Hoofdstuk 5 Vadertje Drees Na de crisis in de jaren 30 volgt de Duitse bezetting (1940-1945). I jaren 30 economische malaise tamelijk passieve rol van de overheid op economisch gebied door de klassiek-liberale opvattingen van de kabinetten-colijn II 1940-1945 oorlogsjaren grote economische ontwrichtring III na de oorlog hoogste prioriteit: wederopbouw van de economie (en is er daarbij ruimte voor een sociaal overheidsbeleid?) Thema van dit hoofdstuk Het overheidsbeleid in de periode van de economische opbouw na WO II. Centrale vraag van hoofdstuk 5 - Welke rol heeft de overheid in het sturen van de economie? Er is na de oorlog weinig discussie over de vraag of de overheid een sturende rol in de economie heeft. Het gaat er meer om hoe groot en ingrijpend die rol mag of moet zijn. 5.1 Rooms-Rood (periode 1945-1958) idee van de doorbraak doel van de doorbraak doorbraak mislukt Na de oorlog blijkt sprake van serieuze interesse om te komen tot een doorbraak van de oude bestuurlijke verhoudingen, die vooral waren gebaseerd op de hokjesgeest van de verzuiling. niet de (christelijke) levensovertuiging, maar politieke standpunten zouden de basis moeten zijn voor partijvorming. Met name de nieuwe PvdA propageert de partij te zijn voor alle mensen (ook gelovigen) met progressieve denkbeelden. de doorbraakgedachte wordt niet breed gedragen. Diverse politieke partijen van voor de oorlog komen terug, al dan niet onder een andere naam.
Vanwege opeenvolgende verkiezingsuitslagen voor de Tweede Kamer ligt het politieke zwaartepunt bij een rooms-rode samenwerking van KVP en PvdA. KVP Katholieke Volks Partij (opgericht 1945 en is opvolger van de RKSP) PvdA Partij van de Arbeid (opgericht 1946 en is opvolger van de SDAP) Zowel KVP als PvdA zijn voorstander van het voeren van actief overheidsbeleid als het gaat om een sociale politiek. Er zijn in de periode 1945-1958 achtereenvolgens zes rooms-rode kabinetten, waarvan er vier worden geleid door de PvdA-politicus Willem Drees (1948-1958). 5.2 Geleide loonpolitiek en verzorgingsstaat Uitgangspunt van het regeringsbeleid na WO II is dat er een nauwe samenwerking is tussen de regering, de werkgevers en de werknemers. Kenmerken van het regeringsbeleid zijn: * Geleide loonpolitiek de overheid bepaalt of en hoeveel loonstijging mogelijk is regering doelen - groei economie en export - sociale rust middelen - geleide loonpolitiek (lage lonen) - opbouw verzorgingsstaat d.m.v. uitbreiding sociale voorzieningen werkgevers doelen - toename productiviteit en export - arbeidsrust - winststreven (ook i.v.m. investeringen) werknemers doelen - werkgelegenheid - sociale zekerheid * Harmoniemodel een overlegtype met grote bereidheid tot samenwerking op basis van het benadrukken van overeenkomsten tussen regering, werkgevers en werknemers Samenwerking en overleg tussen sociale partners 1945 Oprichting Stichting van de Arbeid 1945 Centraal Planbureau 1950 Sociaal Economische Raad * Verzorgingsstaat sociale zekerheid wordt in wetten vastgelegd, o.a. 1947 Noodverordening Ouderdomsvoorziening (Drees) 1952 Werkloosheidwet 1957 Algemene Ouderdomswet
5.3 De onderlinge verhoudingen in de rooms-rode coalitie Ondanks de regeringssamenwerking is er tussen de KVP en de PvdA een felle concurrentie om de kiezersgunst. verkiezingsjaar 1946 1948 1952 1956 1956* 1959 KVP 32 32 30 33 49 49 Kath. Nationale Partij 1 2 PvdA 29 27 30 34 50 48 Tabel: aantal TK-zetels per partij * na uitbreiding TK van 100 naar 150 zetels KVP Er is bezorgdheid/ angst in de KVP, want de partijleiding vreest vermindering van de politieke macht door afkalving : - sterk progressieve leden zouden overstappen naar de PvdA - sterk conservatieve leden zouden ook voor afsplitsing zijn naar KNP De KVP signaleert gebrek aan eenheid binnen het katholieke volksdeel. 1954 Bisschoppelijk Mandement Als reactie op de zorgelijk geachte ontwikkeling verschijnt op 1 mei 1954 een plechtig en belangrijk herderlijk schrijven van de Nederlandse bisschoppen. De bisschoppen (lees: katholieke kerkleiding) zien een doorbraak naar PvdA als een afbraak van KVP. Dat is in hun perceptie onwenselijk en verwerpelijk. 1954 Bisschoppelijk Mandement titel: De katholiek in het openbare leven van deze tijd. Het mandement benadrukt twee belangrijke punten: - rooms-katholieken moeten zich in de maatschappij inzetten door deelname aan katholieke organisaties - op straffe van uitsluiting van sacramenten wordt het katholieken verboden lid te zijn van de socialistische omroepvereniging VARA en de socialistische vakcentrale NVV. en het wordt ontraden om lid te zijn van de PvdA. 1956 De KVP-verkiezingswinst komt vooral door de KNP-terugkeer in de KVP.
PvdA De PvdA komt door het Bisschoppelijk Mandement in een moeilijke situatie, vooral tijdens en na de TK-verkiezingen van 1956 Enkele belangrijke ontwikkelingen zijn: - het Mandement zet de verhoudingen tussen PvdA en KVP onder druk - de PvdA gaat toch door met de KVP om te voorkomen dat de liberale VVD in de regering komt, want daar zou de gewone man geen voordeel van hebben - de spanning in de regeringscoalitie neemt toe de PvdA houdt bij de begrotingsbehandeling voor 1959 vast aan een bestedingsbeperking (twee jaar lang tijdelijk hogere belastingen), terwijl de KVP die termijn te lang vindt en nadruk legt op bezitsvorming. Dit leidt tot de val van het kabinet Drees-IV door het vertrek van de PvdA-ministers. - er ontstaat spanning tussen de PvdA en de vakbonden De vakbonden leggen meer nadruk op hogere lonen (en dus meer bestedingsruimte) voor de gewone mensen, omdat de winsten van het bedrijfsleven sterk stijgen. Einde rooms-rode samenwerking Vervroegde TK-verkiezingen in maart 1959 KVP blijft gelijk (49 zetels), PvdA verliest twee zetels (48) VVD wint zes zetels (19) Er wordt een nieuwe regeringscoalitie gevormd KVP (49) VVD (19) ARP (14) CHU (12) Er komt een einde aan de geleide loonpolitiek. Door de sterke economische groei gaan de lonen vooral in de jaren 60 sterk omhoog, De sturende en coördinerende rol van de overheid in de loonvorming wordt minder.
Willem Drees is een van de populairste ministerpresidenten die Nederland heeft gekend. Hij stond bekend als vadertje Drees, een troetelnaam die aangeeft dat de sociaal-democratische voorman voor de hele Nederlandse bevolking een zorgzame vaderfiguur was. Dat beeld rol heeft hij vooral te danken aan zijn Noodverordening Ouderdomsvoorziening van 1947. Dat is de voorloper van de AOW, een collectief basispensioen, dat in 1957 werd ingevoerd. Drees was eerst bankbediende,volgde een opleiding tot stenograaf en werd in 1904 lid van de SDAP. In 1933 werd hij lid van de Tweede Kamer. Dr. Willem Drees 1886-1988 1948 Eredoctoraat Econ. Wetenschappen Rotterdam 1952 Eredoctoraat Rechtswetenschappen Verenigde Staten Na de oorlog werd hij minister van Sociale Zaken. Van 1948 tot eind 1958 was hij minister-president van de rooms-rode coalitie. Hij was pragmaticus ingesteld. ( niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk ) In de verhalen over Drees komen altijd zijn eenvoud en zuinigheid naar voren. In 1971 zegt Drees uit onvrede zijn PvdA lidmaatschap op. Drees overleed in 1988 op 101-jarige leeftijd. Bron: www.parlement.com Bron: IISG/BG B27/653 Bron: http://entoen.nu/venster.aspx?id=41