Een vergelijking van vismelen door opname in biggenvoeders op basis van geselecteerde kwaliteitscriteria

Vergelijkbare documenten
trefwoorden: vismeel, vismeelkwaliteit, eiwitverteerbaarheid, biogene aminen, aminozuren, versheid, droogtemperatuur, productiewijze

trefwoorden: vismeel, vismeelkwaliteit, eiwitverteerbaarheid, biogene aminen, aminozuren, versheid, droogtemperatuur, productiewijze.

Proefverslag 350 VERLAGING VAN HET RUW EIWITGEHALTE IN VOEDER VOOR LACTERENDE ZEUGEN. Inleiding. Proefopzet Proefdieren. Proefbehandelingen lactatie

Proefverslag 364 KWALITEITSBEOORDELING VAN VISMEEL. Inleiding. (proef LAB-30; PV-364; Y1993)

Proefverslag 349. Inleiding. VOEDERPROEF PSC-31 Doel van de proef. (voederproef PSC-31 en verteringsproef LPD-31; PV-349; Y1992) oktober 1992

HET EFFECT VAN SEMI-AD LIBITUM TROGVOEDERING EN AD LIBITUM BRIJBAKVOEDERING MET SLACHTVARKENSVOEDER EW 1,10 OF EW 1,03

Proefverslag 433 SCREENING OF EMULSIFIERS. Screening van emulgatoren

De invloed van extra vitamine E, seleen en arseen op de humorale immuniteit en de technische resultaten bij slachtkuikens

Proefverslag 429. Zink in het dragende zeugenvoer ZINC IN FEED FOR PREGNANT SOWS

Proefverslag 500. Het effect van het EW-gehalte en het FK-niveau op de NH 3 -emissie bij vleesvarkens, geschat via metingen op balanskooien

De energiewaarde voor gerst wordt berekend op basis van de volgende chemische samenstelling (g/kg) en coëfficiënten:

Proefverslag 476. Effect van α-galactosiden op de technische resultaten van vleeskuikens

De invloed van procescondities op de afdoding van Enterobacteriaceae en de invloed van stoombehandeling van meelvoeders op de aminozuur gehalten

Proefverslag 310 HET GESCHEIDEN VOEREN VAN SLACHTKUIKENOUDERDIEREN - TURBOVOER, MEEL, KRUIMEL. Inleiding. Proefopzet Doel van de proef

Soja en sesam zijn te vervangen door regionale eiwitrijke grondstoffen in 100% biologisch leghennenvoer

Proefverslag 472. De invloed van het ruw eiwitniveau op de vroeg-embryonale sterfte bij gelten

Soycomil Soja-eiwitconcentraat

Proefverslag 348 HET EFFECT VAN FOLIUMZUUR OP DE REPRODUCTIVITEIT VAN ZEUGEN. Inleiding. (proef VFA-30; PV-348; Y1992) oktober 1992

Veel energierijke grondstoffen zijn geschikt voor 100% biologisch leghennenvoer

Het gebruik van DDGS bij vleesvarkens. Samenstelling (g/kg DS) Samenstelling (g/kg DS) Sam Millet. Studiedag Recent voedingsonderzoek op ILVO DIER

Steekvast. nutriëntwaarden. Eiwitrijk. Bierdraf - persdraf. - traditionele draf. Chloride (Cl) 0.3

Proefverslag 275. Instituut voor de Veevoeding "De Schothorst" Meerkoetenweg 26, Postbus AM LELYSTAD tel.nr

biggen Marinus van Krimpen

Proefverslag 432 DAMAGE TO THE STOMACH WALL IN FATTENING PIGS. Maagwandbeschadigingen bij vleesvarkens

Vervanging van sojaschroot in mengvoer: effect op carbon footprint

Proefverslag 308. Inleiding. (proef VLA-30; PV-308; Y1991) auteurs: dr. W.A.G. Veen dr. A. Veldman drs. J. Veling ir. C.H.M. Smits.

Resultaten & Voedings Supplement. vleeskuiken. cobb-vantress.com

Onderzoek naar het effect van een behandeling met de Ringspalt-expander op de voederwaarde van mengvoeders

Stikstofretentie en -excretie door varkens; verschillen tussen beren en borgen

Optimale eiwit/aminozurenniveaus voor vleesvarkens

Verteerbaarheid en voederwaarde van eiwitrijke grondstoffen bij biologische biggen

EVALUATIE VAN DE LEGPERIODE IN COMMERCIËLE LEGHENLIJNEN

TC-CVB-15a Bijlage 7

DE JUISTE BEER OP HET JUISTE VOEDER?

Effect van voer tijdens de biggenopfok op mesterijresultaten

Tabellenboek Veevoeding voedernormen Konijnen en voederwaarden voedermiddelen voor Konijnen

Proefverslag 351 VOERSTRATEGIEËN VOOR HET MESTEN VAN LAMMEREN. Inleiding. Proefopzet Proefdoel. Proefbehandelingen. (proef SVA-32: PV-351; Y1992)

Het effect van HumVi op de productieprestaties en mestconsistentie van gespeende biggen: een pilotproef

Voeding. Voeding = eten

1.Interactie op-niveau x. 2.Dosis respons proef. MMM-4 Verminderen fosforverliezen bij vleeskuikens. Twee fosforexperimenten vleeskuikens 27/11/2013

Oplopend percentage kool-/raapzaadschilfers in 100% biologisch legvoer kan niet zonder meer

Van dit product worden onderstaand allereerst de gehalten van de benodigde componenten weergegeven:

Vrije aminozuren als alternatief voor eiwitten in de veevoeding. Studiedag Alternatieve Eiwitbronnen 9 oktober Frana

Grondstoffenlijst KDV

Grondstoffenlijst KDV

Eiwitbehoeftes van zwarte soldatenvlieg larven

Rapport 233. Effect tarwe-eiwit op technische resultaten en gezondheid bij gespeende biggen

Digestarom als alternatief voor amgb s bij gespeende biggen

Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien

RICHTLIJN 96/8/EG VAN DE COMMISSIE. van 26 februari 1996

voor uw kat Caro Croc Gewoon goed Productbrochure Bepaal eenvoudig welk voer het beste bij uw kat past

suis bij biggen via voeding

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 3 SUMMARY 4 INLEIDING 5

RICHTLIJN 96/8/EG VAN DE COMMISSIE

X C D X C D. landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE BB. minitoets bij opdracht 1

Lezing Rijpaardenfokvereniging Limburg

Voederwaarde-onderzoek Gras ingekuild Kuilkenner Excellent kuil 1

Breedmax : Een zeer volledig voedingssupplement met duidelijk wetenschappelijke achtergrond

Vergelijking van drie soja-eiwitten (Soycomil P, HP300 en LodeStar ProFa) in biggenvoeders

De in vitro verteerbaarheid van gedroogde algen

WELLNESS CATFOOD DOG & CAT WELLNESS DOGFOOD HI-TEC BALANCED NUTRITION

productbrochure CaroCroc, sinds 1932 Gewoon Goed Wat geef ik mijn kat De breuken Productinformatie Caro Croc

In deze circulaire zal aandacht worden besteed aan maatregelen om deze ongewenste situaties te voorkomen of te beperken.

Minpunten: bevat erg veel zetmeel; kan beperkend werken in een konijnenvoer

100% biologisch legvoer zonder exotische grondstoffen leidt tot lagere voederwaarde

SCH DE WAARDERING VAN VETTEN EN VETZUURMENGSELS IN VARKENS- EN PLUIMVEEVOEDERS. Advies

Wageningen UR Livestock Research

Samenvatting. Samenvatting

(Voor de EER relevante tekst)

landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE BB minitoets bij opdracht 1 A B X C D foto 1 foto 2

Varkensacademie. Vrijdag 27 november Roeselare, België

Droge stof gehalte (DM, Dry Matter) 100% - vocht. Het d.s. gehalte van deze partij is goed (91,3) Een DE gehalte 2.0 is goed

X C D X C D. landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE BB. minitoets bij opdracht 1

DE JUISTE BEER VOOR ELK BEDRIJF

Voederwaarde van DDGS en enkele andere bijproducten van de bio-ethanolwinning uit granen voor rundvee,

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 mei 2016 (OR. en)

ENERGIECONCENTRATIE EN ENERGIESOORT IN KRACHTVOEDERS VOOR INTENSIEF GEMESTE STIERTJES

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE

Dogscare. Buys Ballotstraat AP Goes K.v.K

Perspectief Kroos Toepassing diervoer. Gert Hemke Hemke Nutri Consult

Perfect voor elke energiebehoefte

Productbrochure. GEWOON GOED VOOR JE KAT Bepaal eenvoudig welk voer het beste bij je kat past. carocroc.nl

Fosfor op maat: wat is te bereiken via de voeding?

6.1 Energiewaardering bij pluimvee. 6.2 Vleeskuikens

Gezondheid en gefermenteerde voeders

De invloed van Bergafat F 100 op melkproductie en samenstelling in tankmelk van melkkoeien in mid-lactatie op een siësta beweidingssysteem

3 Formulatie. Het as gehalte bevat de minerale stoffen uit het product. As bevat geen energie maar bevat de van levensbelang zijnde mineralen.

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

Voeding van zeugen voor vitale biggen mogelijkheden en beperkingen

Plus I.C.+ & Traditional Premium BLACK LABEL. Betere spierbescherming Langere uithouding Hogere weerstand

Een goudeerlijke, op de behoeften afgestemde voeding.

TEURLINGS TOP QUALITY LINE

Samenvatting. Samenvatting

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

FACTSHEET VOEDING DRAGENDE ZEUGEN

Kuilkenner Grasbalen (afgesloten) balen juli. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Voederwaardeonderzoek Grasbalen (afgesloten) Voeding compleet Balen 73 x. Uw klantnummer: Eurofins Agro Postbus 170 NL AD Wageningen

Tabellenboek Veevoeding voedernormen Pluimvee en voederwaarden voedermiddelen voor Pluimvee

Aanmeldingsformulier voor proeven met gewervelde dieren.

Van harte welkom op studieavond vleesvarkenshouderij.

Transcriptie:

Proefverslag 527 Een vergelijking van vismelen door opname in biggenvoeders op basis van geselecteerde kwaliteitscriteria (proef VOC38; projectcode VO955; PV527; Y1999) auteurs: dr. A. Veldman ir. G.J. Borggreve mei 1999 trefwoorden: vismeel, vismeelkwaliteit, eiwitverteerbaarheid, aminozuren, biogene aminen, biggen Instituut voor de Veevoeding "De Schothorst" Meerkoetenweg 26, Postbus 533 80 AM LELYSTAD tel.nr. 032594 Inleiding In het Eurekaproject Kwaliteit van vismeel wordt onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit en kwaliteitsbeoordeling van vismeel in voeders voor biggen. Voor de kwaliteit van vismeel is de samenstelling, de versheid van het uitgangsmateriaal, de droogtemperatuur en de droogtijd belangrijk. Vismeel varieert daardoor in chemische samenstelling en in invitro verteringskarakteristieken. De invloed daarvan op de technische resultaten bij biggen is onvoldoende bekend; door dit Eurekaproject wordt verwacht hierin meer inzicht te verkrijgen. Het project bestaat uit twee delen, namelijk het formuleren van kwaliteitsparameters voor vismeel en de vergelijking van vismelen op basis van deze kwaliteitsparameters. In het eerste deel van het project zijn tweemaal verschillende kwaliteiten vismeel geproduceerd, die in de biggenproeven VOE35 en VOE37 zijn getest (PV4 en PV507). Het eerste deel van het project is afgerond met de conclusie dat het aminozuurgehalte en vooral het lysinegehalte een belangrijk kwaliteitscriterium is. Het aminozuurgehalte kan niet uit het eiwitgehalte worden afgeleid. Verder is er twijfel over de bruikbaarheid van de invitro verteerbaarheidstesten voor eiwit, terwijl een invivo test met nertsen wel voldoet. In het tweede deel van het project zijn verschillende partijen vismeel, afkomstig uit de belangrijkste vismeelproducerende landen, met elkaar vergeleken op basis van de in het eerste deel van het project geselecteerde kwaliteitsparameters. In dit proefverslag wordt hiervan verslag gedaan. Proefdoel Een vergelijking maken tussen vismelen door opname in biggenvoeders op basis van geselecteerde kwaliteitscriteria. Proefopzet De proef bestond uit twee onderdelen, namelijk het verzamelen, analyseren en selecteren van partijen vismeel, waarna vervolgens zes partijen in een biggenproef werden getest. Verzamelen en analyseren van vismelen Uit de belangrijkste vismeelproducerende landen, namelijk uit Peru, Chili, Denemarken, Noorwegen, Ierland, Engeland en de Faeröereilanden, werden 15 partijen vismeel verzameld. Uit Denemarken, Noorwegen en Ierland waren zogenoemde LTvismelen

afkomstig. Dit zijn vismelen die met hete lucht bij een lage temperatuur van 85 90 C zijn gedroogd. De partijen vismeel zijn geanalyseerd op ruw eiwit, invitro eiwitverteerbaarheid (pepsinehcl) volgens Torry, oplosbaar eiwit, aminozuren, biogene aminen, ruw vet, as, Ca en P. Op basis van deze analyseresultaten werden zes partijen vismeel geselecteerd voor de biggenproef met een zo groot mogelijk verschil tussen de diverse parameters. Biggenproef De biggenproef kende zes proefbehandelingen, elk met ca. 12% vismeel in het babybiggenvoer. behandeling voercode 1 t/m 6: ca. 12% vismeel van geselecteerde partijen A t/m F De samenstelling van de proefvoeders is weergegeven in tabel 1. De zes partijen vismeel werden op basis van de analyseresultaten, zoals vermeld in tabel 2, ingerekend. In elk van de proefvoeders werd steeds een zodanige hoeveelheid vismeel opgenomen dat dit 8% eiwit leverde. Verder werd gecorrigeerd voor de verschillen in gehalten aan ileaal verteerbaar lysine, methionine, threonine, EW, Ca, vp en Na om anderszins mogelijke verschillen aan te kunnen tonen. De gehalten aan ileaal verteerbare aminozuren van de voeders waren lager dan gebruikelijk, om verschillen in eiwitkwaliteit goed te kunnen toetsen. Tabel 1 Samenstelling en berekende gehalten van de proefvoeders voercode A B C D E F vismeel gerst maïs tarwe tapioca sojabonen, getooost aardappeleiwit lijnzaad melasseriet > 47,5% sui. destructievet premix methionine (10%) premix threonine (10%) premix lysine (25%) premix lysine+tryptofaan (18%/5%) premix fytase (100.000 FTU/kg) premix biggen krijt monocalciumfosfaat zout fumaarzuur 11,40 15,25 1,34 0,29 0,33 0,73 0,14 0,42 1 14,15 1 0,43 0,38 0,40 0,19 0,46 0,28 12,14 14,60 1,75 0,16 0,35 0,07 0,18 0,36 0,06 0,23 12,07 14,70 3 0,06 0,25 0,02 0,18 0,35 0,45 0,07 0,12 12,26 15 1,73 0, 0,26 0,06 0,15 0,36 0,32 0,05 0,24 11,03 14,70 1,40 0,34 0,41 0,03 0,30 0,63 0 0,15 0,34 Totaal Berekende gehalten (g/kg): vocht 1 1 124 123 125 1 ruw eiwit il. vert. lysine il. vert. meth. + cyst. il. vert. threonine il. vert. tryptofaan

ruw vet 50 51 51 52 52 50 linolzuur 10,6 1 1 1 1 10,6 as 57 59 57 58 58 63 calcium 6,9 verteerbaar fosfor natrium zetmeel 427 4 424 424 421 425 EW x 100 Tabel 2 Nutriëntgehalten (g/kg) van de geselecteerde partijen vismeel, op basis waarvan de proefvoeders zijn samengesteld voercode A B C D E F vismeel: LT Engels I II Chileens Noors LT vocht* ) 82 82 91 102 63 as 117 182 179 170 166 158 ruw vet 91 65 69 75 ruw eiwit* ) 7 665 659 663 652 725 il. vert. lysine**) il. vert. meth. + cyst.**) il. vert. threonine**) 49,1 2 27,7 38,6 18,5,5 45,6 2 2 47,0 21,8 23,7 45,8,1 23,2 48,0 21,2 24,4 Na Ca P 3,7 18,8 19,3 8,3 43,1 27,1 9,9 44,3 27,1 10,6 35,8 23,4 9,4 3 2 16,7 18,0 EW 109 98 98 96 * ) Gehalten, bepaald op De Schothorst; de overige door Fish Industries. **) Afgeleid uit de geanalyseerde gehalten en de ileale verteerbaarheid volgens de CVBtabel (lysine = 89, methionine = 88, cystine = 71, threonine = 86). De berekende en bepaalde vocht en ruw eiwitgehalten van de zes proefvoeders kwamen goed overeen en zijn vermeld in tabel 3. Tabel 3 Berekende en bepaalde gehalten (g/kg) aan vocht en ruw eiwit van de proefvoeders charge 1 charge 2 voercode vocht ruw eiwit vocht ruw eiwit ber. bep. ber. bep. ber. bep. ber. bep. A B C D E 1 1 123 123 125 129 128 126 169 170 167 128 128 129 134 135 136 134 135 F 1 121 168 125 132 176 De proef werd uitgevoerd op de batterij met biggen van 4 tot 8 weken oud. Groei en voeropname werden vastgesteld na 2 en 4 weken verstrekken van de proefvoeders. De mestscore en het aantal diarreedagen werden eveneens vastgesteld. Resultaten

Nutriëntgehalten en kwaliteitskenmerken van de vismelen De 15 verzamelde partijen vismeel zijn door Fish Industries in Ierland geanalyseerd op nutriëntgehalten en kwaliteitskenmerken, met uitzondering van het aminozuurpatroon dat is bepaald door De Schothorst (tabel 4 en 5). Tabel 4 Bepaalde nutriëntgehalten van de verzamelde vismelen vismeel code vocht re rvet as zout Ca P lysine methionine cystine threonine g/16gn g/16gn g/16gn g/16gn 80 701 146 26 30 7,5 t LT A 84 711 91 117 9 19 19 3,1 4,5 Iers LT 73 681 82 33 31 7,7 4,1 Engels B 84 660 182 21 43 29 2,6 0,7 84 730 75 113 23 16 7,6 4,4 107 635 69 183 28 38 24 7,4 4,3 Iers 89 681 72 155 33 37 4,1 99 649 64 181 25 42 26 7,6 I C 95 655 65 179 25 44 27 95 654 167 34 28 21 8,0 3,0 1,0 II Faeröer Chileens D E 99 73 107 658 707 645 69 100 75 170 140 166 27 17 24 36 32 23 21 7,9 7,1 7,9 4,1, prime Noors, LT 98 67 645 704 78 182 158 12 17 42 17 26 18 7,3 F hoogste/laagste 730/635 100/64 183/113 34/9 44/16 29/18 8,0/ 3,1/2,6 1,0/0,7 4,5/ A t/m F: geselecteerd voor de biggenproef De verzamelde partijen vismeel verschilden duidelijk in de gehalten aan wezenlijke nutriënten, waaronder het meest belangrijk geachte criterium: het lysinegehalte. De WestEuropese vismelen hadden een hoger ruw eiwitgehalte dan de ZuidAmerikaanse vismelen, maar het aminozuurgehalte uitgedrukt per 16 g N is gemiddeld niet verschillend. De bij lage temperatuur (LT) gedroogde vismelen hebben niet zondermeer een hoger aminozuurgehalte. De gehalten aan as, Ca en P varieerden sterk doordat er meer of minder visafval in plaats van hele vis was verwerkt. Tabel 5 Invitro eiwitvertering, oplosbaar eiwit en biogene aminengehalte van de verzamelde vismelen vismeel code invitro eiwitvertering oplosbaar RE biogene aminen (TR pepsinehcl) (% v. RE) (mg/kg) 92,1 30,3 3 LT Iers LT A 96,3 9 2,0 1067 2723 Engels B 91,2,5 41,1 19,8 706 60 91,0 26,2 1833 Iers 91,2 21,8 1928 90,3,6 1332 I 88,6 23,3 1494 II C 92,3 90,4 28,4,6 64 1872 Faeröer Chileens D 9 90,0 38,7 27,5 2817 3235

, prime Noors, LT E 91,2 91,7 17,0 18,7 2155 2 F hoogste/laagste 96,3/88,6 41,1/17,0 60/2 A t/m F: geselecteerd voor de biggenproef De invitro eiwitvertering van LTvismeel was gemiddeld hoger dan die van bij normale temperaturen gedroogd vismeel. De verschillen in oplosbaar eiwit waren groot als gevolg van de toevoeging van meer of minder stickwater. Sommige vismelen hadden een hoog gehalte aan biogene aminen. Dergelijke vismelen worden gemaakt van minder verse vis of er wordt veel stickwater toegevoegd tijdens de fabricage, zoals dat bij het Faeröervismeel het geval leek te zijn. Voor de biggenproef werden zes vismelen geselecteerd op basis van de geanalyseerde gehalten zoals weergegeven in tabel 4 en 5. De geselecteerde vismelen hadden een zo groot mogelijk verschil tussen de diverse geanalyseerde parameters. Resultaten van de voederproef De voederproef is uitgevoerd met 528 biggen (11 herhalingen) in de periode van september 1998 t/m januari 1999 en is behoudens enkele kleinigheden zonder problemen verlopen. Er zijn geen biggen uitgevallen. Van herhaling 4 is behandeling 3 echter buiten de statistische analyse gelaten, omdat bij eindweging twee achterblijvers werden geconstateerd waarvoor niet op verantwoorde wijze kon worden gecorrigeerd. Herhaling 6 bleek zonder aanwijsbare oorzaak op alle fronten het slechtst te zijn. Op statistische gronden is deze herhaling buiten de analyse gelaten. Als gevolg van de krappe aminozuurvoorziening waren de groeiresultaten matig. Tabel 6 Het effect van de geselecteerde vismelen op de technische resultaten van biggen beh. 1 2 3 4 5 6 ksv vismeel LT Engels I II Chileens Noors LT (P<0,05) week 1+2 voeropname groei v.c. mestscore 301 2a 1,353ab 298 1a 1,351ab 282 1b 1,421b 6,2 301 9a 1,313a 286 210ab 1,368ab 2 219ab 1,335a 0,084 0,4 week 3+4 voeropname 831a 810ab 7ab 835a 786b 813ab 45 groei 528a 516ab 502ab 524a 487b 5a 35 v.c. 1,5ab 1,571a 1,582ab 1,596ab 18b 1,559a 0,045 mestscore 6,3 6,3 0,4 week 14 voeropname 551ab 543ab 527b 557a 525b 542ab 28 groei 369a 362ab 345b 370a 343b 364ab v.c. 1,506ab 1,501ab 1,528b 1,504ab 1,536b 1,488a 0,036 mestscore 6,2 6,2 0,3 a, b, ab getallen die geen letter gemeenschappelijk hebben verschillen wezenlijk (P<0,05) In het algemeen waren er geen grote verschillen in groei en voederconversie tussen de proefbehandelingen. Wat de groei betreft deden de voeders met I en Chileens vismeel het iets slechter dan de overige voeders. Ook hadden deze twee voeders de slechtste voederconversie. Het Noorse LT vismeel gaf de beste voederconversie. Alle proefvoeders hadden dezelfde EW en dezelfde berekende gehalten aan ileaal verteerbare aminozuren. Deze gehalten aan ileaal verteerbare aminozuren waren gebaseerd op gemeten aminozuurgehalten en de ileale verteringscoëfficiënten volgend de CVBtabel. Het is denkbaar, dat de verschillen in

technische resultaten toegeschreven moeten worden aan verschillen in ileale verteerbaarheid van de aminozuren. Dit zou dan mogelijk kunnen blijken uit de verschillen in invitro verteerbaarheid tussen de vismelen. Inderdaad bleken en Chileens vismeel de laagste invitro eiwitverteerbaarheid te hebben (resp. 88,6 en 90,0). Daar tegenover staat dat het II vismeel met een invitro eiwitverteerbaarheid van 90,4 duidelijk betere resultaten gaf. Een andere mogelijkheid is, dat de slechtere resultaten toegeschreven moeten worden aan de biogene aminen. Er is wel eens gesuggereerd dat dit gehalte niet meer mag zijn dan 3000 mg/kg vismeel. Het Chileense vismeel had inderdaad een hoog gehalte aan biogene aminen (3235 mg/kg). Vanwege de opzet van de proef kon geen uitspraak worden gedaan over de invloed van het aminozuurgehalte van de vismelen op de technische resultaten. In de twee vorige proeven is echter duidelijk aangetoond dat dit een wezenlijk kwaliteitskenmerk is van vismeel. De conclusie uit deze proef is dat er duidelijke kwaliteitsverschillen zijn tussen vismelen, zelfs als rekening wordt gehouden met het absolute gehalte aan essentiële aminozuren. Een lage invitro eiwitvertering volgens Torry (< 90) kan een aanwijzing zijn voor een minder goede aminozuurverteerbaarheid. Tevens lijkt het biogene aminengehalte boven een waarde van 3000 mg/kg een kwaliteitsparameter te zijn. Samenvatting en conclusie In het tweede deel van het Eurekaproject Kwaliteit van vismeel werd door opname in biggenvoeders een vergelijking gemaakt tussen partijen vismeel, die afkomstig waren uit de belangrijkste vismeelproducerende landen. Het eerste deel van het project kon worden afgerond met de conclusie dat het aminozuurgehalte, en dan met name het lysinegehalte, een belangrijk kwaliteitscriterium is. Het aminozuurgehalte kan niet uit het eiwitgehalte worden afgeleid. Verder was er twijfel over de bruikbaarheid van de invitro verteerbaarheidstesten voor eiwit. De verzamelde vismelen verschilden duidelijk in gehalten aan wezenlijke nutriënten, waaronder het meest belangrijk geachte criterium: het lysinegehalte. De WestEuropese vismelen hadden een hoger ruw eiwitgehalte dan de ZuidAmerikaanse vismelen, maar het aminozuurgehalte uitgedrukt per 16 g N was gemiddeld niet verschillend. De bij lage temperatuur (LT) gedroogde vismelen hadden niet zondermeer een hoger aminozuurgehalte. Het as, Ca en Pgehalte varieerde sterk doordat er meer of minder visafval in plaats van hele vis was verwerkt. De invitro eiwitvertering van LTvismelen was hoger dan die van bij normale temperaturen gedroogde vismelen. De verschillen in oplosbaar eiwit waren groot, klaarblijkelijk door de toevoeging van meer of minder stickwater. Sommige vismelen hadden een hoog gehalte aan biogene aminen. Dergelijke vismelen zijn gemaakt van minder verse vis of er wordt veel stickwater toegevoegd tijdens de fabricage. Voor de biggenproef werden zes vismelen geselecteerd op basis van een zo groot mogelijk verschil tussen de bepaalde parameters. In de proefvoeders werd ca. 12% vismeel, overeenkomend met 8% eiwit, verwerkt. Uit de resultaten van de proef kwam naar voren dat er significante verschillen waren in groei en voederconversie tussen de verschillende proefbehandelingen, ondanks het feit dat het darmverteerbare lysine, methionine + cystine en threoninegehalte in alle voeders gelijk was. Dit zou toegeschreven kunnen worden aan verschillen in verteerbaarheid tussen de aminozuren. De beide vismelen die de slechtste technische resultaten gaven, hadden ook de laagste invitro eiwitverteerbaarheid. Daar tegenover waren er ook vismelen met een vrijwel even lage invitro eiwitverteerbaarheid die wel goede technische resultaten gaven. Een van de vismelen die een slecht resultaat gaf, had meer dan 3000 mg biogene aminen per kg vismeel. De conclusie is dat er wezenlijke kwaliteitsverschillen bestaan tussen vismelen, zelfs als rekening wordt gehouden met het absolute gehalte aan aminozuren. Een lage invitro eiwitverteerbaarheid kan een aanwijzing zijn voor een minder goede aminozuurverteerbaarheid. Ook een gehalte aan biogene aminen boven 3000 mg/kg duidt op een kwaliteitsverschil.