SAMENVATTING VAN HET ONDERZOEK EN DE VOORLICHTING IN 2007

Vergelijkbare documenten
Specifieke rassen: t Rhizomanie-rhizoctoniatolerant ras: Isabella kws t Rhizomanie-nematodenresistent ras: Bering. Foto: kbivb

- 1 - Voorwoord. De inkt van mijn vorig voorwoordje voor de resultatenbrochure 2006 is amper opgedroogd, of weer is er een seizoen voorbij.

De nematodenbesmetting kennen : een prioriteit om zijn rassen te kiezen

BELANG VAN EEN RASSENKEUZE GEBASEERD OP RESISTENTIES/TOLERANTIES EN CONFORM MET IPM, VOOR EEN OPTIMALE OPBRENGST

De suikerbiet en haar teelttechniek

De suikerbiet en haar teelttechniek

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

De suikerbiet en haar teelttechniek

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

Norm. Sinds 2009 worden de tolerante rhizomanierassen over het gehele bietenareaal gebruikt (99,9 % in 2008).

SEEDING THE FUTURE SINCE 1856 LEONELLA KWS

Nieuwe rassen van suikerbiet op de nationale rassenlijst

De suikerbiet en haar teelttechniek

Rassenkeuze wat zijn de afwegingen

HANDLEIDING VAN DE WAARNEMER

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

EFFECT VAN DE EVOLUTIE VAN HET KLIMAAT VAN DE LAATSTE JAREN OP ONZE SUIKERBIETENTEELT

Korte beschrijving van de pas opgenomen rassen. Magistral Dossiernummer : VG Ras : Aanvraaggemachtigde :

De suikerbiet en haar teelttechniek

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN VOEDERBIET

De suikerbiet en haar teelttechniek

Inhoud. DEEL 2: AARDAPPELEN 24 1 RASSENPROEF Proefopzet Perceelsgegevens...24

Hilleshög suikerbieten

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

Overvloedige neerslag tijdens het groeiseisoen

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

IPM IN DE BIETENTEELT T IS NIE MOEILIJK, T IS GEMAKKELIJK

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP.

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN VOEDERBIET

Hilleshög suikerbieten

INDUSTRIELE CICHOREI

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN INDUSTRIËLE CICHOREI

Suikerbieten. magazine

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

PROEF CHEMISCH-MECHANISCHE ONKRUIDBESTRIJDING IN DE BIETENTEELT

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe.

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

De bietenteelt heeft veel herbiciden nodig

ILVO Mededeling 227. Belgische beschrijvende en aanbevelende rassenlijst voor industriële cichorei 2017

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN

MECHANISATIE: BODEMVERDICHTING EN PRECISIELANDBOUW. Technische dagen 2019 Ronald Euben

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Brochure Suikerbietenzaad 2018

Actualiteiten Emeltenbestrijding Elma Raaijmakers

PROEF CHEMISCH-MECHANISCHE ONKRUIDBESTRIJDING IN DE CICHOREITEELT

Insecticiden bieten 1François

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

BODEMGEBONDEN SCHIMMELZIEKTEN Beheersen van Rhizoctonia solani met resistente rassen, fungiciden, vanggewassen en antagonisten

Rassenkeuze Noud van Swaaij, Elma Raaijmakers, Hans Schneider. Rassenlijstcijfer: gemiddelde van onderzoek

2 BEMESTING WINTERTARWE

0. Terminologie Principes voor opname van nieuwe suikerbietenrassen op de Belgische rassenlijst... 2

LG-BROCHURE voor voederbieten

CRITERIA VOOR HET ONDERZOEK VAN DE RASSEN MET HET OOG OP HUN TOELATING TOT DE CATALOGUS AARDAPPELEN (Solanum tuberosum L.

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

Geïntegreerde gewasbescherming (IPM)

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004

Het begint met ons.

Proefresultaten suikerbieten en cichorei. Vzw PIBO campus Tongeren Morgan Carlens

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt.

Onderzoek biologische onkruidbestrijding in. suikerbieten R02

Meervoudige resistentie

Teelthandleiding. 3.1 vroeg of laat zaaien

IN DIT NUMMER. p. 2: Actualiteit. p. 4: Verbond Suikerbietplanters Tiense. p. 6: De nieuwe receptie in Tienen. p. 8-12: Rassenresultaten 2010 KBIVB

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Evolutie van de Belgische voorraden

Teelt Voederbieten en eiwithoudende gewassen

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

SUIKERBIETENZAAD : Lastenboek (Document opgesteld door de Raad van Bestuur van het KBIVB)

HOE HELE BIET ROOIEN?

AGRITON INHOUDSOPGAVE:

Schadedrempel en vermeerdering van witte bietencysteaaltjes (Heterodera schachtii) bij partieel resistente rassen

Invloed van de stikstofgift op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten

Bietplanter. Onze beste wensen. Voor een geslaagde start van het seizoen!

Rassenbulletin suikerbieten 2011 Aangepaste uitgave augustus 2012

Groeicurve Bintje en Fontane 2015

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN RODE KLAVER

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

SCHIETERS IN SUIKERBIETEN

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012)

Impact van éénmalige organische bemesting op de stikstofnalevering in meerjarige sierteelten

Groeicurve Amora en Anosta (2015)

Transcriptie:

KBIVB - Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet PVBC - Programma Voorlichting Biet Cichorei met de steun van de Vlaamse overheid ADLO - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - Voorlichting Het onderzoek en de voorlichting van het KBIVB worden medegefinancierd door SAMENVATTING VAN HET ONDERZOEK EN DE VOORLICHTING IN 2007 KBIVB vzw - IRBAB asbl Molenstraat 45 B-3300 Tienen BELGIUM Tel. +32.16.781940 Fax +32.16.820468 E-mail : info@kbivb.be Website : www.irbab-kbivb.be J.-Fr. MISONNE, Directeur J.-P. VANDERGETEN, Onderdirecteur, Mechanisatie, Informatica O. HERMANN, Gewasbescherming, Communicatie G. LEGRAND, Nevenproducten, Bemesting, Documentatie A. WAUTERS, Rassen en zaad, Plagen, Wortelziekten M. VANSTALLEN, J. KELEMAN, Coördinatie proefvelden G. GOETHUYS, Technieker

Inhoudstafel KBIVB 2007 VERSLAG VAN HET ONDERZOEK EN DE VOORLICHTING MAANDELIJKSE SITUATIE VAN DE BIETEN EN BIJZONDERE KENMERKEN VAN HET BIETENJAAR 2007... 3 1 ONDERZOEK BIETEN... 8 1.3 Plant en Bodem... 8 Het gebruik van rassen die een lagere toediening van minerale stikstof vereisen... 8 Bodemsensoren en bodemvruchtbaarheid... 11 Proeven met plantenaantallen : invloed op opbrengst en tarra... 11 1.4 Zaad en Rassen... 12 Rassenproeven voor de erkenning en aanbeveling van suikerbietenrassen... 12 Dubbeltolerante rassen «rhizomanie - rhizoctonia»... 23 Internationale rassenproeven... 24 Invloed van nematodenbesmettingen op de ontwikkeling en de prestatie van suikerbietenrassen... 28 1.5 Onkruidbestrijding... 35 Vermindering van de gevoeligheid van melganzenvoet voor metamitron... 35 Studie van herbicidenformuleringen... 37 1.6 Ziekten en plagen... 37 Demonstratieplatforms: Rassenproeven suikerbieten voor de waarneming van bladschimmelziekten en bepaling van de bespuitingstrategie... 37 Rentabiliteit van de fungicidenbehandeling... 42 1.7 Machinisme... 46 Grondtarra, project Interreg... 46 Ploegloze teelttechnieken... 46 Impact van de rooimachines en hun afstellingen op de kwaliteit van de ontbladering en de ontkopping... 50 1.8 Bewaring en nevenproducten... 51 Alternatieven voor het gebruik van plastiek zeilen (en gebruikte banden) om de perspulpsilo s af te dekken 51 Bewaring van bieten... 55 2 VOORLICHTING... 58 2.2 Communicatie... 58 Voorlichtingsvergaderingen... 58 Proefveldbezoeken... 59 Waarschuwingsdienst... 59 75 jaar KBIVB - «KBIVB 75 Y»... 61 Demonstratieproject Technieken voor een duurzame en efficiëntere, gewasbescherming in de suikerbieten-, witloof- en cichoreiteelt.... 61 3 SPECIFIEKE DOSSIERS... 62 Eurocrop... 62 Deelname aan het project «Vlot op weg met sectorgids en lastenboek»... 62 4 ASSISTENTIE... 63 7.4 Diensten... 63 Kwaliteit suikerbietenzaad... 63 Beta Sana... 64 7.5 Documentatie... 65 BIB - Internationale Bibliotheek van de Biet... 65 7.6 Beta-Consult... 65 Eco-Beta : Ontwikkeling van een teeltbegeleidingsysteem voor suikerbieten, binnen de huidige economische en ecologische randvoorwaarden... 65 CICHOREI... 67 Coördinatie van onkruidbestrijdingsproeven... 67 Waarschuwingsdienst... 68

Bijwerking "Code voor goede teeltpraktijken voor de cichoreiteelt"... 69 LIJST VAN DE PUBLICATIES VERSCHENEN IN 2007... 70 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN... 73 2

MAANDELIJKSE SITUATIE VAN DE BIETEN EN BIJZONDERE KENMERKEN VAN HET BIETENJAAR 2007 Verantwoordelijke Guy Legrand ; Olivier Hermann Doel - opvolging van de bietenteelt, regelmatig gepubliceerd in de landbouwpers; - opmaken van een gedetailleerd overzicht van het bietenjaar, gepubliceerd op het einde van het jaar in de landbouwpers; - opmaken van een algemeen overzicht van de kenmerken van het voorbije jaar voor het jaarrapport. Samenvatting Weersomstandigheden Terwijl 2006 het meest uitzonderlijke jaar was dat ooit werd waargenomen op klimatologisch niveau ten gevolge van talrijke recordtemperaturen, kan 2007 als een gemiddeld jaar beschouwd worden, tenminste vanaf mei. De winter 2006-2007 was immers de zachtste die ooit werd waargenomen, met zeer weinig vorstperiodes. De temperaturen van januari te Ukkel waren 10 C hoger dan normaal. Februari was zeer regenachtig waardoor de gronden onbereikbaar werden voor het ploegen in de lente. April had een absoluut record aan gemiddelde (14,3 C; normaal : 9,0 C) en maximum (20,5 C; normaal : 13,1 C) temperaturen, een absoluut record van droogte met 0 mm (normaal : 53,1 mm) en een absoluut record aan zonneschijnduur (284 u.; normaal : 158 u.). De weersomstandigheden waren vervolgens normaal (Tabel 1). Gedurende de groeiperiode van de biet, hetzij van april tot oktober was de totale neerslaghoeveelheid volkomen normaal (479,3 mm; normaal : 471,4 mm), maar met 0 mm in april! De totale zonneschijnduur van mei tot september was daarentegen onvoldoende (721 u.; normaal : 938 u.). De zomer en de nazomer 2007 waren zeer somber en regenachtig met talrijke onweders. De droogte van april was ongunstig voor de goede ontwikkeling en het functioneren van het wortelsysteem van de jonge kiemplanten. Het gebrek aan zonneschijn op het einde van het seizoen (augustus en september) was zeker ongunstig voor het potentieel suikergehalte van de bieten. Zaai-operaties De zaaiperiode 2007 werd historisch gekenmerkt door een bijna totale afwezigheid van neerslag. De allereerste velden werden gezaaid vanaf 15 maart (260 ha op 26/03), hoofdzakelijk in Luiks Haspengouw en niet zoals gewoonlijk in de Polders. De zaai werd in gans het land voornamelijk tussen 2 en 9 april verder gezet (9.500 ha op 02/04 en 69.500 ha op 09/04, hetzij 60.000 ha gezaaid in 7 dagen!). De zaai werd vervolgens uitgesteld in afwachting van de onzekere komst van regenbuien. Eind april was 99 % van de oppervlakte gezaaid. De laatste zaai, voornamelijk in de zware gronden, werd voor 15 mei beëindigd. Ten gevolge van de aanhoudende droogte van april en de totale afwezigheid van opkomst in bepaalde velden, moesten in de poldergronden in de streek van Veurne meer dan 2.000 ha herzaaid worden. Enkele andere velden (± 30 ha) moesten herzaaid worden voor minder belangrijke redenen. De datum waarop de helft van het bietenareaal gezaaid is (= 50-zaaidatum) lag in 2007 op 6 april, hetgeen overeenkomt met een normale en theoretisch verwachte datum. In 2006 lag de gemiddelde zaaidatum op 20 april. Uiteindelijk bedroeg in 2007 het totale bietenareaal 84.691 ha (83.254 ha in 2006; 86.602 ha in 2005; 89.426 ha in 2004; 92.596 ha in 2003; 98.186 ha in 2002). Zoals de vorige jaren werd de insecticidenbescherming bij de zaai hoofdzakelijk verzekerd door middel van zaadbehandelingen (83 % van het verkochte zaad), hetzij met Poncho Beta (nieuw product dat sinds 2007 Gaucho Primo vervangt), hetzij met Cruiser&Force. Iets meer dan 5 % van de oppervlakte werd in voorzaai behandeld met Vasco en ongeveer 10 % van de oppervlakte werd tijdens de zaai behandeld met insecticidenmicrogranulaten op basis van carfoburan of carbosulfan. Ten gevolge van de intrekking van zijn erkenning werd Regent Plus in 2007 niet meer gebruikt. De rhizomanietolerante rassen werden op meer dan 99 % van de oppervlakte gezaaid (90 % in 2006). Rhizoctoniaresistente rassen werden op 6,3 % van het areaal gezaaid (zoals in 2006), vooral in Vlaanderen, en de rassen resistent tegen bietencystenematoden op 4,9 % van het areaal (maar 2,3 % in 2006). 3

Teeltontwikkeling De ontwikkeling van de teelt werd in 2007 historisch gekenmerkt door een tweefasige opkomst in bijna 80 % van de velden, maar met zeer veranderlijke oppervlakten en opkomstdichtheid, hoofdzakelijk naargelang de vochtigheid en de samenstelling van de bodem en de zaaidiepte. Eind april bereikte de opkomst reeds 80 tot 90 % (hetzij meer dan 92.000 planten/ha) in bepaalde velden van het waarnemingsveldennetwerk van het KBIVB. Midden mei vertoonden de in april opgekomen bieten een relatief belangrijke ontwikkeling. Zij waren over het algemeen in het 6-8 bladstadium en de meest ontwikkelde bieten bereikten het 10-12 bladstadium. Eind mei waren, in de waarnemingsvelden van het KBIVB, de eindpopulaties in de zones die voornamelijk opgekomen waren in mei enigszins lager (95.250 planten/ha) dan in de zones opgekomen in april (99.150 planten/ha). Daarentegen waren, op deze datum, de bieten opgekomen in mei in het algemeen in het 2-4 bladstadium terwijl de opkomsten van april reeds het stadium «sluiten van de rijen op 75 %» bereikten. Dit grote verschil in ontwikkelingsstadia van de bieten heeft de onkruidbestrijding tijdens de maand mei sterk verstoord, hetgeen ingewikkelde situaties en een meerkost van de onkruidbestrijding voor het merendeel van de bietenplanters tot gevolg had. Verschillende bladsymptomen (bleke bladeren, gemarmerde bladeren, vervormingen,...) inherent aan de droogte werden waargenomen, maar waren van voorbijgaande aard. Bepaalde velden vertoonden een geringe ontwikkeling van het wortelsysteem. Vervolgens zette de ontwikkeling van de bieten zich normaal voort. Een goede stikstofmineralisatie van de bodem (bodem oververhit in april) en de regelmatigheid van de neerslag van midden mei tot juli lieten een belangrijke ontwikkeling van het loof toe. Door het gebrek aan zonneschijn in de zomer, had dit overvloedige loof echter geen invloed op de fotosynthese en de suikerproductie. In tegenstelling tot 2006 was de bladmassa zeer belangrijk in juli 2007. Er trad dus geen algemene nieuwe bladgroei op, zoals in 2006 veel werd waargenomen. De eerste bemonstering (6 augustus) van de suikerfabrieken gaf op nationaal niveau een wortelopbrengst (52,2 t/ha) die veel hoger lag dan het gemiddelde van de laatste 10 jaren (42,8 t/ha). Het suikergehalte was eveneens hoger dan het gemiddelde. De suikeropbrengst op deze datum (7,8 t/ha) was dus veel hoger dan het gemiddelde (6,0 t/ha). De bladproductie (61 t/ha) begin augustus was de hoogste sinds de laatste tien jaren (gemiddelde : 53 t/ha). De tweede bemonstering (20 augustus) gaf nog steeds een wortelopbrengst (60,8 t/ha) van 12 % hoger dan het gemiddelde van de laatste 10 jaren (54,25 t/ha). Als gevolg van gebrek aan zonneschijn en de belangrijke neerslag begin augustus, was het suikergehalte nauwelijks vooruitgegaan gedurende de laatste vijftien dagen (+0,36 S) en bereikte 15,4 S. Zoals in 2006, was de suikerwinst die per dag en per hectare tussen deze twee bemonsteringen werd waargenomen, één van de laagste (+108 kg/ha/dag in 2007; +114 kg/ha/dag in 2006) en duidelijk lager dan de gemiddelde van de laatste 10 jaren (+138 kg/ha/dag). De suikeropbrengst op deze datum bereikte 9,4 t/ha en was 17 % hoger dan het gemiddelde (8 t/ha). De productie van bladeren was nog toegenomen met 2 t/ha om het uitzonderlijke niveau van 62,6 t/ha te bereiken. Tussen de bemonsteringen van 20 augustus en 3 september heeft men een wortelproductie van +8,6 t/ha opgemeten, een stijging van de suikerrijkheid van +0,78 S en een lichte regressie van de bladmassa. De dagelijkse suikerproductie was hoger tijdens de tweede helft van augustus (+134 kg suiker/ha/dag), hetgeen enigszins het tekort heeft gecompenseerd dat gedurende de eerste vijftien dagen werd opgemeten. De bruto suikeropbrengst was 11,25 t/ha (gemiddelde 10 jaar : 9,8 t/ha) en leek op dit ogenblik even veelbelovend als die van 2004 (11,4 t/ha) en dus in derde positie te komen (2003 : 11,9 t/ha). Gewasbeschermingsproblemen Er werd punctueel schade door bosmuizen waargenomen, vooral in de te oppervlakkige zaai en die nog niet gekiemd was in april. Schade door slakken werd ook punctueel waargenomen, vooral bij zaai onder dekvrucht. Aantastingen door bietenkevers, ritnaalden en emelten waren relatief onbelangrijk. Er werd geen enkele aantasting door miljoenpoten noch door wortelduizendpoten gesignaleerd. Ongewone aantastingen door aardvlooien (Chaetocnema sp.) en tripsen werden vanaf de opkomst in april waargenomen. De zeer warme en zeer droge omstandigheden van deze maand waren gunstig voor de activiteit van deze insecten die normaal zelden in deze periode worden waargenomen. Hun aanwezigheid op zeer jonge bietenplanten heeft de ontwikkeling van de eerste bladeren verstoord, maar de zaadbehandelingen hebben de jonge bietenplanten uiteindelijk voldoende beschermd tegen deze aantastingen. Een insecticidenbehandeling werd aanbevolen voor de velden zonder insecticidenbescherming bij de zaai. In geval van sterke bietenbeschadiging werd aanbevolen de herbicidenbehandeling uit te stellen. 4

Ten gevolge van de overdreven temperaturen van april, werden er vanaf de laatste decade van de maand zwarte bladluizen waargenomen, hetgeen zeer ongewoon is. Men kon tot 3 gevleugelde bladluizen/10 planten en zelfs enkele kolonies waarnemen. Gezien het jonge stadium van de bieten werd een behandeling met een bladluismiddel aanbevolen in de velden die bij de zaai niet beschermd waren en die de aantastingsdrempel bereikt hadden. De zwarte bladluizen werden tot eind mei waargenomen en de schade was tenslotte zeer gering. Groene bladluizen, dragers van de virale vergelingsziekte, werden eveneens vroeger dan gewoonlijk waargenomen, rond begin mei. De behandelingsdrempel (2 groene gevleugelde bladluizen/10 planten) werd evenwel zeer zelden bereikt, zelfs in de velden zonder bladluismiddel bij de zaai. De nuttige insecten (lieveheersbeestjes, loopkevers, weekschildkevers, gaasvliegen,...) die van midden mei soms overvloedig verschenen, hebben samen met het natte weer geen enkele overlevingskans geboden aan de bladluizen. Eieren en larven van de bietenvlieg werden vanaf midden mei waargenomen, maar zonder grote weerslag op de velden die bij de zaai niet behandeld werden. Er werd daarentegen geen reële bladschade door de rupsen van de gamma-uil waargenomen, die toch reeds aanwezig waren vanaf begin mei. Late aantastingen van deze rupsen werden nog in de herfst, soms op spectaculaire wijze, waargenomen maar zonder enige weerslag op de uiteindelijke opbrengst. Het was niet zeldzaam in bepaalde velden, een plaatselijke maar belangrijke verdwijning van de kiemplanten opgekomen in mei waar te nemen, veroorzaakt door aantastingen door bodemschimmels (Aphanomyces, schimmel verantwoordelijk voor wortelbrand). Na analyse werd in deze gevallen vaak een te sterke zuurheid van het kiembed vastgesteld. Ten gevolge van de hogere temperatuur van de bodem in april en de terugkeer van de neerslag in mei, werden de allereerste cysten van bietencystenematoden (Heterodera schachtii) waargenomen vanaf midden mei, hetzij 3 tot 4 weken vroeger dan gewoonlijk. In de proefpercelen van het KBIVB waren de resistente rassen duidelijk minder aangetast. In 2007 en hoewel het jaar niet droog was (hetgeen het geval was in 2006), hebben wij suikerverliezen hoger dan 2,5 t/ha kunnen opmeten in de gronden waar het aantastingsniveau lager was dan 500 eieren+larven/100 g grond. Waakzaamheid blijft dus essentieel in de middelmatig aangetaste gronden. Het geheel van recente proeven uitgevoerd door het KBIVB toont aan dat iedere nematodenlarve een potentieel verlies aan suikeropbrengst van 3 tot 5 kg/ha tot gevolg kan hebben. De schadedrempel van de nematoden is dus lager dan 100 eieren+larven/100 g grond. De drempel voor het gebruik van tolerante rassen wordt vanaf ongeveer 250 eieren+larven/100 g grond gerechtvaardigd. Zoals in talrijke andere teelten, zijn de bladziekten in de biet bijzonder vroeg verschenen in 2007. De eerste symptomen van witziekte, cercospora, ramularia en/of roest werden vanaf begin juli in meerdere velden waargenomen, hetzij minstens 3 weken vroeger dan gewoonlijk. De warme en vervolgens vochtigere weersomstandigheden tijdens de lente waren bijzonder gunstig voor de ontwikkeling van cercospora, terwijl de frissere weersomstandigheden van de zomer gunstiger waren voor ramularia. In de zeer vroeg aangetaste velden moest een eerste fungicidenbehandeling vanaf 10 juli aanbevolen worden, volgens de behandelingsdrempels voorgesteld in tabel 1. Om verwarring met de symptomen van andere secundaire bladziekten (Alternaria, Pseudomonas, ) te vermijden, werden de planters op dat ogenblik verzocht om hun bladstalen op te sturen naar het KBIVB voor een bevestiging door identificatie onder de microscoop. Tabel 1 : Drempels voor fungicidenbehandeling geadviseerd in 2007 voor de bestrijding van bladziekten % bladeren met symptomen B1 (eerste behandeling) B2 (tweede behandeling) Witziekte 15 % 30 % Cercospora & ramularia 5 % 20 % Roest 10 % 40 % Eind juli had in alle gronden een eerste behandeling moeten verwezenlijkt worden. Op dat ogenblik was het merendeel van de velden aangetast door witziekte (76 % van de waarnemingsvelden het KBIVB), door 5

cercospora (88 %), door ramularia of roest (meer dan 50 %). De gemiddelde bladoppervlakte aangetast door witziekte en cercospora bereikte reeds respectievelijk 2,5 en 5 %, hetgeen veel hoger was dan de vorige jaren tijdens dezelfde periode. In bepaalde velden bereikte deze aantasting 15 %. Midden september bedroeg de aangetaste bladoppervlakte gemiddeld 20 %, zowel voor cercospora als voor ramularia. Zij bereikte zelfs 50 % in de meest getroffen velden. De intensiteit van cercospora was echter geringer dan tijdens de warmste maand september 2006, terwijl de intensiteit van ramularia hoger was in 2007. Roest was duidelijk minder belangrijk. Meer dan 95 % van de velden kreeg een fungicidenbehandeling en ongeveer 50 % een dubbele behandeling. De evolutiecurven in de zones met fungicide tonen goed het belang van deze bescherming, hoewel soms te laat toegediend om een optimale doeltreffendheid te bereiken. Ten gevolge van het vroegtijdig verschijnen van de ziekten, kon een dubbele behandeling gerechtvaardigd worden in bepaalde velden met een gevoelig ras en late rooi. Het aantal waarnemingen uitgevoerd na midden september was onvoldoende om de evolutiecurven te verlengen, maar de ontwikkeling van cercospora en ramularia was tijdens de herfst over het algemeen belangrijk. Velden gezaaid met een gevoelig ras en niet of te laat behandeld, konden sterke bladverliezen vertonen. In deze gevallen werd het bladstelsel herleid tot de hartbladeren, met als gevolg een bladhergroei ten koste van het suikergehalte en de suikeropbrengst. In de proef aangelegd op het platform van «75 jaar KBIVB» te Beauvechain-Bierbeek (bezocht op 5 september), geoogst op 24 oktober, bedroeg de netto winst 350 /ha met één enkele behandeling en 500 /ha met 2 behandelingen (gemiddelde van 7 producten, rekening houdend met de kost van het fungicide en zijn toediening). In een andere proef van het KBIVB, reeds eind september geoogst (te Floriffoux), bereikte de winst met één enkele behandeling 240 /ha, maar de tweede behandeling was daarentegen absoluut niet rendabel in dit geval van vroegtijdige rooi. Zoals in 2006 werd rhizoctonia wortelrot weinig waargenomen. Er werden zeer weinig haarden van violetwortelrot waargenomen in 2007. Onverklaarbare bladsymptomen, in de vorm van fijne puntjes verschenen in bepaalde velden op het einde van het seizoen. De pathologische oorsprong van dit symptoom, dat eveneens in Nederland werd waargenomen («symptomen van gele vlekjes»), kon niet bepaald worden. Het zou kunnen gaan om een fysiologisch symptoom. Dit verschijnsel is onafhankelijk van de fungicidenbehandeling, maar blijkt sterker op te treden op bepaalde genetica. Onkruidbestrijding 2007 zal in de bietenannalen gegraveerd blijven als een zeer moeilijk en duur jaar. Vanaf de zaai heeft de bietenteler immers het hoofd moeten bieden aan een reeks ongunstige omstandigheden voor de onkruidbestrijding. Dit kan te wijten zijn aan meerdere factoren : de te late uitvoering van de eerste FAR-behandeling (bvb. door de vrees voor een gebrekkige werking bij lage luchtvochtigheid in deze periode); de vervanging van de formuleringen van het type Betanal EC (emulsie concentraat) door formuleringen van het type SC (suspensie-concentraat) en SE (suspo-emulsies). Deze nieuwe formuleringen kunnen immers in moeilijke omstandigheden leiden tot een werkingsverlies van 25 % en zelfs meer; voor schermbloemigen (hondspeterselie), de gebrekkig werking van actie van Fiesta in vooropkomst, gevolgd door een slechte keuze van producten in naopkomst; de opkomsten in 2 fasen, met de moeilijkheid om in aanwezigheid van kleine bieten hoge dosissen toe te dienen, die vereist waren voor de ontwikkelde onkruiden; de afwezigheid van een laatste behandeling, nochtans vereist om de late opkomsten te bestrijden; de aanwezigheid van populaties melganzenvoet of melde resistent tegen metamitron (type Goltix ). Bietencampagne De eerste bietenrecepties openden nog iets vroeger in 2007, tussen 14 en 20 september. Door een wortelopbrengst die uiteindelijk lager lag dan de verwachtingen aan het begin van de campagne, heeft de campagne tussen 79 en 98 dagen geduurd. De bietenrecepties waren dus allemaal gesloten voor Kerstmis. De vroege rooi verliep in goede weersomstandigheden. Doortochten van hevige regenbuien hebben de rooiwerkzaamheden onderbroken eind september, begin oktober (50 mm en meer in minder dan een week) en in de tweede decade van november (50 mm en meer in minder dan een week). De rooi na midden november gebeurde in zeer natte omstandigheden, vooral begin december (50 mm en meer in minder dan een week). De 6

opgemeten neerslag gedurende de rooicampagne bleef echter binnen de norm. De nationale gemiddelde tarra in 2007 bedroeg 18,71 %, wat overeenkomt met het gemiddelde van de laatste 10 jaren. Toch was zij de hoogste sinds de laatste 5 jaren. Door de heterogene opkomsten, heeft het KBIVB voor de campagne aangeraden om de machines op «statische» wijze te regelen op basis van de handleiding van de constructeurs. Tijdens de campagne werd geadviseerd om de machines op «dynamische» wijze te regelen in functie van de toestand van de percelen. In de meeste heterogene percelen werd geadviseerd om de snelheid te verminderen en om iets dieper te rooien met rooischaren met kleinere opening. In 2007 werden de fiches voor afstelling per machine ter beschikking gesteld op de internet site van het KBIVB. Door het belang van de tarra op het betalingssysteem, werd er eveneens door het KBIVB een brochure ter beschikking gesteld via de «Bietplanter». Dit didactisch materiaal werd verwezenlijkt in samenwerking met het ITB en medegefinancierd door het project «SVC-Suikerbieten» in het kader van het programma Interreg III - Frankrijk - Vlaanderen - Wallonië. Ten gevolge van een doortrekkende koudeperiode werd op 13 november een afdekadvies uitgezonden. Het weer is daarna terug milder geworden en vereiste bijna geen afdekking meer voor de laatste leveringen. Rotte bieten werden evenwel een beetje overal in de laatste leveringen waargenomen, hetgeen de diffusie in de fabriek verstoord heeft. Nationale opbrengsten De opbrengstcijfers voor 2007 zijn lichtjes hoger dan het gemiddelde van de laatste 10 jaren. Zij zijn tevens lager dan de verwachte waarden, opgemaakt volgens de tendens van de laatste 10 jaren. De wortelopbrenst bedroeg 65,04 t/ha (66,07 in 2006; 66,05 in 2005; 69,9 in 2004; 67,8 in 2003; 65,1 in 2002) (verwachte wortelopbrengst in 2007 : 68,0 t/ha). Het gemiddelde suikergehalte bedroeg 17,15 % (16,74 in 2006; 17,28 in 2005; 17,17 in 2004; 18,15 in 2003; 17,2 in 2002) (verwachte bruto suikergehalte in 2007 : 17,25 %). De bruto suikeropbrenst bedroeg 11,15 t/ha (11,06 in 2006; 11,42 in 2005; 12,0 in 2004; 12,2 in 2003; 11,2 in 2002) (verwachte bruto suikeropbrengst in 2007 : 11,74 t/ha). Ondanks de weersomstandigheden en de zeer ongunstige omstandigheden bij de opkomst, de vroegtijdige aantastingen door plagen in het stadium kiemplant, een moeilijke en kostelijke onkruidbestrijding, een zeer vroegtijdige en belangrijk druk van de bladziekten die veel hogere uitgaven vereisten dan gewoonlijk, bleven de nationale opbrengsten van 2007 bevredigend. Enkel hoge bietenopbengsten zullen in de toekomst een minimale rentabiliteit van de teelt kunnen handhaven, vooral indien zij het hoofd zal moet bieden aan een verhoging van de kosten voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zoals in 2007 het geval was. 7

1.3 Plant en Bodem 1 ONDERZOEK BIETEN Het gebruik van rassen die een lagere toediening van minerale stikstof vereisen Code RVF_051 Verantwoordelijke Guy Legrand ; André Wauters Doel Het bestuderen en bevorderen van suikerbietenrassen die productief zijn, maar die een lagere toediening van minerale stikstof vereisen. Samenwerking CRA-W, Département Production Végétale Samenvatting De twee eerste jaren van dit onderzoeksproject werden in 2005-2006 gesubsidieerd door het Ministerie van het Waalse Gewest (IG4, Afdeling Beleid Plattelandsruimte). Dit project beoogt het testen op het veld van nieuwe rassen of genetische lijnen van suikerbieten die minder stikstof zouden nodig hebben. Het belang van dit project is dus economisch en ecologisch. In 2007 werd de voortzetting van dit project uitgevoerd over slechts 2 proefplaatsen, beide in relatief humusarme gronden (Tabel 1). Op deze proefplaatsen werden geen organische stoffen toegediend. Een groenbemester (mosterd) werd echter wel ingeplant. Op het einde van de winter werd het stikstofprofiel opgemaakt. Het stikstofadvies werd door Requasud geadviseerd. Het theoretisch advies opgesteld volgens de module Ntheor, beschikbaar op de website van het KBIVB, lag hier zeer dicht bij. Tabel 1. Overzicht van enkele fytotechnische kenmerken van de 2 proefplaatsen in 2007 Proefplaats Nivelles Bierbeek Bodemtype leem Leem ph KCl 6,8 6,6 [C] in % 0,7 0,9 Voorvrucht Cichorei Aardappel N NO3 0 90 cm 39,7 22,7 Groenbemester mosterd Mosterd Type orgn Dosis t/ha orgn equiv kg N/ha orgn Gepersonnaliseerd advies kg N/ha 135 100 Theoretisch advies KBIVB kg N/ha 135 110 De proefopzet werd in 2007 lichtjes aangepast. Hij omvatte 10 van de in 2007 meest gecommercialiseerde rassen en 3 dosissen stikstofbemesting: een dosis «0», de willekeurige dosis van 40 kg N/ha, die bij de zaai in de rij wordt toegediend («40 L») en de door het advies aanbevolen dosis («Advies»). Het proefschema heeft het aantal rassen verkozen ten opzichte van het aantal dosissen bemesting. De in 2007 weerhouden rassen waren : 1. Catania: (KWS) ras van het type Z (hoog suikergehalte), donkergroen loof 2. Marcel: (Pype sprl) ras van het type N (evenwichtig) 3. Zanzibar: (SESVanderHave) ras van het type E (zwaar) 4. Coyote: (SESVanderHave) ras van het type N 5. Malvina: (KWS) ras van het type Z, lichtgroen loof 6. Julietta : (KWS) nematodentolerant ras 7. Klarina: (KWS) ras van het type N 8. Ruveta: (Clovis Maton) ras van het type N-Z 9. Florata: (SCAM) ras van het type N, weinig loof 10. Charme: (Pype sprl) ras van het type N De dynamica van de minerale stikstof in de bodem en in de plant werd in 2007 niet opgevolgd. Enkel de opbrengstparameters (wortelopbrengst, suikergehalte, suikeropbrengst, financiële opbrengst, extraheerbaarheid) werden bij de oogst bepaald. Tabel 2 toont de 4 eerste opbrengstparameters voor elk veld en de resultaten van de statistische analyse die de verschillende bemestingsdosissen naargelang van het ras en de proefplaats vergelijkt. 8

Tabel 2. Opbrengstparameters van de proeven «interactie rassen x stikstof» in 2007, uitgedrukt in relatieve waarden in verhouding tot het gemiddelde van de verschillende opbrengstparameters voor de dosis «Advies» voor elk veld. Een verschillende letter (a-b-c) duidt een significant verschil aan tussen de meststofdossissen, voor de overeenkomstige opbrengsten en voor elk veld (Wor. : wortelopbrengst; S : suikergehalte; Sha : suikeropbrengst; Fin. : financiële opbrengst). Plaats Nivelles Bierbeek Ras Wor S Sha Fin Wor S Sha Fin Dosis «0» Catania 70,3 c 102,7 a 72,3 c 72,7 c 73,9 b 102,5 a 75,6 b 75,9 b Marcel 86,1 c 99,7 a 85,9 c 86,0 c 84,1 b 98,4 a 82,8 b 82,7 b Zanzibar 89,5 c 97,1 a 87,1 c 86,6 c 94,2 b 97,3 b 91,5 b 91,2 b Coyote 89,9 c 98,1 a 88,3 c 88,0 c 89,5 b 98,4 a 88,1 b 88,0 b Malvina 72,3 c 104,0 c 75,3 c 75,8 c 73,4 b 103,0 b 75,5 c 75,8 c Julietta 79,1 c 94,1 a 74,5 c 73,4 c 82,6 b 94,7 a 78,2 b 77,3 b Klarina 86,3 c 98,2 a 84,9 c 84,7 c 88,8 b 98,4 a 87,4 b 87,2 b Ruveta 76,3 c 102,1 ab 78,0 c 78,3 c 78,6 b 99,9 b 78,8 b 78,8 b Florata 75,4 c 101,7 a 76,8 c 77,1 c 80,7 c 100,4 a 80,9 c 81,0 c Charme 84,5 c 100,5 b 85,0 c 85,2 c 88,6 b 99,9 a 88,6 b 88,7 b Gemidd. 81,0 99,8 80,8 80,8 83,4 99,3 82,8 82,7 Dosis «40 L» Catania 76,5 b 103,5 a 79,2 b 79,7 b 82,9 ab 102,0 a 84,8 ab 85,1 ab Marcel 92,7 b 99,1 a 92,0 b 91,9 b 98,2 a 98,4 a 96,6 a 96,4 a Zanzibar 98,0 b 97,2 a 95,4 b 94,8 b 104,8 a 98,9 a 103,6 a 103,5 a Coyote 95,8 b 97,9 a 93,9 b 93,6 b 102,9 a 98,4 a 101,1 a 100,9 a Malvina 83,4 b 104,8 b 87,5 b 88,2 b 87,7 a 104,5 a 91,7 b 92,1 b Julietta 88,1 b 94,1 a 83,0 b 81,8 b 93,3 a 95,3 a 88,8 a 87,9 a Klarina 92,8 b 98,9 a 91,9 b 91,8 b 102,4 a 98,9 a 101,5 a 101,5 a Ruveta 82,7 b 102,8 a 85,1 b 85,6 b 91,5 a 101,4 a 92,7 a 92,9 a Florata 82,9 b 101,4 a 84,2 b 84,5 b 88,3 b 101,4 a 89,5 b 89,7 b Charme 91,7 b 100,7 ab 92,5 b 92,8 b 95,2 ab 100,4 a 95,4 ab 95,5 ab Gemidd. 88,5 100,1 88,5 88,5 94,7 99,9 94,6 94,6 Dosis «Advies» Catania 91,7 a 103,4 a 94,9 a 95,5 a 90,3 a 102,0 a 92,2 a 92,5 a Marcel 103,2 a 99,4 a 102,8 a 102,8 a 104,1 a 99,4 a 103,3 a 103,3 a Zanzibar 111,5 a 97,5 a 108,8 a 108,3 a 109,5 a 97,8 a 107,5 a 107,3 a Coyote 106,0 a 98,5 a 104,6 a 104,4 a 106,8 a 98,4 a 105,2 a 105,1 a Malvina 94,1 a 105,6 a 99,5 a 100,3 a 91,6 a 105,0 a 96,3 a 96,7 a Julietta 100,7 a 94,4 a 95,2 a 93,8 a 97,1 a 94,7 a 92,2 a 91,3 a Klarina 103,3 a 98,0 a 101,4 a 101,0 a 103,4 a 98,4 a 101,8 a 101,7 a Ruveta 94,6 a 101,7 b 96,3 a 96,8 a 98,2 a 101,4 ab 99,7 a 100,0 a Florata 95,1 a 99,9 b 95,1 a 95,2 a 98,4 a 102,5 a 100,8 a 101,1 a Charme 99,8 a 101,6 a 101,5 a 102,0 a 100,6 a 100,4 a 100,9 a 101,1 a Gemidd. 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 9

Voor de 3 meststofdosissen, vertoont het ras Julietta over het algemeen een lagere financiële opbrengst ten opzichte van de andere rassen, omdat de proeven werden uitgevoerd in proefplaatsen die licht besmet waren met bietencystennematoden. De proefplaats te Nivelles, met een nogal laag humusgehalte, vertoont voor elk ras significante verschillen in financiële opbrengst tussen de 3 meststofdosissen. De dosis «Advies» verschaft systematisch de hoogste opbrenst voor elk ras. Hetzelfde geldt voor het gemiddelde van de 2 proefplaatsen in 2007 (Grafiek 1). De verschillen in financiële opbrengst tussen de dosis «Advies» en de dosis «40 L» zijn allemaal positief en vertoont een belangrijke winst met de dosis «Advies» voor alle rassen (+ 450 /ha voor het ras Catania en + 204 /ha voor het ras Klarina). In dit geval zijn de gemiddelde niveau s van financiële opbrengst daarentegen hoger met de dosis «40 L» voor de rassen Zanzibar, Coyote en Klarina ten opzichte van deze bekomen met de rassen Catania en Julietta, met de dosis «Advies» (grafiek 2). In de proefplaats Bierbeek daarentegen, verschillen de financiële opbrengsten verkregen met de dosis «Advies» en «40 L» niet significant voor de rassen Marcel, Zanzibar, Coyote, Julietta, Klarina, Ruveta en Charme. Het verschil in winst aan financiële opbrengst voor het ras Klarina met de dosis «Advies» is slechts 7 /ha ten opzichte van de dosis «40 L». Te Bierbeek is de dosis «40 L» 60 % lager dan de dosis «Advies». Dit ligt in de lijn van de vroegere proeven van het KBIVB die hebben aangetoond dat rijentoediening van stikstof bij de zaai een vermindering van de dosis met 30 % toelaat, hetzij 50 %, in de regelmatig onderhouden gronden. In de proefplaats Bierbeek, zijn de rassen Malvina en Florata de enige die een significante verhoging van de opbrengst vertonen voor de 2 stikstofdosissen, de dosis «Advies» zijnde deze die de hoogste opbrengst verschaft voor deze 2 rassen. Het ras Zanzibar, beproefd in 2005 en 2006, vertoonde een betere financiële opbrengst met de dosis «40 L» ten opzicht van de dosis «landbouwer» die toen werd toegepast. Deze dosis was dus hoger dan de dosis «Advies». De extraheerbaarheidscoëfficiënten waren naargelang van het ras, zeer gelijkaardig in de 2 proefplaatsen. De hoogste coëfficiënten werden meestal bereikt met de dosis «40 L». Het blijkt dat bepaalde rassen minder minerale stikstof nodig hebben ten opzichte van andere, vooral in gronden die correct onderhouden worden. In 2008 zal er dus opnieuw een proef aangelegd worden in proefplaatsen met verschillende humusgehalten maar dit keer met toenemende stikstofdosissen en enkele van de rassen die in 2007 gebruikt werden. Grafiek 1. Verschil in financiële opbrengst ( /ha) tussen de dosis «Advies» en de dosis «40 L» voor 10 rassen, naargelang van de gemiddelde financiële opbrengst van de 2 proefplaatsen in 2007. 10

Grafiek 2. Niveau s van financiële opbrengst ( /ha) van 10 rassen beproefd volgens 3 dosissen stikstofbemesting (gemiddelde van de 2 proefplaatsen in 2007). Bodemsensoren en bodemvruchtbaarheid Verantwoordelijke Guy Legrand Doel Deelname aan het project «Proximale bodemsensoren maken plaatsspecifiek bodembeheer nu mogelijk», onder de verantwoordelijkheid van het «Departement Bodem en waterbeheer» van de faculteit Bioingenieurswetenschappen, Katholieke Universiteit Leuven. Proefpercelen van het KBIVB ter beschikking voor grondstalen en andere bodemanalysen. Samenwerking KULeuven Cofinanciering IWT Proeven met plantenaantallen : invloed op opbrengst en tarra Code R42-VO Verantwoordelijke André Wauters Doel Deze proeven hebben als doel: - Een bevestiging van het ideale plantenaantal. - De invloed van het plantenaantal te berekenen op de penaliteit tarra, op de opbrengst en op de kwaliteit. Verwezenlijking Bieten van een dikgezaaide proef (5 cm) in Nivelles werden op afstand gezet om 3 populaties te bekomen, simulatie van een uitzaai op regelmatige afstand van 18, 36 en 54 cm. De opbrengstfaktoren van de verschillende populaties werden vergeleken. Samenwerking Cofinanciering Samenvatting De plantenaantallen werden bekomen door dikgezaaide percelen (5 cm) op afstand te zetten. Alle percelen werden gedund to 115.000 planten per hectare. Daarna werden de percelen gecorrigeerd door systematisch 0 planten, 1 plant op 2, of 2 planten op 3 te verwijderen Hierdoor werden populaties rond 110.000, 55.000 en 40.000 planten bekomen. De percelen werden einde september geoogst en alle opbrengstfaktoren werden berekend. Volgende tabel geef een overzciht van de resultaten. 11

obj popha bruto netto grond grond kop tarra s extr sha ton 16 FIN zaad nettto t/ha t/ha t/ha % % TOT t/ha t/ha Euro 100 114360 98.2 78.9 7.1 7.2 13.4 19.7 18.9 92.8 14.9 93.3 3154 282 2872 50 56530 90.0 77.0 4.2 4.7 10.2 14.4 18.9 92.3 14.6 91.2 3080 141 2939 33 39636 88.7 75.8 3.7 4.1 10.8 14.5 18.6 91.8 14.1 88.2 2969 94 2875 lsd 2 2 1 1.3 3.2 2.9 0.1 0.2 0.4 2.6 87 Wij kunnen opmerken dat de opbrengstverschillen miniem zijn. De weinige variatie tussen de suikergehalten van objecten 100 en 50 kunnen onder ander aan het jaar toegekend worden (normaal hebben lagere populaties lagere gehalten). Wat opvalt, is de lage variatie tussen de netto wortelopbrengsten, alhoewel de brutogewichten met meer dan 10 ton verschillen. Dit is een consequentie van de verhoging van de grondtarra bij hogere populaties, maar ook van de koptarra. De totale tarra is lager dan 15% voor de lagere populaties, maar is hoger dan de 19% voor het hoger plantenaantal. Bij de vergelijking van het bruto inkomen, geeft de hoogste populatie de hoogste financiële waarde. Als we hier rekening houden met de kostprijzen van het zaad, maar zonder rekening te houden van eventuele malus voor de grondtarra, worden de verschillen zeer klein, en in het voordeel van de middengelegen populatie. Wij trekken nog geen snelle conclusies, zeker niet na de bijzonder omstandigheden van 2007. De proeven moeten herhaald worden met meer klassieke populaties rond 85.000 planten. Toch bevestigen deze resultaten dat en herzaai nooit moet plaatshebben onder een plantenaantal van 18 bieten per decameter! 1.4 Zaad en Rassen Rassenproeven voor de erkenning en aanbeveling van suikerbietenrassen Code RVC Verantwoordelijke André Wauters Doel : Evaluatie van - de teelt- en gebruikswaarde van de beste erkende rassen in België. - de teelt- en gebruikswaarde van de nieuwe rassen die aangevraagd worden voor opname op de Belgische rassencatalogus. - de onderscheidbaarheid van alle erkende en nieuwe rassen die door het KBIVB bestudeerd worden. - de genetische en landbouwkundige stabiliteit van de rassen in de laatste 3 jaren. Verwezenlijking Aanleg en opvolging van opbrengstproeven met 4 of 5 herhalingen: - in rhizomaniebesmette of onbesmette velden, onbesmet met rhizoctonia en weinig of niet besmet door nematoden: bepalen van het opbrengstpotentieel van rhizomanietolerante rassen, nematoden- en/of rhizoctoniaresistente rassen in onbesmette velden; Aanleg en opvolging van observatieproeven met 1 tot 4 herhalingen: - in rhizomaniebesmette of onbesmette velden : waarnemingen van morfologische kenmerken en van de gevoeligheid voor verwelking en bladschimmelziekten (witziekte, Cercospora bladvlekkenziekte, ramularia, roest); Uitvoering van waarnemingen en metingen in de veldproeven: - plantentellingen (tussentijdse en eindopkomst); - waarnemingen bladfysiologie; - schieters; - schimmelziekten - opbrengst en kwaliteit. Laboratoriumtesten voor de bepaling van de onderscheidbaarheid en de stabiliteit van de rassen: bepaling van de hypocotylkleur van de rassen. Evaluatie van de genetische en landbouwkundige stabiliteit in de laatste 3 jaren evenals de onderscheidbaarheid van de rassen op basis van statistische analyses van de resultaten van de veldproeven. 12

Op basis van de resultaten van al deze proeven wordt door het Interregionaal Technisch Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus (Vlaams en Waals Ministerie) beslist welke nieuwe rassen kunnen voorgesteld worden voor opname op de nationale rassencatalogus. Op basis van deze resultaten stelt het KBIVB eveneens zijn aanbevelingen op voor het gebruik van erkende bietenrassen in de praktijk. Samenwerking GTIW ; Semzabel Cofinanciering GTIW ; Semzabel Samenvatting Het zaad gebruikt voor de aanleg van de vergelijkende proeven met commerciële rassen wordt uitsluitend bemonsterd in commerciële zaadpartijen verkocht door de suikerindustrie in België in de maand maart. 60 à 70 bemonsteringen worden pro rata van de verkochte eenheden in de zaadpartijen bemonsterd. De verschillende zaadpartijen worden in de proefvelden uitgezaaid om representatief te zijn van de markt. zaadverkoop in 2007 RHIZOMANIE RHIZOCTONIA NEMATODES KLASSIEK Er werden in 2006 zes proeven aangelegd met rhizomanietolerante rassen te Opheers, Floriffoux, Nivelles, Ligne, St Maria Lierde en Kortrijk. Observatiepercelen werden aangelegd in Tongeren et Leefdaal. Door het «zomer» weer tijdens de zaai had 2007 in de beste omstandigheden moeten starten. Dit was zonder te tellen op het gebrek aan pluviometrie tijdens de maand april met «uitdrogende» temperaturen die als spelbreker trad tijdens de zaadkieming. Alle proefvelden werden gezaaid tussen 1 en 11 april. In 4 proeven was de opkomst snel en homogeen met meer dan 100.000 planten eind april. In de proeven te Opheers (Haspengouw) en Ligne (Henegouwen), die meer geleden hebben door de droogte, was de opkomst in april enigszins geringer (85.000 planten), aangevuld met een opkomst na de regen (+ 10.000 planten). Alle proeven werden behouden en geoogst. De veldopkomst was over het algemeen voor de verschillende rassen zeer goed, met een uitzondering voor Zanzibar en Ruveta die minder planten telden. Grafiek 1. : Rassenproeven 2007 : gemiddelde veldopkomst 4/6+ blad (Nivelles, Floriffoux, Opheers, Tongeren, Ligne, Lierde, Kortrijk) 100 90 80 70 60 Canyon Inventa Henrietta Catania Calgarhi Zorro Modus Marcel Zanzibar Coyote Piranha Fortunata Malvina Julietta Ernestina Klarina Resimax Ruveta Florata Milota Heracles Cadenza Angeliqua Taifun Koala Jungle Iguane Cheyenne Boomerang Charme Express Mirasuc Atracta Klaxon 13

Grafiek 2. Kwaliteit van de veldopkomst in 2007 : percentage "dubbels" in het veld 4.0 2.0 0.0 Canyon Inventa Henrietta Catania Calgarhi Zorro Modus Marcel Zanzibar Coyote Piranha Fortunata Malvina Julietta Ernestina Klarina Resimax Ruveta Florata Milota Heracles Cadenza Angeliqua Taifun Koala Jungle Iguane Cheyenne Boomerang Charme Express Mirasuc Atracta Klaxon Grafiek 3. Rassenproeven 2007 : Evolutie veldopkomst in goede omstandigheden in 2007 (Tongeren) : tellingen na 14 en 29 dagen. 100 95 90 85 80 75 (DAS+14) (DAS+29) Canyon Inventa Henrietta Catania Calgarhi Zorro Modus Marcel Zanzibar Coyote Piranha Fortunata Malvina Julietta Ernestina Klarina Resimax Ruveta Florata Milota Heracles Cadenza Angeliqua Taifun Koala Jungle Iguane Cheyenne Boomerang Charme Express Mirasuc Atracta Klaxon De groei van de bieten was op alle locaties snel en het sluiten van de rijen werd begin juni waargenomen. Weinig velden kenden verwelking of een gebrek aan opname van voedingselementen. Vanaf 10 juli verschenen cercospora, ramularia en witziekte in talrijke proefvelden. Een eerste fungicidebehandeling werd aanbevolen, zoals in de praktijk, vanaf het verschijnen van de symptomen. Bepaalde proeven werden behandeld vanaf 12 juli, gevolgd door een tweede behandeling rond midden augustus. Bepaalde velden werden later behandeld wegens : onmogelijk door de regen, latere verschijning van de ziekten, en sommige met slechts 1 fungicide omwille van vroegtijdige rooi (te eerbiedigen veiligheidstermijn voor de rooi). De overwegende ziekten bij de oogst waren ramularia en cercospora, zelfs in bepaalde percelen met dubbele behandeling. Rode bieten werden in meerdere rassen van verschillende selectiehuizen waargenomen. De schieters werden systematisch verwijderd uit de proeven tot 15 augustus. Hun aantal bleef betrekkelijk gering. De oogst werd gestart op 14 september en geëindigd op 26 oktober. De opbrengst varieerde tussen 77 ton bieten aan 17,7 (eerste rooi te Opheers) en 95 ton bieten aan 19 (laatste rooi te Nivelles) (resultaten die gemiddeld zijn bekomen voor de proefpercelen). 14

Tabel 1. Resultaten van de rassen in 2007 : waarnemingen ras Mandataris Veldopkomst Dubbels Witziekte cercospora Schieters Koptarra Totale tarra % % (4) (4) n/ha %netto %bruto Bevestigde rassen Ernestina* KWS Benelux 90 1.0 7 6.4 39 10.5 15.7 Malvina* KWS Benelux 89 0.2 5 5.0 20 9.4 14.8 Klarina* KWS Benelux 89 0.5 5 4.4 0 9.9 14.5 Calgarhi SCAM 88 1.0 2 4.2 20 8.9 13.5 Resimax* Erauw-Jacquery 90 0.6 2 4.3 0 8.5 13.3 Zanzibar* SESVanderHave 85 0.1 2 4.5 20 9.1 13.5 Modus Pype pvba 90 1.0 2 4.1 0 8.7 13.8 Canyon SESVanderHave 87 0.8 3 4.5 0 9.1 13.6 Coyote* SESVanderHave 91 0.7 1 3.7 0 9.6 14.5 Marcel Pype pvba 90 0.4 2 4.1 20 9.3 14.3 Ruveta* Clovis Matton 82 0.7 2 7.3 0 8.3 12.3 Milota Clovis Matton 86 1.5 6 6.9 0 8.4 12.9 Catania* KWS Benelux 89 0.7 2 5.2 0 10.4 15.2 Florata* SCAM 85 0.2 7 5.9 0 9.8 14.6 Fortunata SCAM 87 3.0 4 4.6 0 10.1 14.6 Nieuwe rassen Angeliqua KWS Benelux 91 0.5 5 4.2 20 9.2 13.4 Cadenza KWS Benelux 88 0.7 4 4.1 0 10.0 15.3 Mirasuc Erauw-Jacquery 91 0.6 2 4.2 20 8.4 13.3 Koala SESVanderHave 89 0.5 1 4.6 0 8.9 13.3 Charme Pype pvba 90 0.7 3 4.9 39 9.8 14.9 Cheyenne Pype pvba 89 0.8 3 3.8 39 9.1 13.6 Atracta Clovis Matton 86 0.8 5 6.3 0 8.5 13.1 Jungle SESVanderHave 88 0.9 2 3.6 0 9.3 14.2 Express Pype pvba 87 0.5 2 4.4 0 8.4 12.8 Klaxon SCAM 87 2.0 5 5.3 20 8.9 13.5 Specifieke rassen Julietta² KWS Benelux 87 0.5 1 4.3 0 9.7 13.7 Iguane³ SESVanderHave 88 0.4 1 4.1 0 8.5 13.5 Zorro³ Pype sprl 86 0.3 1 4.7 20 8.6 13.2 Boomerang³ Pype sprl 90 0.6 1 5.1 0 9.1 13.7 Piranha³ SESVanderHave 89 0.7 1 5.3 20 8.8 13.6 Taifun³ Clovis Matton 86 0.1 6 6.3 0 8.9 18.0 Heracles³ Clovis Matton 86 0.3 1 7.7 39 10.6 16.5 Inventa³ SCAM 84 0.6 1 7.9 0 10.4 16.1 lsd 0.7 0.7 * Getuigeras (4) een hoog cijfer duidt op minder gevoelig ² : dubbel tolerante rassen rhizomanie - nematoden ³ : dubbel tolerante rassen rhizomanie - rhizoctonia 15

Tabel 2. Resultaten van de rassen in 2007 : opbrengsten ras mandataris grond wortels netto Ton aan 16 suikergehalte Extraheerb. Witsuiker financieel potentieel t/ha t/ha % % t/ha (1) Bevestigde rassen Ernestina* KWS Benelux 6.7 94 17.4 102 91.0 14.9 103.2 Malvina* KWS Benelux 6.1 84 18.9 99 91.6 14.6 102.7 Klarina* KWS Benelux 5.7 92 17.5 101 90.8 14.7 102.5 Calgarhi SCAM 5.7 95 17.2 102 90.5 14.8 102.4 Resimax* Erauw-Jacquery 5.7 94 17.3 101 90.6 14.7 102.1 Zanzibar* SESVanderHave 5.4 95 17.1 102 90.3 14.7 102.1 Modus Pype pvba 6.1 92 17.4 100 90.6 14.5 101.0 Canyon SESVanderHave 5.7 95 16.9 101 90.4 14.6 100.8 Coyote* SESVanderHave 5.9 90 17.5 99 90.8 14.4 99.8 Marcel Pype pvba 5.7 88 17.5 96 90.5 13.9 97.1 Ruveta* Clovis Matton 4.2 85 18.0 95 91.1 13.9 97.0 Milota Clovis Matton 5.1 87 17.5 95 90.3 13.8 96.4 Catania* KWS Benelux 5.3 81 18.3 93 91.5 13.7 95.5 Florata* SCAM 5.6 86 17.5 94 90.3 13.6 95.1 Fortunata SCAM 5.2 84 17.7 93 90.4 13.4 94.0 Nieuwe rassen Angeliqua KWS Benelux 5.4 98 17.3 106 91.2 15.5 106.5 Cadenza KWS Benelux 6.2 89 18.1 101 90.7 14.6 102.6 Mirasuc Erauw-Jacquery 5.8 91 17.6 100 90.7 14.5 100.9 Koala SESVanderHave 5.3 91 17.5 99 90.8 14.4 100.3 Charme Pype pvba 6.0 88 17.9 98 91.1 14.3 99.6 Cheyenne Pype pvba 5.7 92 17.3 99 90.6 14.4 99.6 Atracta Clovis Matton 5.4 89 17.6 98 90.4 14.2 99.0 Jungle SESVanderHave 5.7 88 17.6 97 90.7 14.1 98.4 Express Pype pvba 5.1 92 17.0 98 91.1 14.3 98.3 Klaxon SCAM 5.3 88 17.4 95 90.6 13.8 96.2 Specifieke rassen Julietta² KWS Benelux 4.7 90 16.5 93 87.8 13.0 91.6 Iguane³ SESVanderHave 5.5 85 17.6 94 90.7 13.6 94.6 Zorro³ Pype sprl 5.1 84 17.6 93 90.7 13.5 94.1 Boomerang³ Pype sprl 5.1 83 17.7 92 90.8 13.4 93.4 Piranha³ SESVanderHave 5.2 83 17.6 91 90.8 13.3 92.6 Taifun³ Clovis Matton 7.6 74 17.8 82 91.0 12.0 83.4 Heracles³ Clovis Matton 5.8 70 18.3 80 90.7 11.6 81.8 Inventa³ SCAM 5.5 71 18.1 80 90.7 11.6 81.5 lsd 0.4 2 0.2 2 0.3 0.3 2.0 * Getuigeras (1) relatief t.o.v. getuigerassen ² : dubbel tolerante rassen rhizomanie - nematoden ³ : dubbel tolerante rassen rhizomanie - rhizoctonia 16

Tabel 3. Proeven 2007 zaai oogst dagen ton ton16 %S extr Opheers 1-avr 13-sept 165 77 83 17.3 91.2 1 fungi, -nem Florrifoux 2-avr 25-sept 176 85 93 17.5 90.7 1 fungi Ligne 6-avr 14-oct 191 94 101 17.3 89.9 2 fungi Kortrijk 11-avr 16-oct 188 90 98 17.6 90.3 1 fungi SM Lierde 10-avr 22-oct 195 94 104 17.8 90.4 2 fungi Nivelles 4-avr 25-oct 204 95 112 19.0 92.8 2 fungi Gingelom 2-avr 28-sept 179 75 82 18.9 92.5 nem Momalle 3-avr 6-oct 186 64 70 17.4 92.6 nem Acosse 5-avr 1-oct 179 70 79 18.2 93.0 nem 93 Rhizomanietolerante rassen gemiddelde resultaten 2007 (6 proeven KBIVB) extraheerbaarheid 92 91 90 Catania* Malvina* Ruveta* Express Charme Ernestina* JungleCoyote* Koala Klarina* Klaxon Marcel Mirasuc Cadenza Florata* Cheyenne Modus Resimax* Calgarhi Fortunata Atracta Milota Canyon Zanzibar* Angeliqua 89 92 96 100 104 108 Financieel potentieel (Euro/ha) 17

20 Rhizomanietolerante rassen gemiddelde resultaten 2007 (6 proeven KBIVB) suikergehalte 19 18 17 Malvina* Catania* Cadenza Ruveta* Fortunata Charme Jungle Milota Coyote* MirasucKlarina* Florata* MarcelAtracta Modus Ernestina* Koala Klaxon Resimax* Cheyenne Calgarhi Express Zanzibar* Canyon Angeliqua 16 13.0 13.5 14.0 14.5 15.0 15.5 Kg suiker per hectare De aanbevolen rassen van het KBIVB De rassen worden onderverdeeld in twee lijsten: - de aanbevolen rassen, die werden getest op basis van grote, commerciële zaadpartijen, kunnen aanbevolen worden voor een grootschalig gebruik. - de nieuwe en veelbelovende rassen, waarvan de bevestiging van de bekomen resultaten nog bestudeerd moet worden. 18

De keuze van de aanbevolen rassen door het KBIVB verzekert een verdeling van zowel genetische herkomst alsook van het evenwicht tussen wortelopbrengst en suikerrijkheid. In het bijzonder na de jaren 2006 en 2007 wordt een bijzondere aandacht besteed aan de «gezondheid van het blad», d.w.z. een kleinere gevoeligheid voor bladziekten in het algemeen (zowel witziekte, ramularia als cercospora). Dit lijkt ons essentieel voor de vermindering van de teeltkosten. De nieuwe interprofessionele akkoorden vragen ook aandacht voor de vermindering van de totale tarra (grond en kop). De rhizomanierassen Florata, Klarina, Malvina, Marcel, Modus, Resimax, Ruveta, Zanzibar, Calgarhi, Coyote werden gepubliceerd in de lijst met rhizomanietolerante rassen aanbevolen door het KBIVB. De rassen Piranha en Heracles werden aanbevolen voor percelen aangetast door rhizoctonia wortelrot. Het ras Julietta werd aanbevolen voor nematodenbesmette velden (meer dan 250 eieren + larven/100 g grond). Bevestigde rassen 2008 Florata Resimax Klarina Ruveta Malvina Zanzibar Marcel Calgarhi Modus Coyote Nieuwe rassen Koala Artracta Mirasuc Cadenza Angeliqua Charme Dubbel tolerante rassen Rhizoctonia : Piranha Nematoden : Heracles Iguane Julietta Taifun Zorro De rassen Modus Koala, Mirasuc, Angeliqua, Artracta, Cadenza, Charme werden voorgesteld als nieuwe rhizomanietolerante rassen en na bestudeerd te zijn door het KBIVB in 2007. De rassen Iguane, Zorro en Taifun worden voorgesteld als nieuwe dubbeltolerante rassen rhizomanie-rhizoctonia Op basis van de resultaten van de proeven aangelegd in 2006 en 2007 werden de volgende suikerbietenrassen toegelaten op de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen in de categorieën : - rhizomanietolerante rassen : INTEGRAL, SEVILLIA, NICLAS, BALTHAZAR, SUCRAMAX, ARDAMAX. - rhizomanietolerante rassen met tolerantie tegen bietencystenematode : THERESA KWS, MARGITTA - rhizomanietolerante rassen met resistentie tegen rhizoctonia : FRANCINA KWS, VEDETA, RIVOLTA 12 rhizomanietolerante rassen, 5 rhizoctoniawortelrotresistente rassen en 4 nematoden-tolerante rassen werden opgenomen in het tweede proefjaar voor opname (C2) in 2008. Voor de proeven werd geen onderscheid meer gemaakt tussen velden met en zonder rhizomanie. 19

Tabel 4. Meerjarige resultaten : waarnemingen ras mandataris Veldopkomst witziekte cercospora Bodembedekking Bevestigde rassen : resultaten 2005-2006-2007 (1) (4) (4) (5) n/ha Klarina* KWS Benelux 100 6 4 7 10 Coyote* SESVanderHave 103 2 3 6 0 Zanzibar* SESVanderHave 100 4 4 6 7 Resimax* Erauw-Jacquery 102 3 4 6 10 Ernestina* KWS Benelux 101 7 6 7 18 Modus Pype pvba 101 3 4 7 32 Canyon SESVanderHave 99 3 4 7 32 Malvina* KWS Benelux 100 5 4 6 40 Calgarhi SCAM 100 3 4 7 14 Marcel Pype pvba 99 3 4 6 34 Milota Clovis Matton 100 5 7 7 0 Florata* SCAM 96 6 6 6 22 Catania* KWS Benelux 101 3 5 6 17 Ruveta* Clovis Matton 98 4 7 8 0 Fortunata SCAM 99 4 4 7 0 Julietta² KWS Benelux 101 2 4 7 25 Piranha³ SESVanderHave 97 2 5 7 70 Heracles³ Clovis Matton 96 2 7 7 30 Inventa³ SCAM 96 2 8 7 98 Nieuwe rassen : resultaten 2006-2007 Angeliqua KWS Benelux 102 6 4 5 40 Cadenza KWS Benelux 99 5 4 8 0 Jungle SESVanderHave 100 3 3 7 0 Koala SESVanderHave 102 3 4 6 0 Cheyenne Pype pvba 101 3 4 7 30 Mirasuc Erauw-Jacquery 100 3 4 7 41 Charme Pype pvba 101 4 4 6 60 Atracta Clovis Matton 100 5 6 7 10 Express Pype pvba 97 4 4 6 10 Klaxon SCAM 100 5 5 7 10 Iguane³ SESVanderHave 100 2 4 8 0 Zorro³ Pype pvba 95 2 4 7 10 Boomerang³ Pype pvba 101 2 5 7 161 Taifun³ Clovis Matton 100 5 7 7 0 * Getuigerassen (1) relatief t.o.v getuigerassen (4) een hoog cijfer duidt op minder gevoelig (5) een hoog cijfer duidt op een snelle bodembedekking ² : dubbel tolerante rassen rhizomanie - nematoden ³ : dubbel tolerante rassen rhizomanie - rhizoctonia Schieters 20

Tabel 5. Meerjarige resultaten : opbrengsten Ras mandataris grond wortels netto Totale tarra suikergehalte Extraheerb. Witsuiker financieel potentieel (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) Bevestigde rassen : resultaten 2005-2006-2007 Klarina* KWS Benelux 99 104 99 102 100 103 102.6 Coyote* SESVanderHave 104 103 99 97 100 103 102.3 Zanzibar* SESVanderHave 96 106 97 94 100 102 102.0 Resimax* Erauw-Jacquery 102 103 98 97 100 102 101.3 Ernestina* KWS Benelux 117 104 98 107 100 102 101.1 Modus Pype pvba 102 102 99 95 100 100 100.3 Canyon SESVanderHave 98 105 96 93 100 101 100.2 Malvina* KWS Benelux 108 94 105 104 101 99 100.2 Calgarhi SCAM 101 104 97 98 100 100 99.9 Marcel Pype pvba 101 100 99 97 100 99 98.7 Milota Clovis Matton 92 99 99 88 99 97 97.5 Florata* SCAM 102 98 100 104 100 97 97.3 Catania* KWS Benelux 92 93 103 105 100 96 96.7 Ruveta* Clovis Matton 81 95 101 91 100 96 96.5 Fortunata SCAM 92 96 100 103 99 96 96.5 Julietta² KWS Benelux 83 102 95 99 97 95 95.6 Piranha³ SESVanderHave 87 94 98 92 100 92 91.9 Heracles³ Clovis Matton 102 80 103 111 100 82 83.2 Inventa³ SCAM 96 81 101 106 100 81 81.7 Lsd 5.7 1.2 0.5 2.9 0.2 1.3 1.4 Nieuwe rassen : resultaten 2006-2007 Angeliqua KWS Benelux 96 110 97 95 100 106 105.4 Cadenza KWS Benelux 114 99 103 108 100 102 102.8 Jungle SESVanderHave 102 101 100 101 100 101 100.8 Koala SESVanderHave 92 103 99 93 100 101 100.8 Cheyenne Pype pvba 98 104 97 93 100 101 100.6 Mirasuc Erauw-Jacquery 102 102 99 95 100 101 100.5 Charme Pype pvba 103 98 101 103 100 100 100.2 Atracta Clovis Matton 98 102 99 91 99 100 100.1 Express Pype pvba 91 102 97 91 100 99 98.1 Klaxon SCAM 94 100 97 93 100 97 96.9 Iguane³ SESVanderHave 97 97 99 92 100 96 96.1 Zorro³ Pype pvba 90 95 99 91 100 94 93.9 Boomerang³ Pype pvba 92 94 99 96 100 94 93.4 Taifun³ Clovis Matton 136 85 101 123 100 86 85.7 Lsd 6.2 1.4 0.7 3.8 0.3 1.6 1.6 * Getuigerassen (1) relatief t.o.v getuigerassen ² : dubbel tolerante rassen rhizomanie - nematoden ³ : dubbel tolerante rassen rhizomanie - rhizoctonia 21

Bevestigde rassen gemiddelde resultaten 2005-2006-2007 (18 proeven KBIVB) 106 Malvina* suikergehalte 103 100 97 Catania* Ruveta* Florata* Fortunata Milota Marcel Modus Klarina* Coyote* Resimax* Ernestina* Calgarhi Zanzibar* Canyon 94 94 97 100 103 106 Kg witsuiker per hectare Nieuwe rassen gemiddelde resultaten 2006-2007 (12 proeven KBIVB) 106 suikergehalte 103 100 Charme Jungle Mirasuc Cadenza 97 Atracta Express Klaxon Koala Cheyenne Angeliqua 94 94 97 100 103 106 Kg witsuiker per hectare 22

Aanbevelingen van specifieke rassen met dubbele toleranties voor 2008. Het gebruik van dubbel-tolerante rassen laat ons toe specifieke problemen op te lossen waar chemische middelen weinig of geen oplossing bieden. Deze rassen combineren steeds de tolerantie tegen rhizomanie met hetzij resistentie tegen rhizoctonia wortelrot, hetzij tolerantie/resistentie tegen het bietencysteaaltje. Het gebruik van dubbel-tolerante rassen is stijgend sinds enkele jaren met op nationaal vlak 12 % van de uitzaai in 2007. De uitzaai met dubbel tolerante rassen rhizomanie-rhizoctonia la op 6,8% in 2007 (tegen 6,3% in 2006 en 5,3% in 2005) maar met grote schommelingen tussen regio s (23,7 % in Moerbeke tegen 0,5% in Wanze). De uitzaai met dubbel tolerante rassen rhizomanie-nematoden lag op 4,9% in 2007 (tegen 2,3% in 2006 en 1,2% in 2005). Dit cijfer zal nog sterk evolueren in de komende jaren. Dubbeltolerante rassen «rhizomanie - rhizoctonia» Code R42-RTRR. Verantwoordelijke André Wauters Doel Resistentiecontrole van de dubbeltolerante rassen tegen rhizoctonia wortelrot. Verwezenlijking De commerciële rhizoctoniarassen en de rassen in inschrijving worden in aparte rhizoctoniabesmette proeven gezaaid. De proeven liggen in eenrijige banden, herhaald. Een gevoelig ras wordt alle 6 rijen gezaaid om de verdeling van de ziekte in het veld te controleren. Drie of vier herahlingen worden aangelegd per veld. Waarnemingen op de wortels na de oogst en het wassen laat toe de resistentie van de rassen te bepalen of te controleren. Enkel voldoende aangetaste velden worden weerhouden voor observatie. Cofinanciering Semzabel, GTIW, PVBC-V Samenvatting De verschillende dubbeltolerante rassen rhizomanie-rhizoctonia werden in de velden van Neerrepen en Overlaar gezaaid in 2007. Enkel de proef van Neerrepen was voldoende aangetast en werd geoogst en beoordeeld. De geoogste bieten worden iundividueel bekeken en verdeeld in 8 klassen van 0 (gezond) tot 7 (volledig rot). Een gemiddelde index wordt per ras bepaald. Het percentage aangetaste en gezonde bieten wordt berekend. De volgende tabel geeft het percentage gezonde (categorie 0, 1, 2), aangetaste (vlekken categorie 3, 4) en rotte bieten (meer dan 60% van de biet aangetast, categorie 5, 6, 7) voor de verschillende voorgestelde commerciële rassen. ras Neerrepen, 2007 % wortels gezond % wortels aangetast % wortels rot Malvina (vatbaar) 68 7 24 Inventa 88 10 2 Zorro 97 2 1 Piranha 95 2 3 Heracles 90 3 7 Taifun 95 0 5 Iguane 89 6 5 Boomerang 91 5 4 Francina KWS 94 2 5 Vedeta 93 3 4 Rivolta 97 1 2 23

Wij moeten hier besluiten dat ook bij resistente rassen een zeker percentage rotte bieten kan waargenomen worden. In de praktijk duidt dit nogmaals aan dat, naast een beredeneerde rassenkeuze, er nog steeds aandacht moet besteed worden aan teelttechniek : bodemstructuur en maïsteelt! De rassen Piranha en Heracles worden voor de uitzaai 2008 aanbevolen in rhizoctoniabesmette percelen. Deze rassen hebben een productiepotentieel (in onbesmette grond) dat lager is dan dat van rhizomanietolerante rassen. Piranha heeft een potentieel van 95%, dat van Heracles ligt bij 85%. Internationale rassenproeven Code R42-Var.int. Verantwoordelijke André Wauters Doel - Vergelijking van het gedrag van aanbevolen rassen die 50% van de markt uitmaken in Frankrijk, Spanje en België. - karakteristieken van de getuigenrassen die de evolutie van het rassenassortiment bepalen in de drie landen. - Bepaling van de interactie tussen rassen en proeflocaties.. Verwezenlijking Er werd overeengekomen om de rassen die 50 % van de markt uitmaken in elk land en de getuigenrassen van elk land te bestuderen. Deze proeven werden aangelegd, opgevolgd en gerooid volgens de gebruikelijke procedures van elk land. Wat de ontbladering van de bieten betreft, werken beide landen volgens hetzelfde uitgeruste systeem om kale bieten te bekomen. In beide landen worden de bieten ontkopt volgens de Belgische en Franse interprofessionele akkoorden. Samenwerking ITB (J. Fauchère et H. Escriou) ; AIMCRA (R. Morillo-Vellarde) Samenvatting De beproeving geleid in 2007 met het ITB en AIMCRA hadden als doel de grootste commerciële rassen (tot 50% Marktaandeel) van de 3 landen alsook de getuigerassen gebruikt door elk instituut bij de publicaties te vergelijken. 9 Franse rassen, 11 Belgische rassen en 3 Spaanse rassen werden opgenomen in 8 proeven waarvan 3 in Frankrijk, 3 in België en 2 in Spanje. 24

De proeven werden aangelegd, opgevolgd en gerooid volgens de gebruikelijke procedures voor rassenproeven van elk land. De 3 Belgische proeven waren gelegen te Ligne (Henegouwen), Lierde (Vlaanderen) en Bierbeek (Haspengouw). Tabel : Gemiddelde resultaten van de Belgische proeven. 3 proeven België wortels grond Totale tarra suiker K Na an extrah Bruto suiker kg/ha kg/ha % brut % /100 g suiker SNFS kg/ha standaard BEL 91337 6314 15.0 18.1 23.2 3.0 8.3 91.5 16506 %rel Python FRA 93163 6544 14.2 17.9 24.2 3.1 8.3 91.3 16614 100.3 Klarina FRA 93966 6238 15.5 17.8 22.7 2.5 9.7 91.2 16673 100.6 Leopard FRA 93255 6520 14.0 18.0 24.2 3.2 9.0 91.1 16749 101.3 Julietta FRA 90389 5172 14.6 16.9 27.9 3.9 12.6 89.4 15235 90.5 Ardan FRA 94567 6572 14.4 18.0 24.5 2.8 8.6 91.2 17000 102.9 Canyon FRA 94725 6423 14.0 17.7 24.5 2.9 8.5 91.2 16777 101.1 Diamenta FRA 88884 5490 13.2 18.3 23.6 3.4 8.5 91.4 16224 98.5 Radar FRA 91941 6486 15.2 18.0 24.2 2.9 8.4 91.3 16549 100.2 Malenka FRA 98076 6454 14.6 17.7 22.2 2.5 8.6 91.6 17300 104.2 Catania BEL S/T 82746 5701 15.7 18.8 21.2 2.2 7.8 92.1 15501 94.8 Zanzibar BEL S/T 97307 5954 13.7 17.5 25.8 3.1 8.0 91.1 16946 101.7 Coyote BEL S/T 93882 6512 14.7 17.6 25.1 3.3 8.8 91.0 16553 99.7 Malvina BEL S/T 84450 6847 15.8 19.2 20.8 2.4 8.3 92.1 16202 99.5 Marcel BEL 89568 6398 14.8 18.0 24.4 2.8 8.7 91.2 16075 97.2 Ernestina BEL S/T 96789 7846 16.6 17.7 23.4 3.9 7.8 91.4 17092 103.0 Klarina BEL S/T 94258 6454 15.4 17.8 22.7 2.4 9.4 91.3 16806 101.5 Resimax BEL S/T 96528 6634 14.3 17.8 24.7 2.8 8.2 91.3 17185 103.8 Ruveta BEL S/T 88795 5001 13.3 18.6 21.6 3.2 8.5 91.7 16459 100.3 Florata BEL S/T 87282 5876 15.7 18.2 23.9 3.5 8.2 91.4 15813 95.8 Charme BEL 90648 6998 14.9 18.3 23.3 2.6 8.1 91.6 16546 100.5 Esperanza SPA 92926 7091 16.6 17.5 23.0 3.7 7.4 91.6 16243 97.5 Osma SPA 92669 7719 16.7 17.6 22.7 3.4 7.3 91.7 16302 98.1 Vincent SPA 92511 7171 14.9 17.7 22.5 2.0 9.2 91.4 16335 98.4 Finan. 25

110.0 Financieel 3 proeven België 105.0 100.0 95.0 90.0 85.0 80.0 Malenka Resimax Ernestina Ardan Zanzibar Klarina Leopard Canyon Klarina Charme Ruveta Python Radar Coyote Malvina Diamenta Vincent Osma E s peranz a Marc el Florata Catania Julietta 19.5 S uikerg ehalte 3 proeven B elg ië 19.0 18.5 18.0 17.5 17.0 16.5 16.0 15.5 Malenka Resimax Ernestina Ardan Zanzibar Klarina Leopard Canyon Klarina Charme Ruveta Python Radar Coyote Malvina Diamenta Vincent Osma E s peranz a Marc el Florata Catania Julietta 26

suikergehalte 19.5 19.0 18.5 18.0 17.5 3 proeven B elg ië Catania Malvina Ruveta Diamenta Charme Florata Radar Leopard Marcel Ardan Python Klarina Klarina Resimax Vincent Coyote Canyon Malenka Osma Ernestina E s peranz a Zanzibar 17.0 J ulietta 16.5 90 92 94 96 98 100 102 104 106 financieel Resultaten van de 23 rassen bekomen in de drie proeflocaties in België gemiddelde getuige* proef : LIERDE proef : LIGNE proef : BIERBEEK 3 pr. Wortel S suiker Finan wortel S suiker Finan wortel S suiker Finan Finan kg/ha % kg/ha BEL kg/ha % kg/ha BEL kg/ha % kg/ha BEL BEL 94801 17.9 16874 100 92718 17.1 100 100 86682 19.4 16787 100 100 Malenka FRA 102468 17.3 17738 104.2 100902 16.8 16996 106.7 90859 18.9 17165 101.9 104.2 Resimax* BEL 99839 17.4 17419 102.6 95407 16.9 16132 101.4 94338 19.1 18006 107.1 103.8 Ernestina* BEL 97755 17.5 17143 101.1 101231 16.6 16832 105.2 91382 18.9 17302 102.8 103.0 Ardan FRA 98408 17.5 17228 101.6 94518 17.2 16223 102.4 90776 19.3 17550 104.6 102.9 Zanzibar* BEL 100112 17.1 17119 100.2 99537 16.4 16323 101.6 92272 18.9 17397 103.2 101.7 Klarina* BEL 97458 17.5 17008 100.2 94432 17.1 16179 102.1 90883 19.0 17232 102.4 101.5 Leopard FRA 95895 17.5 16800 99.0 94683 17.1 16230 102.4 89186 19.3 17218 102.6 101.3 Canyon FRA 95412 17.2 16425 96.3 95849 16.9 16200 101.8 92913 19.1 17705 105.3 101.1 Klarina FRA 97235 17.4 16932 99.7 95383 16.9 16118 101.3 89281 19.0 16967 100.8 100.6 Charme BEL 95313 18.1 17235 102.6 89120 17.2 15361 97.1 87512 19.5 17042 101.7 100.5 Ruveta* BEL 91287 18.5 16909 101.3 91740 17.3 15904 100.7 83357 19.9 16563 99.0 100.3 Python FRA 96751 17.5 16919 99.7 93482 16.9 15799 99.3 89257 19.2 17124 101.9 100.3 Radar FRA 95027 17.6 16751 98.9 91728 17.1 15680 98.9 89067 19.3 17215 102.6 100.2 Coyote-* BEL 97495 17.1 16703 97.8 91167 16.8 15307 96.0 92984 19.0 17648 104.9 99.7 Malvina* BEL 88343 19.1 16889 102.0 86221 18.2 15687 100.7 78787 20.3 16029 95.9 99.5 Diamenta FRA 91208 18.2 16637 99.2 90485 17.0 15398 96.9 84960 19.6 16636 99.3 98.5 Vincent SPA 93390 17.3 16133 94.7 93165 16.9 15755 99.0 90978 18.8 17116 101.5 98.4 Osma SPA 95945 17.5 16815 99.1 92556 16.4 15193 94.6 89506 18.9 16899 100.3 98.1 Esperanza SPA 97743 17.3 16899 99.2 93665 16.4 15325 95.3 87369 18.9 16506 97.9 97.5 Marcel BEL 93130 17.7 16459 97.3 89011 17.0 15084 94.8 86562 19.3 16682 99.4 97.2 Florata* BEL 92113 17.8 16401 97.2 89498 16.9 15171 95.4 80235 19.8 15865 94.8 95.8 Catania* BEL 87103 18.7 16273 97.7 85234 17.8 15189 97.0 75902 19.8 15040 89.9 94.8 Julietta FRA 93428 16.6 15500 89.9 94773 15.9 15046 92.6 82965 18.3 15160 89.2 90.5 27

Invloed van nematodenbesmettingen op de ontwikkeling en de prestatie van suikerbietenrassen Code RPN_041 Verantwoordelijke André Wauters Doel Studie van de tolerantie van rassen zonder het resistentie- of tolerantiegen tegen Heterodera schachtii en van dubbel tolerante rassen in aanwezigheid van nematoden. Verwezenlijking Het onderzoeksprogramma omvat de studie van rassen in aaltjesbesmette percelen bij verschillende besmettingsgraden. In dat opzicht werden in Acosse de proeven ontdubbeld. Een deel van het veld werd gezaaid na voorcrucht koolzaad, de rest na tarwe. Op hetzelfde perceel werd een proef uitgezaaid met een uitstel van 3 weken met het volledig sortiment rassen om de tolerantie te meten bij een vroegtijdige nematodenbesmetting. Samenwerking CRA-W : Département de Phytopharmacie Samenvatting De aaltjesbeproevingen in 2007 werden in 3 besmette percelen in de leemstreek aangelegd. Bodemanalysen met kwantificering van de nematoden bij de uitzaai bevestigden de aanwezigheid van het bietecystenaaltje Heterodera schachtii (analyses uitgevoerd door het Centre Wallon de Recherches Agronomique in Gembloux): Momalle : 900 eieren+larven / 100 g grond. Dit perceel vertoonde in 2003 een zeer sterke aantasting (2003 was een jaar met sterke nematodenvermeerdering). In 2005 werden nog meer dan 3000 eieren+larven/100 g geteld. Gingelom : 1000 eieren+larven / 100 g grond : een vruchtwisseling met regelmatig bieten en spruitkool houden de populaties nematoden hoog. Daarentegen is de populatie wat verzwakt en geïnfecteerd door antagonisten. Acosse : 400 eieren+larven / 100 g grond : bedrijf die in de jaren 60-80 een intensieve bietenteelt kende, dus percelen met een lange nematodenhistorie. In dit veld werd in 2006 een deel van het veld gezaaid me koolzaad, de rest met tarwe (rest van de rotatie dezelfde). Opbrengstproef 2007 : Nematodenproef te ACOSSE (400 O+L) ras kenmerk wortels grond Totale extraheerbsuiker Wit- suiker K Na an tarra Financ. kg/ha kg/ha % brut % mmol/100 g S % kg/ha REL Getuige S/T 69759 5486 16.1 18.1 20.2 1.7 4.6 93.0 11771 100 Catania RT S/T 68445 5202 16.0 18.6 20.5 1.5 5.1 93.0 11860 102 Calgarhi RT 71808 5592 15.5 17.9 20.6 1.5 4.4 93.0 11952 101 Marcel RT 67897 5616 15.8 17.9 20.1 1.7 4.7 93.0 11296 96 Zanzibar RT S/T 74781 5641 15.7 17.6 21.0 1.8 4.8 92.8 12239 103 Coyote RT S/T 71150 6274 16.7 18.0 19.8 1.6 4.3 93.1 11905 101 Malvina RT S/T 67483 5690 16.4 19.2 19.3 1.5 4.2 93.4 12077 104 Ernestina RT S/T 73416 5531 16.7 18.3 20.5 2.0 4.3 93.1 12492 106 Klarina RT S/T 72515 5336 16.4 17.7 21.4 1.5 5.6 92.6 11887 101 Resimax RT S/T 71053 5470 14.5 17.7 20.4 1.7 4.3 93.0 11706 99 Ruveta RT S/T 64047 4337 15.8 18.4 18.1 2.0 4.3 93.4 11008 94 Florata RT S/T 64754 5653 16.9 18.4 20.2 2.0 4.5 93.0 11062 94 Charme RT 68068 4995 15.6 18.1 19.5 1.6 4.4 93.2 11467 97 Julietta RTNT 87537 4983 11.7 18.0 24.6 1.3 7.5 91.7 14435 124 Theresa RTNT 77181 4959 15.7 19.0 20.5 1.1 6.5 92.7 13627 118 Margitta RTNT 81530 5214 15.6 18.4 21.6 1.2 5.2 92.8 13900 119 Paulina RTNR 74927 5616 15.8 17.9 30.8 1.5 8.0 90.7 12173 106 CV 3.8 11.6 8.7 0.9 3.4 9.5 9.6 0.2 4.1 4.2 lsd 3948 897.0 1.9 0.2 1.0 0.2 0.7 0.3 723 6.3 28

Opbrengstproef 2007 : Nematodenproef te MOMALLE (1000 O+L) Ras kenmerk wortels grond Totale tarra suiker K Na an extraheerb. Witsuiker Financ. kg/ha kg/ha % brut % mmol/100 g S % kg/ha REL Getuige S/T 64170 4961 15.3 17.4 18.4 3.6 5.6 92.6 10334 100.0 Catania RT S/T 65614 4990 16.4 18.1 18.2 2.4 5.8 92.9 11066 108.1 Calgarhi RT 62885 5107 15.8 17.0 19.0 3.4 5.2 92.6 9883 95.0 Marcel RT 58996 4493 14.9 17.2 18.4 3.3 5.3 92.7 9425 90.8 Zanzibar RT S/T 67310 5292 14.8 16.8 19.1 4.1 5.5 92.4 10488 100.7 Coyote RT S/T 64951 5536 15.4 17.1 18.3 3.6 5.4 92.7 10278 98.9 Malvina RT S/T 65862 4877 14.8 18.1 18.1 3.2 5.4 92.9 11078 108.2 Ernestina RT S/T 68148 5419 15.7 17.1 18.8 4.2 5.8 92.4 10799 104.3 Klarina RT S/T 60351 4678 15.6 17.1 19.2 3.1 6.3 92.4 9557 92.3 Resimax RT S/T 62398 4873 15.5 17.1 18.7 3.5 5.3 92.6 9862 94.9 Ruveta RT S/T 60994 3733 13.5 17.5 16.4 4.2 5.4 92.9 9929 96.0 Florata RT S/T 61901 5253 15.6 17.4 18.6 4.5 5.9 92.4 9953 96.6 Charme RT 58890 4777 17.1 17.5 18.5 2.8 5.3 92.8 9562 92.5 Julietta RTNT 87212 4795 12.0 17.1 24.6 3.7 10.2 90.6 13471 132.6 Theresa RTNT 77914 5770 16.2 18.4 18.1 1.9 6.4 92.9 13326 130.8 Margitta RTNT 83099 5312 14.9 17.6 19.6 2.7 6.2 92.5 13539 131.7 Paulina RTNR 70556 6988 17.7 17.3 27.8 3.0 8.6 90.7 11069 109.3 CV 5.5 12.1 10.3 1.3 3.5 13.8 8.8 0.3 5.7 5.7 Lsd 4952 847 2.1 0.3 0.9 0.6 0.7 0.3 815 8.0 Opbrengstproef 2007 : Nematodenproef te GINGELOM (900 O+L) Ras kenmerk wortels grond Totale tarra suiker K Na an extraheerb. Witsuiker Financ. kg/ha kg/ha % brut % mmol/100 g S % kg/ha REL Getuige S/T 74817 5019 14.6 17.6 18.9 2.8 6.5 92.5 12176 100.0 Catania RT S/T 76429 4751 14.0 18.3 18.7 2.0 6.9 92.7 12995 107.8 Calgarhi RT 80840 5231 15.0 17.3 19.3 2.6 6.3 92.5 12931 105.7 Marcel RT 74578 5036 14.5 17.5 19.1 2.6 6.2 92.6 12104 99.3 Zanzibar RT S/T 76494 4849 14.3 16.8 21.1 3.4 6.3 92.0 11818 96.2 Coyote RT S/T 73660 5377 14.4 17.3 19.2 2.8 6.1 92.5 11778 96.2 Malvina RT S/T 72019 5361 14.6 18.4 17.7 2.6 6.6 92.8 12307 102.1 Ernestina RT S/T 79581 5677 17.1 17.7 18.0 3.1 6.1 92.7 13071 107.4 Klarina RT S/T 73432 4573 13.9 17.3 19.4 2.4 7.4 92.2 11745 96.3 Resimax RT S/T 76949 5101 14.4 17.1 20.0 2.7 6.2 92.3 12160 99.2 Ruveta RT S/T 74147 4492 13.3 17.7 17.3 3.2 6.2 92.8 12205 100.2 Florata RT S/T 70638 4995 15.0 17.6 19.0 3.3 6.3 92.5 11501 94.5 Charme RT 71467 4938 15.2 17.5 18.9 2.3 6.1 92.6 11580 94.8 Julietta RTNT 83545 4191 12.5 17.3 23.6 2.4 11.6 90.6 13081 109.1 Theresa RTNT 78980 4735 14.1 18.2 19.1 1.8 8.1 92.3 13269 110.3 Margitta RTNT 83351 4573 13.0 18.2 20.3 2.0 6.8 92.4 14013 116.3 Paulina RTNR 76429 5832 14.7 17.2 30.6 2.4 10.1 89.9 11818 99.1 CV 5.6 9.5 12.1 1.2 5.4 15.7 8.1 0.3 5.7 5.8 Lsd 4931 557.4 2.0 0.2 1.3 0.5 0.7 0.4 812 6.9 29

De grootste commerciële rhizomanierassen in 2007 alsook de standaardrassen (Catania, Calgarhi, Zanzibar, Coyote, Malvina, Ernestina, Klarina, Ruveta, Florata) werden samen met de dubbel-tolerante en -resistente rassen in de 3 besmette proeven uitgezaaid. De opbrengst van alle rhizomanierassen lag lager dan die van het ras Julietta, met uitzondering van de proef van Gingelom, nochtans sterk besmet. De rassen TheresaKWS et Margitta, nieuwe inschrijvingen in 2008, geven een financieel inkomen equivalent met Julietta, maar met een hoger suikergehalte en extraheerbaarheid. Tabel 6 : Resultaten 2007 van de nematodenrassen in besmette grond (3 proeven) Ras Mandataris wortels suiker grond Totale tarra Extraheerb. Witsuiker t/ha % t/ha % brut % t/ha (1) Ernestina* KWS Benelux 74 17.7 5.5 16.5 92.7 12.1 106 Catania* KWS Benelux 70 18.4 5.0 15.5 92.8 12.0 106 Malvina* KWS Benelux 68 18.6 5.3 15.3 93.1 11.8 104 Zanzibar* SESVanderHave 73 17.1 5.3 15.0 92.4 11.5 100 Coyote* SESVanderHave 70 17.4 5.7 15.5 92.8 11.3 98 Resimax* Erauw-Jacquery 70 17.3 5.1 14.8 92.7 11.2 98 Klarina* KWS Benelux 69 17.4 4.9 15.3 92.4 11.1 97 Ruveta* Clovis Matton 66 17.9 4.2 14.2 93.0 11.0 97 Florata* SCAM 66 17.8 5.3 15.8 92.6 10.8 95 Julietta ² KWS Benelux 86 17.4 4.7 12.1 90.9 13.7 121 TheresaKWS² KWS Benelux 78 18.6 5.2 15.3 92.6 13.4 119 Margitta ² KWS Benelux 82 18.1 5.0 14.5 92.6 13.8 122 Lsd 3 0.2 0.5 1.2 0.2 0.5 4 * getuigeras (1) relatief t.o.v. getuigerassen ² : dubbel tolerante rassen rhizomanie - nematoden Financ. 30

106 Nematodenproeven 2007 gemiddelde 3 proeven : 750 eieren+larven 104 Malvina Catania TheresaKWS suikergehalte 102 100 98 96 Ruveta Ernestina Florata Charme Marcel Coyote Klarina Calgarhi Resimax Zanzibar Margitta Julietta 94 90 100 110 120 130 financieel potentieel (Euro/ha) In Acosse werden naast elkaar 3 proeven uitgezaaid. Naast de referentieproef na tarwe, werd een proef na voorvrucht koolzaad uitgezaaid, een derde proef werd na tarwe gezaaid maar met 3 weken uistel. De resultaten vindt u in volgende tabel. Opbrengstproef 2007 : Nematodenproef te ACOSSE (400 O+L) Ras kenmerk Wortels suiker Ton@ wortels suiker Ton@ <> tarwe wortels suiker Ton@ <> tarwe kg/ha % 16 kg/ha % 16 ton 16 kg/ha % 16 ton 16 Voorvrucht tarwe voorvrucht koolzaad Tarwe late zaai Gemidd. 69759 18.1 79 68112 18.3 78-1 54881 18.3 63-16 Catania RT 68445 18.6 80 69006 19.0 82 2 55397 18.8 65-15 Calgarhi RT 71808 17.9 80 71199 17.8 79-1 57188 18.0 64-16 Marcel RT 67897 17.9 76 68409 18.2 78 2 51962 18.2 59-17 Zanzibar RT 74781 17.6 82 70712 17.6 78-5 57420 17.9 64-18 Coyote RT 71150 18.0 80 66788 18.1 75-4 54288 18.1 62-18 Malvina RT 67483 19.2 81 68385 19.5 83 2 54362 19.2 65-16 Ernestina RT 73416 18.3 84 70285 18.5 81-3 58248 18.0 66-18 Klarina RT 72515 17.7 80 66106 18.0 74-6 58674 18.1 66-14 Resimax RT 71053 17.7 79 72649 17.9 81 2 56177 18.0 63-16 Ruveta RT 64047 18.4 74 63986 18.6 74 1 49695 18.4 57-17 Florata RT 64754 18.4 74 61708 18.3 71-4 50280 18.4 58-17 Charme RT 68068 18.1 77 62829 18.2 72-5 53886 18.4 62-15 Julietta RTNT 87537 18.0 98 83894 18.1 95-4 66654 17.8 74-24 Theresa RTNT 77181 19.0 92 73392 19.0 87-5 60063 18.9 71-21 Margitta RTNT 81530 18.4 94 78168 18.5 90-3 60319 18.2 69-25 Paulina RTNR 74927 17.9 84 74622 17.9 83 0 61075 17.9 68-16 31

Wij zien in deze beproeving weinig effekt van de voorvrucht koolzaad. De populaties nematoden waren hier ook niet duidelijk verschillend. Daarentegen is het opbrengstverlies door een laattijdige zaai belangrijk (16 ton bieten basis 16 ), wat te verwachten was. Wat merkwaardig is, komt van het feit dat de 3 tolerante rassen (Julietta, Margitta et Theresa) een duidelijk groter verlies lijden (ongeveer 24 ton) dan de rhizomanierassen. Tabel 7 : Resultaten 2005-2006-2007 van de rassen in nematodenbesmette grond (9 proeven) ras Mandataris Kenmerk netto @ 16 heerb.. suiker grond wortels suiker Ton Extra- Wit- Financ. t/ha t/ha % % t/ha (1) Catania* KWS Benelux RT 97 97 105 102 100 102 103.0 Calgarhi* SCAM RT 102 101 98 99 100 99 98.3 Zanzibar* SESVanderHave RT 101 102 98 100 100 99 98.8 Julietta KWS Benelux RTNT 91 122 98 119 98 116 118.3 CV 15.9 7.3 1.8 7.9 0.5 8.0 8.2 lsd 8 3 1 4 0.2 4 4.0 * getuigeras (1) relatief t.o.v. getuigerassen Effect van stijgende nematodenbesmetting op de dalende suikeropbrengst ten opzichte van Julietta. Opbrengst van de rassen in functie van besmettingsniveau 17 16 gevoelig ras Julietta ton suiker / ha 15 14 13 12 11 10 0 400 800 1200 aantal eieren+larven zaai Deze grafiek toont aan dat reeds bij «middelmatige» infecties van 400 eieren+larven, het opbrengstverlies bij normale rassen reeds hoog kan oplopen (tot meer dan 3 ton suiker per hectare). Het omgekeerde is ook waar : hoge beginpopulaties geven altijd een significant verlies, maar zijn niet altijd deze die de grootste opbrengstderving geven. Alhoewel wij kunnen meten dat de opbrengst van het ras Julietta in 2007 in de sterkst besmette proeven een lagere opbrengst toonde, maar dat er hier omtrent geen conclusies kunnen getrokken worden gaande over verschillende velden, is de tendens van een lagere opbrengst van Julietta bij hogere infecties toch meetbaar. De volgende grafieken tonen de evolutie van de opbrengst van de verschillende bestudeerde rassen vergeleken met de opbrengst van het ras Julietta, dit in functie van de besmettingsgraad van nematoden. Een stijgende besmettingsgraad veroorzaakt per aanwezige ei of larve een verlies van 3 à 5 kg suiker. Hoewel de tendens duidelijk is, lijkt de reactie in minder besmette percelen wisselvalliger dan in meer besmette percelen. Bovendien 32

versterken de indirecte opbrengstverminderingen, veroorzaakt door magnesiumgebrek en door droogte, die van de nematodenbesmetting. We noteren een interactie tussen de rassen en hun klassement in de nematodenbesmette velden in vergelijking met niet-aangetaste velden. De resultaten van 2006 tonen aan dat de daling van suikeropbrengst per larve geen 3 kg bedraagt, maar het dubbele. Dit is te wijten aan de groeiomstandigheden van dit jaar: late uitzaai, droogte en warmte. In 2007, nat jaar, had men lagere opbrengstverliezen verwacht. Integendeel, de verliezen zijn significant, misschien te wijten aan een hoge bodemtemperatuur bij de uitzaai en tijdens de opkomst. Grafiek. Evolutie van de relatieve suikeropbrengst van de verschillende rassen in functie van het besmettingsniveau van de velden tussen 2004 en 2006. 120 g p p suiker/ha relatief 110 100 90 80 70 veldpotentieel gevoelig ras Julietta R 2 = 0.83 60 50 1 larve = - 3 kg suiker/ha 2006! 0 500 1000 eieren+larven / 100 g grond Een goede diagnose door bodemanalyse, gecombineerd met visuele waarnemingen van het perceel, is de beste raadgever voor een goede rassenkeuze. Zelfs bij een lage besmetting (250 eieren+larven) moet het gebruik van een tolerant ras overwogen worden. Bij hoge besmetting is het aangeraden om de vruchtwisseling te verlengen. Evolutie van de nematodenpopulaties De teelt van een «gevoelig» ras veroorzaakt, zodra de bieten gezaaid worden, een vermeerdering van de nematoden met als gevolg een verhoging van hun aantal (eindpopulatie > beginpopulatie. Na 3 tot 4 jaren zonder waardplantteelt daalt dit aantal terug tot zijn initiële cijfers door natuurlijke uitsterving. De teelt van een «resistent» ras (type HS1-pro1) veroorzaakt daarentegen een stabilisatie of beter een vermindering van de nematodenpopulatie tijdens de teelt. Een «tolerant» ras (type Julietta) veroorzaakt een vermeerdering, lager dan dat van een normaal ras, hoger dan dat van een resistent ras. Dit kan door bodemanalysen in de proefvelden bewezen worden door het aantal nematoden bij de zaai met na de oogst te vergelijken (zie grafiek). 33

Tabel 7 : Aaltjesvermeerdering in 2007 (Momalle) : bodemanalysen ras Eieren+larven Eieren+larven Pf/Pi Zanzibar (vatbaar) Zaai oogst 704 2041 2.9 Julietta 634 891 1.4 TheresaKWS 691 1108 1.6 Margitta 689 902 1.3 Resistent 630 455 0.7 3500 Evolutie van de nematoden gevoelig Julietta 3000 eindpopulatie 2500 2000 1500 1000 500 0 0 200 400 600 800 1000 1200 beginpopulatie Dit kan ook rond einde juni door observaties van cystenvormingen op de bietenwortels geverifieerd worden. Volgende tabel geeft de resultaten van de waarnemingen op bietenwortels in Acosse in juni 2007. Tabel 8 : Aaltjesvermeerdering 2007 (Momalle) : cystentellingen 0 cyste 1-5 cysten 5-20 cysten >20 cysten Vatbaar 0 10 60 29 Julietta 4 60 33 2 TheresaKWS 19 50 29 2 Margitta 6 56 38 0 Resistent 92 4 2 2 34

1.5 Onkruidbestrijding Vermindering van de gevoeligheid van melganzenvoet voor metamitron Code RHD_041 Doel Studie van de contact- en bodemwerking van verschillende producten of herbicidenmengsels voor de bestrijding van vermoedelijke resistente melganzenvoet ten aanzien van metamitron. Verwezenlijking 4 proefvelden met twee verschillende proefschema s werden aangelegd op 3 plaatsen (Lubbeek, Bevekom en Bierbeek). Het eerste proefschema was gericht naar de studie van de contactwerking van verschillende formuleringen fenmedifam, desmedifam en/of ethofumesaat, van verhoogde dosissen van deze contactmiddelen alsook van de invloed van metamitron of van lenacil. Het tweede proefschema was gericht naar de studie van de invloed op de nawerking van enkele proefmiddelen toegepast vanaf het 4 of 6-bladstadium. Samenwerking UGent, Departement Herbologie, Prof. Bulcke Cofinanciering IWT Samenvatting Desondanks de algemeen moeilijke omstandigheden voor de onkruidbestrijding in 2007 (droogte in april, gespreide opkomst) stelde de bestrijding van melganzenvoet minder problemen dan de vorige jaren. Dank zij het frisse en vochtige zomerweer bleef de bodembedekking door het gewas voldoende om de opkomst van melganzenvoet of ander onkruid met gespreide opkomst te beperken. De zomerse opkomst werd ook reeds sterk beperkt door de hete aprilmaand, waarmee reeds in het voorjaar zeer veel onkruid kiemde. Studie van de contactwerking (proefschema op tabel 1) In de proef van Lubbeek werking tegen melganzenvoet algemeen zeer aanvaardbaar tot goed was na de eerste twee naopkomstbehandelingen(zie tabel 2, evaluatie van 3/5). Na deze 2 eerste behandelingen werkte Betanal Elite aan de dosis 0,5-0,75 l/ha (obj. 4) iets slechter dan de referentie B 0,5-0,75 (obj. 2); aan een verhoogde dosis (0,75-1,1 l/ha, obj. 5) was Betanal Elite wel vergelijkbaar met de referentie B 0,75-1,1 (obj. 6). De verhoging van de dosis fenmedifam ( Betanal ) was gunstig (obj. 6 & 7 t.o.v. obj. 2), doch er werd geen verschil vastgesteld tussen de dosissen 0,75-1,1 en 1-1,5 l/ha. Bij de waarneming van 3/5 werd besloten NO3 iets uit te stellen, maar 1 week later was de onkruidbezetting in de meeste percelen sterk toegenomen (zie evaluatie 10/5). De werking van NO1&NO2 bleek toen onvoldoende in alle objecten met de laagste dosis fenmedifam, en amper aanvaardbaar bij deze met de dosis fenmedifam verhoogd met 50 %. Omwille van de slechte weersomstandiheden kon NO3 pas op 22 mei uitgevoerd worden, zodat enkele melganzenvoetplanten reeds het 10-bladstadium bereikt had. De kleinere planten werden door deze laatste behandeling zeer goed bestreden (zie evaluatie 29/5), maar de werking op de grotere planten was zeer wisselvallig. Ze was enkel zeer aanvaardbaar tot goed indien een verhoogde dosis fenmedifam toegepast werd. Bij de eindtelling van melganzenvoet (1/6) bleven er gemiddeld voor alle objecten 4 planten per m² over. Dit gemiddelde varieerde van 1,9 (werking van 97,6 % t.o.v. onbehandeld) tot 5,5 (92,9 %) voor de meeste objecten, terwijl in object 10 (laagste dosis B Elite) 10,2 planten/m² overbleven. Aangezien de bietenrijen vanaf einde mei gesloten waren kon geen bijkomende behandeling uitgevoerd worden. In de rest van het veld werd melganzenvoet veel beter bestreden, dankzij een tijdige uitvoering van NO3 (reeds op 4/5). De toevoeging van desmedifam (obj. 3), lenacil ( VENZAR, obj. 10) of triallaat (AVADEX, obj. 11), alsook de verhoging van de dosis metamitron (obj. 8) vertoonden geen gunstig effect. Op 14/8 werden naargelang de objecten gemiddeld 0 tot 0,7 planten per m² geteld. Deze cijfers bevestigen het nut om de dosis fenmedifam te verhogen (met uitzondering van het referentieobject 2 dat hier ook vrij goed scoort). Deze toestand bleef ongewijzigd tot bij het rooien. De andere aanwezige onkruidsoorten (kamille, zwarte nachtschade, duivenkervel en hondspeterselie) werden algemeen goed bestreden. De selectiviteit was na NO2 slechts onvoldoende tot aanvaardbaar, zonder belangrijke verschillen tussen de objecten (zie evaluatie 10/5). Dit is te wijten aan de hoge temperaturen van april (tot 30 C), niettegenstaande de behandelingen s ochtends uitgevoerd werden (voor 9 u). Na NO3 was deze remming geringer. 35

Een zelfde proef werd aangelegd te Bierbeek, doch werd na de 2 eerste naopkomstbehandelingen niet verdergezet omwille van een te geringe opkomst van melganzenvoet. Tabel 1 : Proef B07HD_L1 (Lubbeek): PROEFSCHEMA NO1 19/04 kiem NO2 26/04 2-blad NO3 22/5 8 blad Obj. Thema (korte beschrijvi F A R F A R F A R 1 Onbehandeld - 2 ref. BTG (FAR 0.5-1 ) pmp+dmp B 0.5 T 0.5 G 0.5 B 0.75 T 0.75 G 0.75 B 0.75 T 0.75 G 1 3 (in Kemifam Combi SC) KemC 0.5 T 0.5 G 0.5 KemC 0.75 T 0.75 G 0.75 KemC 0.75 T 0.75 G 1 4 B Elite dosis n (bij NO1&NO2) B Elite 0.5 G 0.5 B Elite 0.75 G 0.75 B Elite 0.75 G 1 5 B Elite dosis n*1.5 (bij NO1&NO2) B Elite 0.75 G 0.5 B Elite 1.1 G 0.75 B Elite 1.1 G 1 6 Hogere dosis B (dosis n*1.5) B 0.75 T 0.5 G 0.5 B 1.1 T 0.75 G 0.75 B 1.1 T 0.75 G 1 7 Hogere dosis B (dosis n*2) B 1 T 0.5 G 0.5 B 1.5 T 0.75 G 0.75 B 1.5 T 0.75 G 1 8 Hogere dosis B (n*1.5) B & Goltix (n*2) 0.75 T 0.5 G 1 B 1.1 T 0.75 G 1.5 B 1.1 T 0.75 G 2 9 Hogere dosis BTG vanaf NO3 B 0.75 T 0.5 G 1 B 1.1 T 0.75 G 1.5 B 2.0 T 1.5 G 2 10 Ref.+ Venzar B 0.5 T 0.5 G 0.5 B 0.75 T 0.75 G 0.75 B 0.75 T 0.75 G 1 V 0.1 V 0.2 V 0.3 11 Ref. + Avadex B 0.5 T 0.5 G 0.5 B 0.75 T 0.75 G 0.75 B 0.75 T 0.75 G 1 Av 0.75 Av 0.75 Geen vooropkomstbehandeling Toevoeging van een minerale olie (Biotop) bij alle mengsels (behalve bij NO2 want t > 22 C in de schaduw en met Betanal Elite) Toevoeging van een graminicide bij NO2 (Fusilade 250EC 0.25 l) B = 'BETANAL' (fenmedifam MEDIFAM 160EC ) / T = 'TRAMAT EC' (KEMIRON ethofumesaat 200EC) KemC = Kemifam Combi = pmp 125 + dmp 40 SC / B Elite = pmp 91 + dmp 71 + ethofumesaat 112 EC G = GOLTIX (Agrichim Metamitron 700SC) / V = 'VENZAR' (BC-lenacil 80WP) / AVADEX = triallaat 480 EC Tabel 2 : Proef B07HD_LU (Lubbeek): RESULTATEN Werkzaamheid op MELGANZENVOET 26/4 3/5 10/5 1/6 10DANO3 14/8(&7/9) 55DANO3 10/5 29/5 Obj. 7DANO1 7DANO2 14DANO2 pl/m² EFF % pl/m² (*2) EFF % 14DANO2 7DANO3 1 0 0 0 77 (op 8/5) 0% 77 (op 8/5) 0% 9 9 2 7 6.75 4 4.7 93.9% 0.1 99.8% 5 7 3 6.25 7.25 3.75 5.5 92.9% 0.5 99.3% 4.75 7.5 4 6.75 5.75 3.5 10.2 86.8% 0.5 99.4% 5 7.25 5 7 8 4.75 2.9 96.2% 0.3 99.6% 4.5 6.75 6 7 7.75 5 2.1 97.2% 0.1 99.9% 4.75 7 7 7.5 7.75 5.25 1.9 97.6% 0.0 99.9% 4.75 7.25 8 7.25 7 4.75 3.2 95.9% 0.0 100.0% 5.25 7.5 10 5.75 7.75 4 4.1 94.7% 0.6 99.2% 5 7.25 11 6.25 7 4 3.7 95.2% 0.7 99.1% 4.75 7 (*1) Evaluatie werkzaamheid of selectiviteit: 9 = perfect / 5 = aanvaardbaar / 1 = zeer slecht (*2) Enkel het onkruid boven het bietengewas Selectiviteit Volgens evaluatie 0-9 (*1) Volgens telling Eval. 0-9 (*1) Studie van de nawerking (Proefschema II) Aangezien dit deel van de studie voornamelijk proefmiddelen betreft, kunnen het proefschema en de resultaten van deze proeven in deze brochure niet gepubliceerd worden. 36

Studie van herbicidenformuleringen Code RHD_042 Verantwoordelijke Olivier Hermann Doel Studie van de gevolgen in de onkruidbestrijding van de terugtrekking van alle formuleringen op basis van solventen van het NPE-type (Nonylphenol ethoxylaten), en studie van de doetreffendheid van de alternatieve formuleringen. Verwezenlijking Studie in 1 proefveld (gelegen te Beauvechain) van de werkzaamheid en de selectiviteit van - verschillende SC- en SE formuleringen (Suspensie concentraten en suspo-emulsies) op basis van fenmedifam (Medifam EC, Kemifam SC, Medifam SE, Premium SC, Kemifam Combi SC) en ethofumesaat - «Kant-en-klaar mengsels met fenmedifam, desmedifam en ethofumesaat (Dynamo en Betanal Elite). De invloed van de dosis wordt ook bestudeerd (Medifam SE en B Elite aan dosis n of n x 1,25. Cofinanciering CABC Samenvatting Zoals in de meeste velden van 2007 werd de eerste naopkomstbehandeling (19/4) in zeer moeilijke omstandigheden uitgevoerd (zeer warm weer en zeer lage luchtvochtigheid). In deze omstandigheden werd de geringere werkzaamheid van de SC en SE-formuleringen van fenmedifam bevestigd, voornamelijk tegen varkensgras. Met deze formuleringen werd een dosiseffect (+ 25%) van fenmedifam vastgesteld. De toevoeging van desmedifam (in Kemifam Combi) verbeterde de werking niet. De duurdere «kant-en-klaar» mengsels (Dynamo SC en Betanal Elite) waren even doeltreffend als de (vroegere) EC formulering van fenmedifam. Betanal Elite vereiste geen dosisverhoging van 25%. Na de 4 naopkomstbehandelingen waren de verschillen tussen producten veel geringer dan na de 2 eerste. De selectiviteit van de behandelingen bleef met alle producten aanvaardbaar. 1.6 Ziekten en plagen Demonstratieplatforms: Rassenproeven suikerbieten voor de waarneming van bladschimmelziekten en bepaling van de bespuitingstrategie Code R42 VDF Verantwoordelijke André Wauters In deze platforms worden rassenproeven voor de waarnemingen van bladschimmelziekten aangelegd met als doel de gevoeligheidsverschillen tussen rassen aan te tonen. Verwezenlijking In de platforms van Tongeren, Florrifoux en Bierbeek werden waarnemingspercelen uitgezaaid met alle erkende en aangevraagde rhizomanietolerante rassen (96 rassen!). De ontwikkeling van de schimmelziekten werd opgevolgd vanaf augustus tot bij de oogst (zonder fungicidenbehandeling). Samen met de opbrengstproeven worden deze waarnemingspercelen in rekening gebracht bij de erkenning van nieuwe rassen door de gewestelijke Comités en bij de aanbevelingen door het KBIVB. Cofinanciering PVBC-V, PVBC-W Samenvatting De belangstelling voor minder gevoelige rassen t.o.v. bladschimmelziekten neemt de laatste jaren toe. De ontwikkeling van cercospora, witziekte, en nu ook van roest is al enkele jaren groter. Vanaf 2004 werd, samen met het Vlaamse en Waalse Gewest, een nieuw protocol voor erkenning van rassen opgesteld waarin de evolutie naar minder gevoelige rassen voor schimmelziekten (witziekte en/of cercospora) een belangrijke rol speelt. Hoewel de rhizomanietolerante rassen in grote lijnen beter bestendig zijn tegen cercospora dan de klassieke rassen, worden in de meeste Europese landen, waaronder vanaf 2004 ook in België, rhizomanietolerante rassen aangemeld met een hoge ziekte -tolerantie. Cercosporaresistentie gaat in vele gevallen gepaard met een hogere vatbaarheid voor witziekte, maar ook hier bestaan er uitzonderingen die interessant kunnen zijn voor de bietenteelt. 37

In de waarnemingspercelen van 2006 konden vooral witziekte geëvalueerd worden. 5 quoteringen konden in de verschillende velden verwezenlijkt worden tussen begin augustus en einde september. In 2007 kenden witziekte, ramularia, cercospora en roest een belangrijke en reeds vroege ontwikkeling. Witziekte was vooral aanwezig in juli-augustus, cercospora en zeker ramularia kenden een explosie in september oktober. 60 cerco 60 ramu 50 50 40 30 Coyote Florata 40 30 Coyote Florata 20 julietta 20 J ulietta 10 10 0 16/jul 30/jul 13/aug 27/aug 10/sep 24/s ep 0 16/jul 30/jul 13/aug 27/aug 10/sep 24/sep 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 oidium Coyote Florata J ulietta 4 3 2 1 rouille Coyote Florata Julietta 0 0 16/jul 30/jul 13/aug 27/aug 10/sep 24/sep 16/jul 30/jul 13/aug 27/aug 10/sep 24/sep De grafieken 1 tot 4 geven de evolutie per ziekte tijdens de zomer en de herfst voor de 3 bestudeerde rassen in Florrifoux. Graphieken 5 en 6. Rasgevoeligheid in Tongeren, 2007 80 Tongeren ongespoten witziekte 17/08 % aangetast bladoppervlak 70 60 50 40 30 20 10 0 Cadenza Calgarhi Catania Charme Coyote Ernestina Florata Julietta Jungle Klarina Malvina Marcel Resimax Ruveta Taifun Zanzibar 38

20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Cadenza Calgarhi Tongeren ongespoten cerco/ramu 17/08 % aangetast bladoppervlak Catania Charme Coyote Ernestina Florata Julietta Jungle Klarina Malvina Marcel Resimax Ruveta Taifun Zanzibar De rasresistentie benutten tegen witziekte en cercospora om opbrengstverliezen door bladschimmelziekten te verminderen is zeker even belangrijk als de keuze van een goed fungicide. In 2007 heeft het KBIVB meerdere proeven aangelegd met de studie van fungicidestrategieën bij rassen met verschillende gevoeligheden voor cercospora, ramularia, roest en witziekte. Een proef met 3 verschillende rassen (Florata, Julietta en Coyote) werd aangelegd in Floriffoux en bevatte 4 spuitschema s : geen bespuiting, enkel eerste fungicide (Impact-R op 25/7), enkel tweede bespuiting (Spyrale op 29/8), en een dubbele bespuiting. J ulietta 1+2 Julietta 2 Julietta 1 Julietta 0 Florata 1+2 Florata 2 Florata 1 Florata 0 Coyote 1+2 Coyote 2 Coyote 1 Coyote 0 Invloed van fungicide strategie op kwotering ziekten bij oogst (Floriffoux 24/9) cercospora ramularia roes t witz iekte 0 20 40 60 80 100 aangetast bladoppervlak 39

financieel ten opzichte van gemiddelde met 2 fungicide 110 105 100 95 90 85 Effect van fungicidebehandelingen (Floriffoux 2007) 0 bespuiting 1ste fungicide 2de fungicide 1ste+2de fungicide Coyote Julietta Florata De grafiek toont duidelijk het nut aan van de eerste fungicidebespuiting. Deze bespuiting later (te laat) uitvoeren gaat volledig ten koste van de opbrengst! Bovendien is, bij een vroege rooi zoals in Floriffoux, de dubbele bespuiting niet rendabel, ook al was de ziektedruk bij de rooi terug gestegen (zie Coyote). Te Bierbeek, op het proefplatform van de viering van het 75-jarig bestaan van het KBIVB, werd een proef uitgezaaid waarbij 3 spuitschema s met 14 verschillende rassen werden bestudeerd en gevolgd door een student van de HIK in Geel. De 14 rassen werden allen behandeld volgens de 3 volgende schema s: Strategie 1ste 2de Nihil - - 1 bespuiting Spyrale 22/07-2 bespuitingen Spyrale 22/07 Armure 28/08 De ontwikkeling van de 4 bladschimmelziekten werd op regelmatige tijdstippen en voor de verschillende behandelingen opgevolgd. Op 10 oktober werden alle percelen voor de 4 ziekten beoordeeld. 40

Bierbeek : aangetast bladoppervlak voor de verschillende ziekten op 10 oktober bij verschillende fungicidebehandelingen Ruveta 2x Ruveta 1x Ruveta 0 cercos pora ramularia roes t witz iekte Marcel 2x Marcel 1x Marcel 0 Ernestina 2x Ernestina 1x Ernestina 0 J ulietta 2x J ulietta 1x Julietta 0 Florata 2x Florata 1x Florata 0 Coyote 2x Coyote 1x Coyote 0 0 20 40 60 80 100 % aangetast bladoppervlak Vanaf midden juli ontwikkelden cercospora en ramularia gelijktijdig, wat een behandeling noodzakelijk maakte. Deze behandeling was noodzakelijk voor alle rassen. De eerste fungicidebehandeling op 22 juli was in alle gevallen efficiënt en werd lichtjes verbeterd door de tweede behandeling. De rassen Coyote, Julietta en Marcel vertonen gevoeligheid voor alle bladschimmelziekten, bij één enkele bespuiting treedt er herinfectie op van cercospora en witziekte. Ruveta is weinig gevoelig voor cercospora en resistent tegen ramularia, maar gevoelig voor witziekte. Florata daarentegen is zeer resistent tegen cercospora, maar dit jaar zeer gevoelig voor ramularia, wat zorgt voor minder opbrengst. Ernestina is gevoelig voor cercospora en ramularia, maar de ontwikkeling van deze ziekten op dit ras trad later op (einde van zomer). 41

financieel tov. getuige met 2 fungicide 110 105 100 95 90 85 80 75 70 Ruveta invloed van fungicidebehandeling in functie van het ras (Bierbeek 2007) Klarina* Charme Marcel Ernestina* Coyote* Resimax* Zanzibar* Florata* Calgarhi* Malvina* Julietta (NT) Taifun (RR) 2 X fung. 1 X fung. nihil Catania Grafiek..verhoging van bruto financiële opbrengst met 1 of 2 fungicidebehandelingen in functie van het ras voor de proef te Bierbeek in 2007. Rooi eind oktober (kostprijs per fungicidebehandeling : 35 Euro per hectare) Op de grafiek werden de rassen gerangschikt op dalende opbrengst bij afwezigheid van fungicidebehandeling. We noteren een significante meeropbrengst voor de eerste fungicidebehandeling voor bijna alle rassen. De tweede behandeling zorgt slechts bij enkele rassen voor een beperkte meeropbrengst. Het effect van de behandeling is beperkter bij de rassen Ruveta, Florata en Taifun, rassen die ook de beste resistentie tegen bladschimmelziekten vertonen. Daarentegen is hun opbrengstpotentieel in aanwezigheid van een efficiënte bescherming (die een kost heeft!) beperkt. Rentabiliteit van de fungicidenbehandeling Code RDFF051 Verantwoordelijke Olivier Hermann Doel Studie van de rentabiliteit van de fungicidenbehandeling in functie van het producttype en het aantal toepassingen. Verwezenlijking Twee proefvelden werden aangelegd (platforms KBIVB van Bierbeek en Floriffoux, ieder met 11 objecten en 4 herhalinen) waarin 6 fungiciden vergeleken werden. Deze werden allen één maal toegepast (T1), en voor 3 producten ook twee maal (T1+T2) (zie tabel 1). 42

Tabel 1: KBIVB Fungicidenproeven 2007 PROEFSCHEMA FLORIFFOUX & BIERBEEK Ras: Coyote Objet T1 T2 dosis l/ha Prijs (*3) Bierbeek: 15/7 17/8 /ha (*) Floriffoux: 25/7 29/8 1 Onbehandeld - - - 2 IMPACT-R (*1) - 1 35 3 IMPACT-R IMPACT-R 1 70 4 ARMURE - 0.7 43 5 ARMURE ARMURE 0.7 86 6 PUNCH SE - 0,7 (*2) 35 7 PUNCH SE PUNCH SE 0,7 (*2) 71 8 SPYRALE - 1 43 9 OPERA - 0.8 55 10 OPUS TEAM - 0.7 35 11 - OPUS TEAM 0.7 35 (*1) Impact R niet meer erkend doch gebruik toegelaten tot 31/12/08 (*2) Punch SE erkend tot max 0,6 l vanaf 2008 (*3) Prijs per ha, doorgang inbegrepen Cofinanciering CABC Samenvatting Beide proefvelden waren aangetast door witziekte, ramularia en cercospora. Zoals in vele andere Belgische bietenvelden in 2007 traden deze 3 ziekten reeds op vanaf 10 juli. Tot einde augustus was witziekte dominant terwijl ramularia zich pas vooral vanaf september sterk uitbreidde. De aantastingsgraad van cercospora was geringer, en roest was beperkt tot enkele kleine haarden. De werkzaamheid werd bepaald door de gezondheidstoestand, uitgedrukt volgens een schaal van 0 tot 9, waarbij de waarde 9 overeenkomt met een perfecte toestand en de nulwaarde met een volledige bladvernietiging. De waarde 5 wordt als aanvaardbaar beschouwd. Rond eind augustus (figuur 1, gemiddelde van 2 proeven) was de aantasting door witziekte geringer in de percelen behandeld met Punch of Spyrale dan met de 4 andere producten. Spyrale was ook beter tegen ramularia terwijl Impact-R en Opus Team het minst doeltreffend waren tegen deze ziekte. 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Figuur 1: WERKZAAMHEID ±30/8 9 = perfect / 5 = aanvaardbaar / 3 = zeer onvoldoende ( Gemiddelde proeven Bierbeek&Floriffoux 2007) WITZIEKTE CERCOSPORA RAMULARIA 43

Ongeveer 3 weken later (figuur 2) waren de verschillen nog meer uitgesproken. Voor de éénmalig toegepaste producten (bij T1) was witziekte nog steeds minder ontwikkeld met Punch. Dit was niet meer het geval met Spyrale, doch dit product was steeds beter tegen ramularia. De verschillen tussen producten t.a.v. cercospora waren minder uitgesproken, aangezien deze ziekte relatief minder aanwezig was. Het effect van de tweede behandeling (T2) was op de 3 ziekten zeer duidelijk zichtbaar (foto 2), met steeds enkele verschillen tussen producten. De dubbele toepassing van Armure was minder werkzaam tegen witziekte dan deze van Impact of Punch. Armure was zo amper beter dan een enkele toepassing van Punch. Tegen ramularia was Impact-R na 2 behandelingen steeds wat slechter. 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Figuur 2: WERKZAAMHEID ± 30/8 9 = perfect / 5 = aanvaardbaar / 2 = slecht ( Gemiddelde proeven Bierbeek&Floriffoux 2007) WITZIEKTE CERCOSPORA RAMULARIA De financiële winst bekomen met de verschillende fungiciden is voorgesteld in figuur 3. Deze houdt rekening met de kostprijs van de behandeling, dus afhankelijk van het product. De proef van Floriffoux werd vrij vroeg gerooid (24/9), terwijl deze van Bierbeek later gerooid werd (24/10). Met één enkele behandeling (T1) werd een significante winst bekomen met alle producten (gemiddeld ±300 /ha voor de 2 proeven en 6 producten). Met Impact-R en Opus Team bedroeg deze winst slechts ±240, doch was niet significant lager dan de betere opbrengsten. Met de dubbele behandelingen bedroeg de meeropbrengst gemiddeld 370 /ha (2 proeven, 3 producten). Met Impact-R was de het effect van tweede behandeling (±260 /ha) duidelijk kleiner dan met Armure en Punch (±400 /ha). De geboekte winst met een veel te late behandeling (Opus pas toegepast bij T2, dus minstens 1 maand te laat) bereikte nog 150 /ha (niet significant). Dit is veel lager dan in geval van de behandeling bij T1. 44

500 Figuur 3: FINANCIELE NETTOWINST, rekening houdende met kost van het fungicide ( Gemiddelde proeven Bierbeek&Floriffoux 2007) Winst met fungicide 400 300 200 100 0 De bijkomende meeropbrengst bekomen dank zij de tweede behandeling varieerde sterk volgens de proef (figuur 4, gemiddelde van 3 producten). In deze van Bierbeek, einde oktober gerooid, bedroeg de extrawinst t.o.v. de enkele behandeling 150 /ha, terwijl de eerste behandeling reeds 350 /ha opbracht. In de proef van Floriffoux daarentegen, gerooid in het begin van de campagne (24/9), was deze tweede behandeling absoluut niet rendabel (verlies van 8 /ha!). Een dubbele behandeling is dus enkel verantwoord bij een late rooi en bij een sterke aantasting door cercospora en/of ramularia. Winst met fungicide 600 500 400 300 200 100 0 Figuur 4: FINANCIELE WINST MET ENKELE OF DUBBELE BEHANDELING (Gemiddelde Impact R, Armure en Punch) Gemiddelde producten met T1 Gemiddelde producten met T1+T2 FLORIFFOUX 24/9 BIERBEEK 24/10 Deze proeven tonen aan dat, omwille van de toenemende druk van de bladschimmelziekten, de keuze van het fungicide belangrijker geworden sinds enkele jaren. De aanbevelingen over de fungicidenbehandelingen werden voorgesteld op de wintervoordrachten en in de technische pagina s van de Bietplanter van juli-augustus 2007 en maart 2008. 45

1.7 Machinisme Grondtarra, project Interreg Code 1711 Verantwoordelijke Jean-Pierre Vandergeten Doel De doelstelling is het verminderen van de vervoerde grondtarra en groenresten en op die manier het beperken van de impact van de landbouw- en industriële activiteit van de sector bieten-suiker op het milieu. Het project moet het imago van de sector bieten-suiker verbeteren en bijdragen tot de verbetering van het concurrentievermogen. Verwezenlijking Om het doel te bereiken worden 3 soorten acties uitgevoerd : - de opleiding van bestuurders van rooiers en laders van bieten met als doel het optimale gebruik van het materiaal vanuit het standpunt van de vermindering van de grondtarra ; - de verspreiding van informatie over de meest aangepaste machines en teelttechnieken aan de suikerbietentelers ; - de studie van specifieke machines (of siloreinigers) die de suikerbiet van een deel van de aarde en groenresten kunnen ontdoen tijdens het laden. Samenwerking ITB Cofinanciering Interreg Samenvatting Het project is afgelopen op 31 december 2007. Ter herinnering, het omvatte 3 rubrieken : de studie, de vorming en de communicatie. Studie Enkele proeven werden enkel in 2007 aangelegd om de doeltreffendheid van de reiniging in combinatie met Toptex dekzeilen vast te stellen. Deze bevestigen de voorafgaande proeven. Zonder afdekking met een zeil is de doeltreffendheid van de reiniging 50 %. Gecombineerd met afdekking verhoogd de doeltreffendheid van de reiniging met 15 %. Vorming Het KBIVB en het ITB hebben de opleidingen van de chauffeurs van rooimachines verdergezet. Op 6 september werd er een opleiding op het PCLT te Roeselare georganiseerd. Deze was hoofdzakelijk bestemd voor ondernemingen die werkzaam zijn in kleigronden. De zitting werd bijgewoond door : CoCo Vlaanderen, Iscal Sugar, het PCLT en het KBIVB. Communicatie Tijdens het laatste jaar van het project werd het accent gelegd op de communicatie. Het KBIVB en het ITB hebben 3 brochures gepubliceerd : «Grondtarra verminderen en reiniging optimaliseren van de suikerbieten», verdeeld via de Bieplanter «Afstelling van oogstmachines» die zal verdeeld worden via de Bietplanter in juni 2008 «Laadtechnieken van suikerbieten» enkel voorgesteld op de websites van het KBIVB (www.irbabkbivb.be) en het ITB Het KBIVB en het ITB hebben eveneens een colloquium ter afsluiting georganiseerd dat plaatsvond in Lille op 22 december en dat bijgewoond werd door 80 personen. Ploegloze teelttechnieken Code 1712 Verantwoordelijke J.-P. Vandergeten Doel Het doel van het project is de kennis te vervolledigen met specifieke studies op decompacteurs. Verwezenlijking Een proef werd aangelegd te Walshoutem in 2007 (IWT-project). Het ploegen tijdens de winterperiode werd vergeleken met het decompacteren en 4 decompacteurs werden onder elkaar vergeleken : de Combiplow van Agrisem, de Dutzi KR3000, de Horsh Tiger 3AS en de Flexipass van Laforge. 46

Andere proeven werden aangelegd in het kader van de samenwerking met Greenotec. De resultaten zullen later beschikbaar zijn. Demonstratieve proeven werden eveneens aangelegd in Lierde en Bierbeek en werden als basis voor de voorlichting gebruikt. Samenwerking Provincie Vlaams Brabant en zijn werkgroep «Duurzame Landbouw», Provincie Limburg, PVBC.CCA, CABC, Greenotec, de partners van het Interreg project «Erosie», ADLO - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - Voorlichting, CRA-W, Aminal Land, KUL, Boerenbond. Samenvatting Demonstratieproef van Lierde (Vo) Er werden vier objecten vergeleken : het ploegen (uitgevoerd op 07/04), grondbewerking met een werktuig met tanden (11/04), het diepgaand losbreken van de grond (woeler Carton - 11/04) en directe zaai. Voor elk object werden 2 bodembedekkers ingezaaid op 09/09/06 : haver en mosterd. De bodembedekkers werden op de helft van de proef vernietigd op 24/12/06 en op de andere helft op 14/03/07. Op 12/04 werd er gezaaid. Buiten de directe zaai hadden de andere percelen een oppervlakkig klaarleggen van het zaaibed. De gemiddelde opkomst is 88 % zonder dat er belangrijke verschillen zijn tussen de objecten. De geringste opkomst wordt opgemeten in de directe zaai. De homogeniteit van de vegetatie is het best in de niet-geploegde percelen. In deze percelen hebben de jonge bieten geprofiteerd van de natuurlijke vochtigheid in de bodem. In de geploegde percelen heeft men een kiemingsachterstand genoteerd voor 10 % van de zaden. Dit verschijnsel van achterstand is zeer uitgesproken op de koppen van de akkers maar onbestaand in de niet-geploegde percelen. Demonstratieproef van Bierbeek - Beauvechain (platform 75 jaar) Het gedeelte van het veld dat bestemd was voor de proeven was bedekt met mosterd en werd niet diep bewerkt na de oogst van het graangewas in 2006. Er werden meerde objecten getest : klassiek ploegen gevolgd door het klaarleggen van het kiembed (2 werkgangen met de rotoreg) ploegloos met diepgaand losbreken van de grond in de lente (woeler Laforge) Er werd gezaaid op 01/04. De gemiddelde opkomst is 88 % zonder dat er belangrijke verschillen zijn tussen de twee objecten. Indien de definitieve opkomst identiek is, zijn de verschillen in opkomstsnelheid zeer opvallend. Door de afwezigheid van regen in april, zijn in mei in de geploegde percelen nog 36 % van de bieten opgekomen tegen 13 % in de niet-geploegde percelen. In dit laatste geval geldt, hoe minder intensief de bodembewerking (rotoreg in oppervlakkige bewerking en aan 800 t/min) hoe minder belangrijk de tweede opkomst is. In droge omstandigheden biedt het niet-ploegen een zeker voordeel voor de opkomst voor zover het klaarleggen van het kiembed oppervlakkig is. Er werden meerdere zaaidiepten in het niet-geploegd perceel bestudeerd : 1, 2,5 en 4 cm diepte. De oppervlakkige zaai bleek rampzalig. In de eerste fase is er niets opgekomen, alle zaden zijn in mei gekiemd bij de terugkeer van de regen. Vanaf een zaaidiepte van 2,5 cm vertegenwoordigt de opkomst in mei slechts 1 tot 10 %. Bij niet-ploegen kan de zaai, zelfs vroeg uitgevoerd, gebeuren op een diepte van 2,5 cm. Het risico op dichtslemping en oppervlakkige korstvorming op de grond is immers minder uitgesproken door de aanwezige organische resten aan de oppervlakte. Figuur. Opbrengst vergeleken tussen de twee zaaidiepten : 1 cm (met een totale opkomst in mei) en 2,5 cm (met 90 % opkomst in april en 10 % in mei). techniek nietgeploegd nietgeploegd zaaidiepte 2,5 cm 1 cm wortels kg/ha 80056 60000 rijkheid S 18,94 18,44 suiker kg/ha 15163 11071 extraheerbaarheid % 92,8 92,6 financieel /ha 3203 2322 47

In dit geval heeft een totale opkomst van de bieten in mei een opbrengstverlies van 20 t/ha bieten en 1/2 S, veroorzaakt, hetzij meer dan 4 t suiker per hectare. Proeven in samenwerkingsverband over losbreken van de grond in de herfst en de lente (Greenotec) Proeven van Wagnelée In dit experiment werden twaalf procedures voor losbreken van de grond in de herfst beproefd. Object Werktuig Constructeur Model D1 Ontstoppelaar Charrues Gembloux D2 Decompacteur Agrisem International Combiplow Série 32 D3 Decompacteur Charrues Gembloux D4 Decompacteur Horsch Mono 3 Light D5 Ontstoppelaar - Decompacteur Horsch Terrano 3 FX D6 Decompacteur Horsch Tiger 4 AS D7 Decompacteur Kuhn DC 400 D8 Decompacteur Laforge Flexipass D9 Ontstoppelaar Lemken Smaragd D10 Ontstoppelaar - Decompacteur Lemken Thorit D11 Ploeg Lemken Vari-Diamant D12 Decompacteur SMS Object D1 is de getuige «oppervlakkige bewerking», D11 is de getuige «ploegen». Alle andere werktuigen werden gebruikt volgens de eigen afstellingen van de landbouwer eigenaar, hetzij over het algemeen tussen 25 cm en 30 cm. De korte draagarmen van de tanden op de woeler D12, geleend voor de proef, waren niet aangepast aan de grote hoeveelheid stro aan de oppervlakte van het perceel, hetgeen geleid heeft tot veelvuldige opstoppingen en een uiteindelijk werk van geringe kwaliteit. Voor het geheel van de geanalyseerde parameters heeft men geen belangrijke verschillen opgemeten behalve voor de tonnage wortels per hectare. 48

Er blijken belangrijke verschillen tussen de objecten te zijn. Object D11 (geploegd) vertoont de geringste opbrengst, meer dan tien ton lager dan object D6. Sommige van deze verschillen zouden te verklaren zijn door de ontleding van bodemprofielen waarvan de ontledingen nog altijd aan de gang zijn. Proef van Modave In dit experiment werden vier procedures voor losbreken van de grond in de lente beproefd. Object Werktuig voor losbreken van de grond Type schaar Aantal doorgangen D1 Ontstoppelaar Fijne tanden 2 doorgangen (op Lemken Smaragd verschillende tijdstippen) D2 Ontstoppelaar - Decompacteur Lemken Thorit Fijne tanden 1 doorgang D3 Ontstoppelaar Amazone Pegasus Tanden met 2 doorgangen vleugels D4 Cultisoc Tanden met 1 doorgang Kuhn RG 3001 schoepen Alle werktuigen werden afgesteld om de diepte te bereiken waarop over het algemeen in leemgronden wordt gewerkt, hetzij 25 en 30 cm. De meest interessante te analyseren parameter is die van de opkomst. 49

Het proefperceel werd sterk getroffen door een opkomst van de suikerbieten in twee fasen (begin april 2007 en begin mei 2007). De waargenomen verschillen tussen de proefobjecten houden meer verband met de positie van de veldjes in het proefperceel dan met het type werkgang. Praktische opvolgingen (CETA) Twee praktische opvolgingen werden uitgevoerd te Meux en Tillier. Een van de twee plaatsen bevatte een vergelijking van werktuigen voor het losbreken van de grond en werkdiepte. Een decompacteur met Jadin-tanden met vleugels werd vergeleken met een decompacteur met Michel-tanden op een diepte van 35 en 46 cm. Het werken op een diepte van 46 cm heeft geen belang. De Michel-tanden geplaatst op één enkele balk laten te veel compacte zones. De bodemprofielen uitgevoerd bij de rooi bevestigen dit. In dit geval is de opbrengst iets geringer (in tonnage en rijkheid), de aanwezigheid van vertakte bieten hoger en zijn de wortels moeilijker uit de grond te trekken (gevoelig bij manuele rooi). De bodemprofielen en manuele rooi van de bieten die enkele dagen voor de rooi werden uitgevoerd waren het onderwerp van een bezoek van het regionaal CETA en werden gevolgd door een bijzonder interessante discussie in zaal. Proeven decompacteurs / bodembedekkers (IWT) Het IWT-project maakt het mogelijk om het niet-ploegen en zijn effect op de verschillende teelten in rotatie te volgen. Het project wordt als volgt omschreven : «Van demonstratie naar optimalisatie : ontwikkeling van een beslissingsondersteunend instrument voor de optimalisatie van niet-kerende bodembewerking uitgaande van een multidisciplinaire benadering». Een proef werd aangelegd te Walshoutem met een gedeelte geploegd en een gedeelte niet-geploegd. De proef bevat twee bodembedekkers : haver en mosterd. De woelers van 4 firma s worden er tijdens het ploegen vergeleken : Agrisem, Dutzi, Horsh en Laforge. Elk object wordt 4 keer herhaald. De site van Walshoutem maakt deel uit van een netwerk van 4 proeven. Impact van de rooimachines en hun afstellingen op de kwaliteit van de ontbladering en de ontkopping Code 1713 Verantwoordelijke J.-P. Vandergeten Doel Het doel van dit experiment (Jandrenouille) is het analyseren van de impact van de werksnelheid (van 4 tot 8 km/u) van de Holmer Terra Dos T3 op de kwaliteit van ontbladering en ontkopping. Een identieke proef werd in Frankrijk uitgevoerd op de Ropa Tiger. De gebruikte machine is een Homler Terra Dos T3 uitgerust met scalpeurs met dubbelverbinding en messen die geen slijpen vereisen. Deze werd op verschillende snelheden beoordeeld. Samenwerking ITB Samenvatting 50

De voorafgaande manuele rooi geeft volgende aanwijzingen : populatie van 111.00 planten per hectare, potentiële opbrengst van 93 ton wortels per hectare en nauwkeurigheid van de zaai van 50 %. Het perceel (gesitueerd te Jandrenouille) vertoont een zekere heterogeniteit door trapsgewijze opkomsten. 50 % van de bieten vertoont immers een kophoogte van 7 cm boven de grond. De overige 50 % worden aan weerszijden van dit gemiddelde verdeeld, met een minimum van 0 en een maximum van 13 cm. Resultaten van metingen uitgevoerd in de bietenontvangstplaats voor de ontkoppingssystemen van de Holmer Terra Dos T3. snelheid km/u koptarra % netto Std afwijking 4 9,08 (0,8) 5 9,51 (0,8) 6 8,93 (0,8) 7 9,91 (0,7) 8 10,19 (1,0) Tot 7 km/u heeft de snelheid geen impact op de koptarra. Deze resultaten bevestigen de vorige proeven en met name de resultaten van 2006 eveneens uitgevoerd onder heterogene omstandigheden. Zij tonen aan dat de ontkoppers met dubbele verbinding die deze machines uitrusten efficiënter zijn dan de traditionele ontkoppers. 1.8 Bewaring en nevenproducten Alternatieven voor het gebruik van plastiek zeilen (en gebruikte banden) om de perspulpsilo s af te dekken Code RBP_061 Verantwoordelijke Guy Legrand Samenwerking CRA-W (Systèmes agricoles, Libramont); CER (Laboratoire d hormonologie, Marloie) Doel Sinds 2 à 3 jaar worden door enkele «progressieve» landbouwers nieuwe technieken onderzocht die geen enkel plastiek afdekzeil noch ballast (gebruikte banden, rubber banden, ) gebruiken voor het afdekken van de perspulpsilo s. De verschillende voor- en nadelen van deze alternatieve technieken dienen geëvalueerd te worden. De kwaliteit van bewaring van de pulp in zo n silo s dient bevestigd te worden door verschillende metingen en analyses. De aandachtspunten van zulke silo s dienen eveneens geïnventariseerd te worden alvorens de landbouwers te informeren over de mogelijke voordelen van deze nieuwe technieken. Samenvatting Sedert 2-3 jaar (of langer voor enkelen) hebben meerdere landbouwers het initiatief genomen om hun silo af te dekken door enkel een laag bietenstaartjes, al dan niet ingezaaid met wintergraan. Sommigen hebben enkel wintergraan gezaaid, direct op het oppervlak van de ingekuilde silo. Op geen enkele silo worden plastiek afdekzeilen noch ballast (gebruikte banden, ) gebruikt. Deze innoverende technieken verminderen aanzienlijk de kosten, de handenarbeid en de moeilijkheid van het werk tijdens het in- en uitkuilen. Zij verminderen tevens de hoeveelheid landbouwafval (plastiek zeilen en gebruikte banden). De smakelijkheid van de pulp voor het vee wordt niet verstoord en het aspect van de silo is in harmonie met het leefmilieu van de boerderij. De afdekking van de silo door bietenstaartjes vertoont een interessante valorisatie van dit product. Voorts worden er in zo n silo s geen zones van beschimmelde pulp meer waargenomen, hetgeen soms het geval was bij silo s afgedekt met plastiek afdekzeilen. De aanwezigheid van schimmels in de bovenste lagen van de silo die vlug werden toegedekt met plastiek afdekzeilen zou het resultaat zijn van een onvoldoende verwijdering van de waterdamp die nog in de pulp aanwezig is voor het sluiten van de silo. 51

Tabel 1. Bewaringsparameters van de laatste meter pulp (per laag van 10 cm) in perspulpsilo s volgens 3 types van afdekking van de silo (Nstal : aantal stalen ; Gemid : gemiddelde waarden ; Min : minimum waarde ; Max : maximum waarde). De omkaderde waarden komen overeen met de laag bietenstaartjes. Silo + dekzeilen Silo+bietenstaartjes Silo + graan Nstal. 11 10 16 Laag Gemid Min Max Gemid Min Max Gemid Min Max Gehalte droge stof (optimum > 22 %) 0-10 19 11 24 11 7 20 14 10 21 10-20 21 15 26 14 8 21 18 14 23 20-30 23 18 25 17 9 25 20 14 23 30-40 23 18 25 18 9 24 21 15 25 40-50 23 20 25 20 10 25 22 19 25 50-60 24 19 25 21 13 25 22 19 25 60-70 24 22 26 22 16 25 23 21 25 70-80 24 23 24 23 20 24 23 21 25 80-90 24 23 25 23 22 25 23 21 25 90-100 24 22 25 23 22 24 23 22 25 ph (optimum = 3,6 ± 0,2) 0-10 3,9 3,5 4,1 4,5 3,7 5,8 4,0 3,5 6,3 10-20 3,7 3,5 4,1 3,9 3,6 4,4 3,8 3,5 4,4 20-30 3,7 3,5 4,0 3,9 3,8 4,1 3,8 3,5 4,4 30-40 3,6 3,5 4,1 3,8 3,6 4,1 3,7 3,5 4,0 40-50 3,6 3,5 4,2 3,7 3,6 4,0 3,7 3,5 4,0 50-60 3,6 3,5 3,7 3,7 3,5 3,9 3,7 3,5 3,9 60-70 3,5 3,5 3,7 3,7 3,5 4,1 3,7 3,5 3,9 70-80 3,6 3,5 3,8 3,7 3,6 4,1 3,7 3,5 3,9 80-90 3,6 3,5 3,8 3,7 3,5 4,2 3,6 3,5 3,9 90-100 3,6 3,5 3,7 3,7 3,4 4,2 3,6 3,5 3,8 Gehalte melkzuur (optimum > 30 g/kg MS) 0-10 13 1 35 8 0 24 24 0 52 10-20 21 2 37 19 3 28 21 0 35 20-30 27 12 39 21 3 34 19 1 41 30-40 30 11 38 25 3 47 22 6 40 40-50 34 5 46 27 11 52 24 10 38 50-60 35 24 45 29 11 44 26 14 37 60-70 35 22 44 26 5 40 24 13 39 70-80 32 20 39 24 5 36 23 12 39 80-90 30 19 37 24 4 37 25 13 38 90-100 30 19 39 26 4 36 26 5 38 Gehalte azijnzuur (optimum < 15 g/kg DS) 0-10 13 2 25 14 0 33 15 5 37 10-20 15 2 38 29 14 45 14 1 26 20-30 10 5 24 28 10 50 13 3 22 30-40 8 5 13 22 6 53 12 3 40 40-50 10 4 39 17 4 50 13 4 30 50-60 8 4 19 12 5 29 11 4 27 60-70 7 5 9 9 5 21 7 4 16 70-80 7 3 11 7 5 13 8 4 18 80-90 7 5 9 6 5 8 6 4 10 90-100 7 6 9 5 5 6 6 4 7 52

Tijdens de campagne 2006-2007 werden 13 perspulpsilo s regelmatig opgevolgd, namelijk 2 silo s afgedekt met plastiek afdekzeilen en banden, 3 silo s afgedekt met bietenstaartjes, 5 silo s afgedekt met enkel gezaaid wintergraan en 3 proefsilo s waar achtereenvolgens 1/3 van de silo werd afgedekt met één van de 3 types van afdekking. Alle silo s werden bemonsterd van januari tot maart 2007 (na 2 tot 4 maanden bewaring). Twee van de 3 proefsilo s konden nog bemonsterd worden van juni tot augustus 2007 (na 8 tot 11 maanden bewaring). Alle silo s werden regelmatig bemonsterd in de bovenste lagen van de silo, tegen 10 stalen (1 per 10 cm, in de hoogte) per bemonstering, hetzij een totaal van ongeveer 500 stalen. De klassieke parameters voor kwaliteit van de bewaring van ingekuilde pulp (dichtheid van de aandrukking, droge stof, ph, melkzuurgehalte en andere vluchtige vetzuren door HPLC) werden voor al deze stalen door het KBIVB bepaald. Parallel heeft een bioproef in het laboratorium (20 gr pulp in een Petri-schaal aan 20 C gedurende 15 dagen) het aantal dagen, nodig om de ontwikkeling van schimmels te kunnen waarnemen, vastgesteld. De voedingswaarde van enkele stalen werd bepaald door het CRA-W te Libramont. Een tiental mycotoxines werden onderzocht door het CER te Marloie. De voornaamste resultaten van de analysen voor de periode januari tot maart 2007 worden voorgesteld in tabel 1. Naargelang van het voedervlak van de silo, maar eveneens volgens het volume aan regenwater dat in de bovenste lagen geaccumuleerd wordt tijdens de staalname, ziet men een belangrijke veranderlijkheid van de waarden voor eenzelfde soort staalname, daarom maken de minimum en maximum waarden het mogelijk om het interval van de verkregen waarden te situeren. Men onderscheidt een belangrijke negatieve gradiënt in droge stof naar de oppervlakkigste lagen van de silo s afgedekt met bietenstaartjes of enkel wintergraan. Dit wordt verklaard door de accumulatie van regenwater in deze lagen en door de overblijvende vochtigheid van de bietenstaartjes. Een gelijkaardige gradiënt, maar geringer, wordt eveneens waargenomen in de afgedekte silo s. In dit geval kan de gradiënt enkel het resultaat zijn van een accumulatie van waterdamp onder het plastiek afdekzeil. Het ph-niveau is onvoldoende voor de laag 0-10 cm, zelfs voor de afgedekte silo s. De ph van de laag met bietenstaartjes is eveneens onvoldoende daar er azijn- en geen melkzuurgisting is. De andere gemiddelde ph s zijn over het algemeen bevredigend, onder de laag van 0-10 cm. Er kunnen ook onvoldoende ph s (ph > 4,0) waargenomen worden tot op een diepte van 50 cm zowel in de niet afgedekte als in de afgedekte silo s (cfr. minimum waarden). Dit kan verklaren waarom er soms beschimmelde zones gevonden worden in de bovenste lagen van afgedekte silo s. Deze waarneming wordt bevestigd door de gehaltes aan melkzuur in de afgedekte silo s. Deze zijn gemiddeld te laag in de laag 0-10 cm en de minimum waarden kunnen uitermate laag zijn tot op 50 cm diepte. De lage waarden waargenomen in de silo s afgedekt met een «plantaardige bedekking» zouden kunnen vervalst zijn door een latere microbiële degradatie door de wortelactiviteit van het graan dat zich aan de oppervlakte bevindt. Hetzelfde geldt voor de gehaltes aan azijnzuur. Deze kunnen soms te hoog zijn in afgedekte silo s, tot op 50 cm diepte. In de silo s met bietenstaartjes zijn de hoge gehaltes aan azijnzuur te wijten aan de azijnfermentatie van de bietenstaartjes. De gehaltes aan propionzuur, iso-boterzuur en boterzuur van deze reeks stalen waren weinig relevant. De resultaten van de analysen voor de periode juni tot augustus 2007 gaan in dezelfde richting als deze van de eerste periode, maar hebben betrekking op een berperkt aantal proefnemingen. 8 tot 11 maanden na inkuiling ziet men regelmatig iso-boterzuur en boterzuur tot op 30-40 cm diepte naargelang van het type silo, maar de waarden blijven aanvaardbaar (< 5 g/kg DS). Men moet er in dit stadium misschien op wijzen dat in de proefsilo s afgedekt met 3 soorten afdekking, er 1 silo belangrijke zones van beschimmelde pulp onder het oppervlak vertoonde, in het afgedekt gedeelte en niet in de gedeelten met «plantaardige bedekking». Dit was eveneens het geval in 2007 met een andere silo van hetzelfde type, maar niet beproefd. Tijdens de bioproef in het laboratorium werd gemiddeld waargenomen dat de schimmels (Penicillium,..) de neiging hebben om vlugger te verschijnen in de pulpstalen afkomstig uit afgedekte silo s ten opzichte van de andere soorten silo s (tabel 2). Deze resultaten zijn verwant aan de waarnemingen onder reële omstandigheden. 53

Tabel 2. Analysen van de laatste meter pulp (per laag van 10 cm) in perspulpsilo s volgens 3 soorten afdekking : aantal dagen nodig voor de kolonisatie door schimmels van een pulpstaal, onder bioproef (20 g in Petri-schaal, 20 C, bioproef beperkt tot 15 dagen) (Nstal : aantal staalnamen ; Gemid : gemiddelde waarde ; Min : minimum waarde ; Max : maximum waarde). De omkaderde waarden komen overeen met de laag bietenstaartjes. Silo + dekzeil Silo+bietenstaartjes Silo + graan Nstal 11 10 16 Laag Gemid Min Max Gemid min Max Gemid min Max 0-10 5 4 6 13 7 15 10 6 15 10-20 5 4 6 9 4 15 10 5 15 20-30 6 5 6 9 4 15 9 5 15 30-40 6 5 6 8 4 15 8 4 15 40-50 5 4 6 8 4 15 7 3 15 50-60 5 4 6 7 3 15 8 4 15 60-70 5 3 5 7 3 15 6 3 15 70-80 5 3 6 6 3 15 6 4 15 80-90 5 4 5 5 3 15 6 3 15 90-100 5 5 5 6 3 15 7 3 15 Zeer gemeenschappelijke soorten van afbrekende nematoden van het type bacterie-eter (Rhabditis sp.) en schimmeleter (Aphelenchus sp.) werden regelmatig waargenomen tijdens deze bioproef in de pulpstalen afkomstig van silo s afgedekt met graan. De aanwezigheid van deze microorganismen getuigt van een microbiële activiteit die de bovenste pulplaag in contact met de lucht gradueel ontbindt. De oppervlakte van deze silo s wordt immers snel gekoloniseerd door verschillende schimmels die de neiging hebben om, ten gevolge van de graduele ontbinding van de laag aan de oppervlakte (0-10 cm), vervolgens te verdwijnen. Aan het begin van deze kolonisatie worden verschillende soorten van schimmels waargenomen (Neurospora sp., Monascus sp., ), waarvan sommige soorten mycotoxines kunnen produceren (Penicillium sp., Aspergillus sp., Alternaria sp., ). Door het gebruik van graangewassen werd Fusarium sp. eveneens geïdentificeerd. Enkele pulpstalen, al dan niet ontbonden, werden onderworpen aan een dosering mycotoxines (aflatoxines B1, B2, G1 en G2, ochratoxine A, fuminosines B1 en B2, toxines T-2 en HT-2, zéaralénone). Deze voorafgaande analyse was negatief voor 50 stalen in totaal afkomstig van de lagen 0-50 cm voor de 3 soorten silo s. De voedselwaarde van dezelfde stalen wordt weergegeven in tabel 3. Men merkt op dat enkel de laag 0-10 cm van de pulpsilo s afgedekt met graan een verslechtering van zijn voedingswaarde heeft ondergaan. De laag bietenstaartjes (silo + bietenstaartjes) vertoont eveneens een lagere voedingswaarde. Tabel 3. Voedingswwaarde in VEVI (norm = 1114) van de laatste halve meter pulp (per laag van 10 cm) in de perspulpsilo s volgens 3 soorten afdekking (Nstal : aantal stalen ; Gemid : gemiddelde waarde ; Min : minimum waarde ; Max : maximum waarde). De omkaderde waarden komen overeen met de laag bietenstaartjes. Silo + dekzeil Silo+bietenstaartjes Silo + graan Nstal 1 3 6 Laag Gemid Min Max Gemid Min Max 0-10 1114 835 769 893 986 725 1153 10-20 1150 958 896 1058 1103 1045 1186 20-30 1150 1019 952 1058 1117 1032 1172 30-40 1163 1090 1067 1121 1139 1110 1176 40-50 1111 1042 996 1100 1145 1133 1162 54

Tot hiertoe zijn de kritieke punten, die voor de silo s afgedekt met een «plantaardige bedekking» worden waargenomen, de plaatsen met afvalwater afkomstig van de insijpeling van regenwater. Dit afvalwater, dat veel organische stikstof bevat, kan het natuurlijk oppervlaktewater of afwateringssystemen niet bereiken. De identificatie van de schimmels en hun ontwikkelingsfases moeten nog verklaard worden om de graad van gezondheidrisico voor het vee te kennen. Indien er geen studie wordt gedaan, kan de techniek van «plantaardige bedekking» voor bietenperspulpsilo s niet aanbevolen worden, zelfs indien de voorafgaande analyses geen ongunstige elementen bepaald hebben. Bewaring van bieten Code R82-VQ Verantwoordelijke André Wauters Doel Deze proeven hebben als doel : - De verschillen in bewaring tussen de rassen te bevestigen. - De invloed van de rooikwaliteit op de bewaring te bekijken Verwezenlijking Bieten van verschillende rassen werden onder verschillende modaliteiten geoogst. Ze werden bewaard in de gesloten vaten bestemd voor ademhalingmetingen op het Instituut tijdens meerder weken. De CO2 productie (ademhaling) van de bieten werd continu gemeten tijdens de bewaring. Samenwerking ITB Cofinanciering Samenvatting Bieten afkomstig van 4 verschillende genetica s werden manueel geoogst door het ITB rond half augustus en delicaat gewassen. Een eerste deel van de bieten werd zo bewaard. Een tweede deel van de bieten werden ontkopt, een derde deel werden ontkopt en meerdere malen over een xiaalrollenbed gedreven om oppervlakkige beschadigingen te veroorzaken (ITB). De bieten werden gewogen (20kg) en bewaard in de adamhalingskamer van het KBIVB tijdens 6 weken aan een temperatuur van 18 C. De gehalten aan CO2 werden gemeten en geregistreerd tijdens de bewaringsperiode. Het continu aflezen van de CO 2 concentratie van de lucht aanwezig in de vaten liet toe om, na de verwerking, het suikerverlies per ton en per 24u bewaring te berekenen. 0.9 Ademhaling bieten IRBAB/ITB 2007 0.8 0.7 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 23/aug 30/aug 6/sep 13/sep 20/sep 27/sep % CO2 Canyon PET Canyon DEC + DET Canyon DEC Texta PET Texta DEC + DET Texta DEC Syncro PET Syncro DEC + DET Syncro DEC J ulietta PET J ulietta DEC + DET J ulietta DEC 55

300 280 260 suikerverliezen tijdens bewaring 18 C (g suiker / 24h / ton) Syncro Canyon Texta Julietta 350 300 suikerverliezen tijdens bewaring 18 C (g suiker / 24h / ton) bladstelen ontkopt+gereinigd ontkopt g suiker/t/d 240 220 200 180 160 250 200 150 140 120 100 100 50 24/08/07 31/08/07 7/09/07 14/09/07 21/09/07 28/09/07 24/08/07 28/08/07 1/09/07 5/09/07 9/09/07 13/09/07 17/09/07 g suiker/t/d 21/09/07 25/09/07 29/09/07 Verschillen werden gemeten tussen de rassen alsook tussen de verschillende rooimodaliteiten. Agressieve rooimodaliteiten benadrukten de rasverschillen. Bij het einde van de bewaringsperiode werden de bieten visueel beoordeeld op verrottingen, oordeel voor een goede bewaring. Begin oktober werden er bieten van 6 rassen manueel geoogst in de site van Tongeren. De rassenkeuze gaat naar Malvina (rijk ras), Julietta (anti-nematode), Taifun (anti-rhizomanie), Angeliqua (zwaar ras), Coyote en Ernestina (evenwichtig type). De bieten werden kort gewassen en gedroogd. 2 vaten van 18 kg bieten werden aan een temperatuur van 18 C gedurende 5 weken bewaard en de ademhaling gemeten. De bieten werden ontbladerd maar niet onkopt. 1 0.9 0.8 % CO2 0.7 0.6 0.5 0.4 0.3 Ma lvina Ernestina Taifun Coyote Angeliqua J ulietta 0.2 0.1 0 4/okt 11/okt 18/okt 25/okt 1/nov 8/nov Er werd een verschil in rasgedrag waargenomen in verschillende periodes. Ten eerste is het suikerverbruik voor de wondegenezing (5-6 oktober) meer uitgesproken voor bepaalde rassen dan voor andere. Vervolgens is er een duidelijk verschil tussen de ademhaling van het ras Malvina en alle andere rassen. Na de stabilisatie van de ademhaling, vergroten de verschillen tussen het ras Malvina en de andere rassen. Er is eveneens een belangrijk verschil tussen de andere rassen maar minder duidelijk. Na de bewaring was er weinig rotting met uitzondering van de wortelpunten. De analysen van suikerrijkheid tonen een betrekkelijk logische indeling van de rassen. Enkel het totaal suikergehalte wordt gemeten. Geïnverteerde suikers of betaïne en andere werden niet opgemeten. 56

Einde december werden bieten afkomstig van eenzelfde veld en machinaal gerooid (1 ras) verdeeld in 3 klassen volgens de kopkwaliteit : niet ontkopt met bladstelen, licht ontkopt, te diep ontkopt. 1 0.9 0.8 0.7 0.6 CO2 production IR B AB tes t 2007 2008 8 13 C LEAF OK DEEP % CO2 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0 17/12/07 21/12/07 25/12/07 29/12/07 2/01/08 6/01/08 10/01/08 14/01/08 18/01/08 22/01/08 26/01/08 30/01/08 3/02/08 7/02/08 11/02/08 Evolutie van de gehalten aan CO2 tijdens bewaring (17/12-15/2) op een temperatuur schommelend tussen 8-13 C. Na de eerste fase van wondenherstelling (hoge suikerconsumptie) na de oogst, werden weinig verschillen tussen de bieten gemeten tot de derde week. Pas daarna hadden de diep gekopte bieten een hogere adamhaling, te wijten aan de proliferatie van schimmels en bacteries. Deze ontwikkelden zich op het snijvlak van ontkopping maar eveneens op kwetsuren aan de wortel. Voorbeeld van te diep ontkopte bieten met verrottingen op het snijvlak en op de wortel.. 57