ARBEIDS VOORWAARDEN REGELING



Vergelijkbare documenten
Ondernemingsovereenkomst Coloriet

Decentrale regelingen CAO-Verpleeg- en Verzorgingshuizen (V&V)

Ondernemingsovereenkomst

Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden pagina 1 van 3

Keuzesysteem arbeidsvoorwaarden en vrije ruimte werkkostenregeling

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

Regeling Studiefaciliteiten. (Ter uitvoering van hoofdstuk 17 van de Uitwerkingsovereenkomst (UWO)

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

Onderhandelaarsakkoord CAO Gehandicaptenzorg

Regeling Studiefaciliteiten gemeente Oldambt

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Dit is een voorbeeld van Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gegenereerd met de Arbeidsovereenkomst generator van ICTRecht:

Fulltime arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

IKAP-Regeling rijkspersoneel

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

Begripsomschrijving. Carlar hoofdstuk 18 suppl. m.i.v

44. Doel 2. Contributie beroepsorganisaties

Aanpassing van de CAO Energie als gevolg van de invoering van het Benefit Budget

RI-22 Regeling studiekosten en studieverlof

Regeling opleiding en ontwikkeling

Meerkeuzesysteem Arbeidsvoorwaarden Informatie voor werknemers

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Regeling Menukaart arbeidsvoorwaarden 2006

CVDR. Nr. CVDR359207_1. Studiefaciliteiten. Studiefaciliteiten. Regeling studiefaciliteiten. 17 mei Officiële uitgave van Leeuwarden.

TiU-Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en verhuiskosten

95e Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en verhuiskosten

OPTIMALE INDIVIDUELE INZETBAARHEID. Definitieve versie vastgesteld in het OAW, 15 juni 2015, aangevuld met artikel 3.6 op 19 november 2015.

College van Bestuur n.v.t. (voorbeeld) Arbeidsovereenkomst Voorzitter/Lid College van Bestuur

Bedrijf BV, gevestigd te Straat 1 te Stad, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer Voorbeeld Persoon, hierna te noemen "werkgever";

Gelet op en in aanvulling op hoofdstuk 5 van de CAO Nederlandse Universiteiten stelt de werkgever de navolgende regeling vast.

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

1. de sportorganisatie/school/vereniging..., gevestigd te... overeenkomstig artikel... van haar statuten vertegenwoordigd door:

Regeling vergoeding consignatiediensten en telefonische bereikbaarheid

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Regeling studiefaciliteiten individuele opleidingen

Dubbel U B.V. Verzuimprotocol. Ziek, wat nu?

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Meerkeuzesysteem Arbeidsvoorwaarden (MKSA) Bijlage B van de aanvullende ondernemingsovereenkomst arbeidsvoorwaarden

> Postbus AE Hoofddorp Telefax

Onderhandelaarsakkoord CAO 1 januari januari 2014

Oproepovereenkomst m.u.p. onbepaalde tijd

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

3.2 Individueel KeuzeBudget

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 3332

MeerKeuzesysteem Arbeidsvoorwaarden MKA

ARBEIDSOVEREENKOMST. 2. [naam DGA], geboren op [datum], wonende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], hierna te noemen: "werknemer";

ARBEIDSOVEREENKOMST (voor bepaalde tijd) I., gevestigd te, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer/mevrouw,

2.6 model arbeidsovereenkomst voor de duur van een bepaald werk of bepaald project 1

Meerkeuzesysteem Arbeidsvoorwaarden

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

Inleiding. Kijk ook in onze kennisbank arbeid voor meer informatie over het werken met een BBL er. Arbeidsovereenkomst BBL 1

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

Eindbod CAO GGZ juli 2009

Levensloopreglement Stichting OSG Hengelo

c. Werknemers die werkelijk in drieploegendienst werkzaam zijn hebben recht op een verlofdag extra.

Regeling tegemoetkoming woon-werkverkeer en kosten verhuizing Universiteit Maastricht

Levensloopverzekering

Vakantieregeling TU Delft 1

Bijlage 1 (bron: verplaatsingskostenregeling woon-werkverkeer provincie Zuid-Holland 2013)

Reglement Aanvullingsfonds m.b.t. aanvullingen WAO

partijen zijn op de hoogte van de Richtlijn/Adviesregeling Arbeidsvoorwaarden Bestuurder kinderopvang van de NVTK (hierna: de Richtlijn).

Onderhandelingsakkoord CAO CAOP (looptijd: t/m )

Decentrale regelingen CAO Thuis- Kraamzorg

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

Deze spaarregeling heeft ten doel het verwerven van duurzaam bezit door de medewerkers door het sparen van loon in geblokkeerde vorm te bevorderen.

2. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te. noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM

Aanvullende rechtspositieregeling voor de ambtenaar in een instelling voor kunsteducatie

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Decentrale regelingen CAO Thuis- Kraamzorg

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

Toekenning van aanspraken op de Zorgverlofregeling en van vergoedingen

LEVENSLOOPREGLEMENT Stichting Samenwerking Voortgezet Onderwijs in de regio Steenwijk, Weststellingwerf en Westerveld ( SVO Wolvega/Steenwijk)

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in de sector Glastuinbouw 2015

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Regeling uitwisseling arbeidsvoorwaarden gemeente Vught Regeling uitwisseling arbeidsvoorwaarden Gemeente Vught 2015

Reglement Seniorenregeling Dierhouderij 2018

BIJLAGE 3B. LEVENSLOOPREGELING STICHTING SROL

Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer Gezien het voorstel van de afdeling Concernadvies van 1 december 2016;

PROVINCIAAL BLAD. Nr. 842 LEVENSLOOPREGELING PROVINCIES. Hoofdstuk 1 Algemeen

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Verzuim Totaal: Verzuimverzekering Conventioneel ZV-CV

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10

Bijlage gemeente Houten: IS

Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT

Bijlage 1 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 1 CAR teksten

Van de T salarisschalen T22 t/m T33 vervalt de garantie-lijn. Hiervoor in de plaats komt één bedrag

Meerkeuzesysteem Arbeidsvoorwaarden

Wijzigingsvoorstellen NVZ

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden:

Ziekteverzuimreglement Payroll Talent

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Negenenveertigste wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling

Collectieve arbeidsovereenkomst voor zaterdagbestellers

Secundaire arbeidsvoorwaarden. Schoorl, september Secundaire arbeidsvoorwaarden-bro.alg-versie 3 d.d Pagina 1 van 13

Hoofdstuk 3 CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Toelichting artikel 1.1, onder n en p

Transcriptie:

ARBEIDS VOORWAARDEN REGELING VAN NEYNSELSTICHTING 1 MEI 2012 T/M 30 APRIL 2013 BEHORENDE BIJ DE CAO VVT

2

3 Inhoudsopgave Inleidend 5 Hoofdstuk 1 Scholing en ontwikkeling Artikel 1.1 Faciliteitenregeling leerlingen 6 Artikel 1.2 Inhoud arbeidsovereenkomst 6 Artikel 1.3 Studie 6 Artikel 1.3.1. Definities studie 6 Artikel 1.3.2. Werkwijze toekennen studiefaciliteiten 7 Artikel 1.3.3. Intrekken studiefaciliteiten 7 Artikel 1.3.4. Opleidingsfaciliteiten 7 Artikel 1.3.5. Verplichtingen van de werknemer met betrekking tot studie 8 Artikel 1.3.6. Terugbetalen tegemoetkoming studiekosten 8 Artikel 1.4 Individueel scholingsbudget en loopbaanadvies 9 Artikel 1.5 Bijdrage beroepsorganisatie 9 Artikel 1.6 Registratiekosten 9 Hoofdstuk 2 Beoordelingsregeling, inclusief beoordelingsaccenten Artikel 2.1 Beoordelen en belonen 10 Artikel 2.2 Waarneming 10 Artikel 2.3 Bijzondere Toeslagen 10 Hoofdstuk 3 Meerkeuze Arbeidsvoorwaarden Artikel 3.1 Meerkeuzesysteem 11 Artikel 3.2 Inwisselen van arbeidsvoorwaarden 11 Artikel 3.3 Bronnen en doelen 11 Artikel 3.4 Spaarverlof 12 Artikel 3.5 Fietsenplan en kinderopvang 13 Artikel 3.6 Kopen en verkopen van vakantiedagen 14 Artikel 3.7. Levensloopregeling 14 Hoofdstuk 4 Vergoedingen Artikel 4.1 Maaltijdverstrekking en telefoonvergoeding 15 Artikel 4.2. Verhuiskosten(regeling) 15 Artikel 4.2.1. Werkingssfeer 15 Artikel 4.2.2. Verhuiskostenvergoeding en dienstwoning 16 Artikel 4.2.3. Hoogte van de verhuisvergoeding 16 Artikel 4.2.4. Overige te vergoede kosten 16 Artikel 4.2.5. Terugbetaling verhuiskosten 17 Artikel 4.3. Wervingspremie nieuwe medewerkers 17 Artikel 4.4. Uitbetaling structurele eindejaarsuitkering 17 Artikel 4.5. Attenties werknemers en stagiaires 17

4 Hoofdstuk 5 Verplichtingen werkgever en Werknemer Artikel 5.1 Verplichtingen Werkgever 18 Artikel 5.2 Verplichtingen Werknemer 18 Artikel 5.3 Belangenbehartiging van werknemer 18 Artikel 5.4 Rechtsbijstand 18 Artikel 5.5 Ziekte door derden 19 Artikel 5.6 Verzuim en ziektemelding 19 Artikel 5.6.1. Ziekmelding 19 Artikel 5.6.2. Registratie 19 Artikel 5.6.3. Spoedspreekuur tijdens ziekte 19 Arikel 5.6.4. Oproep bedrijfsarts 19 Artikel 5.6.5. Verplichtingen van de werknemers tijdens het ziekteverlof 19 Artikel 5.6.6. Bereikbaarheid 20 Artikel 5.6.7. Herstel en werkhervatting 20 Artikel 5.6.8. Ziek tijdens vakantie 20 Artikel 5.6.9. Herstel melding 20 Artikel 5.6.10. Deskundige oordeel UWV 20 Artikel 5.6.11. Loondoorbetaling en vergoedingen 20 Artikel 5.6.12. Vakantie en vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid 20 Artikel 5.6.13. Samengesteld verzuim 21 Artikel 5.6.14. Zwangerschap en arbeidsongeschiktheid 21 Artikel 5.6.15. Toepassing klachtenregeling voor medewerkers 21 Hoofdstuk 6 Verlofregeling en Zeggenschap werktijden Artikel 6.1. Bepalen werktijden 22 Artikel 6.1.2. Zeggenschap werktijden 22 Artikel 6.2. Inzet werknemer ouder dan 45 jaar in wisselende diensten 22 Artikel 6.3. Verlof 22 Artikel 6.3.1. Toekennen en aanvragen verlof 23 Artikel 6.4. Flexibele capaciteit 23 Hoofdstuk 7 Looptijd, werkingssfeer, protocol beoordelen en belonen Artikel 7.1. Looptijd en werkingssfeer 24 Artikel 7.2. Protocol Beoordelen en belonen 24

5 Inleidend Partijen komen overeen om in het licht van ontwikkelingen rondom De Nieuwe Arbeidsrelatie, welke aansluiten bij de Van Neynselstichting strategienota 2012-2014, het centraal stellen van de zorgovereenkomst van cliënten en eerder gevoerde discussies, bijeenkomsten en projecten rondom dit thema, zoals Slimmer Werken en Werkbaar Merkbaar, de arbeidsvoorwaarden voor de Van Neynselstichting aan te passen. Zelfstandigheid, zelfsturing, professionaliteit, het nemen van verantwoordelijkheid, gebruik maken van regelruimte en flexibiliteit van de werknemer, in relatie tot de zorgleveringsovereenkomst van cliënten, uitgewerkt in het zorgleefplan per cliënt, worden met deze aanpassingen gestimuleerd aan de ene kant. Aan de andere kant wordt de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening verhoogd, noodzakelijke veranderingen in het belang voor het primaire proces vorm gegeven. De Van Neynselstichting profileert zich in de arbeidsmarkt met deze unieke op maat gemaakte arbeidsvoorwaarden als een aantrekkelijk werkgever in de regio. s- Hertogenbosch 1 mei 2012, Dhr. dr. A.F.I. Bannenberg MPA Raad van Bestuur Van Neynselstichting Mevr. H Megens Voorzitter OR Van Neynselstichting

6 Hoofdstuk 1 Scholing en Ontwikkeling Artikel 1.1 Faciliteitenregeling leerlingen 1. Aan de leerling verpleegkundige (kwalificatieniveau 4 en 5), de leerling verzorgende en de leerling verzorgende-ig worden tijdens de voorbereidende periode leermiddelen in bruikleen verstrekt. 2. Op verzoek van de leerling verpleegkundige (kwalificatieniveau 4 en 5), de leerling verzorgende en de leerling verzorgende-ig zal gedurende de voorbereidende periode een renteloze lening worden verstrekt met een maximum van 50% per maand van het nettosalaris van de 1e-jaars leerling. Terugbetaling van de lening dient plaats te vinden in de periode gedurende welke met de werknemer na de voorbereidende periode een leer/arbeidsovereenkomst is aangegaan. De termijn van terugbetaling bedraagt maximaal 24 maanden. 3. Tijdens de voorbereidende periode, met uitzondering van de periode die geldt voor de in lid 1 genoemde leerlingen, vindt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.3.1 tot en met 3.3.10 van de CAO V&V (2006) geen betaling, vergoeding of verstrekking om niet plaats. 4. a. Alle (BOL) stagiaires komen in aanmerking voor een stagevergoeding van 303,75, conform de CAO VVT, artikel 3.2.4 lid 2. Voor (BOL) stagiaires wordt onder fulltime stage 32 uur per week verstaan. Bij parttime stages wordt de vergoeding naar rato toegekend. b. De vergoeding wordt toegekend indien er per beroepspraktijkvormingsjaar tenminste 144 uren stage wordt gelopen bij de werkgever en als de stage minimaal 1 maand duurt. c. Er wordt geen afzonderlijke tegemoetkoming in de reiskosten woon-werkverkeer verstrekt. d. Bij ziekteverlof langer dan 1 maand wordt de maandelijkse vergoeding na 1 maand gestopt. Artikel 1.2 Inhoud arbeidsovereenkomst In de arbeidsovereenkomst met de leerling-werknemer, te weten de leerling-verpleegkundige (kwalificatieniveau 4 en de duale opleiding van kwalificatieniveau 5) leerling-verzorgende en leerling-verzorgende IG (kwalificatieniveau 3/3-IG) en leerling helpende (kwalificatieniveau 2) die de basisopleiding dient vastgelegd te worden; 1. indien sprake is van een afwijkende arbeidsduur en de reden daarvan; 2. de omvang van de betaalde lestijd; 3. welke salarisregeling als bedoeld in artikel 3.2.1 of 3.2.2 CAO VVT van toepassing is. Artikel 1.3 Studie 1. De werknemer heeft recht op en plicht tot scholing. Aan het verzoek van de werknemer zal worden tegemoetgekomen, voor zover dit past binnen het scholingsplan en het scholingsbudget als genoemd in de leden 3 en 4. 2. Aan de werknemer wordt op diens verzoek een tegemoetkoming toegekend in de kosten van een studie en wordt verlof gegeven, voor zover die studie in verband met de uitoefening van de functie of voor het vervullen van een andere functie naar het oordeel van de werkgever voor de instelling van belang is. 3. De uitvoering van dit artikel zal plaatsvinden op basis van een jaarlijks door de werkgever vast te stellen scholingsbudget alsmede op basis van een in overleg met de OR vast te stellen scholingsplan en hetgeen is bepaald in de artikelen 1.3 t/m 1.4. De werkgever maakt het scholingsplan bekend in de instelling. 4. Het scholingsbudget als bedoeld in lid 3 bedraagt tenminste 1% van de loonsom van de instelling. 5. Ingeval van herplaatsing van een werknemer die arbeidsongeschikt is geworden tijdens de uitoefening van zijn functie en voor deze herplaatsing her-, om- of bijscholing noodzakelijk is, wordt er 100% tegemoetkoming in de studiekosten verstrekt. Geen kosten worden vergoed, indien en voor zover de werknemer hiervoor een uitkering kan verkrijgen krachtens de Wet Rea. Artikel 1.3.1 Definities studie 1 Studiekosten: cursus-, les-, of collegegelden, examen- en diplomagelden, studiemateriaal met

7 uitzondering van schrijfbehoeften, verzendkosten, duurzame gebruiksartikelen en niet verplicht voorgeschreven met de studie verbandhoudende boeken, alsmede voor noodzakelijke reiskosten, berekend naar de minst kostbare wijze met een openbaar middel van vervoer. Indien gebruik van openbaar vervoer redelijkerwijs niet mogelijk is en de werknemer gebruik maakt van een eigen auto, dan wordt het aantal verreden kilometers vergoed overeenkomstig het laagste NStarief 2 Opleidingsnoodzaak: er is sprake van noodzaak als opleiding het instrument is om organisatiedoelen en beleidsveranderingen te realiseren of om werknemers te laten voldoen aan (nieuwe) functie-eisen. 3. Opleidingsbehoefte: behoefte van de werknemer aan opleiding ter ontwikkeling van zijn persoon. Artikel 1.3.2 Werkwijze toekennen studiefaciliteiten 1. Wanneer er sprake is van een opleidingsnoodzaak of opleidingsbehoefte worden studiefaciliteiten verleend. De werkgever verleent binnen de jaarlijks vastgestelde budgettaire kaders en/of opleidingsplannen studiefaciliteiten. 2. Studiefaciliteiten worden verleend voor een bepaalde termijn, die wordt afgeleid van de normaal te achten duur van de studie. De werkgever kan deze termijn verlengen. 3. De in lid 2 bedoelde termijn wordt geacht in elk geval te zijn verstreken op de datum, waarop het dienstverband van de werknemer met de stichting eindigt. Artikel 1.3.3 Intrekking studiefaciliteiten 1. Verleende studiefaciliteiten kunnen -al dan niet tijdelijk- worden ingetrokken, indien de werkgever op grond van door haar ingewonnen inlichtingen van oordeel is dat betrokkene niet in die mate studeert en/of vorderingen maakt dat hij in staat kan worden geacht de studie binnen de in artikel 1.3.2 genoemde termijn te voltooien. 2. De intrekking geschiedt niet indien de betrokken werknemer, ter beoordeling door de werkgever aannemelijk maakt dat deze omstandigheid niet aan hemzelf te wijten is. Artikel 1.3.4 Opleidingsfaciliteiten 1. Verzoeken tot het volgen van een opleiding worden schriftelijk ingediend bij de werkgever. 2. De hoogte van de vergoeding van de studie-/cursuskosten en het verlof in verband met het volgen van de lessen, is afhankelijk van de mate waarin de opleiding het organisatiebelang dient. Honorering geschiedt door indeling van de studie/cursus in één van onderstaande vergoedingscategorieën. a. Categorie 1: in opdracht,verplicht, functiegebonden Volledige vergoeding van studie-/cursuskosten, indien de opleiding in opdracht van werkgever geschiedt of in het kader van een gedwongen overplaatsing of herplaatsing. - De benodigde tijd voor het volgen van de lessen wordt aangemerkt als arbeidstijd, ook als deze lestijd buiten de werktijdenregeling of het rooster (met wisselende diensten) valt. - Indien de lestijd niet als verschoven dienst is aan te merken, komt lestijd buiten de werktijdenregeling of het rooster (met wisselende dienst) in aanmerking voor betaling van meer-uren en/of voor toepassing van de uitvoeringsregeling overwerk van de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen. - De terugbetalingsregeling, artikel 1.3.6, is niet van toepassing. b. Categorie 2: Niet verplicht, wel functiegebonden - Voor een functiegebonden opleiding, welke bijdraagt tot een goede functievervulling, kan de vergoeding door de werkgever worden bepaald op een percentage tussen 50 en 100% van de kosten, en tussen 0 en 100% van de benodigde tijd. De benodigde tijd voor het volgen van lessen wordt niet aangemerkt als arbeidstijd, als de lestijd buiten de werktijdenregeling of het rooster (met wisselende diensten) valt. - De terugbetalingsregeling, artikel 1.3.6, is van toepassing.

8 C. Categorie 3: Overige opleidingen Overige opleidingen die niet vallen onder de categorieën 1 en 2. - De vergoeding kan door de werkgever worden bepaald op een percentage tussen 0 en 50% van de kosten en van de benodigde tijd. - De benodigde tijd voor het volgen van lessen wordt niet aangemerkt als arbeidstijd, als de lestijd buiten de werktijdenregeling of het rooster (met wisselende diensten) valt. - De terugbetalingsregeling, artikel 1.3.6, is van toepassing. Deelname categorie Kostenvergoeding Tijdsvergoeding Terugbetaling 1. In opdracht (verplicht, 100% 100% (mag contractuele Nee functiegebonden) arbeidsduur niet overschrijden). 2. Zeer wenselijk/nuttig 50-100% 0-100% Ja (niet verplicht, wel functiegebonden) 3. Overige opleidingen 0-50% 0-50% Ja Artikel 1.3.5 Verplichtingen van de werknemer met betrekking tot studie De werknemer is verplicht: 1. De studie naar vermogen te verrichten en zich na het verstrijken van de overeengekomen termijn aan het eerstvolgende voor zijn studie geldende examen te onderwerpen en de uitslag daarvan, alsmede een kopie van het diploma of certificaat, aan de werkgever mede te delen. 2. Het onderbreken, opschorten of afbreken van de studie, onmiddellijk ter kennis van de werkgever te brengen. De werkgever is bevoegd, na overleg met de werknemer, inlichtingen bij het opleidend instituut in te winnen. Artikel 1.3.6 Terugbetalen tegemoetkoming studiekosten 1. De werkgever kan de verleende tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien: a. de werknemer niet deelneemt aan de voor zijn opleiding geldende examens; b. hij de studie beëindigt voordat de termijn is verstreken zonder dat de studie tot het behalen van een diploma heeft geleid; c. de vergoeding wordt gestaakt op grond van artikel 1.3.3, intrekking studiefaciliteiten; d. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend voordat de studie met goed gevolg is beëindigd of binnen twee jaren na het behalen van het diploma; e. hem op eigen verzoek of wegens aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden ontslag wordt verleend binnen een termijn van twee jaren na het beëindigen van de studie zonder dat dit tot het behalen van een diploma heeft geleid. 2. De terugbetaling op grond van het gestelde in lid 1 onder b vervalt, indien voortzetting van de studie redelijkerwijze niet van de werknemer kan worden verlangd. 3. De terugbetalingsverplichting is niet van toepassing ingeval er een studieopdracht is verleend. Indien op de datum van ingang van het ontslag van de in lid 1 onder d en e bedoelde termijn van twee jaren nog niet is verstreken blijft de verplichting beperkt tot 1/24 gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand, die aan de termijn van twee jaren ontbreekt. De werkgever kan de werknemer op zijn verzoek, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk ontheffen van de op hem rustende verplichting tot terugbetaling. Artikel 1.4 Individueel scholingsbudget en loopbaanadvies 1. De werkgever kan, in afwijking van het gestelde in artikel 1.3 lid 2, een regeling treffen waarin aan de werknemer een eigen budget ter besteding aan scholingsactiviteiten wordt toegekend.

9 2. De werknemer heeft desgewenst eens in de vijf jaar recht op een individueel en onafhankelijk loopbaanadvies. Artikel 1.5 Bijdrage beroepsorganisatie 1. De werknemer, die als lid staat ingeschreven bij een beroepsvereniging, die is aangesloten bij een federatie van verenigingen (koepelvereniging), die namens die beroepsvereniging gemandateerd is om de CAO VVT af te sluiten, heeft recht op een vergoeding van tenminste 50% van de contributie van die beroepsvereniging. 2. De vergoeding uit lid 1 heeft alleen betrekking op het contributiedeel dat bedoeld is voor specifieke activiteiten die deze beroepsvereniging ontplooit, gericht op beroepsinhoudelijke aspecten en beroepsontwikkeling. 3. De beroepsorganisaties zijn verplicht om tijdig jaarlijks de omvang van het contributiedeel aan het SOVVT aan te geven dat betrekking heeft op specifieke activiteiten die de betreffende beroepsvereniging verricht inzake beroepsinhoudelijke aspecten en beroepsontwikkeling. De werkgever doet hierover jaarlijks navraag bij zijn branchevereniging ActiZ. 4. Bij gebreke van deze informatie vindt geen werkgeversbijdrage plaats. 5. Als zodanig zijn als beroepsvereniging benoemd voor het jaar 2012: voor wat betreft de FBZ: KNGF, NVE, NVLF, NVPMT, NIP, VGVZ, VHIG, NVD en ter keuze van de werknemer KNMG (hoofdcontributie) dan wel NVVA; Artikel 1.6 Registratiekosten Aan de werknemer worden vergoed de kosten die voortvloeien uit de verplichte (her)registratie in het kader van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Stb. 1993, nr. 655). Tot deze kosten worden tevens gerekend de kosten voor inschakeling van de Wegingscommissie van de Raad voor de Overgangsregeling Gezondheidszorgpsychologen.

10 Hoofdstuk 2 Beoordelingsregeling inclusief beoordelingsaccenten Artikel 2.1 Beoordelen en belonen 1. Vanaf 1 januari 2013 is een beoordelingssysteem van toepassing voor werknemers met een leidinggevende en coördinerende functie. 2. Nadere uitvoeringsregels worden op 1 oktober 2012 op deze plaats opgenomen in de arbeidsvoorwaardenregeling, conform het gestelde in het protocol beoordelen leidinggevenden en coördinatoren, artikel 7.2.1. 3. Het functioneringsgesprek vervalt voor werknemers vallend onder lid 1 gelijktijdig met de invoering van het beoordelingssysteem. 4. Vanaf 1 januari 2014 is het beoordelingssysteem uit lid 1 van toepassing voor alle werknemers. 5. Nadere uitvoeringsregels worden vóór 1 januari 2014 op deze plaats opgenomen in de arbeidsvoorwaardenregeling, conform het gestelde in het protocol beoordelen werknemers, artikel 7.2 lid 4 en art. 3.1.7. van de CAO VVT 2010-2012. Artikel 2.2 Waarneming 1. De werknemer, die is aangewezen om, anders dan in het geval van vervanging wegens vakantie, gedurende langere tijd dan één maand aaneengesloten een hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, van een andere werknemer geheel of nagenoeg geheel waar te nemen, ontvangt voor elke maand van de waarneming een vergoeding, gelijk aan het verschil tussen zijn huidige salaris en het aanvangssalaris van de hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, met een minimum van 2 periodieken. Het salaris vermeerderd met voornoemde vergoeding kan niet meer bedragen dan het maximum van de schaal van de hoger ingedeelde functie die wordt waargenomen. 2. De werknemer, die is aangewezen om anders dan in het geval van vervanging wegens vakantie gedurende langere tijd dan één maand aaneengesloten een hoger ingedeelde functie, welke is ingedeeld in een hogere functiegroep, van een andere werknemer voor tenminste de helft van de dagelijkse arbeidsduur waar te nemen, ontvangt voor elke maand van de waarneming een vergoeding gelijk aan het gestelde in lid 1, welke wordt berekend naar het gedeelte van zijn waarneming. Artikel 2.3 Bijzondere toeslagen 1. De werkgever kan een gratificatie toekennen. 2. Indien voor één of meer specifieke functie(s) sprake is van een arbeidsmarktknelpunt kan in bijzondere gevallen aan de werknemer een tijdelijke toeslag worden toegekend ter grootte van maximaal 10% van het voor de werknemer geldende salaris. 3. Voor zover en zolang naar het oordeel van de werkgever ten aanzien van de functievervulling sprake is van bijzondere omstandigheden kan aan de werknemer een toeslag worden toegekend. Bij toekenning van deze toeslag geldt dat de som van het voor de werknemer geldende salaris en de toeslag ten hoogste het maximum van de naast hogere functionele salarisschaal bedraagt. De toeslag kan echter niet meer bedragen dan maximaal 8 opeenvolgende regelnummers van de inpassingstabel vanaf het voor de werknemer geldende salaris. 4. Toepassing van lid 2 en 3 kan ertoe leiden dat het maximum van de van toepassing zijnde salarisschaal wordt overschreden. Deze toeslag wordt in de maand waarin de aanspraak is ontstaan, uitbetaald.

11 Hoofdstuk 3 Meerkeuze arbeidsvoorwaarden Artikel 3.1 Meerkeuzesysteem 1. De werknemer kan op grond van de bepalingen in dit Hoofdstuk meerkeuze arbeidsvoorwaarden een of meer arbeidsvoorwaarden of delen daarvan inwisselen, aankopen dan wel verkopen. Voor toepassing van deze bepaling en het bepaalde in dit hoofdstuk wordt verstaan onder het inwisselen dan wel aankopen of verkopen van een of meer arbeidsvoorwaarden, of delen daarvan: het aanwijzen van de werknemer van de in dit hoofdstuk opgenomen doelen die toegevoegd worden aan zijn arbeidsvoorwaarden onder (gedeeltelijk) afstand doen van een of meer in dit hoofdstuk opgenomen bronnen. 2. De keuze(s) van de werknemer op grond van lid 1 worden schriftelijk vastgelegd en door de werkgever schriftelijk aan de werknemer bevestigd. Artikel 3.2 Inwisselen van arbeidsvoorwaarden 1. De werknemer kan de in artikel 3.3 genoemde arbeidsvoorwaarden, de tijdbronnen respectievelijk geldbronnen, uitruilen 2. Indien een bron wordt ingewisseld tegen een doel dan dient de waarde van de bron respectievelijk de waarde van het doel gelijkwaardig aan elkaar te zijn. 3. Indien de werknemer gebruik wenst te maken van het bepaalde in lid 1 dan dient hij vóór 1 september van ieder kalenderjaar aan de werkgever kenbaar te maken welke bronnen hij in het volgende kalenderjaar wil inwisselen tegen welke doelen. De werkgever kan in overleg met de OR afwijken van de termijn als bedoeld in de vorige zin. 4. De keuze die de werknemer maakt, geldt, tenzij schriftelijk anders wordt overeengekomen en voor zover niet in strijd met het bij of krachtens wet bepaalde, voor de duur van maximaal één kalenderjaar. Gedurende deze periode kan de keuze noch door de werknemer noch door de werkgever worden gewijzigd. 5. De werkgever is verplicht de werknemer te wijzen op de gevolgen van de door de werknemer te maken keuze(n) aan de hand van de door het SOVVT uitgebrachte brochure Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden. Artikel 3.3 Bronnen en Doelen 1. De werknemer kan de navolgende tijdbronnen inwisselen: a. de voor hem, op grond van 6.1 CAO VVT, geldende jaarlijkse vakantie-uren, voor zover dit het aantal van 144 uren (= 20 x 7,2) overstijgt; b. de op grond van artikel 4.1 lid 5 CAO VVT gespaarde uren; c. de extra uren als bedoeld in bedoeld in art ikel 4.1 lid 4 CAO VVT; d. de vergoeding voor onregelmatige dienst in de vorm van vrije tijd; e. maximaal 3 extra gekochte vakantiedagen f. PLB uren en de navolgende geldbronnen: g. het bruto salaris; h. de bruto vakantietoeslag met inachtneming van het minimum als bedoeld in artikel 16 van de Wet Minimumloon en Minimum vakantiebijslag; i. de eindejaarsuitkering als bedoeld in art 3.1.11 CAO VVT; j. de bijzondere toeslagen als bedoeld in artikel 2.3 respectievelijk de waarnemingstoeslag als bedoeld in artikel 2.2; k. de geldelijke vergoeding voor onregelmatige dienst als bedoeld in artikel 5.7.3 CAO VVT. 2. De in het eerste lid genoemde bronnen kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4 en verder van deze regeling worden ingewisseld voor de navolgende tijddoelen: a. langdurig betaald verlof; b. maximaal drie extra vakantiedagen; c. PLB uren

12 d. spaarverlof (zie lid 4) en de navolgende geld (in natura) doelen: e. geld; f. de aanschaf van een fiets als onderdeel van de fiscaal goedgekeurde fietsenplan regeling; g. de vermindering van de kosten van kinderopvang in het kader van de fiscaal goedgekeurde kinderopvang; h. de contributie van de werknemersorganisaties partij bij de CAO VVT; i. de contributie van de beroepsorganisatie als bedoeld in artikel 1.5, voor dat gedeelte van de j. contributie waarvoor geen vergoeding door de werkgever wordt verstrekt op grond van artikel 1.5; i. reiskosten als bedoeld in Hoofdstuk 9 van de CAO VVT. 3. Bij het inwisselen van bronnen en doelen geldt het bepaalde in de volgende artikelen. 4. De niet opgenomen wettelijke vakantie uren die vervallen door het verstrijken van de wettelijke vervaltermijn en waarbij de werknemer redelijkerwijs niet in staat is om deze uren vóór de gestelde termijn op te nemen, kunnen als bron worden aangewend voor spaarverlof (bedoeld in artikel 3.4) of de levensloop regeling. De werkgever signaleert schriftelijk of digitaal aan de werknemer, uiterlijk 3 maanden voor de vervaldatum bij de werknemer dat de aanspraak op wettelijke vakantieuren dreigt te vervallen en deze mogelijkheid tot sparen en/of andere doelen. Artikel 3.4 Spaarverlof 1. De werknemer heeft, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, het recht om gedurende een met de werkgever overeen te komen periode verlofuren voortvloeiende uit de hiernavolgende bronnen te sparen en in een aaneengesloten periode op te nemen: a. de voor hem, op grond artikel 6.1 CAO VVT, geldende jaarlijkse vakantie-uren, voor zover dit het aantal van 144 uren (= 20 x 7,2) overstijgt; Voor deeltijdwerkers geldt het voorgaande naar rato van het dienstverband. de op grond van artikel 4.1 lid 5 CAO VVT gespaarde uren; b. de extra uren als bedoeld in artikel 4.1 lid 4 CAO VVT; c. de vergoeding voor onregelmatige dienst in de vorm van vrije tijd; d. overwerk: uren voor zover deze in vrije tijd worden gecompenseerd; e. de op grond van art 3.3 lid 4 bedoelde vakantieuren; f. PLB uren als bedoeld in artikel 3.3. lid 1 sub f;(vallend onder bovenwettelijke uren) De gespaarde uren van de werknemer worden door de werkgever afzonderlijk geregistreerd als tegoed spaarverlof. De overeengekomen afspraken worden schriftelijk vastgelegd. 2. De werknemer kan een zodanig aantal uren sparen dat maximaal 3 maanden verlof aaneengesloten kan worden opgenomen. Spaarverlof mag slechts 1 keer per 3 jaar met een tussenliggende periode van minimaal 2 jaar worden opgenomen. 3. De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om het in de afgesproken periode gespaarde verlof te verlengen met onbetaald verlof tot een maximum van een half jaar. 4. Het aantal gespaarde uren wordt door de werkgever vermeerderd met 20% indien de werknemer het verlof opneemt ten behoeve van een heroriëntatie op zijn beroep of loopbaan. a. Bedoelde heroriëntatie (bijv. opleiding, cursus, stage, studiereis) dient aan te sluiten bij het opleidingsbeleid b. De afspraken omtrent de inhoud van de heroriëntatie, het toekennen van de bonus en het tijdstip waarop de concrete omvang van de bonus worden vastgelegd in een aanhangsel behorend bij de spaarovereenkomst zoals vermeld in lid 6 en vormt daarmee één geheel. c. In overleg met de Werkgever kan de werknemer, die reeds begonnen is met sparen voor een privé-doel, het privéspaardoel tussentijds omzetten in een heroriëntatiedoel en vice versa. Vanaf een datum die door de Werkgever wordt bepaald, komen de spaaruren dan in aanmerking voor de bonus. d. De werkgever is bevoegd de bonus van toepassing te verklaren over de reeds gespaarde uren in de achterliggende periode.

13 5. De periode van opname dient tenminste een half jaar van tevoren schriftelijk met werkgever te zijn overeengekomen. Een gehonoreerde aanvraag voor verlof vindt in principe doorgang en kan niet eenzijdig worden verschoven. a. Als algemeen uitgangspunt geldt dat het spaartegoed niet kan worden opgenomen tijdens de periode van zomervakanties van het overige personeel op de afdeling, tenzij door de werkgever anders wordt beslist. b. Indien de werknemer gedurende de spaarperiode van instelling, dienst, afdeling of functie wordt gewisseld, blijven de spaarafspraken van kracht. 6. Aan deze regeling kan alleen worden deelgenomen aan het begin van een maand. a. Aanvragen daartoe dienen 2 maanden voor aanvang van die maand ingediend te zijn bij de werkgever. b. Het verzoek tot deelname geschiedt door een bindende schriftelijke spaarovereenkomst waarvan niet eenzijdig kan worden afgeweken. Werknemer en werkgever zijn in het bezit van een kopie van de getekende overeenkomst. c. Wijzigingen in de spaarafspraken, worden vastgelegd in wijzigingsaanhangsels behorende bij de spaarovereenkomst. 7. Werkgever is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling. Werkgever zorgt voor deugdelijke informatie ten behoeve van de administratie en registratie van het spaarverlof en vakantietegoed, zodanig dat dit voor alle partijen een duidelijk inzicht geeft in de uitvoering van de gemaakte afspraken. 8. Bij ontslag worden de gespaarde dagen voor de ontslagdatum opgenomen tenzij dit niet mogelijk is. 9. Op grond van veranderde persoonlijke omstandigheden kan het redelijk en billijk zijn, dat een werknemer door de werkgever in de gelegenheid wordt gesteld terug te komen op zijn oorspronkelijke spaarafspraak. Bepaald wordt dan of en zo ja op welke termijn terugboeking van de gespaarde uren kan plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij is dat niet kan worden geëist, dat het gespaarde tegoed aaneengesloten en/of volledig binnen het kalenderjaar van de beëindiging mag worden opgenomen/ uitbetaald. 10. Indien de werknemer vakantieverlof dient in te leveren, en zijn normale saldo is daarvoor niet toereikend, wordt dit verlof eveneens op zijn spaartegoed in mindering gebracht. 11. Indien de werknemer in een periode de gemaakte spaarafspraken niet kan nakomen wordt de werknemer de mogelijkheid geboden het spaartekort op een later tijdstip aan te zuiveren. 12. De werkgever kan, indien zich omstandigheden voordoen, welke hij bij de vaststelling van het verlof niet kon voorzien en ten gevolge waarvan het functioneren van de instelling c.q. de dienst of afdeling ernstig in gevaar komt, in overleg met de werknemer een nieuwe periode voor het verlof vaststellen. De aantoonbare schade die de werknemer tengevolge van deze wijziging lijdt, wordt door de werkgever vergoed. 13. Ingeval het niet mogelijk is om alle opgespaarde uren voor de beëindiging van het dienstverband op te nemen worden de resterende uren uitbetaald tegen het dan geldende uurloon. Het voorgaande is eveneens van toepassing indien de dienstbetrekking na langdurige ziekte gedurende de periode waarin wordt gespaard, wordt beëindigd. 14. De werknemer heeft op grond van de bovenstaande bepalingen nimmer recht op een andere compensatie dan in tijd, behoudens in geval dit uitdrukkelijk anders in deze arbeidsvoorwaardenregeling en in het vorige lid is bepaald. 15. Indien de werknemer na het van kracht worden van de wettelijke regeling voor verlofsparen na 31 december 2000 meer vrije uren opbouwt dan het wettelijk toegestane aantal van 250 dagen dan wel meer dan het toegestane aantal dagen van de alsdan geldende wettelijke regeling in een volletijd arbeidsduur van gemiddeld 38, 38,4 respectievelijk 36 uur en indien er sprake is van een deeltijd arbeidsduur naar rato van het dienstverband, dan wordt hij over het meerdere loonbelasting en premies verschuldigd. Artikel 3.5 Fietsenplan en kinderopvang 1. De werknemer kan gebruik maken van een door de werkgever geïnitieerd, fietsenplan, kinderopvangregeling onder de condities die de fiscale regelingen daaraan stellen. 2. In het kader van het bepaalde in lid 1 kan als financiering worden gebruikt: - het bruto maandsalaris; - de vakantietoeslag met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.3;

14 - de eindejaarsuitkering; - de beloningen als bedoeld in artikel 3.3 lid 1 sub j; - de geldelijke vergoeding voor onregelmatige dienst als bedoeld in artikel 3.3 lid 1 sub k; - de bovenwettelijke vakantie-uren als bedoeld in artikel 3.3 lid 1 sub a; - de PLB uren als bedoeld in artikel 3.3. lid 1 sub f;(vallen onder bovenwettelijk uren) - de maximaal 3 extra gekochte vakantiedagen als bedoeld in artikel 3.3 lid 1 sub f; Artikel 3.6 Kopen en verkopen van vakantiedagen in nieuw jaar 1. De werknemer kan jaarlijks bij de werkgever een verzoek indienen om maximaal 3 vakantiedagen van zijn vakantietegoed in het volgende kalenderjaar te kopen dan wel te verkopen. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van een vakantie-uur gelijk gesteld aan het actuele uurloon. 3. De werknemer dient het verzoek als bedoeld in het eerste lid uiterlijk vier maanden voor het einde van het kalenderjaar bij de werkgever in te dienen. 4. De beslissing op het verzoek van de werknemer wordt door de werkgever binnen drie maanden schriftelijk aan de werknemer medegedeeld. Indien de werkgever het verzoek niet inwilligt doet hij dit onder schriftelijke opgave van redenen. 5. De werkgever honoreert het verzoek geheel dan wel gedeeltelijk indien en voor zover het past binnen de organisatorische mogelijkheden en de daaraan verbonden kosten. Artikel 3.7 Levensloopregeling Op de levensloop regeling kan vanaf 2012 alleen nog bijgestort worden door werknemer/ deelnemer die op 31 december 2011 een positief saldo van tenminste 3000 hadden. Vanaf het jaar 2014 kan de werknemer/deelnemer alleen nog bijstorten als er op 31 december 2011 een saldo van 3.000 of meer aanwezig is. 1. De werknemer kan deelnemen aan de Levensloopregeling mits wordt voldaan aan de gestelde deelname voorwaarden. Deze regeling is gebaseerd op de Wet op de Loonbelasting 1964 en op hoofdstuk 7 van de Wet Arbeid en Zorg. De werknemer is vrij in de keuze van de levensloopuitvoerder (spaarinstelling, verzekeraar). 2. Standaard mag de jaarlijkse inleg niet meer zijn dan 12% van het bruto jaarsalaris. Het totale levenslooptegoed mag opgebouwd worden tot maximaal 210% van het jaarsalaris. Voor werknemers die op 1 januari 2006 tussen de 51 en de 56 jaar oud zijn, geldt het in lid 1 genoemde maximum niet. 3. Inleg in de levensloopregeling is te financieren uit de bronnen zoals genoemd in art 3.3 lid 1 en lid 4. 4. De werknemer die deelneemt aan de levensloopregeling kan over zijn levenslooptegoed beschikken voor de opnamedoelen: langdurig betaald verlof, studieverlof, verlof in het kader van de Wet Arbeid & Zorg, minder werken, eerder stoppen met werken en extra Pensioen. 5. De overige voorwaarden en bepalingen over uitvoering van deze regeling zijn vastgelegd in een reglement dat is vastgesteld door Werkgever en OR. * De PLB uren kunnen met ingang van 2013 vervallen als gevolg van een wijziging in de CAO VVT. In dat geval vallen deze verlofuren onder de bovenwettelijke verlof uren.

15 Hoofdstuk 4 Vergoedingen Artikel 4.1 Maaltijdverstrekking en telefoonvergoeding Tijdens het verrichten van aanwezigheidsdienst worden de maaltijden door de werkgever gratis verstrekt. Indien de werkgever het noodzakelijk acht dat de werknemer over telefoon beschikt om bereikbaar te zijn in het kader van de bereikbaarheids- of consignatiedienst worden hem vergoed: - de volledige abonnementskosten en de volledige kosten van aansluiting indien zijn salaris niet meer bedraagt dan het onder nummer 21 van de inpassingstabel aangegeven bedrag; - de helft van de abonnementskosten en de helft van de kosten van aansluiting indien zijn salaris hoger is dan het onder nummer 21 van de inpassingstabel aangegeven bedrag; - de gemaakte zakelijke gesprekskosten. Artikel 4.2 Verhuiskosten(regeling) In artikel 4.2 tot en met 4.2.7 wordt verstaan onder: a. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e), de relatiepartner, de eigen, stief- en pleegkinderen van de werknemer, die deel uitmaken van zijn gezin; b. eigen huishouding voeren: het bewonen van woonruimte, bestaande uit tenminste twee vertrekken, met een eigen inboedel en eigen keukenuitrusting; onder vertrekken worden verstaan woonkamers, slaapkamers en/of keuken; c. jaarsalaris; - 12 maal het salaris van de maand waarin de verhuizing plaatsvindt waarvoor ten deze als minimum geldt het salaris als aangegeven onder nummer 16 van de inpassingstabel en als maximum het salaris onder nummer 90 van de inpassingstabel; - wanneer de verhuizing voor de indiensttreding plaatsvindt, 12 maal het salaris zoals overeengekomen als aanvangssalaris in de arbeidsovereenkomst met inachtneming van voornoemd minimum en maximum; - de vakantiebijslag over het hiervoor genoemde bedrag; - voor de deeltijdwerker wordt voor de vaststelling of voornoemd minimum of maximum van toepassing is zijn salaris tot een salarisbedrag bij volledige dienstbetrekking herleid. Artikel 4.2.1 Werkingssfeer 1. Een verhuiskostenvergoeding wordt toegekend aan: a. De werknemer die zich in verband met het aangaan van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever vestigt in het gebied rondom de instelling waar de werknemer tewerk gesteld zal worden, waarbij de reisafstand van woning naar werkplek maximaal 40 km enkele reis is. b. De werknemer die tijdens het dienstverband verplicht wordt zich te vestigen in het gebied rondom de instelling waar de werknemer tewerk gesteld zal worden, waarbij de reisafstand van woning naar werkplek maximaal 15 km enkele reis is. c. Verhuisverplichting. Indien de werkgever dit op grond van een aantoonbaar dienstbelang noodzakelijk acht, kan deze de werknemer verplichten te gaan wonen binnen het in omschreven woongebied bij lid b. De verplichting wordt in de arbeidsovereenkomst vermeld. 2 De verhuiskostenvergoeding wordt niet toegekend indien en voorzover de werknemer aanspraak heeft op een andere regeling voor tegemoetkoming in de verhuiskosten. 3 Indien de echtgeno(o)t(e) dan wel de relatiepartner van de werknemer gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig met de werknemer aanspraak kan doen gelden bij dezelfde werkgever op de vergoeding als bepaald in artikel 4.2.3 wordt de vergoeding slechts aan één belanghebbende uitbetaald, waarbij voor de berekening het hoogste salaris in aanmerking wordt genomen.

16 Artikel 4.2.2 Verhuiskostenvergoeding en dienstwoning 1. Ook bestaat aanspraak op verhuiskostenvergoeding bij het betrekken van een dienstwoning of bij het verlaten daarvan, ingeval dit verlaten: a. samenhangt met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd dan wel in het genot gesteld wordt van een overbruggingsuitkering als bedoeld in het reglement van het PGGM of wegens het blijvend ongeschikt zijn voor het vervullen van de betrokken functie; b. berust op een daartoe door de werkgever opgelegde verplichting anders dan op grond van dringende, door de werknemer veroorzaakte en hem te verwijten redenen. 2. Indien het verlaten van een dienstwoning verband houdt met het overlijden van de werknemer, hebben zijn gezinsleden recht op verhuiskostenvergoeding. Artikel 4.2.3 Hoogte van de verhuiskostenvergoeding 1. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor degene die een eigen huishouding voert uit: a. de reis van de oude naar de nieuwe woonplaats in de laagste klasse van een openbaar vervoermiddel voor de werknemer en zijn gezin, alsmede maximaal drie heen- en terugreizen voor de werknemer en diens relatiepartner voor het bezichtigen van de nieuwe woning, een en ander binnen Nederland; b. vergoeding van de kosten van vervoer van de werknemer en zijn gezinsleden en van de bagage en de inboedel naar de nieuwe woning, de kosten van het in- en uitpakken daaronder begrepen. De werknemer dient minimaal bij drie verschillende verhuisbedrijven een offerte aan te vragen. De vergoeding wordt door de werkgever tenminste gebaseerd op de goedkoopste offerte die wordt uitgebracht; c. vergoeding van de ten laste van de werknemer komende huurkosten van de oude woning tot een maximum van 2 maanden, indien tegelijkertijd reeds de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald; d. vergoeding van overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van 12% van het jaarsalaris van de werknemer op het moment van de verhuizing; e. vergoeding van 48,03 per meeverhuizend kind. 2. De verhuiskostenvergoeding bestaat voor degene die geen eigen huishouding voert uit: a. vergoeding van de kosten van vervoer van de bagage en de inboedel naar de nieuwe woning, de kosten van het in- en uitpakken daaronder begrepen; b. vergoeding van de ten laste van de werknemer komende huurkosten van de oude woning tot een maximum van 2 maanden, indien tegelijkertijd reeds de huur voor de nieuwe woning moet worden betaald; c. vergoeding van overige uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van 4% van het jaarsalaris van de werknemer, tenzij door de werkgever gestoffeerde woonruimte ter beschikking wordt gesteld. 3. In bijzondere gevallen kan de werkgever, als de werknemer geen gebruik maakt van de hem aangeboden gestoffeerde woonruimte, de vergoeding als genoemd in lid 2 sub c toekennen. 4. Ter bepaling van de verhuiskostenvergoeding van de werknemer als bedoeld in artikel 4.2.1 lid 1 sub a, wordt voor de beantwoording van de vraag of betrokkene al dan niet een eigen huishouding voert, de situatie op de dag van indiensttreding in aanmerking genomen. 5. Ten aanzien van de werknemer, met wie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, worden onverminderd het bepaalde in artikel 4.2.5 onder de leden 1 sub d en 2 sub c van dit artikel vermelde verhuiskosten vergoeding verminderd met 1/24e deel voor iedere maand, dat het dienstverband korter duurt dan 2 jaar na de datum van verhuizing. Artikel 4.2.4 Overige te vergoeden kosten Aan de werknemer die: a. een eigen huishouding voert én b. bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst zich vestigt dan wel tijdens het dienstverband door de werkgever verplicht

17 wordt zich te vestigen in een door hem aangewezen woongebied én c. ondanks redelijke en aantoonbare pogingen niet onmiddellijk slaagt in het vinden van een hem passende woongelegenheid in het nieuwe woongebied, worden vergoed: - gedurende één jaar, de kosten op basis van openbaar vervoer van het dagelijks heen en weer reizen tussen zijn woning en zijn werk; - de pensionkosten in de gemeente van vestiging van de werkgever, alsmede de reiskosten naar de oude woning éénmaal per week, wanneer de belangen van de instelling of de werknemer het dagelijks heen en weer reizen van de werknemer niet gedogen, één en ander in overleg met de werkgever. Artikel 4.2.5 Terugbetaling verhuiskosten 1. De in artikel 4.2.3 leden 1 d en 2 c omschreven vergoeding dient te worden terugbetaald indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer of tengevolge van dringende, door de werknemer veroorzaakte en hem verwijtbare redenen binnen 2 jaar na de verhuizing als hier bedoeld wordt beëindigd. 2. De terugbetaling als bedoeld in lid 1 vindt niet plaats in het geval de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer op medische grond wordt beëindigd en deze beëindiging ook naar het oordeel van de werkgever op die grond geboden is. 3. De terugbetaling als bedoeld in het eerste lid bedraagt het bedrag der vergoeding als bedoeld in artikel 4.2.3 leden 1 d en 2 c verminderd met 1/24 voor elke volle maand dat de arbeidsovereenkomst na de dag van de verhuizing heeft voortgeduurd. Artikel 4.3 Wervingspremie nieuwe werknemers 1. Voor vacatures welke langer dan drie maanden (primair proces) of 6 maanden (niet-primair proces) niet vervuld worden ontvangt de aanbrenger, zijnde een werknemer in loondienst of een vrijwilliger met een vrijwilligersovereenkomst, een bonus van 250 netto 2. De bonus wordt verstrekt indien de aangenomen kandidaat minimaal een half jaar in dienst blijft 3. Werknemers van P&O, Personeelsbeheer of leidinggevenden zijn uitgesloten. 4. Uitgesloten is een werknemer die bedrijfsmatig en/of commercieel, direct en/of indirect via een familierelatie, betrokken is bij werving van personeel. Artikel 4.4 Uitbetaling structurele einde jaaruitkering De structurele eindejaaruitkering zoals bedoeld in de CAO VVT wordt vanaf 2012 als voorschot uitbetaald op 1 december van elk jaar. Dit betreft alleen de salarisstorting,zonder bijbehorende salarisstrook. Artikel 4.5 Attenties werknemers en stagiaires 1. De werknemer kan een attentie ontvangen bij een bijzondere persoonlijke gebeurtenis op het werk of in het privé leven. 2. De werkgever kan een collectieve attentie verstrekken (organisatie/ afdeling of beroepsgroep). 3. De werkgever beslist in een concreet geval of en welke attentie hij toekent en hanteert hierbij de richtlijn opgenomen in bijlage A.

18 Hoofdstuk 5 Verplichtingen werkgever en werknemer Artikel 5.1 Verplichtingen werkgever 1. De werkgever is verplicht al datgene te doen of na te laten wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen of na te laten. 2. De werkgever is verplicht het beleid ten aanzien van zorgethische kwesties, voor zover dit voor de functievervulling van de werknemer(s) noodzakelijk is, bekend te maken. 3. De werkgever verschaft de werknemer, na overleg met betrokkene en binnen het raam van de mogelijkheden van de instelling, de benodigde personele, instrumentele en ruimtelijke voorzieningen en voorziet in toegang tot de noodzakelijke vakliteratuur. Artikel 5.2 Verplichtingen werknemer 1. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven, zulks met inachtneming van hetgeen is neergelegd in een professioneel statuut/beroepscode, zoals dit per beroepsgroep is geformuleerd en door partijen bij deze cao bekrachtigd. a. De werknemer het recht op grond van ernstige gewetensbezwaren het uitvoeren van bepaalde opdrachten te weigeren. b. De werkgever draagt er zorg voor dat binnen de afdeling van betrokken werknemers zodanige maatregelen worden getroffen dat dit recht effectueerbaar is. De werkgever draagt zorg voor een juiste informatie aan alle betrokkenen binnen de afdeling. 2. Binnen redelijke grenzen en voor zover zulks direct of indirect voortvloeit uit het belang van het werk of de instelling dan wel indien zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen, dat voorafgaand overleg niet mogelijk is, is de werknemer verplicht in te stemmen met: a. wijziging voor korte tijd en ten hoogste een maand van de aan zijn functie verbonden werkzaamheden; b. wijziging voor korte tijd en ten hoogste een maand in de regeling van zijn arbeidstijd;. c. deelneming aan vormen van aanvullende opleiding en bijscholing voor zover zulks vereist is voor het vervullen van de overeengekomen functie. Voorafgaand overleg met de werknemer is vereist. Artikel 5.3 Belangenbehartiging van werknemer Onverminderd de bevoegdheid van de werknemer persoonlijk zijn belangen bij de werkgever te bepleiten, stelt de werkgever de vertegenwoordiger(s) van de werknemer op een daartoe strekkend verzoek van de werknemer of zijn vertegenwoordiger(s), op korte termijn in de gelegenheid mondeling of schriftelijk de belangen van de werknemer bij de werkgever te bepleiten. De werknemer heeft te allen tijde het recht hierbij aanwezig te zijn. Artikel 5.4 Rechtsbijstand 1. De werkgever voorziet in adequate rechtsbijstand indien de werknemer wordt betrokken in een in- of externe klachtenprocedure, inclusief tuchtrechtprocedures, tenzij sprake is van nalatigheid of bewuste roekeloosheid. 2. Indien de nalatigheid of bewuste roekeloosheid niet vaststaat voorziet de werkgever in adequate rechtsbijstand. Blijkt na de (klachten-/tuchtrecht-) procedure dat er sprake is geweest van nalatigheid dan wel bewuste roekeloosheid, dan kan de werkgever besluiten de kosten verbonden aan de verleende rechtsbijstand te verhalen op de werknemer. 3. Dit artikel heeft geen betrekking op strafrechtelijke procedures.

19 Artikel 5.5 Ziekte door derden Ingeval de ziekte van de werknemer het gevolg is van een gebeurtenis, ter zake waarvan de werkgever rechten tegenover derden kan doen gelden, zal, indien de werknemer dit wenst, de werkgever de mogelijk aan de werknemer tegenover de wettelijk aansprakelijke derde toekomende persoonlijke vorderingen, gelijktijdig met de vordering van de werkgever tegenover deze derde geldend maken Artikel 5.6 Verzuim en ziekmelding Het reglement ziekmelding en verzuim is vastgelegd in het protocol ziek- en hersteld melden en het protocol verzuim en re-integratiebegeleiding VNG. De protocollen zijn terug te vinden in het kwaliteitshandboek. Artikel 5.6.1 Ziekmelding 1. De werknemer neemt op de eerste dag van verzuim en/of ziekte, uiterlijk om 9.00 uur, contact op met de werkgever. In dit geval is dat de direct leidinggevende of plaatsvervanger 2. De werknemer is telefonisch bereikbaar voor de werkgever. Artikel 5.6.2 Registratie 1. Indien de werknemer verzuimt /ziek is worden alle afspraken tussenwerknemer en werkgever in het reïntegratiedossier. 2. Het re-integratiedossier en overige gezamenlijk opgestelde documenten is voor de werknemer in kopie beschikbaar en wordt in kopie door werkgever aan de werknemer verstrekt. Artikel 5.6.3 Spoedspreekuur tijdens ziekte De werkgever kan in uitzonderlijke situaties de werknemer aanmelden voor een spoed-spreekuur bij de bedrijfsarts, dit kan ook een telefonisch spoedspreekuur zijn. Artikel 5.6.4 Oproep bedrijfsarts 1. De werkgever meldt de werknemer aan voor een spreekuurbezoek. uiterlijk in de 4e week van verzuim. 2. De werknemer is verplicht het spreekuur van de bedrijfsarts te bezoeken. 3. Indien de werknemer verhinderd is voor een spreekuurbezoek wegens zeer dringende reden, dan wordt dit gemeld bij de werkgever (direct leidinggevenden of diens vervanger) binnen 24 uur. 4. Indien de werknemer zonder opgaaf van een geldige reden niet op het spreekuur verschijnt, dan kunnen de kosten van het spreekuurbezoek in rekening worden gebracht. 5. De werknemer kan zelfstandig een afspraak maken bij de bedrijfsarts zonder tussenkomst van de werkgever. 6. De bedrijfsarts geeft de werknemer en de direct leidinggevende een advies over de mogelijkheden van werkhervatting in eigen werk of in ander werk en over mogelijke hulp die nodig is om het herstel en/of werkhervatting te bespoedigen. Artikel 5.6.5 Verplichtingen van de werknemer tijdens het ziekteverlof 1. Indien de werknemer ziek is, dient de werknemer er alles aan te doen om weer aan het werk te kunnen gaan. De werknemer dient zich te houden aan voorschriften en procedures conform waarin in artikel 5.6 naar wordt verwezen en dat de gemaakte afspraken worden nageleefd. 2. Bij het niet naleven van gemaakte afspraken of onvoldoende meewerken aan reïntegratie ontvangt de werknemer een waarschuwingsbrief van de werkgever. Bij geen opvolging kan dit leiden tot het opschorten en stopzetten van de loondoorbetaling.

20 Artikel 5.6.6 Bereikbaarheid Tenzij de werknemer een arts of behandelaar bezoekt dient de werknemer de eerste drie dagen van de ziekteperiode op het ziekteadres aanwezig te zijn. Daarna moet de werknemer ten alle tijden telefonisch bereikbaar zijn. Artikel 5.6.7 Herstel en werkhervatting 1. De werknemer is verplicht actief mee te werken aan herstel, door binnen een redelijke termijn naar de huisarts te gaan en zich te houden aan voorschriften van de arts(en) (huisarts, bedrijfsarts, specialist). De werknemer is verplicht actief mee te werken aan werkhervatting in eigen werk of aangepast werk. Hieronder valt ook de aanpassing van werktijden, aantal uren, de werkplek en/of de werkzaamheden. 2. Indien werkhervatting niet meer mogelijk is in de eigen functie dan worden de mogelijkheden onderzocht tot werkhervatting in een andere functie. Artikel 5.6.8 Ziek tijdens vakantie Bij ziekte in het buitenland dient de werknemer een verklaring van de behandelend arts te overleggen. Artikel 5.6.1 is van toepassing. Artikel 5.6.9 Herstel melding 1. Zodra de werknemer in staat is om geheel of gedeeltelijk te werken neemt hij direct contact op met de werkgever (leidinggevende of diens vervanger) voor het maken van afspraken.voor herstel hoeft de werknemer niet eerst een bezoek af te wachten bij de bedrijfsarts. Indien de werknemer (gedeeltelijk) ongeschikt is voor het werk wat de werknemer gewoonlijk uitoefent, kan de werknemer wel geschikt zijn om andere (aangepaste) werkzaamheden uit te voeren en kan de werknemer benaderd worden om voor een bepaalde tijd ander passend werk te doen. 2. Na de werkhervatting kan de leidinggevende met de werknemer een gesprek hebben over het verzuim, de aard en de frequentie van het verzuim en mogelijke oplossingen om verzuim in de toekomst te voorkomen. 3. Indien er sprake is van frequent verzuim (2x verzuim in 3 maanden of 5x in een jaar) dan wordt de kort frequent verzuim procedure toegepast (zie protocol kort frequent verzuim). Artikel 5.6.10 Deskundigenoordeel UWV Indien werknemer en werkgever het niet eens zijn met elkaar en het niet mogelijk is om samen afspraken over de werkhervatting te maken, dan kunnen beiden een deskundigenoordeel aanvragen bij het UWV. Artikel 5.6.11 Loondoorbetaling en vergoedingen 1. De arbeidsongeschikte werknemer heeft recht op loondoorbetaling tijdens het verzuimverlof conform de bepalingen in de CAO VVT. 2. Vergoedingen, zoals wasvergoeding, reiskostenvergoeding of andere vergoedingen tijdens een verzuimperiode worden gestopt. Artikel 5.6.12 Vakantie en vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid 1. De wettelijke en CAO VVT bepalingen omtrent opbouw en opnemen van verlof zijn van toepassing tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid. 2. De werknemer dient toestemming te vragen bij de werkgever om op vakantie te gaan gedurende een verzuimperiode. De werkgever kan alleen toestemming geven indien de bedrijfsarts van mening is dat de vakantie geen belemmering vormt voor het herstel en dat de reïntegratie door de vakantie niet wordt vertraagd.