3 - TEVREDENHEIDSKENMERKEN VAN DE BESTUDEERDE POPULATIE

Vergelijkbare documenten
TEVREDENHEID IN ROB- EN RVT INSTELLINGEN: Deel 1: Ervaringen van de bewoners 2001

TEVREDENHEID IN ROB- EN RVT INSTELLINGEN: Deel 1: Ervaringen van de bewoners 2001

TEVREDENHEID IN ROB- EN RVT INSTELLINGEN: Deel 1: Ervaringen van de bewoners Tevredenheid in verband met de sociale- en familiale contacten

TEVREDENHEID IN ROB- EN RVT INSTELLINGEN: Deel 1: Ervaringen van de bewoners 2001

Tevredenheid in ROB- en RVT instellingen:

2 ALGEMENE KENMERKEN VAN DE BESTUDEERDE POPULATIE

TEVREDENHEID IN ROB- EN RVT INSTELLINGEN: Deel 1: Ervaringen van de bewoners DISCUSSIE

Laetitia FONTAINE Béatrice JANS

GLOBAAL RAPPORT ONDERZOEK BIJ RVT/ROB Deel 2: Bevindingen uit de bevraging van de familieleden van bewoners 2001

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

TEVREDENHEID IN ROB- EN RVT INSTELLINGEN: Deel 1: Ervaringen van de bewoners 2001

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheid en samenleving

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

KANS Kwetsbaarheid Aanpakken in de Samenleving

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

PERSBERICHT CIM 22/04/2015

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen:

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Resultaten voor België Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Leefstijl en preventie

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Ouderen behoefteonderzoek. Brussel. 2/jun/09

Inleiding. Bespreking pagina 1

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Technische nota. Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk. Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Leeswijzer rapporten

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

1 Algemene Gezondheid

Residentie Arcadia. Rust en welzijn in het groen. Rust- en Verzorgingstehuis.

Samenvatting. J. Nachtegaal, S.E. Kramer, J.M. Festen (Amsterdam)

Behoefteonderzoek senioren Jabbeke. Prof. Dr. D. Verté, N. De Witte, L. De Donder, T. Buffel, S. Dury

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Resultaten bevraging sleutelpersonen V.W.O Zwevegem Resultaten bevraging sleutelpersonen Vergelijkend wijkenonderzoek Kouter (2007)

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Overzichtsrapport. CQ-meting Zorggroep Groningen. Uitvoerende organisatie ZorgfocuZ BV Leonard Springerlaan 23a Postbus AL Groningen

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

Bespreking page 1

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Deelname Resistentiecijfers Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

INTERNE AFSPRAKENNOTA WOONZORGCENTRUM Ter Biest

Conceptontwikkeling Workshop: private ruimtes. OCMW Meulebeke 6 december 2012

Bespreking pagina 1

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

Burn-out: een uitslaande brand?

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

METING KWALITEIT VAN LEVEN IN WOONZORGCENTRA

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Subjectieve gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

Elektronische dienstverlening

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014

Transcriptie:

3 - TEVREDENHEIDSKENMERKEN VAN DE BESTUDEERDE POPULATIE In dit hoofdstuk werden de verschillende domeinen (tevredenheidsvariabelen) besproken die deel uitmaakten van het verblijf in de instelling: hotelservice, sociale- en familiale contacten, hygiënischeen verpleegkundige verzorging en de menselijke aspecten en contacten met het personeel van de instelling. De hotelservice omvatte aspecten zoals de kamerkeuze, het aspect van de kamer, de instellingsomgeving, de netheid van de instelling, het onderhoud van het linnen, de maaltijden en de dagindeling. Bij het bestuderen van de sociale- en familiale contacten, werden aspecten zoals de bezoekmodaliteiten, de contacten met de buitenwereld en de activiteiten die in de instelling georganiseerd worden, onderzocht. In het deel verzorging werd de verpleegkundige- en de hygiënische verzorging onder de loep genomen. Voor de menselijke aspecten en relaties met het personeel werd de vriendelijkheid, het geduld, het begrip en het respect van het personeel bestudeerd. Verder werd tevens nagegaan hoe snel het personeel de belt beantwoordde en hoe vriendelijk de directie was. Ook de mate van zich thuis voelen in de instelling, het eenzaamheidsgevoel en de instellingssfeer werden van naderbij bekeken. Tenslotte werd ook navraag gedaan of de bewoner de instelling zou aanraden of afraden aan derden en waarom. Korte samenvatting van de gebruikte methodologie: Iedere tevredenheidsvariabele werd bestudeerd ten opzichte van een zelfde serie verklarende variabelen: - Socio-demografische variabelen: leeftijd (in leeftijdscategorieën), geslacht, burgerlijke staat en leeftijd van schoolverlaten. - Gezondheidstoestand werd gemeten aan de hand van de subjectieve gezondheidsperceptie door de bewoner en volgens de classificatie ROB- of RVT-bewoner (type bewoner). - Geografische variabele: gewest. Er werd geen analyse per provincie uitgevoerd (te kleine subgroepen). - Institutionele kenmerken: statuut van de instelling (OCMW, privé-instelling), instellingsgrootte en de verblijfsduur van de bewoner in de instelling (in klassen onderverdeeld). - Psychologische variabelen: inspraak van de bewoner in de beslissing tot plaatsing in de instelling en het eenzaamheidsgevoel. - Een laatste verklarende variabele had betrekking op het "type bevrager" die het interview afnam in de instellingen. In sommige gevallen ging het om een bevrager die door de instelling zelf was aangesteld (meestal een stagiair), in andere gevallen werd de bevraging uitgevoerd door een enquêteur die door de afdeling epidemiologie van het WIV werd gerekruteerd. 99

In een eerste grote tabel werden de ruwe resultaten (in percenten uitgedrukt) weergegeven per antwoordmogelijkheid (vb. "Zeer goed", "goed", "middelmatig" en "slecht"). Deze- en de volgende tabel bevinden zich steeds na de bespreking van elke tevredenheidsvariabele. Vervolgens werden, in een tweede tabel, de resultaten opgesplitst in twee onderverdelingen: m.n. tevredenheid (vb. "Zeer goed" + "goed") en ontevredenheid (vb. "Middelmatig" + "slecht"). - De ruwe ontevredenheidspercentages werden weergegeven in de eerste kolom van de tabel. - In een tweede kolom werden de Odds ratio's en hun betrouwbaarheidsinterval (95%) weergegeven voor de ruwe, niet gecorrigeerde cijfers. Voor iedere verklarende variabele werd een referentiegroep gekozen: Vb: voor de variabele "geslacht" werden de mannen als referentie genomen (OR=1). De resultaten van de vrouwen werden dan geïnterpreteerd in functie van de resultaten van de mannen. Voor de leeftijdscategorieën werden de 65-74 jarigen als referentiegroep genomen omdat de bewoners jonger dan 65 jaar een zeer aspecifieke leeftijdscategorie vormden in een rusthuis. Het ging meestal om jonge, fysiek gehandicapten of om jonge volwassenen met een sociale problematiek. - In de laatste kolom werden de gecorrigeerde (adjusted) Odds ratio s met hun betrouwbaarheidsinterval weergegeven. Alle resultaten werden gecorrigeerd voor "leeftijd", "geslacht" en "subjectieve gezondheidsperceptie". De variabelen "leeftijd" en "geslacht" werden enkel voor "leeftijd" en "geslacht" gecorrigeerd en niet voor "subjectieve gezondheidsperceptie". Statistisch significante verschillen werden in het vet weergegeven. 100

3.1. Tevredenheid in verband met de hotelservice Een zevental vragen uit de vragenlijst had betrekking op de "hotelservice" die door de instelling aangeboden wordt: m.n. de kamerkeuze, het aspect van de kamer, de instellingsomgeving, de netheid van de instelling, de maaltijden, het onderhoud van het persoonlijk linnen van de bewoner en de dagindeling in het rusthuis. Voor rusthuisbewoners is de instelling een definitieve verblijfplaats: comfort is dan ook zeer belangrijk. 3.1.1. De kamerkeuze Koor rtee ssaameennvvaat ttinngg ddee kkaameer rkkeeuuzzee - Slechts 6,2% van de bevraagde bewoners was ontevreden over de kamerkeuze. - De ontevredenheid ivm de kamerkeuze was significant groter in gemeenschappelijke kamers, vooral indien deze gedeeld werden met niet zelf gekozen personen. - Hoe ouder de residenten, hoe groter de proportie bewoners welke in een privé-kamer verbleven en hoe kleiner de ontevredenheid ivm de kamerkeuze. - Gescheiden bewoners, residenten met een slechte gezondheidsperceptie, bewoners die zich eenzaam voelden en bewoners die geen inspraak hadden in de beslissing tot opname in de instelling waren meer ontevreden over de kamerkeuze. - De ontevredenheid was groter in grote instellingen dan in kleine. In deze laatste verbleven 95% van de bewoners in privé-kamers. - Ontevredenheid nam af in functie van de verblijfsduur in de instelling, de proportie bewoners welke in privé-kamers verbleven nam toe. De kamerkeuze (privé- of gemeenschappelijke kamer) is een belangrijk onderdeel van de hotelservice. Rusthuizen neigen hoe langer hoe meer naar een aanbod van privé-kamers, de recente wetgeving gaat trouwens ook in die richting. Meerpersoonskamers die leefruimte bieden aan meer dan twee bewoners en grote slaapzalen zoals die vroeger bestonden, raken stilaan afwezig in het moderne rusthuislandschap. Over een eigen kamer kunnen beschikken is dus een streefdoel, temeer omdat de rusthuispopulatie stilaan verandert is van een verblijfplaats voor relatief gezonde en mobiele bejaarden naar een plaats waar zwaar hulpbehoevende en gedesoriënteerde bejaarden samen leven. Deze samenleving tussen mentaal competente bejaarden enerzijds en gedesoriënteerde bejaarden anderzijds verloopt soms problematisch. Daarom is een privé-kamer zeker een pluspunt, maar dit brengt eventueel ook nadelen met zich mee: bejaarden kunnen geïsoleerd raken in hun privé-kamer en zich eenzaam gaan voelen, vooral dan in instellingen waar weinig gewerkt wordt aan sociale interactie met medebewoners en personeel. Het leven in een rusthuis moet meer zijn dan een goede hotelservice alleen. De kamerkeuze hangt meestal af van de financiële draagkracht van de bewoner: privé-kamers zijn doorgaans duurder en soms onbetaalbaar voor bepaalde bejaarden. Bewoners met beperkte financiële middelen hebben dus meestal niet echt de keuze tussen een privé- en een meerpersoonskamer. Om de tevredenheid van de bewoners te meten omtrent hun kamerkeuze werd volgende vraag gesteld: "Hoe beleeft u de situatie die voortspruit uit uw kamerkeuze?" (éénpersoons- of gedeelde kamer) (zeer goed, tamelijk goed, tamelijk moeilijk, moeilijk) 101

In de studiepopulatie beschikten 15 van de 55 instellingen alleen over privé-kamers. 72,5% van de bevraagde bewoners verbleef in een privé-kamer. Slechts 27,5% woonde in een meerpersoonskamer (2 bewoners of meer) en deelde de kamer met één of meer andere residenten. In 21,2% van de gevallen ging het om een familielid of verwante: m.n. de echtgeno(o)t(e) (18,7%), broer, zus, kind of ouder (2,5%), maar 78,8% deelde echter de kamer met een andere, zelf gekozen (4,6%) of niet zelf gekozen (74,2%) persoon. 3.1.1.1. Bewonerstevredenheid omtrent de kamerkeuze De tevredenheid in verband met de kamerkeuze was vrij algemeen: ruim 93,8% van de respondenten was tevreden en slechts 6,2% had het moeilijk met deze keuze (min. 0%, max. 17,4%). 3.1.1.2. Determinanten voor ontevredenheid over de kamerkeuze Ontevredenheid naar gelang de gekozen kamer: Bewoners uit privé-kamers waren significant minder ontevreden (3,1%) over hun kamerkeuze dan residenten uit gemeenschappelijke kamers, want hier bedroeg het ontevredenheidspercentage ruim 14,1% (Adj. OR: 5.08 [3.56-7.25]). Tabel 20: Ontevredenheid ivm de kamerkeuze in functie van het type van kamer Type kamer: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR Privé-kamer 3,1 1 1 Gemeenschappelijke kamer 14,1 5.17 [3.65-7.32] 5.08 [3.56-7.25] Ontevredenheid in functie van de persoon waarmee de kamer gedeeld werd: Ook de persoon waarmee de gemeenschappelijke kamer gedeeld werd was soms bron van ontevredenheid: slechts 3,4% van de bewoners die de kamer deelden met de echtgeno(o)t(e) waren ontevreden, maar bewoners die de kamer deelden met een andere, niet zelf gekozen bewoner waren significant meer ontevreden over hun kamerkeuze (17,8%, Adj. OR: 5.84 [2.06-16.48]). Gezien de kleine aantallen in deze subgroepen is echter enige voorzichtigheid in de interpretatie van deze gegevens geboden. Tabel 21: Ontevredenheid ivm de kamerkeuze in functie van de persoon waarmee de gemeenschappelijke kamer gedeeld werd Kamer gedeeld met: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR Echtgeno(o)t(e) 3,4 1 1 Familielid 12,5 4.07 [0.68-24] 4 [0.66-24.19] Andere persoon, zelf gekozen 3,5 1.01 [0.10-9.46 1.03 [0.10-9.72] Andere persoon, niet zelf gekozen 17,8 6.17 [2.21-17.2] 5.84 [2.06-16.48] Ontevredenheid in functie van socio-demografische variabelen: Vrouwen waren iets minder tevreden dan mannen, respectievelijk 6,4% en 5,5%. De verschillen waren echter niet significant. Nochtans verbleven iets meer (75,8%) vrouwen in privé-kamers dan mannen (65%). Vooral jongere bewoners waren meer ontevreden: 8,8% van de bewoners jonger dan 65 jaar en 9,5% van de 65-74 jarigen waren ontevreden over hun kamerkeuze. Daarna nam de ontevredenheid af met de toename in leeftijd en bij 95-plussers was nog slechts 3,2% ontevreden. Dit was verklaarbaar want 102

hoe ouder de bewoners, des te groter was de proportie van bewoners die in een privé-kamer verbleven. De 85 94 jarigen (Adj. OR: 0.39 [0.24-0.64]) en 95 plussers (Adj. OR: 0.29 [0.87-0.98]) waren significant minder ontevreden dan de 65-74 jarigen (referentiegroep: OR=1). Gescheiden bewoners waren significant meer ontevreden over hun kamerkeuze: 16,2%, Adj. OR: 3.52 [1.64-7.54]. Ruim 44,3% van de gescheiden residenten bewoonden een gemeenschappelijke kamer, vergeleken met 19,7% bij weduw(en)naars en 29% bij ongehuwden. Bij de gehuwden verbleven tevens 60,7% in een gemeenschappelijke kamer, maar hiervan deelden 65,6% hun kamer met hun echtgeno(o)t(e). Er werd bij de bewoners geen statistisch significant verschil geobserveerd in ontevredenheid omtrent de kamerkeuze in functie van de leeftijd van schoolverlaten. Ontevredenheid in functie van gezondheidsvariabelen: Er scheen een statistisch significant verband te bestaan tussen de subjectieve gezondheidsperceptie en ontevredenheid ivm de kamerkeuze: bewoners met een slecht ervaren gezondheid waren meer ontevreden (7,4%) dan bewoners met een goed ervaren gezondheid (4,9%): Adj. OR: 1.52 [1.08-2.16]. Nochtans verbleven proportioneel evenveel bewoners met een goede- als met een slechte gezondheid een privé-kamer: respectievelijk 72,2 en 73,1% (n.s.). Tussen ROB- en RVT-bewoners werd geen statistisch significant verschil in ontevredenheid geobserveerd: respectievelijk waren 5,8 en 7,6% ontevreden. ROB-bewoners verbleven frequenter (74%) in privé-kamers dan RVT-bewoners (67,5%). Ontevredenheid in functie van psychologische variabelen: Bewoners die geen inspraak hadden in de beslissing tot plaatsing in de instelling waren duidelijk meer ontevreden over de kamerkeuze dan bewoners die wel inspraak hadden in deze belangrijke beslissing: 9%, versus 5,1%, Adj. OR: 1.74 [1.22-2.48]). Bewoners die geen inspraak hadden in de beslissing tot plaatsing verbleven minder frequent (64%) in een privé-kamer dan bewoners die wel inspraak hadden (75,9%). Bewoners die zich eenzaam voelden waren significant meer ontevreden (14%) over de kamerkeuze dan bewoners die zich niet eenzaam voelden (4,9%): Adj. OR: 2.85 [1.96-4.15]. Ontevredenheid in functie van geografische variabelen: De ontevredenheid omtrent de kamerkeuze was groter in instellingen in Brussel (9,2%) dan in Vlaanderen (5,8%). Deze verschillen waren echter niet significant. De graad van ontevredenheid in Wallonië was vergelijkbaar met deze in Vlaanderen. De grotere ontevredenheid in Brusselse instellingen kon deels verklaard worden door het feit dat 35,1% van de bewoners uit Brusselse instellingen in een gemeenschappelijke kamer verbleven, vergeleken met slechts 26,8% in de andere gewesten: OR: 1.47 [1.06-2.04]. Brusselse rusthuizen herbergden ook meer gescheiden bewoners (13,6%, vergeleken met 5,4% in Vlaanderen en 8,2% in Wallonië). Ontevredenheid in functie van instellingsgebonden variabelen: In privé-rusthuizen was de ontevredenheid meer uitgesproken dan in OCMW-instellingen: 7,2% versus 5,4%. Deze verschillen waren echter niet statistisch significant. 80,2% van de bevraagde bewoners uit OCMW-rusthuizen verbleven in privé-kamers, in privérusthuizen bedroeg deze proportie slechts 61,7%. 31,4% van de bevraagde bewoners uit grote instellingen verbleven in een privé-kamer, terwijl deze proportie in kleine rusthuizen 95% bereikte. De ontevredenheid omtrent de kamerkeuze was dan ook significant groter in grote (6,1%) dan in kleine instellingen (1,7%). 103

Tabel 22: Ontevredenheid ivm de kamerkeuze in functie van de instellingsgrootte Grootte van de instelling: Verblijf in privé-kamer Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 25 bedden 95 1,7 1 1 25 199 bedden 78 5,3 3.28 [0.79-13.45] 3.12 [0.75-12.83] 200 bedden + 31,4 6,1 8.50 [1.02-35.73] 8.14 [1.90-34.75] Onderstaande tabel illustreert dat hoe langer de bewoners in de instelling verbleven, hoe minder ze ontevreden waren over hun kamerkeuze en hoe meer frequent ze in een privé-kamer verbleven. Tabel 23: Ontevredenheid ivm de kamerkeuze in functie van de verblijfsduur in de instelling Verblijfsduur in de instelling: Verblijf in privé-kamer Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 12 maanden 64,1 8,8 1 1 12 47 maanden 73,2 6,1 0.67 [0.45-0.99] 0.66 [0.44-0.99] 48 119 maanden 77,3 5 0.55 [0.34-0.89] 0.56 [0.34-0.91] 120 maanden + 76 3,5 0.38 [0.17-0.82] 0.38 [0.17-0.83] Ontevredenheid in functie van het type bevrager (aangesteld door de instelling of door het WIV): De ontevredenheid ivm de kamerkeuze was groter indien de bewoners bevraagd werden door een externe bevrager (7%) dan door een bevrager aangesteld door de instelling (4,6%), maar in rusthuizen met een externe bevrager verbleven ook minder (66,2%) bewoners in een privé-kamer dan in rusthuizen waar de bevraging door een eigen enquêteur werd uitgevoerd (84,1%). De verschillen in ontevredenheid waren statistisch significant. Tabel 24: Ontevredenheid ivm de kamerkeuze in functie van het type bevrager Bevrager aangesteld door: Verblijf in privé-kamer Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR De instelling 84,1 4,6 1 1 Het WIV 66,2 7 1.55 [1.07-2.26] 1.66 [1.14-2.43] 104

Tabel 25: Tevredenheid in verband met de kamerkeuze, verdeling volgens socio-demografische-, gezondheidsgerelateerde-, psychologische-, geografische- en instellingsgebonden variabelen Tevredenheid ivm kamerkeuze Zeer goed Tamelijk goed Tamelijk moeil. Moeilijk Totale populatie: 67,8 26 4,1 2,1 Mannen 66,2 28,4 3,4 2,1 < 65 jaar 58,7 32,5 5,6 3,2 65 74 jr. 62,3 30,4 2,9 4,3 75 84 jr. 69,4 25,1 3,8 1,7 85 94 jr. 69,8 27,8 1,9 0,5 95 + jr. 63,2 31,6 5,3 0 Vrouwen 68,6 25 4,4 2,1 < 65 jaar 68,4 21,1 10,5 0 65 74 jr. 63,5 25,3 6,7 4,5 75 84 jr. 65,7 27,1 4,2 2,9 85 94 jr. 71,9 23,2 3,8 1 95 + jr. 68,9 28,4 1,4 1,4 Burgerlijke staat Gehuwd 70,6 25,2 3,5 0,7 Weduw(e)naar 68,8 25,2 4 2,1 Ongehuwd 67,9 28,5 2,6 0,9 Gescheiden 52,6 31,2 9,7 6,5 Leeftijd schoolverlaten < 14 jaar 68,2 25,8 4,3 1,7 > 14 jaar 67,5 26 3,6 2,9 Gezondheidsperceptie Goed 73,4 21,8 3,3 1,5 Slecht 62,3 30,2 4,8 2,6 Beslissing plaatsing Zonder inspraak 60,4 30,6 5,4 3,6 Met inspraak 70,6 24,3 3,6 1,5 Eenzaamheidsgevoel Neen 70,7 24,4 3,5 1,4 Ja 51,5 34,6 7,8 6,1 Gewest Vlaanderen 69,1 25,1 3,9 2 Brussel 60,5 30,3 4,3 4,9 Wallonië 65,6 28,3 4,9 1,2 Statuut instelling OCMW 71,3 23,3 3,9 1,5 Privé 63 29,8 4,4 2,9 Type bewoners ROB- bewoners 70,2 24 3,6 2,1 RVT- bewoners 59,3 33,1 5,7 1,8 105

Tabel 26: Ontevredenheid in verband met de kamerkeuze. Totale populatie: 6,1 Geslacht: Mannen 5,5 Vrouwen 6,4 Ontevredenheid ivm kamerkeuze (kamerkeuze tamelijk moeilijk + moeilijk) Ruwe cijfers Gecorrigeerde % Odds ratio [95% BI] Odds ratio* 1 1.17 [0.80-1.70] 1 1.44 [0.97-2.14] Leeftijdsklassen: < 65 jaar 8,8 0.91 [0.48-1.73] 1.01 [0.52-1.92] 65 74 jr. 9,5 1 1 75 84 jr. 6,7 0.68 [0.43-1.08] 0.64 [0.40-1.03] 85 94 jr. 4,3 0.42 [0.26-0.69] 0.39 [0.24-0.64] 95 + jr. 3,2 0.31 [0.09-1.06] 0.29 [0.87-0.98] Burgerlijke staat: Gehuwd 4,2 1 1 Weduw(e)naar 6,1 1.47 [0.80-2.72] 1.56 [083-2.92] Ongehuwd 3,5 0.83 [036-1.88] 0.77 [0.33-1.76] Gescheiden 16,2 4.23 [2.05-8.72] 3.52 [1.64-7.54] Leeftijd schoolverlaten: > 14 jaar 6,5 1 1 < 14 jaar 6 0.93 [0.65-1.31] 1 [0.70-1.42] Gezondheidsperceptie: Goed 4,9 1 1 Slecht 7,4 1.55 [1.10-2.19] 1.52 [1.08-2.16] Beslissing plaatsing Met inspraak 5,1 1 1 Zonder inspraak 9 1.87 [1.32-2.64] 1.74 [1.22-2.48] Eenzaamheidsgevoel Neen 4,9 1 1 Ja 14 3.10 [2.15-4.48] 2.85 [1.96-4.15] Gewest Vlaanderen 5,8 1 1 Wallonië 6,1 1.01 [0.64-1.59] 0.92 [0.58-1.46] Brussel 9,2 1.62 [0.95-2.78] 1.51 [0.88-2.60] Statuut instelling OCMW 5,4 1 1 Privé 7,2 1.35 [0.96-1.88] 1.33 [0.95-1.87] Type bewoners ROB- bewoners 5,8 1 1 RVT- bewoners 7,6 1.30 0.89-1.90] 1.26 [0.86-1.85] * Alle variabelen werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en subjectieve gezondheidsperceptie (leeftijd en geslacht werden niet gecorrigeerd voor subjectieve gezondheidsperceptie). 106

3.1.2. Het aspect van de kamer Koor rtee ssaameennvvaat ttinngg hheet t aassppeecct t vvaann ddee kkaameer r - Slechts 6,5% van de bevraagde bewoners was ontevreden over het aspect van de kamer. - De ontevredenheid was het grootst in gemeenschappelijke kamers. - Hoe ouder de residenten hoe minder ontevredenheid. - Bewoners die langer naar school gingen, residenten met een slechte gezondheidsperceptie, bewoners die zich eenzaam voelden en bewoners die geen inspraak hadden in de beslissing tot opname in de instelling waren meer ontevreden over het aspect van hun kamer. - De ontevredenheid was groter in grote- dan in kleine instellingen. Naast de kamerkeuze is ook het aspect van de kamer belangrijk: Is de kamer groot genoeg? Biedt ze voldoende opbergruimte? Mag de bewoner de eigen meubelen in de rusthuiskamer plaatsen? Beschikt hij/zij over eigen, aangepast sanitair en toiletruimte? Is de gemeenschappelijke kamer uitgerust met een scheidingsgordijnen om de intimiteit en de privacy van de bewoners te respecteren? Wat wordt er gedaan om de geluidshinder door TV of radio van medebewoners te beperken? Gebeuren de herstellingen en technisch onderhoud op regelmatige tijdstippen? Hieromtrent werd een nogal algemene vraag aan de bewoners gesteld: "Wat is uw persoonlijke mening over uw kamer?" (Zeer aangenaam, aangenaam, niets bijzonders en weinig aangenaam). 3.1.2.1. Bewonerstevredenheid omtrent het kameraspect Ook wat het kameraspect betrof waren de bewoners doorgaans zeer tevreden: 93,5% was tevreden, slechts 6,5% was eerder ontevreden (min. 0%, max.: 30,4%). 3.1.2.2. Determinanten voor ontevredenheid over het kameraspect Het feit dat de bewoners een privé- of een gemeenschappelijke kamer bewoonden had een invloed op hun beoordeling omtrent het aspect van de kamer: 5,2% van de bewoners uit privé-kamers en 10,1% van de bewoners uit gemeenschappelijke kamers waren ontevreden over het aspect van hun kamer: Adj. OR: 2.01 [1.43-2.81]. Tabel 27: Ontevredenheid ivm het aspect in functie van het type van kamer Type kamer: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR Privé-kamer 5,2 1 1 Gemeenschappelijke kamer 10,1 2.03 [1.46-2.82] 2.01 [1.43-2.81] Ontevredenheid in functie van socio-demografische variabelen: Er waren geen significante verschillen in ontevredenheid tussen mannen en vrouwen. Het meest ontevreden waren de 65-74 jarigen (9,4%), daarna nam de ontevredenheid af met de toename in leeftijd van de bewoners. Bij de 95 plussers bedroeg de ontevredenheid nog slechts 4,3%. Enkel voor de leeftijdsgroep van de 85-94 jarigen was het ontevredenheidspercentage statistisch sig- 107

nificant lager (5,5%: Adj. OR: 0.56 [0.34-0.89]) dan dat van de referentiegroep van de 65 74 jarigen (9,4%, OR=1). Ook voor deze bestudeerde variabele waren de gescheiden bewoners meer ontevreden (10,1%) dan de bewoners met een andere burgerlijke status: 6,6% van de gehuwden, 6,3% van de weduw(en)naars en 5,9% van de ongehuwde bewoners. Deze verschillen waren echter niet statistisch significant. Bewoners die vroegtijdig de school verlieten (< 14 jaar) waren minder ontevreden (5,4%) dan bewoners die langer onderwijs volgden (8,5%): Adj. OR: 0.60 [0.43-0.84]. Ontevredenheid in functie van gezondheidsvariabelen: Hoe slechter de gezondheid ervaren werd, des te groter de ontevredenheid van de bewoners omtrent het aspect van de kamer: 8,7% van de bewoners met een negatieve gezondheidservaring was ontevreden, vergeleken met 4,3% van de bewoners die hun gezondheid als "goed" bestempelden: Adj. OR: 2.06 [1.46-2.92]. Er was geen statistisch significant verschil in ontevredenheid tussen ROB- en RVT bewoners. Hun ontevredenheid bedroeg respectievelijk 6,3 en 7,4%. Ontevredenheid in functie van psychologische variabelen: Het was begrijpelijk dat bewoners die geen inspraak hadden in de beslissing tot plaatsing in de instelling minder tevreden (9%) waren met hun kamer dan bewoners die hierover zelf konden beslissen (5,6%): Adj. OR: 1.63 [1.15-2.31]. Een plaatsing in een rusthuis is immers een ingrijpende beslissing voor de bejaarde. Sommige bejaarden willen deze plaatsing echter niet in overweging nemen, zelfs wanneer het zelfstandig thuiswonen haast onmogelijk wordt. In dat geval komt men tot een gedwongen plaatsing die soms zeer pijnlijk verloopt voor de bejaarde en die de familiale interacties kan bederven. Bewoners die zich eenzaam voelden waren significant meer ontevreden (14,7%) over het aspect van de kamer dan bewoners die zich niet eenzaam voelden (5,1%): Adj. OR: 2.94 [2.05-4.22]. Ontevredenheid in functie van geografische variabelen: Er werden geen significante verschillen in ontevredenheid omtrent het kameraspect waargenomen volgens gewest. Ontevredenheid in functie van instellingsgebonden variabelen: In privé-instellingen waren de bewoners meer ontevreden (7,4%) over hun kamer dan in OCMWinstellingen (5,9%), deze verschillen waren echter niet statistisch significant. Zoals we reeds opmerkten, verbleven de bevraagde bewoners uit privé-instellingen minder frequent in privé-kamers dan in OCMW-instellingen. Er was meer ontevredenheid in verband met het aspect van de kamer in grotere rusthuizen (9,5%) dan in kleinschalige instellingen (3,4%). Ook hier had de grotere proportie aan privé-kamers waarschijnlijk een positieve invloed voor de kleinere instellingen. Tabel 28: Ontevredenheid ivm het aspect van de kamer in functie van de instellingsgrootte Grootte van de instelling: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 25 bedden 3,4 1 1 25 199 bedden 6,3 1.91 [0.69-5.27] 1.86 [0.67-5.15] 200 bedden + 9,5 3 [1.03-8.69] 3.13 [1.06-9.27] Net zoals voor de ontevredenheid ivm de kamerkeuze nam de ontevredenheid omtrent het kameraspect ook af naarmate de bewoner langer in de instelling verbleef: van 7,2% bij een verblijf van minder 108

dan 1 jaar tot 4,9% bij bewoners die 10 jaar of langer in de instelling verbleven, maar deze verschillen waren niet statistisch significant. Tabel 29: Ontevredenheid ivm het aspect van de kamer in functie van de verblijfsduur in de instelling Verblijfsduur in de instelling: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 12 maanden 7,2 1 1 12 47 maanden 6,8 0.93 [0.63-1.41] 0.89 [0.59-1.35] 48 119 maanden 6,2 0.85 [0.53-1.38] 0.85 [0.52-1.37] 120 maanden + 4,9 0.67 [0.33-1.34] 0.70 [0.34-1.41] Ontevredenheid in functie van het type bevrager: Ook voor deze variabele was de ontevredenheid kleiner (5,7%) in instellingen waar de bevraging plaats had door een bevrager, aangesteld door de instelling zelf dan in instellingen met een door het WIV aangestelde bevrager (7%). De verschillen waren echter niet statistisch significant. Tabel 30: Ontevredenheid ivm het aspect van de kamer in functie van het type bevrager Bevrager aangesteld door: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR De instelling 5,7 1 1 Het WIV 7 1.23 [0.87-1.75] 1.28 [0.90-1.82] Vrije opmerkingen van de bewoners omtrent het aspect van de kamer: Ontevreden bewoners ivm het aspect van hun kamer konden vrije commentaar geven bij hun antwoord op deze vraag. In het merendeel van de gevallen (40%) hadden de klachten van de bewoners betrekking op de te kleine kamers of te kleine kasten. Soms was het bed te hoog of de matras te hard. Enkele bewoners klaagden over een te koude kamer, of de afwezigheid van privé-sanitair. Ook gebrek aan privacy door het niet aanwezig zijn van scheidingsgordijnen in gemeenschappelijke kamers en geluidshinder door luidspelende TV-toestellen of door het personeel kwamen aan bod. Tabel 31: Aangehaalde problemen mbt het kameraspect Aangehaalde problemen "kameraspect" n % De kamer is te klein 58 40 Andere, niet elders te klasseren opmerkingen 19 13,1 Zou willen/ ga van kamer veranderen 11 7,6 Sobere, kale kamer, geen mooi zicht 10 6,9 Problemen met gedeelde kamer/ kamergenoot 9 6,2 Meubilair (te klein, te weinig, te hard bed, enz ) 9 6,2 Verwarming (te koud/warm), verluchting (schimmel), verlichting, 9 6,2 isolatie (tocht) Sanitair ( in de kamer geen wc, douche.) 9 6,2 Gebrek aan onderhoud (verf), schoonmaak 4 2,8 Gebrek aan scheiding, privacy 3 2,1 Geluidshinder (TV, personeel,..) 3 2,1 Zou graag een TV in de kamer willen 1 0,7 TOTAAL: 145 100 109

Tabel 32: Tevredenheid in verband met het aspect van de kamer, verdeling volgens socio-demografische-, gezondheidsgerelateerde-, psychologische-, geografische- en instellingsgebonden variabelen Tevredenheid ivm aspect kamer Zeer aangenaam Aangenaam Niets bijzonders Weinig aangen. Totale populatie: 51,7 41,8 4,7 1,9 Mannen 51,1 42,2 4,9 1,8 < 65 jaar 42,5 51,2 3,9 2,4 65 74 jr. 43,6 47,1 5,7 3,6 75 84 jr. 54,3 39,7 4,7 1,3 85 94 jr. 58,5 36,3 4,2 0,9 95 + jr. 42,1 42,1 15,8 0 Vrouwen 51,9 41,6 4,6 1,9 < 65 jaar 44,1 52,5 0 3,4 65 74 jr. 47,5 43 8,4 1,1 75 84 jr. 53,1 39,3 6 1,6 85 94 jr. 51,6 42,8 3,4 2,2 95 + jr. 62,2 36,5 0 1,4 Burgerlijke staat Gehuwd 53,5 39,9 4,9 1,7 Weduw(e)naar 53,3 40,4 4,4 1,9 Ongehuwd 48,5 45,6 4,4 1,5 Gescheiden 38,4 51,6 7,5 2,5 Leeftijd schoolverlaten < 14 jaar 53,1 41,5 4 1,4 > 14 jaar 49,4 42,1 5,7 2,8 Gezondheidsperceptie Goed 56 39,7 3,3 1 Slecht 47,4 44 6 2,7 Beslissing plaatsing Zonder inspraak 41,2 49,8 6,8 2,2 Met inspraak 55,8 38,7 3,8 1,8 Eenzaamheidsgevoel Neen 54,5 40,3 3,8 1,4 Ja 35 50,3 9,8 4,9 Gewest Vlaanderen 52,9 40,4 5 1,7 Brussel 51,1 42,1 4,7 2,1 Wallonië 46,5 47,9 3,4 2,2 Statuut instelling OCMW 53,1 41 4,4 1,5 Privé 49,8 42,8 5 2,4 Type bewoners ROB- bewoners 52 41,7 4,5 1,8 RVT- bewoners 50,5 42,1 5,4 2 110

Tabel 33: Ontevredenheid in verband met het kameraspect Ontevredenheid ivm kameraspect (niets bijzonders + weinig aangenaam) Ruwe cijfers Gecorrigeerde % Odds ratio [95% BI] Odds ratio* Totale populatie: 6,5 Geslacht: Mannen 6,7 1 1 Vrouwen 6,5 0,96 [0.68-1.36] 1 [0.70-1.44] Leeftijdsklassen: < 65 jaar 5,4 0.54 [0.26-1.14] 0.54 [0.26-1.15] 65 74 jr. 9,4 1 1 75 84 jr. 7,2 0.74 [0.47-1.17] 0.74 [0.46-1.17] 85 94 jr. 5,5 0.56 [0.35-0.89] 0.56 [0.34-0.89] 95 + jr. 4,3 0.43 [0.14-1.26] 0.43 [0.14-1.26] Burgerlijke staat Gehuwd 6,6 1 1 Weduw(e)naar 6,3 0.94 [0.57-1.57] 1.07 [0.62-1.82] Ongehuwd 5,9 0.87 [0.45-1.68] 0.97 [0.49-1.89] Gescheiden 10,1 1.57 [0.78-3.15] 1.76 [0.83-3.70] Leeftijd schoolverlaten > 14 jaar 8,5 1 1 < 14 jaar 5,4 0.61 [0.44-0.85] 0.60 [0.43-0.84] Gezondheidsperceptie Goed 4,3 1 1 Slecht 8,7 2.10 [1.49-2.95] 2.06 [1.46-2.92] Beslissing plaatsing Met inspraak 5,6 1 1 Zonder inspraak 9 1.68 [1.19-2.35] 1.63 [1.15-2.31] Eenzaamheidsgevoel Neen 5,1 1 1 Ja 14,7 3.2 [2.24-4.57] 2.94 [2.05-4.22] Gewest Vlaanderen 6,7 1 1 Wallonië 5,6 0.82 [0.52-1.30] 0.78 [0.49-1.25] Brussel 6,8 1.01 [0.56-1.84] 1 [0.55-1.83] Statuut instelling OCMW 5,9 1 1 Privé 7,4 1.27 [0.92-1.75] 1.30 [0.93-1.80] Type bewoners ROB- bewoners 6,3 1 1 RVT- bewoners 7,4 1.18 [0.81-1.71] 1.18 [0.81-1.72] * Alle variabelen werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en subjectieve gezondheidsperceptie (leeftijd en geslacht werden niet gecorrigeerd voor subjectieve gezondheidsperceptie). 111

112

3.1.3. De instellingsomgeving Koor rtee ssaameennvvaat ttinngg ddee innsst i teel llinnggssoomggeevvi inngg - Iets minder dan 1 bewoner op tien was ontevreden over de instellingsomgeving. - Socio-demografische variabelen hadden weinig invloed op de ontevredenheid, maar een negatieve gezondheidsperceptie, een gevoel van eenzaamheid en het feit geen inspraak gehad te hebben in de beslissing tot plaatsing wogen wel significant door op de tevredenheid met de instellingsomgeving. - Ontevredenheid was ook hier weer significant kleiner in rusthuizen met een eigen bevrager dan in instellingen met een neutrale, externe bevrager. Een rustig gelegen rusthuis temidden van weelderig groen en prachtige bloemenperken maakt deel uit van het imago dat men meestal heeft van het ideale rustoord voor bejaarden. Sommige bewoners verkiezen echter de nabijheid van winkelcentra en cultureel leven. Waarschijnlijk hangt deze voorkeur af van het feit of de bewoner vóór zijn plaatsing in de instelling in een landelijke- of stedelijke omgeving geleefd heeft. Om de opinie van de bewoners te kennen in verband met de instellingsomgeving werd de volgende vraag gesteld: Wat is uw persoonlijke mening over de omgeving van de instelling? (tuin, uitzicht, wandelmogelijkheden) (Zeer aangenaam, aangenaam, niets bijzonders, weinig aangenaam, niet van toepassing omwille van handicap) Deze vraagstelling was problematisch. De antwoordmogelijkheid "niet van toepassing omwille van handicap" zei niets over het oordeel van de bejaarden over de instellingsomgeving. Dit type van antwoord werd door 6,1% van de bewoners aangehaald. Omdat deze antwoordmogelijkheid eigenlijk niet de tevredenheid over de instellingsomgeving mat kwam ze niet in aanmerking voor analyse en werd enkel rekening gehouden met de antwoorden: "zeer aangenaam", "aangenaam", "niets bijzonders" en "weinig aangenaam". Maar in feite sluit een handicap niet uit dat men van de instellingsomgeving kan genieten, al was het maar door uit het venster te kijken. Bij de bewoners die antwoordden "niet van toepassing omwille van een handicap" hadden proportioneel meer bewoners (63,9%) een negatieve gezondheidsperceptie vergeleken met bewoners die wel een antwoord op deze vraag gaven (49,5%): OR: 1.81 [1.26-2.61]. 3.1.3.1. Bewonerstevredenheid omtrent de instellingsomgeving De instellingsomgeving werd positief ervaren door 91,1% van de bevraagde bewoners, iets minder dan 1 bewoner op tien was dus ontevreden over de omgeving (min.: 0%, max.: 50%). 113

3.1.3.2. Determinanten voor ontevredenheid over de instellingsomgeving Ontevredenheid in functie van socio-demografische variabelen: Ook wat de instellingsomgeving betrof waren de vrouwen (9,3%) iets meer ontevreden dan mannen (8,1%). De 65-74 jarigen waren het meest ontevreden (10,7%) en vervolgens nam de ontevredenheid af met het voortschrijden in leeftijd. De uiterste leeftijdscategorieën waren het minst ontevreden: < 65 jarigen: 6,2% en 95-plussers: 6%. Weduw(e)naars en gescheiden bewoners waren het meest ontevreden, ongehuwden het minst: respectievelijk 9,5%, 9,3% en 6%. Bewoners die later de school verlieten (>14 jaar) waren meer ontevreden (9,9%) dan vroege schoolverlaters (8,3%). Alle bovenvernoemde verschillen (volgens leeftijd, geslacht, burgerlijke staat en leeftijd van schoolverlaten) waren echter niet statistisch significant. Ontevredenheid in functie van gezondheidsvariabelen: Dat de gezondheidsperceptie een belangrijke rol speelde in de appreciatie van de instellingsomgeving en in de tevredenheid in het algemeen leek ons gemakkelijk verklaarbaar. Gezondheid is immers de bril waardoor men het leven bekijkt. Niettegenstaande dat de bewoners die antwoordden dat de evaluatie van de instellingsomgeving niet van toepassing was omwille van hun handicap, reeds uitgesloten werden, bleef de negatieve gezondheidsperceptie nog doorwegen in de beoordeling van de instellingsomgeving. Bewoners met een negatieve gezondheidsperceptie waren significant meer ontevreden (11,4%) dan bewoners met een positieve gezondheidservaring (6,5%): Adj. OR: 1,79 [1.32-2.41]. RVT-bewoners waren ook minder tevreden (10,1%) dan ROB-bewoners (8,6%), maar deze verschillen waren niet significant. Ontevredenheid in functie van psychologische variabelen: Net zoals voor de beoordeling van de kamerkeuze en het aspect van de kamer, waren bewoners die geen inspraak hadden in de beslissing tot plaatsing in de instelling meer ontevreden (11%) dan bewoners die deze beslissing wel zelf konden nemen (8,1%): Adj. OR: 1.46 [1.06-2.01]. Bewoners die zich eenzaam voelden waren significant meer ontevreden (16,9%) over de instellingsomgeving dan bewoners die zich niet eenzaam voelden (7,6%): Adj. OR: 2.28 [1.61-3.22]. Ontevredenheid in functie van geografische variabelen: Bewoners uit rusthuizen in Vlaanderen waren meer ontevreden (9,2%) over de instellingsomgeving dan bewoners uit Wallonië (8,1%) of Brussel (7,7%). Deze verschillen waren echter niet statistisch significant. Waarschijnlijk was het verschil deels toe te schrijven aan het feit dat in Vlaanderen 10 van de 11 kleine rusthuizen (<25 bedden) gelegen waren. Alle tien kleine rusthuizen hadden een privéstatuut. Zoals hieronder beschreven was de ontevredenheid omtrent de instellingsgrootte significant groter in kleine instellingen en in privé-instellingen. De onregelmatige verdeling van kleine rusthuizen volgens gewest was toe te schrijven aan de bijkomende studie uitgevoerd door een licentiaatstudente in de Gezondheidswetenschappen van de Rijksuniversiteit van Gent in het kader van een eindwerk met als titel: "Visie van bejaarden over hulp- en dienstverlening in residentiele instellingen: een tevredenheidsonderzoek in tien kleine rusthuizen van Gent". Indien de resultaten van de tien, niet willekeurig geselecteerde, kleine instellingen uit het Gentse werden uitgesloten bedroeg het ontevredenheidspercentage voor Vlaanderen 8,7%. 114

Ontevredenheid in functie van instellingsgebonden variabelen: In privé-rusthuizen waren de bewoners meer ontevreden (10,2%) over de omgeving dan in OCMWinstellingen (8%): Adj. OR: 1.39 [1.03-1.86]. In deze studiepopulatie waren alle OCMW-rusthuizen middelgrote- en grote instellingen, terwijl 11 van de 28 privé-rusthuizen minder dan 25 bedden telden. Grote instellingen bevonden zich vermoedelijk meer buiten de dorps- of stadskern, terwijl kleine instellingen (< 25 bedden) waarschijnlijk meer stedelijk gelegen waren, meestal in een herenhuis. In kleine instellingen was de ontevredenheid ivm de instellingsomgeving duidelijk groter dan in middelgrote- of grote instellingen: respectievelijk 18,6% (OR=1, referentiegroep), 8,4% (Adj. OR: 0.39 [0.23-0.64]) en 8,1% (Adj. OR: 0.42 [0.22-0.81]). Tabel 34: Ontevredenheid ivm de instellingsomgeving in functie van de instellingsgrootte Grootte van de instelling: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 25 bedden 18,6 1 1 25 199 bedden 8,4 0.40 [0.24-0.65] 0.39 [0.23-0.64] 200 bedden + 8,1 0.38 [0.20-0.71] 0.42 [0.22-0.81] De ontevredenheid was het grootst bij bewoners die sinds minder dan een jaar in de instelling verbleven (9,8%) en het kleinst bij bewoners die sinds 10 jaar of langer in de instelling leefden (6,5%). Deze verschillen waren echter niet statistisch significant. Ontevredenheid in functie van het type bevrager: Zoals voor de vorige, bestudeerde variabelen was de ontevredenheid ook hier kleiner bij bewoners die bevraagd werden door een door de instelling aangestelde bevrager (6,8%) dan bij bewoners die bevraagd werden door een externe, neutrale bevrager (10,1%): Ad. OR: 1.63 [1.18-2.27]. Het systematisch karakter van deze vaststelling onderlijnt nogmaals dat er voor dit soort van meting beter géén beroep gedaan wordt op interne bevragers, omdat deze personen meestal niet neutraal zijn, waardoor de bewoners minder gemakkelijk hun opinie aan deze bevragers zullen toevertrouwen. Tabel 35: Ontevredenheid ivm de instellingsomgeving in functie van het type bevrager Bevrager aangesteld door: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR De instelling 6,8 1 1 Het WIV 10,1 1.55 [1.12-2.14] 1.63 [1.18-2.27] Vrije opmerkingen van de bewoners omtrent de instellingsomgeving: Een kwart van de klachten omtrent de omgeving had betrekking op het onaangenaam zicht. Volgens de klagende bewoners hadden ze zicht op daken, muren, verbouwingswerken, enz. Een veel voorkomende klacht was ook het gebrek aan een tuin, wat groen of betere wandelmogelijkheden. Soms was de tuin bestaande maar slecht onderhouden of niet van banken voorzien of niet toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Veel minder frequent waren de bewoners die liever een straatzicht hadden en de nabijheid van een gezellige winkelstraat verkozen. De monotonie van de omgeving en het gebrek aan animatie werd regelmatig vernoemd. Tenslotte werd gebrek aan interesse en fysieke problemen aangehaald. Sommige bewoners vertelden tevens dat ze niet veel meer buiten kwamen, maar uit hun antwoord was niet op te maken of dit omwille van een fysiek probleem, dan wel uit gebrek aan interesse was. 115

Tabel 36: Aangehaalde problemen mbt de instellingsomgeving Aangehaalde problemen "instellingsomgeving" n % Onaangenaam zicht (werken, daken, muren, enz..) 45 25,9 Geen/slecht onderhouden tuin, geen tuinuitzicht, geen wandelmogelijkheden, 30 17,2 Kom niet (veel) meer buiten 24 13,8 Gebrek aan afwisseling, niets te zien 20 11,5 Andere antwoorden 20 11,5 Fysiek probleem verhindert mij buiten te komen 10 5,7 Geen interesse voor omgeving 7 4 Te veel zon/licht, te ingesloten, te weinig lucht 6 3,4 Geluidshinder (werken, verkeer, enz..) of te stil 4 2,3 Zie niets vanuit mijn venster (te hoog, condens, enz..) 4 2,3 Liever straatzicht 2 1,1 Geen winkelstraat 1 0,6 Niet toegankelijk voor rolstoelgebruikers 1 0,6 TOTAAL: 174 100 116

Tabel 37: Tevredenheid in verband met de instellingsomgeving, verdeling volgens socio-demografische-, gezondheidsgerelateerde-, psychologische-, geografische- en instellingsgebonden variabelen Tevredenheid ivm instellingsomgeving Zeer aangenaam Aangenaam Niets bijzonders Weinig aangen. Totale populatie: 39,8 51,3 7,2 1,8 Mannen 38,9 53 6,5 1,6 < 65 jaar 32,5 61,8 5,7 0 65 74 jr. 37,2 51,9 7,8 3,1 75 84 jr. 45,7 45,7 7,2 1,4 85 94 jr. 36,5 56,5 5,5 1,5 95 + jr. 38,9 50 5,6 5,6 Vrouwen 40,2 50,6 7,4 1,8 < 65 jaar 31,5 61,1 7,4 0 65 74 jr. 51,5 38 7 3,5 75 84 jr. 39,4 50,7 8,3 1,6 85 94 jr. 39 52 7,1 1,9 95 + jr. 38,5 56,9 4,6 0 Burgerlijke staat Gehuwd 42,8 48,7 6,3 2,2 Weduw(e)naar 40,4 50 7,8 1,8 Ongehuwd 37,3 56,7 5 0,9 Gescheiden 33,3 57,3 6,7 2,7 Leeftijd schoolverlaten < 14 jaar 40,7 51 6,8 1,5 > 14 jaar 38,3 51,9 7,9 2 Gezondheidsperceptie Goed 44,6 48,9 5,7 0,9 Slecht 34,9 53,7 8,7 2,7 Beslissing plaatsing Zonder inspraak 34,3 54,7 9 2 Met inspraak 42,1 49,8 6,4 1,7 Eenzaamheidsgevoel Neen 41,6 50,8 6,2 1,4 Ja 28,2 54,9 13 3,9 Gewest Vlaanderen 39,8 51 7,6 1,6 Brussel 48,1 44,3 5,5 2,2 Wallonië 36,1 55,8 6,1 2 Statuut instelling OCMW 39,6 52,4 6,3 1,7 Privé 40,1 49,7 8,4 1,8 Type bewoners ROB- bewoners 40 51,8 6,8 1,8 RVT- bewoners 39,1 50,8 8,6 1,4 117

Tabel 38: Ontevredenheid in verband met de instellingsomgeving Ontevredenheid ivm omgeving (niets bijzonders+ weinig aangenaam) Ruwe cijfers Gecorrigeerde % Odds ratio [95% BI] Odds ratio* Totale populatie: 8,9 Geslacht: Mannen 8,1 1 1 Vrouwen 9,3 1.15 [0.83-1.59] 1.14 [0.81-1.59] Leeftijdsklassen: < 65 jaar 6,2 0.55 [0.27-1.13] 0.57 [0.28-1.17] 65 74 jr. 10,7 1 1 75 84 jr. 9,5 0.87 [0.56-1.36] 0.86 [0.55-1.33] 85 94 jr. 8,6 0.78 [0.51-1.21] 0.76 [0.49-1.18] 95 + jr. 6 0.53 [0.20-1.42] 0.52 [0.19-1.38] Burgerlijke staat Gehuwd 8,6 1 1 Weduw(e)naar 9,5 1.12 [0.71-1.78] 1.18 [0.73-1.90] Ongehuwd 6 0.67 [0.36-1.27] 0.70 [0.37-1.34] Gescheiden 9,3 1.10 [0.54-2.20] 1.16 [0.55-2.43] Leeftijd schoolverlaten > 14 jaar 9,9 1 1 < 14 jaar 8,3 0.82 [0.61-1.11] 0.80 [0.59-1.08] Gezondheidsperceptie Goed 6,5 1 1 Slecht 11,4 1.83 [1.36-2.47] 1.79 [1.32-2.41] Beslissing plaatsing Met inspraak 8,1 1 1 Zonder inspraak 11 1.41 [1.03-1.92] 1.46 [1.06-2.01] Eenzaamheidsgevoel Neen 7,6 1 1 Ja 16,9 2.46 [1.75-3.46] 2.28 [1.61-3.22] Gewest Vlaanderen 9,2 1 1 Wallonië 8,1 0.86 [0.58-1.28] 0.82 [0.55-1.23] Brussel 7,7 0.81 [0.46-1.43] 0.80 [0.45-1.42] Statuut instelling OCMW 8 1 1 Privé 10,2 1.31 [0.98-1.75] 1.39 [1.03-1.86] Type bewoners ROB- bewoners 8,6 1 1 RVT- bewoners 10,1 1.18 [0.84-1.66] 1.17 [0.83-1.65] * Alle variabelen werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en subjectieve gezondheidsperceptie (leeftijd en geslacht werden niet gecorrigeerd voor subjectieve gezondheidsperceptie). 118

3.1.4. De netheid in de instelling Koor rtee ssaameennvvaat ttinngg ddee nneet thheei idd inn i ddee innsst i teel llinngg - Ontevredenheid omtrent de netheid in de instelling was zeldzaam, slechts 3,7% van de bevraagde bewoners was ontevreden - Vrouwen waren significant meer- en vroegtijdige schoolverlaters minder ontevreden - Bewoners met een slechte gezondheidsperceptie, ROB-bewoners en residenten uit privéinstellingen waren meer ontevreden over de netheid van de instelling. - Ook hier observeerde men een kleinere ontevredenheid indien de bewoner bevraagd werd door een interne bevrager. Het huishoudelijk onderhoud van de instelling draagt in belangrijke mate bij tot het verzorgde uitzicht van de instelling. Zuivere vloeren, regelmatig gezeemde vensters, afwezigheid van onaangename geuren, orde, enz zijn observeerbare indicatoren van zorgzaamheid en kwaliteit. Wij vroegen aan de bewoners: "Wat is uw persoonlijke mening over de netheid van de instelling?" (zeer proper, proper, proper behalve voor enkele punten, onvoldoende) 3.1.4.1. Bewonerstevredenheid omtrent de netheid van de instelling De netheid van de instelling werd zeer positief ervaren: 96,2% was tevreden en slechts 3,7% van de bevraagde bewoners vond de instelling proper behalve voor enkele punten of onvoldoende proper (min.: 0%, max.: 22,2%). 3.1.4.2. Determinanten voor ontevredenheid over de netheid van de instelling Ontevredenheid in functie van socio-demografische variabelen: Vrouwen waren significant meer ontevreden (4,6%) over de netheid in de instelling dan mannen (1,6%): Adj. OR: 2.83 [1.50-5.32]. Vermoedelijk waren vrouwelijke bewoonsters, vanuit hun vroegere rol van huisvrouw gevoeliger voor een niet propere omgeving dan mannen. Er waren geen statistisch significante verschillen volgens leeftijdsklasse, alhoewel toch 4,6% van de 85-94 jarigen ontevreden waren over de netheid en slechts 2,2% van de <65 jarigen. Bewoners die ooit gehuwd geweest waren (gehuwd, gescheiden, weduw(e)naar), waren duidelijk meer kritisch voor netheid dan ongehuwden. Deze laatsten waren significant minder ontevreden (1,2%) dan de referentiegroep "gehuwden" (3,8%): Crude OR: 0.30 [0.09-0.96], maar na correctie voor geslacht, leeftijd en gezondheidsperceptie was dit verschil echter niet meer statistisch significant. Ook waren vroegtijdige schoolverlaters minder ontevreden (2,6%) dan bewoners die tot 14 jaar of langer naar school gegaan waren (5,8%): Adj. OR : 0.38 [0.24-0.59]. Ontevredenheid in functie van gezondheidsvariabelen: Ook wat de netheid van de instelling betreft had de subjectieve gezondheidsperceptie van de bewoner een invloed op de tevredenheid: bewoners met een slechte gezondheidsperceptie waren significant meer ontevreden (5,5%) dan bewoners die hun gezondheidstoestand als gunstig bestempelden (2%): Adj. OR: 2.73 [1.69-4.40]. RVT-bewoners waren minder ontevreden (2,4%) dan ROB-bewoners (4,1%), dit verschil was echter alleen significant na correctie voor leeftijd, geslacht en gezondheidsperceptie: Adj. OR: 0.53 [0.29-0.97]. 119

Deze observatie lijkt tegenstrijdig, men zou verwachten dat RVT-bewoners welke normaal gezien in slechtere gezondheidstoestand verkeren meer ontevreden zouden moeten zijn, maar in het hoofdstuk ivm de subjectieve gezondheidsperceptie van de studiepopulatie hebben we aangetoond dat het statuut van de bewoner (ROB/RVT) niet discriminerend was voor goede of slechte gezondheidsperceptie, m.n. dat er geen statistisch significant verband bestond tussen "type bewoner" en "subjectieve gezondheidsperceptie". Ontevredenheid in functie van psychologische variabelen: Bewoners die inspraak hadden bij de beslissing tot plaatsing waren meer ontevreden (4,2%) dan bewoners die geen inspraak hadden in deze belangrijke beslissing (2,5%), maar deze verschillen waren niet statistisch significant. Eenzame bewoners waren iets meer (4,6%) ontevreden dan bewoners die zich niet eenzaam voelden (3,6%), maar ook dit verschil was niet significant. Ontevredenheid in functie van geografische variabelen: In de Brusselse instellingen waren meer bewoners ontevreden over de netheid (5,2%) dan in de rusthuizen van de andere gewesten (Vlaanderen: 3,7%, Wallonië: 3,4%) (n.s.). Ontevredenheid in functie van instellingsgebonden variabelen: Privé-instellingen scoorden significant slechter: 5,7% van de bevraagde bewoners uit deze instellingen waren ontevreden, vergeleken met slechts 2,3% in OCMW-instellingen: Adj. OR: 2.67 [1.72-4.14]. Niettegenstaande de grotere ontevredenheid (5,9%) in kleine rusthuizen, waren de verschillen volgens instellingsgrootte niet statistisch significant. Tabel 39: Ontevredenheid ivm de netheid in functie van de instellingsgrootte Grootte van de instelling: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 25 bedden 5,9 1 1 25 199 bedden 3,7 0.61 [0.27-1.37] 0.63 [0.28-1.43] 200 bedden + 3,1 0.50 [0.18-1.35] 0.71 [0.25-1.98] De duur van verblijf in de instelling had geen invloed op de perceptie van de netheid in de instelling. Tabel 40: Ontevredenheid ivm de netheid in functie van de verblijfsduur in de instelling Verblijfsduur in de instelling: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR < 12 maanden 3 1 1 12 47 maanden 4,1 1.38 [0.76-2.50] 1.25 [0.66-2.28] 48 119 maanden 3,6 1.22 [0.62-2.40] 1.14 [0.57-2.24] 120 maanden + 4,1 1.37 [0.59-3.19] 1.45 [0.61-3.40] 120

Ontevredenheid in functie van het type bevrager: Ook voor deze variabele observeren we een significant gunstiger beoordeling door bewoners die door een interne enquêteur bevraagd werden: 2,6% ontevredenheid, vergeleken met 4,4% bij bewoners die door een neutrale, door het WIV aangestelde enquêteur bevraagd werden: Adj. OR:1.82 [1.11-2.97]. Tabel 41: Ontevredenheid ivm de netheid van de instelling in functie van het type bevrager Bevrager aangesteld door: Ontevreden Ruwe OR Gecorrigeerde OR De instelling 2,6 1 1 Het WIV 4,4 1.73 [1.07-2.81] 1.82 [1.11-2.97] Vrije opmerkingen van de bewoners omtrent de instellingsomgeving: De ontevredenheid had vooral betrekking op de manier van poetsen: 38% van de ontevreden bewoners verklaarden dat de schoonmaak niet grondig gebeurde. De ontevredenheid leek toch zeer poetsvrouw-afhankelijk. Interim-poetsvrouwen werden soms negatief beoordeeld en voldoende en stabiel onderhoudspersoneel bleken dan ook wenselijk te zijn. Ook de frequentie van poetsen was soms bron van ontevredenheid, vooral dan voor onderdelen welke niet dagelijks gepoetst worden zoals ramen, rolstoelen, gordijnen, enz Volgens de ontevreden bewoners werkten sommige poetsvrouwen te traag, andere te snel. Tabel 42: Aangehaalde problemen mbt de netheid in de instelling Aangehaalde problemen "netheid" n % Slordig of half gedaan, niet grondig, met vuil water 32 38,1 Slechte poetsvrouw/interim, hangt af van de persoon 12 14,3 Niet frequent genoeg, WE-probleem 11 13,1 Vuile kamers, gangen, ramen, rolstoelen, toiletten, enz 8 9,5 Te vlug/ te traag 6 7,1 Andere antwoorden 6 7,1 Gebrek aan personeel 5 6 Te wisselend personeel 2 2,4 Insecten 1 1,2 Lichte beschadigingen 1 1,2 TOTAAL: 84 100 121

Tabel 43: Tevredenheid in verband met de netheid van de instelling, verdeling volgens socio-demografische-, gezondheidsgerelateerde-, psychologische-, geografische- en instellingsgebonden variabelen Tevredenheid ivm netheid v/d instelling Zeer proper Proper Proper behalve Onvoldoende Totale populatie: 70,4 25,8 2,6 1,1 Mannen 72,1 26,3 1,2 0,4 < 65 jaar 70,1 29,1 0,8 0 65 74 jr. 65,7 33,6 0,7 0 75 84 jr. 75,3 23,4 0,9 0,4 85 94 jr. 73,7 23 2,3 0,9 95 + jr. 73,7 26,3 0 0 Vrouwen 69,7 25,6 3,2 1,4 < 65 jaar 57,9 36,8 5,3 0 65 74 jr. 77,1 17,3 4,5 1,1 75 84 jr. 70,8 25,2 2,6 1,5 85 94 jr. 67,5 27,6 3,5 1,4 95 + jr. 75,7 20,3 1,4 2,7 Burgerlijke staat Gehuwd 71,6 24,6 2,4 1,4 Weduw(e)naar 70 25,8 3 1,2 Ongehuwd 73,7 25,1 0,9 0,3 Gescheiden 66 29,6 3,1 1,3 Leeftijd schoolverlaten < 14 jaar 71,6 25,7 1,7 0,9 > 14 jaar 67,9 26,3 4,4 1,5 Gezondheidsperceptie Goed 74,3 23,7 1,5 0,5 Slecht 66,7 27,8 3,8 1,7 Beslissing plaatsing Zonder inspraak 67,5 30 1,4 1,1 Met inspraak 71,7 24,1 3,1 1,1 Eenzaamheidsgevoel Neen 71,2 25,3 2,6 1 Ja 67,7 27,7 2,9 1,7 Gewest Vlaanderen 71,1 25,2 2,4 1,3 Brussel 68,1 26,7 4,7 0,5 Wallonië 68,6 28 2,7 0,7 Statuut instelling OCMW 72,5 25,2 1,9 0,4 Privé 67,6 26,7 3,6 2,1 Type bewoners ROB- bewoners 70,5 25,4 2,9 1,3 RVT- bewoners 70,9 26,7 1,9 0,6 122

Tabel 44: Ontevredenheid in verband met de netheid van de instelling Ontevredenheid ivm netheid (proper behalve + onvoldoende) Ruwe cijfers Gecorrigeerde % Odds ratio [95% BI] Odds ratio* Totale populatie: 3,7 Geslacht: Mannen 1,6 1 1 Vrouwen 4,6 2.93 [1.58-5.41] 2.83 [1.50-5.32] Leeftijdsklassen: < 65 jaar 2,2 0.62 [0.19-1.98] 0.80 [0.24-2.59] 65 74 jr. 3,4 1 1 75 84 jr. 3,3 0.94 [0.46-1.92] 0.82 [0.40-1.68] 85 94 jr. 4,6 1.34 [0.68-2.63] 1.11 [0.56-2.20] 95 + jr. 3,2 0.93 [0.25-3.41] 0.76 [0.20-2.82] Burgerlijke staat Gehuwd 3,8 1 1 Weduw(e)naar 4,2 1.10 [0.57-2.11] 0.86 [0.44-1.69] Ongehuwd 1,2 0.30 [0.09-0.96] 0.32 [0.10-1.04] Gescheiden 4,4 1.16 [0.44-3.06] 1.51 [0.54-4.21] Leeftijd schoolverlaten > 14 jaar 5,8 1 1 < 14 jaar 2,6 0.43 [0.28-0.66] 0.38 [0.24-0.59] Gezondheidsperceptie Goed 2 1 1 Slecht 5,5 2.84 [1.77-4.57] 2.73 [1.69-4.40] Beslissing plaatsing Met inspraak 4,2 1 1 Zonder inspraak 2,5 0.57 [0.33-1] 0.61 [0.35-1.07] Eenzaamheidsgevoel Neen 3,6 1 1 Ja 4,6 1.30 [0.75-2.26] 1.09 [0.62-1.91] Gewest Vlaanderen 3,7 1 1 Wallonië 3,4 0.92 [0.51-1.66] 0.87 [0.48-1.59] Brussel 5,2 1.45 [0.73-2.87] 1.55 [0.77-3.09] Statuut instelling OCMW 2,3 1 1 Privé 5,7 2.54 [1.64-3.93] 2.67 [1.72-4.14] Type bewoners ROB- bewoners 4,1 1 1 RVT- bewoners 2,4 0.57 [0.31-1.03] 0.53 [0.29-0.97] * Alle variabelen werden gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en subjectieve gezondheidsperceptie (leeftijd en geslacht werden niet gecorrigeerd voor subjectieve gezondheidsperceptie). 123