STOS: spraak- en taalontwikkelingstoornissen.

Vergelijkbare documenten
Draaiboek voor de begeleiding van leerlingen met DYSORTHOGRAFIE of SPELLINGSproblemen en dyslexie (schrijven)

Hoofdstuk 18 - Tips om voorleessoftware in te zetten in de klas

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

betrokkenen? klasleerkracht logopediste ZOCO ouders leerling door diagnose: diagnose dyslexie aanvullen en, indien nodig, aanvullen maatregelen.

houd altijd de specifieke leerling met zijn individuele hulpvraag in het achterhoofd

Dyslexie. "een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau"

STIMULEREN EN BEGELEIDEN 1

Het ABC van de leerstoornissen

INFOBROCHURE BASISAANBOD ONDERBOUW. Schooljaar Geldenaaksebaan Heverlee tel: 016/

Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 Normale taalontwikkeling Hoofdstuk 2 Ontwikkelingsdysfasie

van delen tot het geheel. Hij kan bijvoorbeeld zijn kleding binnenstebuiten aantrekken, of zijn kopje naast de tafel zetten.

BEHANDELINGSADVIEZEN BIJ LAGERE SCHOOL KINDEREN L U T S C H E L P E OPBOUW

Dyspraxie - DCD. DCD = Developmental Coördination Disorder

A. Cooreman. 4 CIJ Deel 1 Cijferen met natuurlijke getallen

Blauwe stenen leer je zo

Oranje stappers maak je zo

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs

EHBM. Eerste hulp bij moeilijkheden DCD

Taal. Informatie over logopedie

Hoe help je meertalige kinderen bij het leren van een tweede taal? Tips voor leerkrachten

Afasie (taalstoornis)

Begeleidingswijzer Dyslexie

TAAL IS LEUK. Adviezen om de taalontwikkeling te stimuleren

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren

INFOBROCHURE BASISAANBOD MIDDENBOUW. Schooljaar Geldenaaksebaan Heverlee tel: 016/

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het

Mijn kind heeft een LVB

*Eureka* Onderwijs, Diestsesteenweg 722, 3010 Kessel-Lo - Website:

Kinderen met dyslexie vertonen opvallende en blijvende moeilijkheden met lezen en spelling en dit vooral op vlak van:

Zandakkerlaan Heusden Tel.: Sticordi-maatregelen

Kan-beschrijvingen ERK A2

Hoofdstuk 16 - Vreemde talen ondersteunen

Logopedie op SBO de Evenaar

Zorg om je toekomst. Wat is. dyslexie?

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND

Hoofdstuk 14 - Sneller en beter een tekst schrijven

INFOBROCHURE BASISAANBOD BOVENBOUW. Schooljaar Geldenaaksebaan Heverlee tel: 016/

Hoofdstuk 15 - Spellingfouten voorkomen

LEZE L1 L2 L3 L4 L5 L6

Spreken Wat is een dysartrie?

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

1. ONDERZOEK. Voorwaarden bij onderzoek:

Informatiebrochure Apraxie

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

Informatie over het werkgeheugen

Vroegtijdige herkenning van taalontwikkelingsstoornissen (TOS)

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND. Leeftijd vanaf 4 jaar

Afasie en logopedie informatie voor naasten/familie

Afasie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Accent op verhaal. Aan al deze doelen wordt gewerkt, toch duidt u best aan welke u in de verf wil zetten.

DYSLEXIEPROTOCOL Sneek, januari 2018

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

3.1 Tips voor leerkrachten in het middelbaar beroepsonderwijs Met dank aan Heleen Schoots, KPC-groep

Overzicht vakgebieden ZML SO en subdoelen & koppeling leerlijnen SO & VSO

Begeleidingsplan voor een leerling met dyslexie : van toepassing - : nog niet aan bod

TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN

Vakonderdeel: MONDELING TAALGEBRUIK: SPREKEN EN LUISTEREN

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

Omgaan met een taalstoornis bij hersenbeschadiging

Communicatieproblemen door een beschadiging in de rechter hersenhelft

Afasie Informatie voor familieleden. Ziekenhuis Gelderse Vallei

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

Gesprekskaarten pedagogisch handelen

Jong geleerd. Beatrijs Brand en Saskia Snikkers

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

Wat is TOS? Waarom deze communicatiekaarten?

Uitgeschreven interviews van groep tien

PEUTERS MET TOS. Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht. Marthe Wijs - van Lonkhuijzen

Mensen met afasie hebben moeite met taal, maar zij zijn niet gek!

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

De Viertakt van Verhallen

Huistaken in Vrije Basisschool DE KIEVIT Een zorg van de school, de ouders en de kinderen Versie

kalender 2012 Kant-en-klare tips voor klare taal

Dubbeldiagnose dyslexie en dysfatische ontwikkeling. Parallelsessie C: Dubbeldiagnoses: dubbele zorg? Januari 2012 Petra van de Ree

kt! 2 Leren lezen en spellen, een aanpak periode in groep 3 en de hogere

Tussendoelen ontwikkeling van de geletterdheid

Leven met Multipele Sclerose uitgave 19. MS en spraakproblemen ...! EEN UITGAVE VAN HET NATIONAAL MS FONDS

Dysartrie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

1. LEZEN Inleiding: doel en structuur Gebaren lezen

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

Vragenlijst leergeschiedenis lees- en spellingvaardigheid bestemd voor school / groepsleerkracht en interne leerlingenbegeleider

HUISWERKBELEID in MAATJES

Dyscalculie een werkwoord

1. Ziet de kleine verschillen. tussen letters/cijfers. 2. Herkent hetzelfde woord in een. 5. Kent en kan de namen van

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Signaleringslijst voor Kleuters 2.0 1)

Auditief geheugen Begrippen Cijfers Dans en beweging

leerlijnenpakket VSO 2012

Informatie en advies voor de praktijkbegeleider SPECIALE AANDACHT GEVRAAGD VOOR EEN STAGIAIRE MET NLD IN DE WERKSITUATIE

Verbale en bucco-faciale apraxie

Audit WoordenSchatuitbreiding.

Aanvulling Woordenschat NT2

1. Inleiding Definitie dyslexie volgens de Stichting Dyslexie Nederland (SDN) herziene versie 2003:

Symposium Autisme door Steven Degrieck OlmenEs 13 sept 2018

Transcriptie:

STOS: spraak- en taalontwikkelingstoornissen. Een praktische handleiding Anke Baten, Elly Borgers, Liesbeth Deferme, Hanne Kreynen, Karen Mols & Isabelle van den Bulck Schooljaar 2014-2015

Woord vooraf Tijdens het schooljaar 2014-2015 werd de werkgroep Spraak- en TaalOntwikkelingsStoornissen (STOS) opgericht. Kritisch werd bekeken welke ondersteuningsnoden kinderen met STOS ervaren en welke antwoorden we hierop zouden kunnen bieden. We bekeken de mogelijkheid om aparte taalklassen op te richten. De actuele populatie, het aantal leerlingen met een officiële diagnose STOS, liet ons echter voorlopig beslissen om deze kinderen blijvend te integreren in het onderwijstype basisaanbod. We zijn het schooljaar met grote verwachtingen, plannen en dromen over de specifieke begeleiding van kinderen met STOS gestart. In functie van haalbaarheid, wenselijkheid en noodzakelijkheid vormt dit draaiboek een eerste antwoord op de verschillende noden die er zijn. Met dit draaiboek willen we vooral informeren en inspireren. Opmerkingen, aanvullingen en vragen ontvangen we heel erg graag. De bundel die nu voor je ligt is het resultaat van heel wat vergaderingen en leeswerk, enkele boeiende studiebezoeken en heel wat kritische discussies. De tijd die vrijgemaakt werd, is zinvol besteed en daarom bedanken we graag nog enkele mensen die hier bewust of onbewust aan meewerkten. Een eerste dankwoord gaat uit naar de directie die ons de ruimte gaf om kritisch te bekijken op welke manieren we de begeleiding van leerlingen met STOS verder kunnen optimaliseren. Daarnaast bedanken we graag de collega s van de taalklassen van Kasterlinden (school buitengewoon onderwijs te Sint-Agatha-Berchem) voor de gastvrije ontvangst, het inspirerende studiebezoek en de uitwisseling van heel wat zinvolle ideeën en materialen. Tot slot willen we graag de collega s van de taalklassen van Jonghelinckshof (KOCA) nog bedanken omdat ze hun werking met iedereen wilden delen op een boeiende studiedag. 2

STOS: een praktisch handleiding. Woord vooraf... 2 1. Definities... 5 a. Wat zijn spraakontwikkelingsstoornissen?... 5 I. Leerlingen die onverstaanbaar spreken omdat de spraakklanken of het klanksysteem van de taal niet goed verworven zijn... 5 II. Leerlingen die onverstaanbaar spreken ten gevolge van een mondmotorisch probleem... 5 III. Leerlingen die onverstaanbaar spreken ten gevolge van een verbale dyspraxie of een dysartrie. 6 b. Wat is ontwikkelingsdysfasie (taalontwikkelingsstoornis)?... 6 2. Omgaan met problemen & tips... 8 Algemeen... 8 I. Problemen vanuit spraakontwikkelingsstoornissen... 8 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 8 III. Tips... 9 Sociaal-emotionele ontwikkeling... 11 I. Problemen vanuit spraakontwikkelingsstoornissen... 11 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 11 III. Tips... 12 Inoefenen, studeren en evalueren... 13 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 13 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 13 III. Tips... 13 Communicatie en taal... 14 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 14 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 14 III. Tips... 15 Lezen... 19 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 19 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 19 III. Tips... 19 Schrijven en spelling... 21 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 21 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 21 III. Tips... 21 Wiskunde... 23 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 23 3

II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 23 III. Tips... 23 W.O.... 24 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 24 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 24 III. Tips... 24 Zelfredzaamheid en organisatie... 25 I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis... 25 II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie... 25 III. Tips... 25 Logopedische therapie... 26 3. Geraadpleegde bronnen... 27 4. Bijlage... 28 4

1. Definities a. Wat zijn spraakontwikkelingsstoornissen? Een spraakontwikkelingsstoornis kan op verschillende manieren veroorzaakt worden. In het boek: Vijf op een rij (Buurman, Geritsen & Hinkema, 2013) worden de volgende 3 oorzaken opgesomd: - De spraakklanken of het klanksysteem van de taal is niet goed verworven. - Er is een mondmotorisch probleem. - Er is sprake van verbale dyspraxie of dysartrie. Omdat Buurman, Gerittsen & Hinkema (2013) een duidelijke omschrijving geven per categorie, hebben we deze hieronder overgenomen. I. Leerlingen die onverstaanbaar spreken omdat de spraakklanken of het klanksysteem van de taal niet goed verworven zijn De verstaanbaarheidsproblemen worden veroorzaakt door een taalprobleem. Leerlingen moeten niet alleen de verschillende klanken leren, maar ook moeten ze leren hoe die klanken samen verschillende woorden en zinnen vormen. Als leerlingen hier veel moeite mee hebben dan spreekt men van een fonologische stoornis. Bij deze leerlingen kunnen ook auditieve problemen aanwezig zijn. Fonologische problemen kunnen invloed hebben op het lezen en schrijven. De oorzaak van de verstaanbaarheidsproblemen is bij een fonologische stoornis niet gelegen in de mondmotoriek. Kenmerkend bij deze leerlingen is dat sommige klanken wel geïsoleerd of in bepaalde woorden uitgesproken kunnen worden, maar niet in alle woorden. De fouten die deze leerlingen maken zijn wel steeds hetzelfde, er zit een patroon in. II. Leerlingen die onverstaanbaar spreken ten gevolge van een mondmotorisch probleem Onverstaanbaarheid ten gevolge van een mondmotorisch probleem noemen we een spraakprobleem. In veel gevallen heeft dit een medische oorzaak. Deze leerlingen hebben problemen met het afzonderlijk uitspreken van bepaalde klanken of klankcombinaties door motorische problemen. Ze hebben bijvoorbeeld moeite met de tongheffing, waardoor alle alveolaire klanken (die klanken waarbij tongheffing noodzakelijk is, zoals de /s/, /t/, /l/, /n/) problemen geven. Ook hier zien we een systematisch foutenpatroon. Bij deze leerlingen kunnen ook de primaire mondfuncties, zoals eten en drinken, verstoord zijn. 5

III. Leerlingen die onverstaanbaar spreken ten gevolge van een verbale dyspraxie of een dysartrie Een verbale dyspraxie is een stoornis in het vermogen om reeksen van spraakklanken, lettergrepen en woorden te produceren. De onderliggende oorzaak wordt gezocht in de planning of programmering van de spraak. Leerlingen met een verbale dyspraxie kunnen ook dyspractisch zijn op andere gebieden, met name gericht op het plannen en organiseren van een handeling, bijvoorbeeld eerst de schoenen aantrekken en dan de broek. Het foutenpatroon is vaak wisselend. Een dysartrie is een spraakstoornis ten gevolge van het disfunctioneren van de spraakmusculatuur, veroorzaakt door een beschadiging van het centraal of perifeer zenuwstelsel. Deze problematiek komt minder vaak voor op scholen voor TOS-onderwijs. De verstaanbaarheidsproblemen kunnen dus een verschillende onderliggende oorzaak hebben, ook een combinatie van bovengenoemde oorzaken is mogelijk. b. Wat is ontwikkelingsdysfasie (taalontwikkelingsstoornis)? Bij leerlingen met ontwikkelingsdysfasie gaat het om een primaire taalontwikkelingsstoornis, waarbij één of meerdere aspecten van de taalontwikkeling afwijkend ontwikkelen (zoals taalbegrip, woordvinding en woordenschat, vorming van de juiste spraakklanken, correcte woord- en zinsvorming, hanteren van gepaste communicatieve vaardigheden,...). Vaak is het taalbegrip relatief beter dan het taalgebruik. Voor deze leerlingen betekent dit concreet dat het spreken soms moeilijk verstaanbaar is en taal vaak een probleem is. Er zijn leerlingen die weinig van de taal begrijpen, waardoor de omringende wereld voor hen complex overkomt. Sommigen hebben heel wat te vertellen, maar kunnen hun woorden niet vinden. Dit zorgt soms voor ontmoediging en frustraties. Anderen praten dan weer vlot en veel, maar zonder samenhang of structuur. Over het algemeen kan wel gesteld worden dat het voeren van een gesprek vaak moeizaam verloopt. Dit kan er toe leiden dat sommige leerlingen met ontwikkelingsdysfasie problemen ondervinden om vriendschappen aan te gaan. Deze leerlingen hebben, in vergelijking met leeftijdsgenoten, een verhoogd risico op het ontwikkelen van gedragsen/of sociaal-emotionele problemen. De sterke kanten van een leerling met ontwikkelingsdysfasie zijn o.a.: - (vaak) een goed visueel geheugen - sterk in non-verbale communicatie (mimiek, lichaamstaal) - kunnen doorzetten - kunnen vaak goed gezichten herkennen - goed in visuele expressie - zoeken contact - vaak goed in visueel-ruimtelijke zaken (puzzelen, knippen, knutselen, tekenen,...) 6

Bij ontwikkelingsdysfasie is er geen sprake van gehoorverlies, een verstandelijke handicap of emotionele stoornissen. Vaak is er wel een comorbiditeit met verbale ontwikkelingsdyspraxie, dyslexie of autismespectrumstoornis. Ontwikkelingsdysfasie kan ook voorkomen bij meertalige kinderen. Bij hen manifesteert de taalontwikkelingsstoornis zich in de verschillende talen waarin het kind wordt opgevoed. Andere naamgevingen voor ontwikkelingsdysfasie zijn SLI (Specific Language Impairment), dysfatische ontwikkeling en (primaire) taalstoornis. Hieronder worden per domein mogelijke problemen beschreven. Dit zijn de meest voorkomende kenmerken, maar iedere leerling is anders. Men zal deze kenmerken dus zelden allemaal tegelijk aantreffen. 7

2. Omgaan met problemen & tips Algemeen I. Problemen vanuit spraakontwikkelingsstoornissen - Sommige leerlingen zijn overgevoelig voor de textuur van bepaald voedsel. - Het komt voor dat de leerling problemen heeft met het maken van bewegingen ter hoogte van de mond met de tong, de lippen, het verhemelte en de kaak (mondmotoriek). II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Leerlingen met ontwikkelingsdysfasie maken opvallend veel gebruik van niet-verbale communicatie: gebaren, wijzen, aanraken, gelaatsuitdrukkingen, - Het begrijpen en onthouden van opdrachten die enkel verbaal worden gegeven is moeilijk. - Het begrijpend luisteren is een probleem. - De leerling moet nadenken over alles wat gezegd wordt en over alles wat het moet zeggen. Omdat dit heel vermoeiend is, zijn deze leerlingen soms sneller afgeleid of haken ze sneller af. - Men heeft vaak de indruk dat de leerling niet hoort wat er gezegd wordt. - De stem van de leerkracht kan moeilijk onderscheiden worden van achtergrondlawaai zoals geroezemoes in de klas. - Gelaatsuitdrukkingen en bewegingen zijn een visuele steun voor hen om beter te begrijpen. - Deze leerlingen hebben een beperkt talig geheugen. - Moeite met tijdsbesef (en woordenschat die ermee te maken heeft: straks, voor, na, later, ) - Er treden bijna altijd grote didactische achterstanden op meerdere leergebieden op: de problematiek heeft een invloed in allerlei situaties waarin taal en leren voorop staan. - Er zijn vaak problemen met innerlijke spraak/taal waardoor heel wat andere moeilijkheden kunnen worden verklaard: o Een nieuwe situatie vraagt vaak een langere aanpassingsperiode. Bovendien kunnen ze de nieuwe overweldigende en complexe indrukken heel moeilijk verwoorden. o Moeilijkheden om zichzelf mentaal talig te sturen. Ze gaan vaak praten bij opdrachten of doen opdrachten luidop of fluisterend. o Problemen met het maken van de boekentas en het terugvinden van het juiste materiaal. o Moeilijkheden met planning en organisatie. Zelfstandig werken is heel moeilijk. o Sommige leerlingen hebben sterke scheidingsangst of zijn algemeen eerder angstig. 8

o o o Moeilijkheden om mentaal regels te overlopen en toe te passen (spelling, wiskunde, afspraken op de speelplaats, ). Problemen om de juiste bewerkingen te selecteren en de juiste tussenstappen te nemen bij vb. vraagstukken. Moeite met het zelfstandig aanbrengen van structuur. III. Tips - Accepteer alle communicatie, ook al is het stuntelig, aanvaard ook gebaren. Spoor leerlingen aan om lichaamstaal te gebruiken en wees zelf het goede voorbeeld. - Spreek naar de leerling toe zodat hij je gelaatsuitdrukkingen en bewegingen goed kan zien, liever niet weg van hem praten. Houd de afstand (letterlijk en figuurlijk) klein en praat op ooghoogte. Maak oogcontact. - Spreek de leerling aan met zijn naam. - Versterking van de stem van de leerkracht kan helpen. - Vermijd enkel verbale instructies. Spreek alle zintuigen aan: gebruik echte voorwerpen, een foto, tekening, pictogram, voorbeeld, gebaren, geschreven tekst, gelaatsuitdrukking, kleurcodes, schema s, emotiekaarten, kalender, - Zet de leerling vooraan in de klas (minst afgeleid door medeleerlingen), niet te schuin voor het bord, bij voorkeur naast een talig sterke leerling. Betrek hem regelmatig terug bij het klasgebeuren. - Geef duidelijke en eenduidige opdrachten. Geef ook niet te veel opdrachten tegelijkertijd, herformuleer eventueel de instructie of laat de leerling in eigen woorden herhalen. - Geef voldoende tijd om te verwerken wat gezegd wordt en controleer of een boodschap overkomt. - Laat leerlingen niet luisteren en aantekeningen maken tegelijk. - Maak grapjes (leg ze indien nodig uit). - Overleg regelmatig met een logopedist. - Leerlingen met ontwikkelingsdysfasie hebben veel baat bij ritme, rijm en melodie. Zingen, gedichten, expressie zijn dus zeker zinvol. Gebruik ze en geniet ervan! - Leer slogans met ritme/rijm (vb ik leer meer als ik controleer). - Houd er rekening mee dat vanuit verschillende culturen ook anders tegen non-verbale boodschappen wordt aangekeken. - Maak foto s bij uitstappen en hang die op in de klas. 9

- Zorg voor een positief contact met de ouders. - Blijf geduldig. - Houd rekening met de tips die beschreven staan bij de verschillende leerdomeinen. - Wees niet te cognitief bezig: spelen is leren! - Laat lesonderdelen die moeilijk zijn omdat ze talig zijn (rekentaal, W.O., ) niet wegvallen, maar oefen ze, eventueel bij de logopedist, juist extra in of pas ze aan. - Probeer de innerlijke taal, het in taal denken, te verstevigen. o o o o Verwoord eenvoudig wat de leerling voelt (bv. Het voelt raar hé, de eerste dag weer naar school. ) Verwoord af en toe voor de leerling zijn ideeën en gedachten. Help hem bij redeneren en plannen. Probeer met hem luidop te overlopen welke stappen hij allemaal moet uitvoeren (voor-denken, luidop laten denken, halfluid, in zichzelf). Verwoord je eigen denkproces en verwoord wat je aan het doen bent. Laat stappenplannen gebruiken en tussenstappen noteren (indien dit de leerling helpt). 10

Sociaal-emotionele ontwikkeling I. Problemen vanuit spraakontwikkelingsstoornissen - Deze leerlingen zijn regelmatig niet of nauwelijks te verstaan door hun omgeving. Ze kunnen hierdoor onzeker worden en zich terugtrekken. Sommigen durven steeds minder te spreken ten gevolge van negatieve spreekervaringen, zeker in situaties waar meerdere mensen bij betrokken zijn. Het gevolg kan zijn dat ze steeds minder praten. - Deze leerlingen hebben de neiging om op vragen te antwoorden met weet ik niet, ook al weten ze het antwoord misschien wel! - Ook zijn er leerlingen die juist heel druk, onhandelbaar of zelfs agressief worden als reactie op negatieve spreekervaringen. Ernstige verstaanbaarheidsproblemen kunnen van grote invloed zijn op het welbevinden van de leerling en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een deel van deze leerlingen heeft voldoende taalbegrip, wat een positieve invloed heeft op het leren. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - De taalproblemen die deze leerlingen hebben, zijn vaak zo hardnekkig dat we in veel gevallen faalangst en onzekerheid zien ontstaan. Het is van groot belang goed te kijken naar wat deze leerlingen wel kunnen en waar ze zekerheid aan ontlenen en hen hier op aan te spreken zodat verdere gedragsproblemen voorkomen kunnen worden. - De ontwikkeling van sociale vaardigheden wordt gehinderd door communicatieproblemen. - Leerlingen met ontwikkelingsdysfasie hebben moeilijkheden met het voeren van een gesprek. Dit kan er toe leiden dat sommige leerlingen met ontwikkelingsdysfasie problemen ondervinden om vriendschappen aan te gaan en/of te onderhouden. - Als ze slachtoffer zijn van pesterijtjes lopen deze leerlingen weg of reageren ze met (agressief) gedrag omdat ze vaak niet leeftijdsadequaat voor zichzelf verbaal kunnen opkomen. - Er treden vaak moeilijkheden op met sociale vaardigheden als gevolg van gebrek aan zelfsturing door innerlijke spraak. - Sommige leerlingen hebben sterke scheidingsangst of zijn algemeen eerder angstig (vanuit gebrek aan innerlijke taal). - Omdat spelregels verbaal uitgelegd worden, begrijpen kinderen met ontwikkelingsdysfasie deze vaak minder goed. Vaak gebeurt het dat de rollen door de verbaal sterkere kinderen worden verdeeld. Meestal proberen ze toch mee te spelen door naar andere kinderen te kijken en hen te imiteren. Dit vraagt heel wat concentratie wat maakt dat het niet echt ontspannen spelen is. 11

III. Tips - Geef veel complimenten. Benadruk de sterke kanten van de leerling en laat hem succes ervaren. - Leer gevoelens benoemen. - Leg aan de leerling zijn probleem uit, eventueel ook aan medeleerlingen met toestemming van de leerling zelf. Overleg met de logopedist/psycholoog over de aanpak van psycho-educatie. Het verhaal van Odi (Buyens, Dehaene & Van De Walle, 2014) is een interessant boek voor leerkrachten, begeleiders of ouders om meer over ontwikkelingsdysfasie te weten te komen. Het kan ook gebruikt worden als (hulp)middel om aan de leerling (en zijn klasgenoten) uit te leggen wat ontwikkelingsdysfasie is. - Gebruik (gevisualiseerde) regels en pictogrammen voor gewenst gedrag en omgang met elkaar. Werk eventueel met een beloningssysteem. - Als er iets gebeurt waardoor een leerling van slag is, praat dit dan uit in de klas. - Maak gebruik van een oplossingsschrift bij ruzies. - Geef de leerling de kans om in een veilige omgeving met een knuffel of een leuk kijkboekje te gaan zitten. Spelen met plasticine of klei is een activiteit die de spanning ontlaadt. - Maak gebruik van tekeningen en symbolen van begrippen om sociale interacties duidelijk te maken. - Gebruik gedrag en reacties (zowel goede als foute) van andere leerlingen om iets uit te leggen. - Stimuleer vriendschappen: koppel bewust leerlingen aan elkaar via bv. een buddysysteem. - Het kind heeft er baat bij samen gezelschapsspelletjes te leren spelen met andere kinderen thuis of op school. Ook het begeleiden van bewegings- en fantasiespelletjes in kleine groepjes is een grote hulp. 12

Inoefenen, studeren en evalueren I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - Automatisatieproblemen komen regelmatig samen voor met spraakontwikkelingsstoornissen. - Woorden die verkeerd worden uitgesproken, worden vaak ook fout genoteerd. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Ze begrijpen vaak onvoldoende wat gezegd wordt, vooral abstracte woorden en complexe opdrachten. Ook schooltaalwoorden zijn vaak niet gekend. - Deze leerlingen hebben een beperkt talig geheugen. III. Tips - Er moet samen met hen een start worden gemaakt. Ook om door te werken hebben ze begeleiding nodig. - Leer stappenplannen gebruiken (ook met zelfinstructiemethode zoals beertjes van Meichenbaum, Reflecto). - Help de leerling bij het plannen van wat gestudeerd moet worden. - Geef een studiewijzer - Beperk geheugenstof tot het essentiële, gebruik compenserende hulpmiddelen zoals letterkaart, getallenkaart, tafelkaart, klok visualiseren, breuken visualiseren. - Gebruik meerkeuzevragen - Geef bij toetsen als richtlijn aan hoeveel tijd per vraag mag gebruikt worden. - Geef extra tijd voor toetsen. - Laat bepaalde toetsen indien nodig mondeling afleggen of laat mondeling uitleg geven bij hun antwoorden. 13

Communicatie en taal I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - De leerling is moeilijk verstaanbaar voor wie hem niet zo goed kent. - Er treden moeilijkheden op met de pittigheid en gevoeligheid van de organen rond mond en kaken. Dit heeft tot gevolg dat deze leerlingen minder duidelijk spreken, wat overkomt als slordig spreken. Ze moeten meer de nadruk leggen op de mondbewegingen om zich verstaanbaar te maken. Ook trager spreken kan dit gedeeltelijk verhelpen. - De ene keer wordt een klank of woord goed gezegd, een andere keer wordt de klank vervormd, vervangen of weggelaten. - De leerling kan bepaalde klanken niet uitspreken en gebruikt daarom alleen klanken die lukken. - Vooral bij iets oudere leerlingen kan je zoekbewegingen opmerken: ze gaan hun spraakbeweging tijdens het spreken nog corrigeren. - Als de woorden of zinnen langer worden, maken leerlingen met spraakontwikkelingsstoornissen vaak meer fouten in de uitspraak. Lopende spraak is minder duidelijk dan enkele woorden. Ook maken deze leerlingen soms fouten in de zinsbouw. - Soms verloopt bij leerlingen met een spraakontwikkelingsstoornis het vertellen van verhalen moeilijker. Omdat de motorische component meer aandacht vraagt, hebben ze niet spontaan geleerd om ordening aan te brengen in het verhaal. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - De taalontwikkeling komt niet of zeer laat en traag op gang. Dit zorgt voor de ontwikkeling van een beperkte woordenschat en problemen met het begrijpen en vormen van meer complexe zinnen. - Het taalprobleem is hardnekkig en didactisch resistent (taaltherapie lost het probleem niet volledig op). - Het taalbegrip is meestal beter dan de taalproductie. - Het spreken op verzoek is moeilijk. Spontaan taalgebruik is veel beter dan de dialoog. Het is voor leerlingen met ontwikkelingsdysfasie veel eenvoudiger om zinnen aan te vullen omdat dat minder op bevel is. - Woordvindingsproblemen leiden tot niet vloeiende formuleringen. Vaak kan de leerling met ontwikkelingsdysfasie wel de woordbetekenissen oproepen, maar beschikt hij niet voldoende vlot over de juiste, bijbehorende klankpatronen. Hij zegt dan dinges of vervangt woorden door een woord uit dezelfde categorie vb kat ipv konijn bijbel ipv beitel. 14

- Het toekennen van meerdere betekenissen aan hetzelfde woord is moeilijk. Probeer misverstanden zoveel mogelijk te voorkomen. - Ook het begrijpen van figuurlijke taal (spreekwoorden, zegswijzen, dubbelzinnig taalgebruik al dan niet in grapjes, ) is moeilijk. - Het gevolg van een beperkte woordenschat is dat het begrijpen van zinnen veel minder gemakkelijk verloopt. - Het is moeilijk verschillende ideeën in een verhaal met elkaar te verbinden. - Een kringsituatie kan lastig zijn omdat daar ook veel informatie wordt uitgewisseld. - Je kan ontwikkelingsdysfasie op volwassen niveau vergelijken met praten in een vreemde taal. Wanneer we ons proberen duidelijk te maken in een vreemde taal, kunnen we onze gevoelens ook niet zo goed uiten als in onze moedertaal. Bovendien is het veel vermoeiender om bv. een lezing te volgen in een vreemde taal, zelf als we wel het merendeel begrepen hebben. - Taalschat is moeilijk omwille van woordvindingsproblemen. - Woord- en zinsontleding vraagt innerlijke taal en kan dus voor problemen zorgen. - Begrijpend lezen is niet vanzelfsprekend voor leerlingen met ontwikkelingsdysfasie. III. Tips - Rooster extra tijd in voor mondelinge en schriftelijke taal. - Stimuleer de leerling om te vertellen en laat hem plezier beleven aan praten. Probeer op alle communicatieve intenties van de leerling in te gaan. Dwing niet tot praten! Herhaal wat je begrepen hebt. Als je er niet achter komt wat hij wil vertellen probeer het dan te begrijpen met behulp van een contactschrift, het betrekken van andere leerlingen, een tekening of door woorden te laten opschrijven. - Neem de tijd om goed te kijken en luisteren, volg de leerling en bied hulp waar nodig. - Vragen stellen is niet zo n effectieve manier om taal uit te lokken en uit te breiden bij leerlingen met ontwikkelingsdysfasie. Het wordt beter vermeden. Aanvulzinnen zijn eenvoudiger en ook via terloopse opmerkingen kan het vertellen uitgelokt worden. - Geef de leerling eventueel een handpop om voor hem te praten. - Geef de leerling genoeg tijd om mondeling op een vraag te antwoorden. Liever langer wachten dan de vraag herhalen of in andere woorden te verwoorden. Het niet antwoorden op de vraag gebeurt vaak niet omdat de vraag niet begrepen is, maar omdat het antwoord niet goed kan worden geformuleerd. Een leerling met STOS even kort laten nadenken over wat hij wil vertellen kan enorm helpen. 15

- Je mag wel aangeven dat de leerling duidelijker of trager moet spreken, maar verbeter niet uitdrukkelijk. - Het expliciet inoefenen van mondmotoriek is niet zinvol en zorgt enkel voor frustratie. - Gebruik klankgebaren als je terugkoppelt wat ze zeggen en om de klanken van een woord duidelijk te maken. Moedig leerlingen ook aan om zelf klankgebaren te gebruiken. - Gebruik gedrag en reacties (zowel goede als foute) van andere leerlingen om iets uit te leggen. - Herneem positief wat een leerling probeert te zeggen. - Kijk naar de ogen van de leerling, dan zie je of je het goed begrepen hebt. - Spreek zelf eerder langzaam (niet onnatuurlijk), in niet al te lange zinnen en luid genoeg. - Spreek de leerling aan op zijn niveau, niet te hoog, maar zeker ook niet te laag. Geef hem het gevoel begrepen te worden. - Oefen conversatievaardigheden. - Maak opzettelijk fouten in de communicatie om reactie uit te lokken. - Bevorder het luisteren tussen leerlingen onderling. - Leer standaardvragen stellen bij een kringgesprek. - Laat de leerling iets tastbaars meebrengen naar een kringgesprek (bv. een souvenir van de vakantie, een foto van een uitstapje, ). - Laat de leerling zijn onderwerp voor het kringgesprek vooraf aan de juffrouw vertellen. Zo kan de juffrouw het onderwerp helpen onthouden. Woordenschat en zinsbouw: - Plan voorlezen op een vast moment in je lessenrooster in. - Laat de leerlingen zelf ook veel lezen. Maak ook gebruik van daisyboeken (voorgelezen boeken die op de computer, daisyspeler, Ipad, Ipod, kunnen worden beluisterd). - Bij woordvindingsproblemen of als de leerling een fout woord gebruikt, help hem dan door: o een omschrijving te geven. o de leerling zelf het woord te laten omschrijven. Indien dit moeilijk is voor de leerling, vraag dan aan de logopedist om het expliciet te oefenen. o een aanvulzin te gebruiken. o de eerste letter of klank van het woord aan te bieden. 16

o de categorie te noemen. o te zeggen waarop het rijmt. o het woord op te schrijven. Dit komt voor de leerling vaak minder betuttelend over dan het gewoon mondeling voorzeggen. o op de foute betekenis te wijzen, het bedoelde woord en het geuite woord tegenover elkaar te stellen (overeenkomst in klanken of betekenis). o gebruik te laten maken van een woordoproepschema. (Zie bijlage 1) - Breng basiswoordenschat aan en hanteer daarbij de principes van VSCC: Voorbewerken, Semantiseren (de betekenis aanleren, verdiepen en uitbreiden), Consolideren (de betekenis vastzetten) en Controleren. (Meer uitleg zie bijlage 2) - Leer niet alleen zelfstandige naamwoorden aan, maar ook werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels, uitdrukkingen, - Leg bij nieuwe woorden direct semantische verbanden. Leer altijd meer woorden aan uit één netwerk (bv. start finish horen bij wedstrijd). - Koppel nieuwe woorden aan belevingen/ervaringen van leerlingen zelf. - Laat leerlingen situaties naspelen. - Laat leerlingen begrippen zo veel mogelijk concreet beleven: uitbeelden, zichtbaar maken, voelen, ruiken, (als je verdampen wil uitleggen, kook dan water). - Gebruik een thematafel met concrete voorwerpen. - Maak een themawand met woorden en prenten. - Herhaal nieuwe woorden vaak in verschillende situaties. Gebruik hiervoor ook spelletjes als memory, lotto, bingo, voorwerpen raden onder een doek, pictionary, hits, woorden omschrijven en laten raden, - Maak onderscheid tussen woorden die leerlingen moeten begrijpen (passieve woordenschat) en moeten kunnen gebruiken (actieve woordenschat). - Maak gebruik van woordkaarten en mindmaps bij woordenschat van W.O. en taal. - Laat leerlingen zelf actief andere woorden bedenken aan de hand van deze woordkaarten en mindmaps. - Leg een woordenboek aan met foto s van de woorden uit de aangebrachte thema s en vul dit eventueel aan met woorden voor de leerling persoonlijk (of maak hiervoor afzonderlijke boekjes). 17

- Koppel aan woorden die worden ingeoefend ook meteen meervouden en verkleinwoorden, vervoegingen of verbuigingen. - Maak iets visueel naar aanleiding van een thema vb. een kwartetspel of poster: na afloop heb je dan een zichtbaar resultaat door de leerlingen zelf gemaakt. - Leg figuurlijk taalgebruik en uitdrukkingen uit. - Leer schooltaalwoorden expliciet aan. - Leer vaste zinsconstructies aan. - Gebruik vaste kleuren om de verschillende zinsdelen aan te duiden. Gebruik eventueel kaartjes met de zinsdelen in deze kleuren als ondersteuning bij zinsbouw- en schrijfoefeningen. (Afgesproken kleuren zie bijlage 3) - Zing veel met je leerlingen. - Zeer veel ideeën voor taalstimulering en woordenschatonderwijs vind je in het boek Altijd Taaltijd (Constandse-van Dijk, Elzer & Mildenburg,2008). - Bekijk moeilijke woorden (ook bv. uit de vakken W.O., taal, wiskunde, ) samen en laat ze noteren. Maak hiervan samen met de leerling (bv. bij de logopedist) eventueel een begrippenlijst. Laat de leerling indien mogelijk tekeningen maken bij moeilijke begrippen of zoek er foto s van. Of laat hem zelf trucjes zoeken om het woord te onthouden. - Houd ook bij het vak Nederlands (taalschat) rekening met eventuele woordvindingsproblemen en help de leerling op weg. Meerkeuzevragen of woorden met elkaar verbinden kan helpen. Als de leerling niet op het juiste woord kan komen, laat hem het dan (ook op toetsen) omschrijven of desnoods tekenen of geef hem de eerste letter als cue om op het woord te komen. - Visualiseer de stappen van woord- en zinsontleding en laat deze visualisatie gebruiken. - Besteed voldoende aandacht aan het begrijpen van teksten en visualiseer indien mogelijk. Ook geanimeerd voorlezen kan helpen. 18

Lezen I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - Leerlingen met spraakontwikkelingsstoornissen hebben problemen met klank-letterbeeld koppeling. - Ook zijn er problemen met luidop lezen omdat ze het moeilijk hebben met snelle en pittige articulatie wat zorgt voor een lager leestempo. - Heel wat leerlingen hebben bij het leren lezen een verstaanbaarheidsprobleem, vooral als de oorzaak ligt in een fonologische stoornis. Daartegenover staat dat we in de praktijk ook wel vaak een verbetering van de verstaanbaarheid zien, juist gedurende het proces van leren lezen en schrijven. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Meestal hebben leerlingen met ontwikkelingsdysfasie evenveel problemen in hun geschreven taal als in hun mondelinge taal. - Het gaat hier niet altijd om een tekort aan leesvaardigheid, maar veeleer heeft het te maken met het niet kunnen putten uit de voorraad woorden. Vergelijkbaar met versprekingen in het praten, zijn de paralexieën in het lezen. Een woord als rivier wordt bijvoorbeeld gelezen als vijver. Het woord vier in rivier roept blijkbaar de associatie vijf, vijver op. Een aanvankelijk correct gelezen woord als sigaar, kan een paar regels verder ineens veranderen in gitaar. Fout gelezen woorden zijn een gevolg van het niet snel genoeg kunnen vinden van het juiste woord. Het verschil met radend lezen is subtiel, maar wel principieel. - In het eerste leerjaar merken we problemen met: o aanvankelijk lezen: klank/letterkoppeling o auditieve synthese o auditieve analyse - Stillezen gaat vaak beter dan hardop lezen. - Voor dysfatische leerlingen is het moeilijk om zinnen lang genoeg juist te onthouden. Dit kan een probleem zijn als ze woorden en zinnen moeten overschrijven uit een tekst vb. bij begrijpend lezen. III. Tips - Bouw bij het beginnend lezen de letterkennis systematisch op en maak meteen zelfs vanaf 2 letters betekenisvolle woorden en zo snel mogelijk ook korte zinnetjes. Op die manier merken de kinderen dat ze ook echt kunnen lezen. Het aanspreken van alle zintuigen hierbij is zeker een hulp: luisteren, kijken, voelen van uitspraak, tactiel voelen... etc. Het is ook zinvol om tegelijkertijd te oefenen op fonologische vaardigheden. - Ondersteun aan te leren letters met klankgebaren. 19

- Houd bij AVI-testen rekening met een trager leestempo door uitspraakproblemen. Wees milder bij het scoren. - Verban geen strips, verminder ze eventueel. - Vermijd onverwachts individueel luidop lezen, laat de leerlingen daar zelf mee in beslissen. Als de leerling het moeilijk heeft met luidop lezen, bouw dit dan op door eerst alleen te lezen, dan in kleine groep en pas dan in de klas. - Voorlezen van de opdrachten (individueel) kan een grote hulp betekenen. Lees niet alle opdrachten tegelijk voor. Leerlingen met ontwikkelingsdysfasie zijn dan meestal vergeten wat er stond als ze bij een volgende vraag komen. Je kan eventueel ook een andere leerling inschakelen om de vragen voor te lezen (een coach of buddy aanduiden). Eventueel kan je de belangrijkste woorden in de opdrachten (laten) aanduiden. Ook het gebruik van software om opdrachten voor te lezen kan zinvol zijn (Kurzweil, Sprint, ). - Laat een tekst die de leerlingen in de klas (zelfstandig) moet lezen, thuis, bij de logopediste of de BLIO-leerkracht voorbereiden (vb. tekst begrijpend lezen, leesopdrachten voor het vak Nederlands, W.O., ). - Maak, om technisch lezen te oefenen, gebruik van verschillende leesstrategieën: voorlezen, koorlezen en om beurten lezen. - Probeer, eventueel met de hele klas voordat je een tekst begint te lezen, voorkennis op te roepen ( deze tekst gaat over ). Het is dan eenvoudiger voor een leerling met ontwikkelingsdysfasie om het juiste betekenisveld op te roepen. - Kopieer de tekst en de opdrachten van begrijpend lezen niet recto-verso, maar zorg ervoor dat de leerling de tekst en de vragen naast elkaar kan leggen om het zo beter te kunnen zoeken en overschrijven. - Lettertype Verdana met interlinie 1,5 is beter leesbaar voor leerlingen met leesproblemen. 20

Schrijven en spelling I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - Vaak hebben leerlingen met spraakontwikkelingsproblemen moeilijkheden met het automatiseren en het toepassen van spellingregels. - Hun spellingfouten zijn vaak niet consequent: de ene keer schrijven ze fout wat de andere keer wel juist was. - Soms behalen deze leerlingen betere resultaten in dictees dan in het spontaan schrijven. - Leerlingen met spraakontwikkelingsstoornissen schrijven vaak fonetisch bij woorden waarbij woordbeelden moeten worden onthouden. - Door de veel voorkomende combinatie met motorische problemen (DCD) zien we vaak problemen met het tempo bij het overschrijven van het bord of uit een boek. Ook het vlot wisselen van kijken naar een bord en dan terug focussen op hun blad is voor veel leerlingen moeilijk. - Deze leerlingen schrijven soms (langere) woorden fout omdat ze die ook zo uitspreken. - Bij het leren schrijven hebben ze vaak hinder van hun verstaanbaarheidsprobleem, vooral als de oorzaak ligt in een fonologische stoornis. - Daartegenover staat dat we in de praktijk ook wel verbetering van de verstaanbaarheid zien, juist gedurende het proces van leren lezen en schrijven. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Leerlingen met ontwikkelingsdysfasie maken vaak rare fouten in het schrijven. Omdat het moeilijk is woorden, maar ook letters op het gewenste moment op te roepen, verschijnt er soms iets anders dan de bedoeling was. Soms merken dysfatische leerlingen dit al schrijvend op en lukt het om tijdig een verbetering aan te brengen. Er wordt in hun werk dan vaak ook veel en heftig verbeterd. Deze fouten mogen niet verward worden met gewone spelfouten. - Het is voor deze leerlingen moeilijk om hun antwoord correct te noteren zoals ze het bedoelen. - Omwille van de problemen met innerlijke taal is het moeilijk om mentaal de spellingregels te overlopen en toe te passen. III. Tips - Laat leerlingen schrijven met potlood of uitwisbare balpen. - Laat gevisualiseerde spellingregels gebruiken zodat de nood aan innerlijke taal minder wordt. Zorg ervoor dat deze visualisaties gedurende de schoolcarrière zoveel mogelijk hetzelfde blijven. - Leer spellingregels identificeren (herkennen waar welke regel moet worden toegepast). Duid desnoods de spellingregel aan waarover het gaat. 21

- Laat de leerling toe om teksten te schrijven, huiswerk te maken en dictees af te leggen met de computer. - Laat een lijn open tussen elke zin om correcties gemakkelijker mogelijk te maken. - Laat de leerlingen niet extra schrijven, maar zorg dat ze begrijpen wat ze fout gedaan hebben. - Reduceer indien nodig het aantal opdrachten omdat de leerling meer tijd nodig heeft om een opdracht op te lossen. - Geef de leerling indien nodig (van bepaalde vakken) correctiesleutels of kopies van correcte notities om van te studeren of kijk zijn notities grondig na. - Geef opdrachten en taken op een kopie in plaats van de leerling het te laten overschrijven van het bord. Of noteer zelf de opdracht op zijn blad of in zijn agenda. Dit voorkomt het overnemen van fouten. - Laat schriftelijke toetsen indien nodig mondeling toelichten. - Indien zich ernstige spellingproblemen voordoen, kunnen volgende STICORDI-maatregelen (= STImuleren COmpenseren Remediëren DIspenseren) overwogen worden: o o o o Het kan zinvol zijn om de leerling te leren typen. Dit hoeft niet per se met typcursussen en tijdsdruk moet vermeden worden. Het is belangrijk om niet té veel gewicht te geven aan het leren typen, want niet elke leerling slaagt erin. De typcursus Typ 10 is vaak geschikt voor deze leerlingen. Leer de leerling werken met de spellingscontrole van de computer. Bij dictees kan je eventueel een eerste versie, zonder spellingchecker afdrukken (maar hecht hier niet te veel belang aan) en daarna met de spellingchecker laten verbeteren. Laat bij zinnendictees alleen sleutelwoorden schrijven of typen in een vooraf geschreven of getypte tekst. Pas de quotering aan: Verdeel de te verdienen punten in punten voor spellingregels en vb. punten voor moeilijke woorden. Trek geen punten af voor spelling bij andere vakken. Trek bij dictee eventueel punten af per soort fout. o Op Smartschool vind je reeds uitgewerkte lijsten met STICORDI-maatregelen voor problemen als dysfasie, dyslexie, dyscalculie, dyspraxie, AD(H)D en autisme. 22

Wiskunde I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - Veel leerlingen met spraakontwikkelingsproblemen hebben moeilijkheden met automatisatie! Dit heeft een grote invloed op het leren van splitsingen en maal- en deeltafels. - Ook bij wiskundige termen kan het zo zijn dat de leerling ze fout uitspreekt en daardoor ook fout onthoudt. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Rekenmoeilijkheden omdat leerlingen met ontwikkelingsdysfasie de gangbare rekentermen niet begrijpen (vb. quotiënt, vermenigvuldigen, teler, deeltal, ). - Door een beperkt taalbegrip is het moeilijk om vraagstukken juist te begrijpen. - Door problemen met innerlijke taal (tegen zichzelf in stilte zeggen wat hij moet doen), is het voor leerlingen met ontwikkelingsdysfasie moeilijk om de juiste bewerkingen te selecteren en de juiste tussenstappen te nemen bij bv. vraagstukken. - Mogelijk zijn er problemen met klok lezen (begrippen voor, na, over, ). - Problemen met begrijpend luisteren en mondeling gegeven opdrachten. III. Tips - Laat de leerling een tafelkaart gebruiken om vermenigvuldigingen en delingen op te zoeken. - Geef de opdrachten op een kopie. Zo vermijd je overschrijffouten en dus ook foute oplossingen. - Geef de leerling meer tijd, want door problemen met automatisatie, innerlijke taal en het onthouden van wiskundige begrippen heeft hij dat (misschien) nodig. Leg ook geen tijdsdruk op bij maal- en deeltafels en schrijf de opdracht op i.p.v. mondeling te ondervragen. - Reduceer indien nodig het aantal opdrachten omdat de leerling meer tijd nodig heeft om een opdracht op te lossen. - Laat de leerling toe om de cijfers in getallen in fonetische volgorde, maar op de juiste plaats te schrijven vb. 346, eerst de 3, dan de 6 na een spatie en tussenin de 4 als dat voor hem gemakkelijker is. - Laat tussenstappen noteren bij wiskunde (als het moeilijker wordt), zo vermijd je dat de leerling met ontwikkelingsdysfasie te veel innerlijke taal nodig heeft. - Gebruik bij klok lezen in de hele school (en indien mogelijk ook thuis) dezelfde bewoording: niet bij de ene na en bij de andere over. - De wijzerklok aanleren is vaak gemakkelijker dan de digitale klok. - Leer samen met de leerling de rekentaal in vraagstukken visueel te verduidelijken. 23

W.O. I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - Omdat veel leerlingen langere en moeilijkere woorden niet zo goed kunnen uitspreken, is het ook moeilijk om ze correct te onthouden en te gebruiken. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Door een beperkt taalbegrip gaat een deel van wat verteld wordt tijdens de lessen W.O. verloren. Let erop dat de leerling alles correct begrijpt van wat er verteld wordt. Tijdsbegrippen en moeilijke woorden verdienen extra aandacht. - Problemen met het begrijpen en het uit het hoofd leren van moeilijke woorden bij W.O. - Woordvindingsproblemen maken het moeilijk om bepaalde termen op het juiste moment op te roepen. III. Tips - Laat moeilijke woorden noteren en controleer of hij het juist heeft opgeschreven. Verdeel het woord desnoods visueel in klankgroepen of duid klanken aan die de leerling weglaat. Dit kan de articulatie bevorderen en helpt ook om het woord correct te onthouden. - Vertel indien mogelijk de lessen zo geanimeerd mogelijk, met ritme en actie. Speel zelfs toneel. Het zal eenvoudiger zijn om het te begrijpen en te onthouden. Ondersteun de lessen zo veel mogelijk visueel: met prenten, foto s, tekeningen, staakwoorden, tijdlijn, veel op het bord schrijven, structuur aanbieden, (bord)schema's, Of laat de leerling waar het kan zelf een tekening maken bij de les. - Besteed extra aandacht aan de woordenschat die aan bod komt bij W.O. Oefen die nog eens extra in. Veel herhaling is belangrijk. Besteed ook aandacht aan de ruime betekenis van woorden. Koppel woordenschattraining (in de klas en/of bij de logopedist) zo veel mogelijk aan het W.O.-thema van de klas. Selecteer hierbij wel woordenschat die voor de leerling relevant is. 24

Zelfredzaamheid en organisatie I. Problemen vanuit een spraakontwikkelingsstoornis - Als de spraakontwikkelingsstoornissen gecombineerd zijn met DCD komen vaak problemen voor met zelfredzaamheid en organisatie. II. Problemen vanuit ontwikkelingsdysfasie - Leerlingen met ontwikkelingsdysfasie hebben nood aan structuur. Ze kunnen die vaak niet zelf aanbrengen door hun gebrek aan innerlijke taal. - Deze leerlingen hebben vaak problemen met het maken van hun boekentas en terugvinden van het juiste materiaal (vraagt ook innerlijke taal). - Problemen met innerlijke taal wat leidt tot moeilijkheden met planning en organisatie, zelfstandig werken is dan ook heel moeilijk. III. Tips - Visualiseer het dagverloop. Gebruik met de hele school zoveel mogelijk dezelfde (soort) pictogrammen. - Gebruik vaste plaatsen voor visualisaties in de klas. - Geef materiaal een vaste plaats in de klas. - Controleer of alles correct en op de juiste plaats in de agenda genoteerd is. - Houd een beetje toezicht op de orde in de bank en boekentas van leerlingen met STOS. Om dit georganiseerd te krijgen, is immers heel wat innerlijke taal nodig. Boeken en schriften van éénzelfde vak in éénzelfde kleur kaften (of met gekleurde band erover) kan ook helpen om structuur te brengen. - Zorg voor rust in de groep en stel duidelijke regels. - Zorg voor een ordelijke werkomgeving met uitdagend materiaal. - Gebruik een bord met pictogrammen voor zelfstandig werken. - Kondig verandering aan, eventueel met een pictogram. 25

Logopedische therapie 26

3. Geraadpleegde bronnen Buurman, H., Gerritsen, B., & Hinkema, A. (2013). Vijf op een rij: praktisch handboek voor iedereen die werkt met leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) [elektronisch versie]. Afgehaald via www.kentalis.nl Buyens, H., Dehaene, G., & Van De Walle, B. (2014). Het verhaal van Odi. Leren omgaan met dysfasie. SIG VZW vormingsdienst. Coenen, J., & Heijdenrijk, M. (2013). Zien is snappen. Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven. Constandse-van Dijk, C., Elzer, M., & Mildenburg, M. (2008). Altijd taaltijd. Utrecht: Agiel. De Bruyn, T. (2007). Brochure voor ouders [brochure]. Kasterlinden. Dysphasie & Asphasie, geraadpleegd op 1 juni 2015 via http://www.apead.be/fr/definitions/ Dyspraxis (2012). Zorg? Zorg- & werkkader voor kleuters, kinderen en jongeren met DCD in de klas. [elektronische versie]. Afgehaald via http://issuu.com/vzwsig/docs/brochure-zorgkader- 20120110 Zelfhulpgroep Dysfasie (2008). Folder dysfasie. [elektronische versie]. Afgehaald via http://www.dysfasie.net/ Grauwels, R. & de Nooij, G. (2010). Omgaan met een dysfatisch kind: draaiboek. Antwerpen: Maklu Uitgeverij. Triangel (Persoonlijke communicatie, 2010) 27

4. Bijlage Bijlage I: Woordoproepschema Bijlage II: VSCC-schema Bijlage III: kleur- en vormpatronen 28

de kleur Bijlage I: woordoproepschema het materiaal De kleur is Ik ben het woord vergeten. Ik zeg iets over Het is gemaakt van de vorm de categorie de functie De vorm is Het behoort tot de groep Je kan ermee 29

Bijlage II: VSCC-schema (Uit Altijd Taaltijd (katern 4, p.9-10), 2008) Woordenschatonderwijs voorbewerken semantiseren consolideren controleren Voorbewerken In deze fase wordt er een gunstige beginsituatie gecreëerd. De voorkennis van de leerlingen wordt geactiveerd en leerlingen worden actief betrokken bij het onderwerp. Voorbewerken vraagt een grondige voorbereiding met voldoende aandacht voor de concepten achter het woord die al verworven zijn. Door vooraf over een begrip te praten heeft het kind al enige ervaring opgedaan met het denken over het woord en de betekenis ervan. Tekeningen maken, voorwerpen meenemen of de kinderen dingen laten doen zijn manieren om de voorkennis te activeren. Ook preteaching door de logopedist kan helpen. Semantiseren In deze fase wordt de betekenis van het te leren woord uitgebeeld, uitgelegd en uitgebreid. Dit kan door definities te geven, over de betekenis van een woord te vertellen, een voorbeeld te geven of een hulpmiddel te gebruiken. Een andere manier om de betekenis van een woord te achterhalen is reflectie. Maak de leerling bewust van de rol die het woord in een zin speelt. Vraag bijvoorbeeld aan de leerling de betekenis van het woord te achterhalen uit de context waarin het gebruikt wordt. Consolideren Als de betekenis van een woord duidelijk is, moet het woord met de betekenis nog worden ingeoefend en ingeprent in het geheugen. Woorden moeten regelmatig in allerlei contexten terugkomen opdat de verschillende betekenisaspecten van het woord geleerd worden. Door frequente herhaling krijgen de woorden een plekje in het geheugen. Woorden die slechts één keer behandeld zijn, worden zo weer vergeten. Leerlingen moeten dus de kans krijgen om veel te kunnen oefenen met de woorden. 30

Bijlage II: VSCC-schema (Uit Altijd Taaltijd (katern 4, p.9-10), 2008) Kinderen met STOS, die minder incidenteel leren, moeten bewust vaker en via diverse gelegenheden op woorden attent gemaakt worden. Als leerkracht kan je hier extra aandacht aan geven door vooraf te bedenken op welke willekeurige momenten van de dag je de nieuwe woordenschat terug kan laten komen. Je kan ze nog eens aanbieden tijdens het voorlezen, raadspelletjes, het leergesprek, wanneer je meespeelt met de kinderen maar ook tijdens logopedie. Controleren Controleren is nagaan of de woorden en de betekenissen verworven zijn. Hierbij moet de leerkracht zich afvragen hoe en wanneer hij de geleerde woorden wil opvragen. Dit kan door de leerlingen woorden en hun betekenis te laten leren als huiswerk of door te kijken of ze X kunnen aanwijzen op een plaatje. Controleren moet gebeuren over een welbepaalde tijdsperiode. Na een uur? Na een dag? Vaak is het nodig om op lange termijn nog eens te kijken of het woord goed onthouden is. 31

Bijlage III: kleur- en vormpatronen Kleur- en/of vormpatronen Dit komt uit het BOEK: Zien is snappen (Coenen-Heijdenrijk / Bazalt) Deze kleuren worden ook gebruikt in de zinsbouwoefeningen van Taaltrapeze. kleur Vorm het onderwerp geel cirkel (wie/wat) de werkwoordgroep rood zeshoek het lijdend voorwerp (wie/wat) de bepaling van plaats (waar) de bepaling van tijd (wanneer) de bepaling van wijze (hoe) EXTRA: het meewerkend voorwerp (aan/voor wie, aan/voor wat) de bepaling van middel (waarmee) bruin paars oranje groen roos grijs rechthoek halve cirkel driehoek wolkje driehoek 32