gemeente profijt kan hebben van een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan. Hiervoor is het noodzakelijk meer inzicht te hebben in de bodemkwaliteit. De gemeente heeft daarom haar bodeminformatiesysteem gevuld met onderzoeksgegevens en een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Thans is het bijbehorende bodembeheerplan opgesteld. Hiermee realiseert de gemeente de doelstelling uit het derde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3), het landsdekkend beeld 2005. Hierbij heeft de gemeente het stappenplan uit Bodem in beeld 2005 (BIB 2005) van de provincie Zuid-Holland gevolgd. In het bodembeheerplan is het uitvoeringsbeleid voor het gebruik van grond als bodem (Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet) opgenomen. De provincie Zuid-Holland heeft vorig jaar een bodemkwaliteitskaart voor het landelijk gebied gemaakt (december 2004). In dit bodembeheerplan zijn daarom ook de regels voor grondverzet in het landelijk gebied en tussen landelijk gebied en stedelijk gebied in opgenomen. 1.2 Doel en reikwijdte bodembeheerplan Doel Het doel van dit bodembeheerplan is het geven van concrete richtlijnen voor optimaal hergebruik van (licht verontreinigde) grond, binnen de wettelijke milieuhygiënische randvoorwaarden. Doel van het hergebruik is het gebruik van primaire grondstoffen te beperken en kosten te besparen. Waarvoor geldt het bodembeheerplan Het bodembeheerplan heeft betrekking op het grondgebied van de gemeente. Het se Plassengebied is niet gezoneerd door de provincie, het bodembeheerplan is hier dan ook niet van toepassing. Het bodembeheerplan gaat over de mogelijkheden voor (her)gebruik van schone en licht verontreinigde grond als bodem conform de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG). blad 3 van 26

Gemeente In het bodembeheerplan zijn tevens de regels voor het toepassen van ongerijpte baggerspecie in opgenomen. Voor gerijpte specie gelden dezelfde regels als voor grond. Voor hergebruik van schone grond en van licht verontreinigde grond in werken heeft de gemeente beleid voor het Bouwstoffenbesluit ontwikkeld (Implementatieplan Bouwstoffenbesluit). De scope van het bodembeheerplan is gevisualiseerd in tabel 1.2. Tabel 1.2. Afbakening bodembeheerplan Milieuhygiënische kwaliteit van de her te gebruiken grond Toepassingsmogelijkheden van de te gebruiken grond Wettelijk kader Schone grond en natte ongerijpte specie klasse 0 Licht verontreinigde grond en natte ongerijpte specie klasse 1 en 2 Multifunctioneel In werken In grondwerken die bodem worden Bsb, Wbb, Wvo, Wm*, MVG Ernstig verontreinigde grond Niet toepasbaar Bsb MVG, Wbb, Wm* diversen Bsb = Bouwstoffenbesluit Wbb = Wet bodembescherming Wvo = Wet verontreiniging oppervlaktewater MVG = Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet * besluit stortverbod buiten inrichtingen De volgende situaties vallen buiten de context van het Bodembeheerplan: de aanpak van verontreinigingssituaties op verdachte locaties (Wbb); het herschikken van sterk verontreinigde grond (Wbb); nieuwe verontreinigingen die zijn ontstaan na 1987 (zorgplichtbeginsel Wbb). Dieptetraject en stoffen waarvoor kengetallen zijn berekend De kentallen zijn berekend voor de laag tot 2 m -mv. (met onderscheid van bovengrond en ondergrond). De kwaliteit van de laag dieper dan 2 m -mv. wordt gelijk gesteld aan de laag van 0,5-2 m -mv. Dat betekent dat grondverzet dieper dan 2 m -mv. ook op basis van de kaart kan gebeuren. De achtergrondgehalten van 11 stoffen uit het NEN-5740-pakket (grond) zijn bepaald: metalen (arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink), PAK, EOX en minerale olie. Voor minerale olie wordt conform het provinciale beleid een drempelwaarde van 100 mg/kg als achtergrondwaarde gehanteerd. Ook voor de groepsparameter EOX zijn geen achtergrondwaarden berekend omdat deze parameter alleen een triggerfunctie heeft. Door het bepalen van EOX wordt een mogelijke aanwezigheid van extraheerbare organische halogenen gesignaleerd en niet een specifieke stof. blad 4 van 26

Gemeente 1.3 Status en geldigheidsduur De bodemkwaliteitskaarten en het bodembeheerplan treden in werking nadat deze door het College van Burgemeester en Wethouders zijn vastgesteld en de ter inzage termijnen van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn verstreken. De bodemkwaliteitskaart is in beginsel geldig voor een periode van maximaal 5 jaar. Indien er meer dan 25 % aanvullende gegevens verkregen zijn, dient nagegaan te worden of de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan herzien moeten worden. Herziening kan ook nodig zijn als wijziging in wetgeving hiertoe aanleiding geeft. 1.4 Aansprakelijkheidsclausule De bodemkwaliteitskaart geeft geen garanties voor de kwaliteit van een partij grond. De eindverantwoordelijkheid voor de toepassing van licht verontreinigde grond blijft bij de eigenaar of erfpachter van het terrein waar de grond wordt toegepast. De gemeente is niet aansprakelijk voor schade die voortkomt uit het hergebruik van grond. blad 5 van 26

Gemeente 2 Uitgangspunten hergebruik grond 2.1 Gemeentelijk beleid voor actief bodembeheer 2.1.1 Algemene uitgangspunten De gemeente voert voor grondgebruik en grondverzet Actief bodembeheer met als doel een duurzaam bodemgebruik. Hiervoor gelden de volgende algemene uitgangspunten: 1. De belangrijkste randvoorwaarde voor hergebruik van grond volgens het beleidskader van Actief bodembeheer betreft het stand-still-beginsel. Dit betekent dat hergebruik niet mag leiden tot achteruitgang van de huidige bodemkwaliteit. Grond die wordt hergebruikt dient qua verontreiniging van vergelijkbare of betere kwaliteit te zijn dan de bodemkwaliteit van het ontvangende perceel. 2. Hergebruik van licht verontreinigde grond mag daarnaast niet leiden tot (gezondheids)risico's bij het huidige of toekomstige gebruik van de bodem of tot verspreidingsrisico's. 3. Een laatste algemeen uitgangspunt is dat grond die meer verontreinigd is dan de interventiewaarde niet in aanmerking komt voor hergebruik volgens de Vrijstellingsregeling Grondverzet. 2.1.2 Volgorde toepassen (licht verontreinigde) grond Om actief bodembeheer in de praktijk te realiseren wordt een vaste volgorde aangehouden voor het toepassen van (licht verontreinigde) grond. In de nota 'Grond grondig bekeken' is een voorkeursvolgorde opgesteld, gebaseerd op de ladder van Lansink. In hoofdlijnen bestaat deze volgorde uit: 1. preventie (niet nader uitgewerkt in dit plan) 2. hergebruik als bodem (zie hoofdstuk 3) 3. hergebruik als werk (niet nader uitgewerkt in dit plan, valt onder het Bouwstoffenbesluit) 4. reiniging tot schone grond of een toepasbaar product (niet nader uitgewerkt in dit plan) 5. toepassing op een stortplaats (niet nader uitgewerkt in dit plan) Deze voorkeursvolgorde is in als volgt ingevuld: Grondverzet dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Dit kan door in een vroeg stadium van de besluitvorming, bijvoorbeeld bij de voorbereiding van nieuwbouwprojecten of het maken van een bestek, hiermee rekening te houden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een ontwerp waarbij er zo min mogelijk grond vergraven en verplaatst moet worden. Als grondverzet niet is te voorkomen, gaat de voorkeur uit naar hergebruik van de grond binnen de locatie. Met andere woorden, er wordt gestreefd naar een gesloten grondbalans. blad 6 van 26

Gemeente Indien hergebruik als bodem binnen de locatie niet mogelijk is, wordt de voorkeur gegeven aan hergebruik als bodem binnen een deelgebied met een gelijke of een mindere kwaliteit. Indien ook dit niet mogelijk is, komt hergebruik van de grond in een werk aan de orde conform het Bouwstoffenbesluit. Tenslotte kan afvoer van grond plaatsvinden naar een grondbank, waarbij het de voorkeur verdient dat de grond wordt hergebruikt in een werk in plaats van het reinigen of storten. 2.1.3 Nadere uitwerking toepassing grond en baggerspecie Grond met verschillende fysische samenstelling Het kan zijn dat grond afkomstig van twee verschillende zones van vergelijkbare chemische samenstelling is (en onderling toepasbaar). De grond uit de twee zones kan echter een verschillende fysische samenstelling hebben, bijvoorbeeld klei en veen. Hergebruik is dan volgens de regels van dit bodembeheerplan toegestaan. Het kan echter om landschappelijke, natuur-ecologishe of civiele redenen wenselijk zijn het hergebruik toch niet toe te staan. Op projectniveau kan de gemeente hiervoor nadere regels stellen. Schone grond Schone grond kan zonder melding aan het bevoegd gezag multifunctioneel worden toegepast. Een partijkeuring of een NEN 5740 onderzoek (toetsing schone grond) moet uitwijzen of sprake is van schone grond. Nadere eisen aan schone grond zijn opgenomen in bijlage 3. Regels voor toepassen natte specie Er zijn een aantal regels die gelden voor natte specie die bijvoorbeeld bij onderhoudswerk van watergangen vrijkomt. De klasse van de specie wordt vastgesteld volgens de NEN 5720 of de Nota Uitwerking Baggerbeleid III van de provincie Zuid-Holland (2004). In specifiek gevallen kan er echter ook sprake zijn van maatwerk. De regels voor onderhoudsbagger zijn als volgt: Schone baggerspecie (klasse 0) mag vrij worden verspreid. Onderhoudsbaggerspecie klasse 1 mag op het aan de watergang grenzende perceel worden verspreid en baggerspecie klasse 2 binnen twintig meter van de kant op het aangrenzende perceel. Dit is geregeld in het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen en is ook verwoord in de nota "Spitten met Kwaliteit II" van de provincie. Klasse 3 en 4 specie kunnen niet zonder meer worden toegepast. Voor het toepassen van de klasse 1 en 2 specie is het niet altijd mogelijk direct aangrenzend aan de plaats waar wordt gebaggerd de specie te verspreiden. De mogelijkheid bestaat dan om in overleg met de gemeente en grondeigenaren wel langs dezelfde watergang maar op een ander perceel te verspreiden. Hiermee wordt aangesloten bij de circulaire inzake onderhoudsbaggerspecie van juni 2005 (ministerie van VROM). Conform deze circulaire bestaat de mogelijkheid om behalve gerijpte specie (zie hieronder) ook natte specie conform de regels van dit bodembeheerplan (en dus de Vrijstellingsregeling Grondverzet) als bodem toe te passen. Dat betekent dat behalve klasse 0, 1 en 2 in voorkomende gevallen ook toepassing van klasse 3 specie mogelijk is wanneer de gemeten gehalten in de specie voldoen aan de eisen. blad 7 van 26

Gemeente Daarnaast is in bijzondere gevallen ontheffing van het stortverbod buiten inrichtingen mogelijk (bijvoorbeeld buiten de 20 meter grens voor klasse 2 specie). Dit valt buiten de scope van het bodembeheerplan en is altijd maatwerk. Voor het hergebruiken van baggerspecie worden de diverse mogelijkheden in de "Handreiking verspreiding en toepassing van bagger" (Oranjewoud en Menkander, 2004) nader uitgewerkt. Regels voor toepassen gerijpte baggerspecie Voor gerijpte specie gelden dezelfde regels als voor grond. Projecten waarbij specie wordt gerijpt die vervolgens als grond moet worden toegepast, bijvoorbeeld voor natuurontwikkeling, zijn maatwerk. In het kader van het gebiedsbelang kan het nodig en tegelijk verantwoord zijn om, gemotiveerd, af te wijken van beleidsregels. Dit wordt per project vastgesteld. Gesloten grondbalans - tijdelijke uitname - hergebruiken op of nabij In het Bouwstoffenbesluit (en van daaruit ook de Vrijstellingsregeling grondverzet) is geregeld dat zolang grond: na uitname uit een werk weer in het werk wordt toegepast ('tijdelijke uitname') of na uitname uit de bodem op of nabij de locatie weer wordt hergebruikt ('hergebruiken op of nabij') de regels van het Bouwstoffenbesluit niet van toepassing zijn. Men spreekt dan ook wel over 'het werken met een gesloten grondbalans'. (NB 'werk' volgens definitie van het Bouwstoffenbesluit, dus niet een hele woonwijk die wordt gereconstrueerd) De regels die gelden voor 'tijdelijke uitname' en 'hergebruiken op of nabij' zijn opgenomen in bijlage 2 van de HUM-grondstromen (Ministerie van VROM, juni 2003). Hergebruik van grond als bodem of in een werk Naast het hergebruik van licht verontreinigde grond in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet kan grond ook worden hergebruikt in een werk, in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Zie hiervoor het beleid voor het Bouwstoffenbesluit in de gemeente. Ernstig vervuilde grond Hergebruik van ernstig / sterk verontreinigde grond is niet toegestaan. Wanneer sprake is van gebiedseigen verontreiniging en de gehalten liggen boven de criteria van hergebruik, dan kan de gemeente uitsluitend herrangschikken van deze grond binnen de locatie toestaan. Herrangschikken van ernstig verontreinigde grond binnen een saneringsgeval moet in een saneringsplan worden geregeld. Indien ernstig / sterk verontreinigde grond afkomstig van een saneringslocatie niet kan worden hergerangschikt, dan wordt deze grond gereinigd of, als dat niet kan, op een stortplaats gestort. Dempen van sloten en ophoging Over het dempen van sloten en het realiseren van ophogingen op bouwterreinen bestaat soms onduidelijkheid. De gemeente volgt het landelijke beleid en de uitwerking daarvan. blad 8 van 26

Gemeente Kort samengevat mag in : Alleen schone grond of grond die voldoet aan de voorwaarden voor hergebruik (vergelijkbare kwaliteit) worden gebruikt voor het dempen van sloten en het maken van ophogingen. Vrijstellingsregeling Grondverzet In de Vrijstellingsregeling Grondverzet is het volgende opgenomen. Een grondwerk = een werk waarin geen andere bouwstof dan grond is verwerkt, niet zijnde een geluidswal of een windwal. De MVG verleent vrijstelling voor het gebruik van licht verontreinigde grond in een grondwerk voor zover dit gebruik plaats vindt in een gebied waarvoor een bodemkwaliteitskaart is opgesteld. De grond die wordt gebruikt dient van vergelijkbare kwaliteit of van betere kwaliteit dan de kwaliteit van de bodem ter plaatse te zijn. Hergebruik van grond als bodem in het kader van de MVG beoogt de grond definitief weer onderdeel van de bodem te laten worden. Het gaat hierbij doorgaans om aanvullingen of ophogingen van de bodem in het belang van de woningbouw, industrievestiging, aanleg van infrastructuur of natuurontwikkeling. Het dempen van sloten is hier ook een goed voorbeeld van. Bouwstoffenbesluit In de nota van toelichting van het Bouwstoffenbesluit staat dat een grondwerk in het algemeen een aanvulling of ophoging betreft met als kanttekening dat verontreinigde grond niet gebruikt mag worden in grondwerken die niet terugneembaar zijn en dus een definitief karakter hebben. De conclusie is dat het dempen van sloten of het realiseren van een ophooglaag in een te bebouwen gebied (industrieterrein of woonwijk) en in landelijk gebied niet een grondwerk is in het kader van het Bouwstoffenbesluit. De grond in de sloot of in de ophooglaag wordt namelijk onderdeel van de bodem. Zeker als je er ook nog eens een afdeklaag overheen gaat (bijvoorbeeld teelaarde). Leidraad bodembescherming In de Leidraad bodembescherming, versie 60, 10020-2.3, vraag 26, staat dat een slootdemping een voorbeeld is van een werk. In vraag 30 staat vervolgens dat voor toepassing in een werk dat bodem wordt, zoals een ophoging, een aanvulling, of een ontgronding alleen schone grond of grond onder de voorwaarden van de geldende bodemkwaliteitskaart mag worden gebruikt. 2.2 Provinciaal hergebruikbeleid De Nota Spitten met kwaliteit II (december 1999) geeft het provinciaal beleid weer voor het verplaatsen en hergebruik van (licht verontreinigde ) grond. De nota geeft de criteria waarmee, in aanvulling op het landelijke beleid, rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheerplan. Bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaarten en het bodembeheerplan voor het stedelijk en het landelijk gebied in de gemeente is de systematiek van 'Spitten met kwaliteit II' gevolgd. blad 9 van 26

Gemeente 2.3 MVG - en Bsb - procedure Er zijn twee procedures voor het toepassen van grond: de 'Bsb-procedure'; de 'MVG-procedure'. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) regelt de toepassing van (secundaire) bouwstoffen, waaronder grond, in werken. Dit besluit geeft regels voor het hergebruik van licht verontreinigde grond. Als gevolg van dit besluit zou het hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem niet langer toegestaan zijn. Om deze reden is de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG) opgesteld. De vrijstellingsregeling stelt regels en voorwaarden waaronder kan worden afgeweken van de regels uit het Bsb. Met andere woorden, een aantal eisen (die hieronder worden opgesomd) is dan niet meer van toepassing. In tabel 2.3 zijn de verschillen tussen het toepassen van grond in het kader van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling grondverzet weergegeven. Tabel 2.3. Toepassen grond ihkv Bouwstoffenbesluit en Vrijstellingsregeling grondverzet Vrijstellingsregeling Grondverzet Bouwstoffenbesluit Kwaliteit van de ontvangende bodem speelt een belangrijke rol Ten aanzien van de ontvangende bodem is stand-still-beginsel maatgevend Beoordeling van de aanwezige bodem aan de hand van bodemkwaliteitskaarten of Specifieke bemonstering van de bodem Grond blijft bodem: - wel vermenging - geen verwijderingsplicht Geen aandacht voor de kwaliteit van de ontvangende bodem Ten aanzien van de ontvangende bodem is marginale bodembelasting door uitloging van stoffen maatgevend Onderzoek vindt plaats per partij grond Categorie 1 en 2 grond mogen geen bodem worden: - geen vermenging - verwijderingsplicht 2.4 Actuele bodemkwaliteit (bodemkwaliteitskaart) 2.4.1 Twee kaarten samengevoegd Voor het grondgebied van de gemeente gelden de volgende twee bodemkwaliteitskaarten: 1. Bodemkwaliteitskaart gemeente (Oranjewoud, 140817, juni 2005), betreft het stedelijk gebied; 2. Bodemkwaliteitskaart op basisniveau van het landelijk gebied van Zuid-Holland (Provincie Zuid-Holland, december 2004). NB het plassengebied is niet gezoneerd. Beide kaarten zijn opgesteld conform de nota 'Spitten met kwaliteit II' van de provincie Zuid-Holland. blad 10 van 26

Gemeente Kaart Stedelijk gebied Conform de Handreiking Basisniveau Bodemkwaliteitskaarten van de provincie Zuid Holland (oktober 2003) is de bodemkwaliteitskaart van het stedelijk gebied van de gemeente opgesteld. In zijn de volgende zones onderscheiden die in tabel 2.4.1 zijn opgenomen. Tabel 2.4.1. Homogeen deelgebieden stedelijk gebied gemeente Homogeen deelgebied gemeente Plaatsen I. Lintbebouwing, Noorden II. Nieuwbouw III. Bedrijventerrein IV. Bebouwing Woerdense Verlaat Woerdense Verlaat V. Sportpark "De Koet" Noorden VI. Noorden Noorden VII. Zuidhoek Alleen de deelgebieden I, II en III zijn gezoneerd op de bodemkwaliteitskaart. Van de andere deelgebieden zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. In tabel 2.4.2 zijn de gegevens van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente samengevat. De statistische kentallen zijn opgenomen in bijlage 6. Tabel 2.4.2. Kwaliteit zones bodemkwaliteitskaart stedelijk gebied gemeente Zone Gebiedstypering * kwaliteit bodem/grond in zone I bg 4.4 Sterk verontreinigd II bg 2.2 Licht verontreinigd III bg 2.4 Licht tot sterk verontreinigd I og 2.4 Licht tot sterk verontreinigd II og 1.2 Schoon of licht verontreinigd III og 1.2 Schoon of licht verontreinigd * volgens Spitten met Kwaliteit II bg = bovengrond og = ondergrond Kaart landelijk gebied Voor het landelijk gebied worden verschillende zones voor de boven- en de ondergrond onderscheiden. De ligging van de zones is weergegeven op de kaarten in de bijlagen 1 en 2. Voor het bepalen van de kwaliteit van de bovengrond (0-0,5 m -mv. ) zijn monsters genomen van de bewerkte laag, zie tabel 2.4.3. Deze laag wordt representatief geacht voor de hele laag van 0-0,5 m -mv., die dus in werkelijkheid in totaal schoner kan zijn. Tabel 2.4.3. Bemonsteringsdiepte per type landgebruik Landgebruik Bemonsterde laag bovengrond Grasland 0-10 cm -mv. Akkerland 0-30 cm -mv. Boomgaarden 0-30 cm -mv. Overig landgebruik (bv natuur) 0-25 cm -mv. In tabel 2.4.4 zijn de zones beschreven. blad 11 van 26

Gemeente Tabel 2.4.4. Kwaliteit zones landelijk gebied Zone Gebiedstypering omschrijving NO-veenweidegebied 2.2 Licht verontreinigd Oostelijke oude zeekleipolders 1.2 Schoon of licht verontreinigd Oude Rijnsysteem 2.3 Licht tot matig verontreinigd Rand Noordelijke Polders 1.2 Schoon of licht verontreinigd Subzone Toemaakdekken# 2.4 Licht tot sterk verontreinigd Hollandveen (ondergrond) 1.2 Schoon of licht verontreinigd Oude Rijn (ondergrond) 1.2 Schoon of licht verontreinigd Oude Zeeklei (ondergrond) 1.1 Schoon Het se plassengebied is niet gezoneerd. De statistische kentallen van de zones in het landelijk gebied zijn opgenomen in bijlage 6. blad 12 van 26

Gemeente 3 Hergebruik grond conform MVG-procedure 3.1 Wanneer geldt de MVG-procedure? De 'MVG-procedure' geldt voor hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem volgens de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG). Toepassingen voor licht verontreinigde grond in het kader van de vrijstellingsregeling zijn bijvoorbeeld het bouwrijp maken van terreinen of het aanvullen en ophogen van bermen en/of plantsoenen. Deze grond wordt dan bodem. 3.2 Uitgangspunten MVG Met de Vrijstellingsregeling grondverzet is het mogelijk om licht verontreinigde grond van de ene locatie naar een andere te verplaatsen om daar als bodem te gebruiken. Bevoegd gezag voor het toepassen van licht verontreinigde grond is de gemeente. De uitvoering van de Vrijstellingsregeling vindt plaats door de afdeling VROM, vakgroep Milieu. Relevante bepalingen waarvoor vrijstelling kan worden verkregen De meest relevante bepalingen waarvoor vrijstelling kan worden verkregen zijn: 1. De verplichting om de samenstelling van grond te doen bepalen volgens geen andere dan de volgens het Bouwstoffenbesluit voorgeschreven methode (art 6, 2e lid Bouwstoffenbesluit); 2. De verplichting om her te gebruiken licht verontreinigde grond niet met de bodem te vermengen en de verplichting er voor te zorgen dat de toegepaste licht vervuilde grond weer kan worden verwijderd (art 10, Bouwstoffenbesluit); 3. De verplichting om bij hergebruik van lichtvervuilde grond een minimale hoeveelheid te hergebruiken (art. 12 en 13 Bouwstoffenbesluit); 4. De verplichting om bij hergebruik van categorie 2 grond isolatie-, beheers-, en controlemaatregelen te treffen (art. 14 en 15 Bouwstoffenbesluit) Eisen aan grondverzet De Vrijstellingsregeling regelt dat een aantal vereisten van het Bouwstoffenbesluit vervallen (geen uitloogonderzoek nodig, geen terugneembaarheid en geen verwijderingsplicht), maar legt wel meteen vervangende eisen op, namelijk: 1. inzicht in de bodemkwaliteit door een vastgestelde bodemkwaliteitskaart; 2. opstellen en vaststellen van een bodembeheerplan waarin de randvoorwaarden van het hergebruik van licht verontreinigde grond zijn beschreven; 3. voldoen aan het stand-still-principe (de kwaliteit van de bodem in mag niet verslechteren); 4. tegengaan van risico's (in alle situaties waar milieuhygiënische risico's voor de mens bestaan of dreigen te ontstaan worden maatregelen getroffen); 5. de eigenaar van de bodem waarop de grond wordt gebruikt dient het gebruik minimaal 5 werkdagen tevoren te melden aan B&W (art. 3 sub b MVG); 6. het bevoegd gezag moet een meldings- en registratiesysteem opzetten; 7. binnen de gemeente moet een duidelijke functionele scheiding zijn tussen de verschillende betrokken belangen; blad 13 van 26

Gemeente 8. jaarlijks moet over het grondverzet worden gerapporteerd aan de gemeenteraad en de provincie. Aan de voorwaarden 1 en 2 is voldaan middels het voorliggende bodembeheerplan en bijbehorende bodemkwaliteitskaart. De voorwaarden 3 en 4 zijn verwerkt in de gemeentelijke hergebruiksregels, zoals uitgewerkt in dit hoofdstuk. De voorwaarden 5 t/m 8 zijn verwerkt in de uitvoeringsprocedures (zie hoofdstukken 4 en 6). Uitgesloten grondstromen voor MVG se Plassengebied Het bodembeheerplan is niet van toepassing voor grond afkomstig uit of toegepast in het buitendijks gebied, met name het se Plassengebied dat niet is gezoneerd. Meer dan 10 % puin Het toepassen van de grond is alleen toegestaan als ten hoogste 10 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal in de her te gebruiken grond aanwezig is. Grond afkomstig van verdachte locaties ophooglagen - toemaakdekken Grond afkomstig van een verdachte locatie mag zonder nader onderzocht te zijn niet worden hergebruikt in het kader van de vrijstellingsregeling. Om te bepalen of een locatie verdacht is voor bodemverontreiniging wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het bodeminformatiesysteem (BIS) en de aanvullende gegevens van het meldingsformulier. Blijkt uit een verkennend onderzoek dat er geen sprake is van een lokale bodemverontreiniging, dan is hergebruik van vrijkomende grond alsnog mogelijk, conform de grondstromenmatrix. Er is geen sprake van een lokale verontreiniging als de concentraties overeenkomen met achtergrondwaarden van de zone en lager zijn dan de interventiewaarde. Onder verdachte locaties kunnen ook locaties vallen die zijn opgehoogd en locaties waar toemaakdek kan voorkomen. Toemaakdek komt voor in het veenweidegebied en is meestal te herkennen door bijmengingen en zandig materiaal. Deze grond kan dus niet zomaar worden toegepast. Voor het omgaan met toemaakdek wordt op regionaal niveau in het kader van het project 'De Venen' overleg gevoerd. Dit betekent dat op termijn mogelijk andere regels worden vastgesteld voor het omgaan met grond afkomstig uit toemaakdek. Grond met verdachte bijmengingen Er moet worden voorkomen dat grond die niet representatief is voor de (kwaliteit van de) grond in de betreffende zone wordt hergebruikt als bodem. Daarom geldt de voorwaarde dat vrijkomende grond geen bijmengingen mag bevatten waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat deze bijmenging het milieu negatief kan beïnvloeden. Mogelijk is hier sprake van toemaakdek (zie hierboven). Grond afkomstig van (boeren) erven Erven in het landelijk gebied zijn vaak meer verontreinigd dan het omliggende landelijk gebied en kunnen daarom worden beschouwd als potentieel verdacht. De verontreinigingen kunnen voortkomen uit langdurig en intensief gebruik van het erf, olietanks, erfverhardingen, puin etc. Bij grondverzet van de erven moet dus bodemonderzoek / een partijkeuring worden uitgevoerd. Op basis van de resultaten van de partijkeuring kan de gemeente beoordelen of, en waar, hergebruik mogelijk is binnen de randvoorwaarden van dit bodembeheerplan. blad 14 van 26

Gemeente 3.3 Procedure vaststellen mogelijkheden hergebruik Om vast te stellen of een partij grond als bodem mag worden toegepast moeten drie zaken worden getoetst: 1. of zich op de locatie van herkomst bijzondere omstandigheden voordoen of onverwachte situaties hebben voorgedaan waardoor de kwaliteit van de partij grond af kan wijken van de achtergrondwaarden in betreffende bodemkwaliteitszone (toets herkomst); 2. of de kwaliteit van de toe te passen grond vergelijkbaar of beter is dan de kwaliteit van de ontvangende bodem (toets stand-still-beginsel); 3. of hergebruik van grond als bodem risico's voor de (toekomstige) functie van een gebied oplevert of kan leiden tot verspreidingsrisico's. Een partij grond kan afkomstig zijn van vier typen 'locaties van herkomst': A. uit dezelfde zone van de bodemkwaliteitskaart B. uit een andere zone van het betreffende beheersgebied C. uit een ander gezoneerd gebied (andere bodemkwaliteitskaart) D. uit een niet-gezoneerd gebied (zonder bodemkwaliteitskaart) In situatie C wordt gebruik gemaakt van een bodemkwaliteitskaart vastgesteld door een andere gemeente. Per geval beoordeelt de afdeling VROM, vakgroep Milieu of deze kaart erkend is (kan worden) door de gemeente en dus wel/niet mag worden gebruikt. 3.4 Stroomschema hergebruik grond 3.4.1 Het stroomschema In bijlage 4 is het stroomschema 'hergebruik grond als bodem' opgenomen. Voor het schema gelden de uitgangspunten zoals die in dit bodembeheerplan zijn opgenomen. Dit schema ontstaat door het combineren van de uitgangspunten en randvoorwaarden voor hergebruik van grond met de 'toets herkomst', 'toets stand-still-beginsel' en de vier typen locaties van herkomst. Het schema bestaat uit twee bladen: Eén blad voor het hergebruik van grond afkomstig van het gebied waarvoor de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is vastgesteld (herkomstlocaties A en B) Het tweede blad betreft hergebruik van (gecertificeerde) grond. Deze grond is bijvoorbeeld afkomstig uit een niet-gezoneerd gebied (herkomstlocatie D) cq van een gebied waarvan de bodemkwaliteitskaart niet is erkend door de gemeente. De kwaliteit van deze grond moet worden vastgesteld door middel van een partijkeuring. Voor herkomstlocatie C is geen apart stroomschema opgesteld. In dit geval gelden de hoofdregels die op de twee bladen van bijlage 4 in beeld zijn gebracht. Grond afkomstig uit een zone van een andere, erkende, bodemkwaliteitskaart met gebiedstypering 1.1 is vrij toepasbaar in. blad 15 van 26

Gemeente Voor grond afkomstig uit andere zones van herkomstlocatie C moet de dambordtoets met de beschikbare datasets worden uitgevoerd, waarbij de het stroomschema van bijlage 4 van toepassing is. Onderstaand zijn de verschillende toetsen nader uitgelegd. De stappen in het stroomschema leiden voor elke herkomstsituatie naar een conclusie of een partij grond wel of niet als bodem mag worden toegepast op een voorgenomen hergebruikslocatie. Indien de grond niet als bodem kan worden toegepast in de betreffende zone is hergebruik wellicht mogelijk in een andere zone of in een werk in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Nadere uitwerking stappen stroomschema In paragraaf 3.4.4 zijn verschillende stappen met betrekking tot de vergelijkbaarheid en gronduitwisseling nader uitgewerkt. 3.4.2 Toets herkomst Hergebruik van grond als bodem, waarbij de bodemkwaliteitskaart het bewijsmiddel is, mag alleen voor herkomstlocaties waar de bodemkwaliteit (naar verwachting) niet afwijkt van de achtergrondwaarde in de zone waar de grond wordt toegepast. Daarvoor moet worden nagegaan of er sprake is van bijzondere omstandigheden en/of onverwachte situaties. In beide gevallen kan namelijk een afwijkende (slechtere) kwaliteit van de bodem worden verwacht en mag vrijkomende grond dus niet zondermeer worden hergebruikt. Een bijzondere omstandigheid doet zich voor als bekend is dat de bodemkwaliteit op de herkomstlocatie (mogelijk) afwijkt van de omgeving. Dit kan blijken uit historisch onderzoek (verdachte locaties), bodemonderzoek, saneringen etc. zie hiervoor ook onder uitgesloten grondstromen voor MVG in paragraaf 3.2. Bijzondere omstandigheid Hierbij gaat het vaak om: bekende en potentiële lokale gevallen van bodemverontreiniging, niet behorende tot de diffuse bodemverontreiniging; bodemsanering in uitvoering; restverontreiniging na bodemsanering; lokaal aangebrachte leeflagen; lokaal aanwezige (historische) ophooglagen. Daarnaast is een afwijkende bodemkwaliteit niet uitgesloten ter plaatse van bijvoorbeeld: wegen (vanwege gebruik); bermen en beplantingsvakken (vanwege gebruik); werken (toepassen licht verontreinigde grond); tankstations. Op de bodemkwaliteitskaart zijn in ieder geval de bekende en potentiële gevallen van bodemverontreiniging als uitgesloten gebieden aangegeven. De overige informatie kan men opzoeken in het gemeentelijk (bodem)informatiesysteem of zal men in een historisch onderzoek moeten achterhalen. blad 16 van 26

Gemeente Onverwachte situaties Het kan voorkomen dat tijdens de graafwerkzaamheden op de locatie van herkomst alsnog een (mogelijke) afwijking van de bodemkwaliteit wordt geconstateerd. Een onverwachte situatie doet zich voor als: de grond een afwijkende kleur, geur of samenstelling heeft; de grond meer dan 10% puin, gruis of overige bodemvreemde materialen bevat; de grond bijmengingen bevat waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat deze het milieu negatief kunnen beïnvloeden; in de grond visueel asbest wordt aangetroffen. Een onverwachte situatie dient in alle gevallen te worden geregistreerd. Als sprake is van een (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging, dient hiervan melding te worden gedaan bij de Provincie Zuid-Holland. Wat te doen in geval van een bijzondere omstandigheid of onverwachte situaties Indien sprake is van bijzondere omstandigheden of onverwachte situaties moet middels onderzoek conform de hiervoor gangbare onderzoeksprotocollen worden onderzocht of de kwaliteit van de bodem daadwerkelijk afwijkt. Een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Bouwstoffenbesluit heeft hierbij de voorkeur. Voor kleine hoeveelheden, bijvoorbeeld afkomstig uit een tuin kan in overleg met de vakgroep Milieu van de afdeling VROM, een alternatieve onderzoeksaanpak worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat minimaal de onderzoeksinspanning wordt genomen die is vastgelegd in de NEN 5740 voor verkennend onderzoek. Indien uit het aanvullend onderzoek blijkt dat de grond schoon of vergelijkbaar is, kan de partij grond eventueel alsnog als bodem worden toegepast. 3.4.3 Toets stand-still-beginsel Bewijsmiddelen Voor de herkomstlocaties: A. uit dezelfde zone van de bodemkwaliteitskaart; B. uit een andere zone van het betreffende beheersgebied; C. uit een ander gezoneerd gebied (andere bodemkwaliteitskaart). D. geen bodemkwaliteitskaart beschikbaar geldt dat uit de 'toets herkomst' blijkt of de bodemkwaliteitskaart representatief is voor de herkomstlocatie (OK) en dus als bewijsmiddel gebruikt kan worden of dat er aanvullend onderzoek nodig is (niet OK -> aanvullend onderzoek). Grondstromenmatrix Met behulp van de bodemkwaliteitskaarten is voor het gehele beheersgebied van de gemeente de 'toets stand-still-beginsel' uitgevoerd en samengevat in de grondstromenmatrix die is opgenomen in bijlage 5. Hieruit kan voor het hergebruik van grond binnen en tussen de verschillende bodemkwaliteitszones direct worden afgeleid: Of aanvullende bewijsmiddelen nodig zijn; Of er sprake is van vergelijkbaarheid en of de grond wel of niet als bodem mag worden toegepast. De grondstromenmatrix geldt voor de herkomstlocaties A en B (gemeente ). Voor een herkomstlocatie C geldt een ander bodembeheerplan, zie paragraaf 3.4.1. blad 17 van 26

Gemeente Voor een herkomstlocatie D is geen bodemkwaliteitskaart beschikbaar en zal altijd een partijkeuring Bsb of een attest-met-productcertificaat (art. 1.1t Bsb) als bewijsmiddel voor de milieuhygiënische kwaliteit van de toe te passen partij grond dienen. 3.4.4 Vergelijkbaarheid en grondverzet De toets op vergelijkbaarheid vindt in stappen plaats. Doel van de toets is om te bepalen of bij toepassen van grond als bodem aan het stand-stillbeginsel wordt voldaan. De bodemkwaliteit moet op zijn minst gelijk blijven. Van ongewenst grondverzet is sprake als grond wordt toegepast die niet geschikt is voor het beoogde bodemgebruik en/of van een slechtere (onvergelijkbare) kwaliteit is als de ontvangende bodem. Gebruik dambordmethode en de grondstromenmatrix In Zuid-Holland wordt conform de nota "Spitten met Kwaliteit II" de toets vergelijkbaarheid uitgevoerd met de zogenaamde dambordtool. De dambordtool is een rekenprogramma waarmee gemeten waarden binnen en zone of van twee verschillende zones met elkaar worden vergeleken. Met de tool worden alle gemeten waarden in de toe te passen grond en de ontvangende bodem met elkaar vergeleken. Een maximale overschrijdingskans van 10% is toegestaan, anders gezegd van alle combinaties van gemeten waarden mag 10% ongewenst zijn. Een ongewenste combinatie treedt op als het gemeten gehalte in de toe te passen grond meer dan twee keer zo groot is als het gemeten gehalte in de ontvangende bodem (acceptatiefactor 2). De methode is bruikbaar voor zowel gronduitwisseling binnen een zone van de bodemkwaliteitskaart, als voor gronduitwisseling tussen zones. Voor de bodemkwaliteitszones in het beheersgebied (situaties A en B, inclusief de zones van het landelijk gebied) is het bovenstaande getoetst en samengevat in de grondstromenmatrix (bijlage 5). In bijlage 6 zijn de kentallen voor de bodemkwaliteitszones in het beheersgebied weergegeven. Dit zijn de waarden waaraan getoetst moet worden. Uit de damborden in bijlage 6 blijkt welke stoffen tot ongewenste combinaties leiden (de kritische parameters) bij het uitvoeren van de dambordtoets. De vakjes van de betreffende parameters in de tabel zijn dan grijs getint. Wanner aanvullend onderzoek moet worden uitgevoerd om de vergelijkbaarheid te bepalen, moeten in ieder geval de kritische parameters worden onderzocht. Nadere uitwerking stappen stroomschema In bijlage 4 zijn de verschillende stappen om de vergelijkbaarheid te bepalen in een stroomschema weergegeven. Deze stappen zijn onderstaand nader uitgewerkt. Gebiedstype 1.1 Grondverzet binnen en tussen zones met gebiedstype 1.1 is vrij. blad 18 van 26

Gemeente Gebiedstypen 1.2, 2.2 en 2.3 Indien uit de grondstromenmatrix (zie bijlage 5) blijkt dat er teveel ongewenste combinaties zijn dan is vóór grondverzet aanvullend onderzoek nodig. Zie hiervoor het kopje aanvullend onderzoek. Aanbevolen wordt eerst de toe te passen grond te onderzoeken. Wanneer uit de vergelijking nog steeds blijkt dat er teveel ongewenste combinaties zijn dan dient ook de ontvangende bodem te worden onderzocht. Het gehalte in de toe te passen grond mag meer dan twee keer zo groot zijn als het gehalte in de ontvangende bodem (acceptatiefactor 2). De toetsing vindt als volgt plaats: Bij één waarneming per perceel worden de twee getallen met elkaar vergeleken; Bij twee waarnemingen per perceel worden de gemiddelden met elkaar vergeleken; Bij drie tot vijf waarnemingen per perceel worden de medianen met elkaar vergeleken; Bij meer dan 5 waarnemingen wordt de dambordtool toegepast. Wanneer de grond niet als bodem mag worden toegepast dan kan de grond mogelijk in een werk onder de werking van het Bouwstoffenbesluit worden toegepast. Gebiedstypen 2.4 en 4.4 Vanwege de grote kans op overschrijding van de interventiewaarde worden zowel de toe te passen grond als de ontvangende bodem onderzocht. Aanbevolen wordt om ook in dit geval eerst de vrijkomende grond te onderzoeken. Op het toepassen van gecertificeerde en gekeurde grond wordt onderstaand ingegaan. Toepassen gecertificeerde en gekeurde grond als bodem In het geval gecertificeerde en gekeurde grond als bodem worden toegepast in een zone van de bodemkwaliteitskaart is de werkwijze als volgt. De gemiddelde waarde van de partij grond, vermenigvuldigd met de afkeurfactor, wordt vergeleken met de P50 (zie bijlage 6) van de zone waar de grond wordt toegepast. Indien de waarde van 2xP10 lager is dan de P50 wordt de waarde van de toe te passen grond vergeleken met de 2xP10 -waarde van de zone. Indien de partij grond een waarde heeft lager dan de streefwaarde, dan kan deze grond vrij worden toegepast. Indien de waarde van de toe te passen grond lager is dan de P50 of de 2xP10 -waarde van de zone, dan kan de grond vrij worden toegepast in de zone. Is de waarde hoger dan is aanvullend onderzoek nodig, danwel van de partij (zal meestal niet gebeuren) danwel van de ontvangende bodem. In dat geval wordt de waarde van de toe te passen grond (dus niet met een factor 2 vermenigvuldigd) vergeleken met de vastgestelde waarde van de ontvangende bodem. De waarde van de ontvangende wordt bepaald afhankelijk van het aantal waarnemingen (gemiddelde van twee waarnemingen of mediaan bij drie of meer waarnemingen). In de zones met gebiedstype 2.4 en 4.4 wordt de ontvangende bodem altijd onderzocht. Wanneer de grond niet als bodem mag worden toegepast dan kan de grond mogelijk in een werk onder de werking van het Bouwstoffenbesluit worden toegepast. blad 19 van 26

Gemeente Minerale olie en EOX Minerale olie en EOX zijn niet betrokken bij het bepalen van de vergelijkbaarheid. Minerale olie niet omdat deze stof, wanneer deze als verontreiniging voorkomt, altijd afkomstig is van een antropogene bron en niet als diffuse verontreiniging. Minerale olie wordt soms gemeten terwijl er dan feitelijk sprake is van van nature voorkomende humuszuren en dergelijke. EOX is niet betrokken omdat het een triggerwaarde betreft die eveneens kan duiden op een antropogene verontreiniging. Per geval moet worden beoordeeld, bijvoorbeeld aan de hand van reeds uitgevoerd bodemonderzoek, of er een reëel risico bestaat op een verontreiniging met deze stoffen. Aanvullend onderzoek Bodemonderzoek Indien sprake er meer informatie nodig is van de toe te passen grond is aanvullend onderzoek van de bodem nodig. Een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Bouwstoffenbesluit heeft hierbij de voorkeur. Voor kleine hoeveelheden, bijvoorbeeld afkomstig uit een tuin kan in overleg met de vakgroep Milieu van de afdeling VROM, een alternatieve onderzoeksaanpak worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat minimaal de onderzoeksinspanning wordt genomen die is vastgelegd in de NEN 5740 voor verkennend onderzoek. Partijkeuring als bewijsmiddel In geval een partijkeuring als bewijsmiddel wordt gebruikt zijn er drie opties: 1. De partij betreft schone grond en mag overal als bodem worden toegepast 2. Of de partij betreft sterk verontreinigde grond en mag nergens toegepast worden. 3. Indien de kwaliteit tussen schoon en sterk verontreinigd inzit kan worden nagegaan of wordt voldaan aan het principe van 'vergelijkbare kwaliteit' (zie vergelijkbaarheidstoets verderop). Indien dit het geval is kan de grond worden toegepast als bodem, zo niet dan kan de grond afhankelijk van de kwaliteit worden toegepast als categorie 1 of 2 materiaal in een werk. De eisen aan een partijkeuring zijn weergegeven in bijlage 7. Certificaat als bewijsmiddel In geval een certificaat als bewijsmiddel wordt gebruikt zijn er twee opties. 1. De partij betreft schone grond en mag overal als bodem worden toegepast. 2. Of de partij betreft niet-schone grond waarvoor nagegaan kan worden of wordt voldaan aan het principe van 'vergelijkbare kwaliteit' (zie vergelijkbaarheidstoets verderop). Indien dit het geval is kan de grond worden toegepast als bodem, zo niet dan kan de grond afhankelijk van de kwaliteit worden toegepast als categorie 1 of 2 materiaal in een werk. Er worden geen certificaten voor sterk verontreinigde grond afgegeven. blad 20 van 26

Gemeente 4 Meldingen 4.1 Wanneer en waarom melden onder MVG Uit het stroomschema hergebruik grond in bijlage 4 en de grondstromenmatrix in bijlage 5 kan worden afgeleid of een partij grond wel/niet als bodem kan worden hergebruikt. Tevens is in het stroomschema aangegeven wanneer een zogenaamde informatieplicht dan wel meldingsplicht geldt. Een informatieplicht houdt in dat tot een jaar na toepassing van grond gegevens aan het bevoegd gezag dienen te kunnen worden overlegd (Bsb art. 5.1) en is, in dit kader van hergebruik van grond als bodem, van toepassing bij hergebruik van schone grond. Een meldingsplicht geldt voor het toepassen van licht verontreinigde grond. Grondverzet op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet kan alleen plaatsvinden, als het is gemeld. 4.2 Opstellen en indienen melding MVG Het voorgenomen hergebruik dient minimaal vijf dagen van te voren bij de afdeling VROM van de gemeente te worden gemeld. De melding gebeurt met behulp van een meldingsformulier. Dit formulier is te verkrijgen bij de gemeente en is opgenomen in bijlage 8. Melding kan ook per e-mail plaatsvinden. 4.3 Beoordeling melding MVG Het bevoegd gezag, de afdeling VROM, toetst de melding aan de bodemkwaliteitskaart en dit bodembeheerplan. Deze taak ligt bij de medewerker Bouwstoffenbesluit. Indien de verstrekte gegevens naar het oordeel van de afdeling onduidelijk, onvolledig of anderszins niet toereikend zijn, worden binnen twee werkdagen nadere gegevens van de melder verlangd. Indien de Afdeling VROM de melding correct vindt, dan wordt de melding geregistreerd en ontvangt de melder binnen vier werkdagen een schriftelijke ontvangstbevestiging. In totaal wordt nagegaan of: - het meldingsformulier volledig is ingevuld + bewijsmiddelen zijn toegevoegd; - de melding ontvankelijk is (administratief juridische toets) en of de werkzaamheden onder de MVG vallen; - op basis van de verstrekte informatie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er inderdaad geen/wel sprake is van bijzondere omstandigheden of onverwachte situaties (toets herkomst); - op basis van andere beschikbare informatie de conclusie 'toets herkomst' bijgesteld zou moeten worden; - de aangeleverde bewijsmiddelen acceptabel en voldoende zijn; blad 21 van 26

Gemeente - op basis van de verstrekte informatie sprake is van vergelijkbaarheid (vergelijkbaarheidstoets); - de eindconclusie over de toepasbaarheid van de partij grond juist is. Indien de hergebruiksregels worden overtreden, beschikt de betrokken initiatiefnemer niet over een vrijstelling als bedoeld in de MVG en is dus sprake van een overtreding van het Bsb. Voor de mogelijkheden tot bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van dat besluit wordt verwezen naar de toelichting van het Bsb. Meldingen dempen van sloten In geval de sloot volledig wordt gedempt zal de gemeente de melding in ontvangst nemen en behandelen. In gevallen waar geen volledige slootdemping plaatsvindt, of sprake is van een dam in een sloot, wordt de melding bij het Hoogheemraadschap van Rijnland ingediend. 4.4 Registratie melding Een goed systeem van melding en registratie is van belang voor het toezicht op het hergebruik van grond en voor het op termijn actualiseren van de bodemkwaliteitskaart. De meldingsgegevens worden door de afdeling VROM vastgelegd. De volgende gegevens worden geregistreerd: - de meldingsgegevens (meldingsformulier); - daadwerkelijke start van het project; - eventuele afwijkingen in de uitvoering. - gereedmelding van de werkzaamheden. 4.5 Transport Bij grondverzet is er meestal ook sprake van transport: transport: wat is benodigd: van een werk naar een werk registratie + begeleidingsbrief (afvalstroomnummer nvt) van een werk naar een depot registratie + begeleidingsbrief + afvalstroomnummer* van een depot naar een werk registratie + begeleidingsbrief + een afgiftemelding (afvalstroomnummer nvt) * het afvalstroomnummer wordt afgegeven door de beheerder van het depot Het afvalstroomnummer wordt afgegeven door de beheerder van het depot. Deze beheerder geeft een overzicht van de afvalstroomnummers + transporten aan het LMA (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen). De afgiftemelding wordt afgegeven door de beheerder van het depot (de inrichting). Deze beheerder geeft een overzicht van de afgiftemeldingen aan het LMA. De rapportages aan het LMA kunnen digitaal worden uitgevoerd. blad 22 van 26

Gemeente 5 Toezicht en handhaving 5.1 Regels van procedurele aard voor hergebruik grond als bodem Het hergebruik van licht verontreinigde grond dient op zorgvuldige wijze plaats te vinden. Om dit te waarborgen geldt een aantal regels van procedurele aard: - indien de melding heeft plaatsgevonden geruime tijd vóórdat de werkzaamheden daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer de uitvoeringsdatum niet kon worden aangegeven ten tijde van de melding, dient de gemeente uiterlijk 5 dagen vóór aanvang van de werkzaamheden op de hoogte te worden gesteld. Dit wordt aan de melder meegedeeld in de ontvangstbevestiging; - tijdens de grondwerkzaamheden dient de uitvoerder van het project de voor de aan te voeren / toe te passen partij grond relevante bewijsmiddelen te kunnen overleggen; - afwijkingen van de oorspronkelijke melding dienen terstond te worden gemeld; - wanneer tijdens de uitvoering van het grondverzet uit zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is, mag deze grond niet zonder nader onderzoek of nadere bewerking worden hergebruikt als bodem. Indien een dergelijke waarneming wordt gedaan, dient de grond in depot te worden gezet en dient contact te worden opgenomen met de afdeling VROM. Voorbeelden van dergelijke zintuiglijke waarnemingen zijn bijmengingen van puin, koolas of asbest dan wel afwijkende geuren of kleuren. - Tijdens de uitvoering van grondverzet dient de eigenaar of erfpachter van de bodem waarop hergebruik plaats vindt een kopie van het meldingsformulier en de bijbehorende ontvangstbevestiging van de gemeente, aan een toezichthoudend ambtenaar (de Toezichthouder Bouw en Woningtoezicht) te kunnen overleggen. 5.2 Handhavingsmomenten De gemeente is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de toepassing van grond als bodem. De volgende handhavingsmomenten zijn te onderscheiden: - handhaving rond de melding (pro-actief); - handhaving in het veld (tijdens het transport of bij de toepassing; actief); - handhaving na toepassing (post-actief). Bij pro-actieve handhaving kan worden gedacht aan controle van de melding met bijbehorende documenten of het uitvoeren van een partijkeuring in relatie tot het gestelde in het bodembeheerplan. Actieve handhaving omvat onder andere een veldinspectie bij de ontgraving van de grond, controle bij aanhouden van de transporteurs van de grond en veldinspectie op de locatie waar de grond wordt toegepast. Bij post-actieve handhaving kan worden gedacht aan het uitvoeren van een partijkeuring of strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke optredens bij overtredingen. Als tijdens de uitvoering reden is te veronderstellen dat de gegevens van het meldingsformulier niet overeenkomen met de betreffende partij grond, kan het werk worden stil gelegd en conform het Bsb alsnog een partijkeuring worden verlangd. In voorkomende gevallen kunnen toezichthoudende ambtenaren ondersteuning vragen van de politie. Hiervoor is het Rijnstreek Handhavingsprotocol van toepassing. blad 23 van 26