Redactie: F.J.A. Janssen, M.J. van Sabben

Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Omzendbrief met betrekking tot de aangifte door buitenlandse operatoren van in België gelegen percelen waarop paspoortplichtige planten worden geteeld

Informatie Besmetverklaring Aardappelmoeheid (AM)

L 156/12 Publicatieblad van de Europese Unie RICHTLIJNEN

Toelichting aanvraag AM onderzoek (1 juli juni 2018) op vrije grond.

Ir Walter VAN ORMELINGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD. betreffende de bestrijding van aardappelcysteaaltjes

Vertegenwoordigd door : Bedrijfslocatie :

Toelichting op de lijst van in Nederland beschikbare aardappelrassen met bijbehorende resistentieniveaus voor aardappelmoeheid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Applicatie: Online taakkaart granulaten

Combinatie van gdal_rasterize en numpy voor berekening aardappelmoeheid. 28 juni 2017 Ronnie Lassche & Luuk Schaminée

DE KEURING VAN POOTAARDAPPELEN

Landbouwkwaliteitswet : Landbouwkwaliteitswet; Landbouwkwaliteitsregeling : Landbouwkwaliteitsregeling 2007;

PCC HYGIËNEPROTOCOL RINGROT 2.2 RICHTLIJNEN CENTRALE VERWERKER

Uitvoeringsrichtlijn Soort-Crocus

AANWIJZING PA-07 NACONTROLE POOTAARDAPPELEN 2017

PCC HYGIËNEPROTOCOL RINGROT 2.2 RICHTLIJNEN POOTGOEDTELER

Uitvoeringsrichtlijn Overige Bolgewassen

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 8 ingangsdatum pag. 1 van 6

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 9 ingangsdatum pag. 1 van 6

Beheersing AM. AM beheersing met NemaDecide 20 februari Inhoud presentatie. Bemonstering 600 ml/ha: 180 steken/ha 1 steek = 3,3 ml = ca.

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen

Bestrijdingsmaatregelen Aardappelmoeheid

Bemonsteren op aaltjes Doe het met regelmaat!

Voorkomen is beter dan genezen

Bruggen slaan (naar efficiëntere informatiestromen) Bruggen slaan 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De keuring van pootaardappelen

De keuring van pootaardappelen

PCC HYGIËNEPROTOCOL RINGROT 2.3 RICHTLIJNEN CENTRALE BEWERKER

UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/97/EU VAN DE COMMISSIE

Nieuw Plantenpaspoort

Het uitvoeren van controles op transporten is onderdeel van de door u verkregen erkenning van de NVWA als verwerker sapderogatie.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling tarieven Plantenziektenwet wordt als volgt gewijzigd:

NAO-PROTOCOL KETENGARANTIE ONGEWASSEN CONSUMPTIEAARDAPPELEN PILOT RUSLAND

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Sebastiaan ten Napel Wimjan Brasser Klaske Frietema

Administratieve Audit

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na artikel 20 wordt in paragraaf 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling tarieven Plantenziektenwet wordt als volgt gewijzigd:

Schadewijzer. Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw

Uitvoeringsrichtlijn Hyacint

Nieuw Plantenpaspoort

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

KWALITEITS - CONTROLE - BUREAU

Publicatieblad van de Europese Unie

Project Veenkoloniale AM precies in beeld. Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland.

c. Meerjarige subsidie: subsidie die voor twee kalenderjaren 5. Europees steunkader: een mededeling, richt-

Uitvoeringsrichtlijn Narcissus

Deze regeling is van toepassing op Wlz-uitvoerders als bedoeld in artikel 1, sub e, van de Wmg.

Beoordeeld hebbende de aanvraag van <datum> van <naam en adres bedrijf>;

Handhavingsprogramma Keuringen Naktuinbouw 2015

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

NemaDecide Bemonsteringen

code INV PR 03 versie 02 ingangsdatum pag. 1 van 5

MARKT of ERKEND VERZAMELCENTRUM

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen overwegende dat het gewenst is voor subsidiering algemene regels vast te stellen;

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Beleidskader intrekken erkenning als Jobcoachorganisatie

FAQ Digitaal Klanten Loket

Aardappelrassen. Bert Huizinga Jaap Grezel

Exportinspectie Russische Federatie

Toelichting betaalspecificatie

AANWIJZING ZZ-13 ERKENNING VAN CERTIFICERING DOOR BEDRIJVEN

Eis Schadelijke organismen en ziekten niveau 1

Op dit document zijn de definities van de Algemene Voorwaarden IKB Rund van toepassing.

gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 13 februari 2007;

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda

A. Stichting: de Stichting Keurmerk Bloembollen Holland te Hillegom; C. BKD: de Stichting Bloembollen Keuringsdienst te Lisse;

Omzendbrief met betrekking tot de bestrijdingsmaatregelen tegen de wortelknobbelaaltjes Meloidogyne chitwoodi en M. fallax in de aardappelteelt

Uitvoeringsregeling Fraude Brandweeronderwijs

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen

2. In afwijking van het eerste lid, onder a, bedraagt de retributie indien het de invoercontrole betreft van:

mijnnaktuinbouw - Keuringen

Publicatieblad van de Europese Unie d.d BIJLAGE III

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. Erkende quarantainevoorzieningen voor vogels afkomstig uit 3 e landen

Besluit van, houdende bepalingen in verband met plantgezondheid (Besluit plantgezondheid)

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker

Publicatieblad van de Europese Unie L 362/21

Verzoekcertificering (VCA-01) 3 juli 2014 Versie: DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hygiëneprotocol Dahlia PSTVd. P.J. van Leeuwen

Vertaling. Overwegende:

NCAE. Toelichting handelsnormen voor eieren - verzamelaars november 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten wordt als volgt gewijzigd:

PCC HYGIËNEPROTOCOL RINGROT 2.2 RICHTLIJNEN HANDELAAR

Publicatieblad van de Europese Unie

Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking en het gebruik van tachograafkaarten (Regeling tachograafkaarten)

Transcriptie:

NVWA-protocol: Aardappelmoeheid Auteur: Versie: Frans Janssen AM2015.1 Dit document is een bijlage bij hoofdstuk 5 van het uitvoeringsprotocol behorende bij de Meerjarige overeenkomst Plantkeur tussen LNV (nu EL&I) en de keuringsdiensten Redactie: F.J.A. Janssen, M.J. van Sabben AM2015 1 Pagina 1 van 36 01-07-2015

INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMEEN...4 1.1 INLEIDING...4 1.2 GRONDSLAG (WETGEVING)...4 1.3 SCOPE VAN HET PROTOCOL...5 2. BEGRIPPEN...6 3. AANVRAGEN VAN HET GRONDONDERZOEK...10 3.1 BEOORDELEN RECHT OP HET LAGE MONSTERVOLUME...10 3.2 AANVRAGEN VAN OFFICEEL ONDERZOEK AM TEN BEHOEVE VAN AFGIFTE ONDERZOEKSVERKLARING AM..11 3.3 AANVRAGEN ONDERZOEK OP AM BESMETTE PERCELEN TEN BEHOEVE VAN OPHEFFEN BESMETVERKLARING12 3.4 REGELS VOOR HET VASTSTELLEN VAN HET RECHT OP GRONDONDERZOEK OP AM-BESMETTE PERCELEN....12 4. UITVOEREN BEMONSTERING...14 4.1 BEMONSTERING...14 5. ANALYSE VAN MONSTERS...16 5.1 VALIDATIE...16 5.2 MELDING SOORTONDERZOEK...16 5.3 IDENTIFICATIE VAN CYSTEN...16 5.4 ONDERSCHEID VAN LEVENDE EN DODE INHOUD....16 6. AFBAKENEN VRIJ EN BESMET PERCEEL NA BEMONSTERING...17 6.1 AFBAKENING IN GEVAL VAN BESMETTE MONSTERS, BIJ BEMONSTERING TEN BEHOEVE VAN HET VERKRIJGEN VAN EEN ONDERZOEKSVERKLARING AM...17 6.2 AANVULLENDE BEPALINGEN BIJ AFBAKENING...17 6.3 BEPALEN VAN HET AM VRIJE EN/OF AM BESMETTE DEEL NA BEMONSTERING OP BESMET TERREIN...18 7. VERSTREKKEN EN BEOORDELEN ONDERZOEKSVERKLARING AM...19 7.1 AFGIFTE ONDERZOEKSVERKLARING AM....19 7.2 CRITERIA GELDIGHEID ONDERZOEKVERKLARINGEN...19 7.3 INTREKKEN EN VERVANGEN VAN ONDERZOEKSVERKLARINGEN AM...20 7.4 AFGIFTE ONDERZOEKSVERKLARING AM, NA OPHEFFEN VAN EEN BESMETVERKLARING...21 7.5 AFGIFTE VERKLARING PERCEELSHISTORIE AM...21 8. MELDINGEN VAN BESMETTINGEN EN UITSLAGEN BEMONSTERING OP BESMET TERREIN...23 8.1 BESMETTINGEN BIJ BEMONSTERING T.B.V. ONDERZOEKSVERKLARING AM...23 8.2 UITSLAGEN VAN ONDERZOEK OP BESMET VERKLAARD TERREIN AAN DE NVWA...23 9. TEELT EN AFZET VAN EU-GEREGULEERDE GEWASSEN:...24 9.1 WAARDPLANTEN...24 9.2 LICHT GEREGULEERDE GEWASSEN...25 9.3 GEÏMPORTEERD UITGANGSMATERIAAL...26 10. AFGEVEN EXPORTGARANTIES VOOR AM...28 10.1 POOTAARDAPPELEN...28 10.2 OVERIGE WAARDPLANTEN...28 10.3 LANDEN MET AM- EISEN VOOR NIET WAARDPLANTEN....28 AM2015 1 Pagina 2 van 36 01-07-2015

11. RAPPORTAGE...31 11.1 PER BEMONSTERINGSJAAR:...31 11.2 PER KALENDERJAAR:...31 BIJLAGE 1 : EISEN AAN ONDERZOEKSVERKLARING AM...32 BIJLAGE 2: EISEN AAN MELDING VAN BESMET TERREIN AARDAPPELMOEHEID...33 BIJLAGE 3: EISEN AAN MELDING UITSLAG BEMONSTERING OP AM BESMET TERREIN:...35 BIJLAGE 4: EISEN AAN VERKLARING PERCEELSHISTORIE AM...36 AM2015 1 Pagina 3 van 36 01-07-2015

1. Algemeen 1.1 Inleiding Dit protocol beschrijft de kaders voor de werkzaamheden van de keuringsdiensten op het terrein van AM. De beschrijving richt zich op de in par. 1.3 vermelde werkzaamheden, die voortvloeien uit: de in de bestrijdingsrichtlijn AM van de Europese Unie 2007/33/EG, die per 1 juli 2010 in werking is getreden. De wijze waarop Nederland invulling geeft aan de garanties, die derde landen verlangen om gevrijwaard te worden van AM. De werkzaamheden op gebied van AM kunnen als volgt kort samengevat worden. De teelt van veel voortkwekingsmaterialen ten behoeve van het in het EU-verkeer brengen en/of export mag in veel gevallen alleen plaats vinden nadat door middel van officieel onderzoek is vastgesteld dat het bemonsteringsperceel vrij geacht mag worden van besmetting met het aardappelcysteaaltje (AM). Hiervoor is een onderzoek nodig, in de meeste gevallen een grondmonsteronderzoek. Wanneer het bemonsteringsperceel vrij bevonden wordt bij dit onderzoek, kan de keuringsdienst voor dit terrein een Onderzoeksverklaring AM afgeven. De keuringsdienst controleert bij de teelt van uitgangsmateriaal, of voor de betreffende terreinen een Onderzoeksverklaring AM beschikbaar is en/of op andere wijze voldaan wordt aan geldende eisen. Indien in officieel onderzoek het aardappelcysteaaltje aangetroffen wordt, legt de NVWA Divisie Landbouw & Natuur een besmetverklaring op. Voor opheffing van een besmetverklaring is altijd grondmonsteronderzoek nodig. Deze versie van het protocol wijkt sterk af van de vorige versie. Dit heeft meerdere oorzaken. De nieuwe AM richtlijn is complexer doordat bemonstering op meerdere niveaus van intensiteit is toegestaan. Dit stelt extra eisen aan de voorbereiding en uitvoering van het grondonderzoek. De nieuwe AM richtlijn bevalt een aantal versoepelingen voor de teelt van andere uitgangsmaterialen dan de waardplanten van AM. Dit vraagt om aanvullende kaders. De nieuwe AM richtlijn en de versoepelingen zijn aanleiding geweest om de kader voor het afgeven van exportgaranties te herzien en voor een aantal gewassen aan te vullen. Deze versie van het protocol is aangepast aan het model, dat is beschreven in het AMketenrapport. Werkzaamheden en controlepunten zijn in lijn gebracht met dit model. Ook het protocol zelf is zo veel mogelijk conform het model ingedeeld. 1.2 Grondslag (wetgeving) De Europese AM bestrijdingsrichtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd middels het Besluit van 17 juni 2010, nr. 124141 houdende wijziging van het Besluit bestrijding schadelijke organismen (BBSO) en intrekking van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid 1991 en middels een Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 juni 2010 nr. 126660 houdende wijziging van de Regeling aanwijzing schadelijke organismen 1998 en het Mandaatbesluit LNV Plantenziektenkundige Dienst en de keuringsdiensten, en intrekking van de Regeling aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid en het Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 februari 2010, nr. TRCJZ/2010/30, houdende vaststelling en bekendmaking van de naamlijst AM-resistente aardappelrassen als bedoeld in artikel 1 van de Regeling aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid. Tevens is met de implementatie Richtlijn 69/465/EEG ingetrokken. AM2015 1 Pagina 4 van 36 01-07-2015

Onderdelen van het beleid zijn nader uitgewerkt in beleidsregels. Deze zijn beschreven in het informatiedocument Informatie besmetverklaring aardappelmoeheid AM, dat als bijlage bij besmetverklaringen wordt verspreid. De geldende versie van dit document is gepubliceerd op de internetsite: www.vwa.nl (onder Ziekten en Plagen /Aardappelmoeheid/Besmetverklaringen/ verwante informatie) De nadere uitwerking betreft met name de werkwijze voor het binnen de periode van 12 jaar kunnen opheffen van besmetverklaringen op besmet bevonden terreinen. 1.3 Scope van het protocol De werkzaamheden in dit protocol hebben betrekking op: Het vaststellen van bij het officiële grondonderzoek toe te passen, volume van (het) te nemen grondmonster(s). Het uitvoeren van officieel grondonderzoek ten behoeve van: - de afgifte van Onderzoeksverklaringen AM. - het kunnen opheffen van besmetverklaringen. Het analyseren van officieel genomen grondmonsters. Het afgeven of vervangen van Onderzoeksverklaringen AM op basis van grondonderzoek en het beoordelen van de geldigheid ervan. Het afgeven van een verklaring perceelshistorie AM. Het uitvoeren van controles op de beschikbaarheid van Onderzoeksverklaringen AM ten behoeve van de teelt van planten bestemd voor opplant. Het beoordelen of in de EU gereguleerde gewassen in het verkeer mogen worden gebracht. Het afgeven van exportgaranties voor AM. Het melden van vondsten van AM aan de NVWA Divisie Landbouw & Natuur. Het melden van uitkomsten van bemonsteringen op besmette percelen aan de NVWA Divisie Landbouw & Natuur. Daar waar in dit protocol over de keuringsdienst wordt gesproken, wordt de keuringsdienst bedoeld die de werkzaamheden daadwerkelijk uitvoert. Niet alle werkzaamheden worden door elk van deze diensten uitgevoerd. De keuringsdiensten dienen er in onderling overleg voor te zorgen, dat de in dit protocol genoemde werkzaamheden worden aangeboden aan telers en andere belanghebbenden. Een uitzondering hierop zijn de in hoofdstuk 5 genoemde werkzaamheden met betrekking tot de controle op Onderzoeksverklaringen AM. Deze werkzaamheden dienen door NAK, BKD en Naktuinbouw uitgevoerd te worden voor de gewassen, geteeld in de volle grond, waarvoor deze diensten actief zijn. AM2015 1 Pagina 5 van 36 01-07-2015

2. Begrippen In dit protocol wordt onder de hierna vermelde begrippen verstaan: 600ml bemonsteringsperceel: De geografische afbakening van een stuk grond, waarvoor het recht op verlaging van het monstervolume tot 600 ml./ha. van toepassing is. Aardappelteelt verbodsgebied: Aangewezen Gebied(en) zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening PT bestrijding aardappelmoeheid 2009. Deze gebieden zijn nader aangeduid in Bijlage 1 van deze Verordening. Aardappelteeltverbodsgebieden zijn gepubliceerd op de websites van het Productschap Akkerbouw en de NVWA. Afbakening: Zone naast of tussen bemonsteringsstroken, die na toepassen van de regels voor afbakening tot het AM besmette perceel wordt gerekend. AM: aardappelmoeheid, aanduiding voor de aardappelcystenaaljes Globodera rostochiensis en Globodera pallida. AM besmet perceel of AM besmet terrein Aanééngesloten oppervlakte, die bij officieel AM onderzoek én na toepassing van de regels voor afbakening besmet met aardappelmoeheid wordt aangeduid. AM-viewer: GIS-applicatie welke gebruik maakt van aardappelteeltinformatie van de Dienst Regelingen en informatie van besmetverklaringen aardappelmoeheid van de NVWA Divisie Landbouw & Natuur met het doel tot vaststellen van het toegestane monstervolume. AM vrij perceel: Aanééngesloten deel van een kavel, dat bij officieel AM onderzoek vrij bevonden is van AM. Niet AM vrij perceel Perceel waarvoor geen onderzoeksverklaring AM beschikbaar is of dat besmet is met AM Beheersprogramma: Een bestrijdingsprogramma volgens artikel 9 van Am richtlijn 2007/33/EG, waarbij aardappelen door inzet van rassen met voldoende resistentie, gebruik van vruchtwisseling en eventueel andere maatregelen op zodanige wijze worden geteeld, dat er sprake is van onderdrukking van de populatie van aardappelcystenaaltjes. Bemonsteringsjaar: Periode van 1 juli t/m. 30 juni. Het jaar van besmet verklaren komt overeen met het bemonsteringsjaar waarin het grondmonster is genomen. Bemonsteringsperceel: De afbakening van een aanééngesloten grondoppervlakte, waarvoor éénzelfde bemonsteringsvolume van toepassing is. Een bemonsteringsperceel is altijd of geheel vrij van AM of geheel besmet met AM of heeft een onbekende historie. AM2015 1 Pagina 6 van 36 01-07-2015

Bemonsteringsstrook: De afbakening van een bepaald deel van het bemonsteringsperceel, waarvan één grondmonster op de aangegeven methode (of bepaald volume) wordt genomen. Een bemonsteringsstrook bestaat uit 1 of meer monstergangen. Bestendige gebruikersgrens Vaste, in het veld gemarkeerde grens tussen twee delen van een geografisch perceel, die ieder in gebruik zijn bij verschillende langdurige gebruiksgerechtigden. Er dient sprake te zijn van een gebruikersgrens gedurende minimaal 6 jaar. Bij het bepalen van de gebruikersgrens hanteren de keuringsdienst en NVWA Divisie Landbouw & Natuur de gebruikstitels van Dienst Regelingen, die het vaste gebruik over een periode van 6 jaar of langer waarborgen. Bestendige fysieke grens, vaste grens Langdurig aanwezige grens over de gehele lengte (of breedterichting)van een perceel, waarover geen bewerkingen uitgevoerd kunnen worden en er dus geen rekening gehouden hoeft te worden met de verspreiding van het aardappelcystenaaltje over deze begrenzing heen. Voorbeelden van fysieke grenzen zijn: vaste paden (ook indien niet verhard, maar permanent aanwezig), kavelsloten, boomwallen enz. Eenvoudige afrasteringen en greppels worden niet aangemerkt als fysieke grenzen. Bestrijdingsmaatregel Een in het kader van het AM-beleid erkende maatregel waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat bij goede uitvoering een reductie van minimaal 60% van de aanwezige AM-populatie kan worden bereikt. Combinatiebedrijf Een bedrijf dat de teelt en/of verwerking van partijen uitgangsmaterialen van niet waard-planten van AM deels uitvoert volgens de criteria, die de NVWA stelt aan de export van deze gewassen, en deels volgens de voorwaarden die de EU stelt, en dat d.m.v. een geïmplementeerd hygiëneprotocol kan aantonen, dat de te exporteren gewassen bij het uitvoeren van werkzaamheden niet besmet kunnen zijn geraakt met aardappelcystenaaltjes. Geografisch perceel: Aanééngesloten deel van een kavel, bestemd voor de teelt van gewassen, dat omgeven is door vaste scheidingen, zoals sloten, wegen, boomsingels e.d. (Grond)monster: Bepaald volume grond met een samenstelling die representatief is voor de bemonsteringsstrook waar het van afkomstig is. (Grond)monsteronderzoek: Officieel onderzoek, bedoeld ter verkrijging van een Onderzoeksverklaring AM of het onderzoek uitgevoerd op een besmet verklaard terrein met het doel deze besmetverklaring op te kunnen heffen. Houder van een besmetverklaring: (Rechts)persoon aan wie de Beschikking besmetverklaring terrein aardappelmoeheid ten naam gesteld is. Dit is de langdurig gebruiksgerechtigde. Informatiedocument AM: Toelichting op de geldende regelgeving met betrekking tot een besmetverklaring aardappelmoeheid. Deze wordt aan betrokkene toegezonden met de besmetverklaring aardappelmoeheid. De geldende versie van dit document is gepubliceerd op de internetsite: www.vwa.nl (onder Overzichten van.. Plant / Plantenziekten en plagen /Aardappelmoeheid/ Besmetverklaringen/ Verwante informatie) AM2015 1 Pagina 7 van 36 01-07-2015

Kavel: Een aanééngesloten stuk grond van één langdurig gebruiksgerechtigde, dat begrensd wordt door openbare wegen, waterlopen, dijklichamen,bos of boomsingels, andere natuurlijke begrenzingen of kavels van andere gebruikers. Op een kavel bevinden zich vaak meerdere gewaspercelen. Langdurig gebruiksgerechtigde Eigenaar of langdurige pachter die als vaste gebruiker van een stuk grond kan worden aangemerkt. Niet bedoeld worden (rechts)personen die een (deel van het) perceel slechts voor kortere tijd (een of enkele jaren) in gebruik hebben of (rechts)personen die eigenaar zijn maar zelf geen agrarische activiteiten uitvoeren. Licht gereguleerde gewassen - planten met wortels van Allium porrum, Beta vulgaris, Brassica spp., Fragaria spp. en Asparagus officinalis. - In grond geteelde bollen, knollen en wortelstokken, met uitzondering van diegene waarvan (uit de verpakking of op andere wijze duidelijk) blijkt dat deze niet bestemd zijn voor verkoop aan professionele (eind)gebruikers betrokken bij de teelt van planten, van Allium ascolonicum, Alium cepa, Dahlia spp., Gladiolus Tourn., Hyacinthus spp., Iris spp., Lilium spp., Narcissus en Tulipa. Monster besmet met AM: Een monster, genomen bij officieel onderzoek, bevat één of meer AM-cysten met levende inhoud. Monster vrij van AM: Een monster, genomen bij officieel onderzoek, bevat geen AM-cysten met levende inhoud. Overige bloembolgewassen Alle geslachten en soortnamen genoemd in bijlage 2 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 die niet vallen onder de licht gereguleerde gewassen Officieel onderzoek: Onderzoek dat wordt uitgevoerd, door een keuringsdienst, met het doel het verkrijgen van een AMonderzoeksverklaring. In geval van bemonstering van besmetverklaarde perceelsgedeelten, met de bedoeling de besmetverklaring op te heffen. Het onderzoek omvat bij aantreffen van het aardappelcystenaaltje tevens een soortbepaling. Het onderzoek wordt afhankelijk van de bemonsteringshistorie op het perceel uitgevoerd met een volume van 600ml./ha of 1500ml./ha. Onderzoeksperceel: Geografische afbakening op één kavel waarop grondmonsteronderzoek plaatsvindt of heeft gevonden. Een onderzoeksperceel bestaat uit één of meer bemonsteringspercelen. Onderzoeksverklaring AM: Een document, dat aan de eisen van dit protocol voldoet, afgegeven door een keuringsdienst. Uit dit document blijkt dat - op basis van officieel onderzoek van grondmonsters, in overéénstemming met Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 - een nader aangeduid terrein vrij is bevonden van een levende besmetting met het aardappelcysteaaltje. Productgroep: Verzameling producten met overéénkomstige eigenschappen: bijvoorbeeld bloembollen (omvat de bolen knolgewassen met siereigenschappen), boomkwekerij (omvat alle boomgewassen en vaste planten), groenteplanten (omvat alle plantmateriaal van alle groentegewassen), aardappelen (omvat alle aardappelen met alle gebruiksdoelen). AM2015 1 Pagina 8 van 36 01-07-2015

Veiligheidszone: Terrein, gelegen tussen 2 afgebakende besmette oppervlakten, dat besmet verklaard wordt indien de afstand tussen deze oppervlakten minder dan 27 meter bedraagt. Verklaring perceelshistorie AM Een document, dat aan de eisen van dit protocol voldoet, afgegeven door een keuringsdienst. Uit dit document blijkt, dat - op basis van officieel onderzoek naar de historie van het perceel, in overéénstemming met Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 voor een nader aangeduid terrein het risico op de aanwezigheid van een levende besmetting met het aardappelcysteaaltje zodanig klein is, dat er geen risico geacht wordt te bestaan voor de verspreiding van AM bij de teelt van licht gereguleerde gewassen. Voor opplant bestemde planten ook aangeduid als uitgangsmateriaal en/of voortkwekingsmateriaal : Planten die reeds zijn geplant en zijn bestemd om geplant te blijven of om opnieuw te worden geplant of planten die nog niet zijn geplant maar bestemd zijn om nadien te worden geplant. NB. Met de begrippen Uitgangsmateriaal of voortkwekingsmateriaal wordt hetzelfde bedoeld als voor opplant bestemde planten en hebben daarom in het kader van dit protocol dezelfde betekenis.. In het kader van dit protocol dient onder voor opplant bestemde planten te worden verstaan, de planten zoals vermeld in bijlage 1 van Richtlijn 2007/33/EG, te weten - pootaardappelen - waardplanten met wortels van, Lycopersicon lycopersicum, Capsicum spp. en Solanum melongena. - planten met wortels van Allium porrum, Beta vulgaris, Brassica spp., Fragaria spp. en Asparagus officinalis. - In grond geteelde bollen, knollen en wortelstokken, met uitzondering van diegene waarvan uit de verpakking of op andere wijze duidelijk blijkt dat deze niet bestemd zijn voor verkoop aan professionele (eind)gebruikers betrokken bij de teelt van planten, van Allium ascolonicum, Alium cepa, Dahlia spp., Gladiolus Tourn., Hyacinthus spp., Iris spp., Lilium spp., Narcissus en Tulipa. In het kader van dit protocol worden overige bloembolgewassen ook tot de voor opplant bestemde planten gerekend. Waardplanten: Waardplanten van het aardappelcysteaaltje. In het kader van dit protocol zijn daartoe te rekenen; aardappel, aubergine, tomaat, paprika en peper (en andere Capsicum soorten). AM2015 1 Pagina 9 van 36 01-07-2015

3. Aanvragen van het grondonderzoek 3.1 Beoordelen recht op het lage monstervolume 1. Er wordt een grondmonster genomen met een standaardvolume van ten minste 1500 ml grond/ha. Van het standaardvolume mag worden afgeweken, mits voldaan wordt aan de onder par. 3.1 3. genoemde criteria. Het volume dient dan 600ml grond/ha. te zijn, 2. De beoordeling van het recht op het verlaagde bemonsteringsvolume dient plaats te vinden voorafgaande aan de bemonstering in het veld. N.B. Afgegeven Onderzoeksverklaringen AM voldoen hiermee altijd aan de EU eisen m.b.t. het bemonsteringsvolume. 3. In de volgende situaties mag een AM 600 ml bemonsteringsperceel worden toegepast. a. (deel van een) Perceel waarvoor vanaf 2004 tweemaal een Onderzoeksverklaring AM is afgegeven zonder dat nadien of tussentijds een besmetting met AM is geconstateerd of er sprake is geweest van een andere aardappelteelt dan pootgoedteelt. b. (deel van een) Perceel waar vanaf 2004 tweemaal pootgoed is geteeld zonder dat nadien of tussentijds een besmetting met AM is geconstateerd of er sprake is geweest van een andere aardappelteelt. c. (deel van een) Perceel waar vanaf 2004 éénmaal pootgoed is geteeld zonder dat nadien een besmetting met AM is geconstateerd of er sprake is geweest van een andere aardappelteelt en waarvoor aangetoond kan worden dat bij de laatste bemonstering geen cysten met dode inhoud zijn aangetroffen. d. (deel van een) Perceel) waar vanaf 2004 éénmaal pootgoed is geteeld na een periode waarin minimaal zes jaar geen aardappels zijn geteeld zonder dat nadien of tussentijds een besmetting met AM is geconstateerd of er sprake is geweest van een andere aardappelteelt. Deze situaties zijn ook weergegeven in het door de NVWA Divisie Landbouw & Natuur op haar website gepubliceerde schema bemonsteringsintensiteit. 4. De bemonstering met het volume van 600 ml/ha dient te worden toegepast op bemonsteringspercelen, die minimaal 1 ha groot zijn of op het gehele onderzoeksperceel, indien dit kleiner is dan 1 ha. De keuringsdienst is gerechtigd om deze oppervlakte te vergroten indien dit uitvoeringstechnisch wenselijk is. 5. Bemonstering op AM besmette percelen dient uitgevoerd te worden met een standaardvolume van tenminste 1500ml grond/ha. 6. Bij de beoordeling van het recht op het verlaagde bemonsteringsvolume mag gebruik gemaakt te worden van de volgende gegevens en informatiebronnen: a. De AM-viewer: 1. kaartlaag AM (besmettingen) kleur van de besmetverklaring in de kaartlaag AM ; rood betekent dat het besmette perceel sinds het opleggen niet gewijzigd is, geel betekent dat het besmette perceel sinds het besmetverklaren is aangepast vanwege één of meer officiële grondmonsteronderzoeken. 2. Kaartlaag bemonsteringsregime. b. de kaarten van besmetverklaringen, die de NVWA Divisie Landbouw & Natuur zowel aan de gebruiksgerechtigde van het terrein heeft verstrekt als bijlage bij de besmetverklaring als aan de keuringsdienst ter beschikking heeft gesteld, c. Onderzoeksverklaringen AM. d. Uitslagen van officieel grondonderzoek. e. Aangiftes van teler in kader van Basisregistratie percelen (BRP) vanaf het jaar 2004. AM2015 1 Pagina 10 van 36 01-07-2015

f. Registratie van al eerder beoordeeld recht op de verlaagde bemonsterings-intensiteit in combinatie met andere hiervoor genoemde gegevens waaruit blijkt dat dit recht niet verloren is gegaan. 7. De keuringsdienst houdt registraties bij van de beoordeling van het recht op een verlaagde bemonsteringsintensiteit. Hierbij wordt minimaal vastgelegd op grond van welke gegevensbron(nen) (zie 6 a t/m f) het bemonsteringsvolume is verlaagd. 8. In geval van teelt van andere aardappelen 1 dan (NAK)pootaardappelen, kan deze teelt bij de toepassing van de criteria voor het beoordeling van het recht op een verlaagde bemonsteringsvolume gelijk gesteld worden aan een teelt van pootaardappelen, mits deze teelt plaatsvindt op een (deel van het) perceel waarvoor de teler beschikt over een geldige Onderzoeksverklaring AM. De keuringsdienst beschikt over een procedure, waar telers deze situatie kunnen melden. De procedure draagt ervoor zorg dat: a. De keuringsdienst genoemde melding controleert volgens de in par. 7.2 van dit protocol genoemde criteria. b. De keuringsdienst de onderzoekverklaring inneemt volgens par. 7.3 van dit protocol. c. De keuringsdienst vastlegt voor welke (deel van het) perceel het recht van bemonstering op het niveau van 600 ml behouden blijft ondanks de teelt van consumptieaardappelen. 3.2 Aanvragen van officieel onderzoek AM ten behoeve van afgifte Onderzoeksverklaring AM. 1. De aanvrager van het AM onderzoek is ervoor verantwoordelijk, dat: a. Bemonsteringspercelen correct zijn gelokaliseerd. b. Op deze bemonsteringspercelen alleen het verlaagde bemonsteringsvolume wordt toegepast, indien voldaan wordt aan de hiervoor geldende criteria. c. Opdrachten voor officieel grondonderzoek ten behoeve van het verkrijgen van een onderzoekverklaring dienen te worden uitgevoerd op bemonsteringspercelen, niet zijn de besmette percelen, zodat wordt voorkomen dat Onderzoeksverklaringen AM worden afgegeven voor kaveldelen, waarop een besmetverklaring van kracht is. 2. De keuringsdienst beschikt over een procedure en bijbehorend informatie-materiaal en aanvraagformulieren, waarmee ervoor zorg gedragen wordt dat: a. De teler kennis kan nemen van de in par. 3.2 1. genoemde verantwoordelijkheid. b. De teler kennis kan nemen van de in par. 3.1 6. genoemde gegevens, die gebruikt mogen worden bij het bepalen van het recht op een verlaagde bemonsteringsintensiteit c. De teler kennis kan nemen van de regels die gelden voor de nauwkeurigheid van het positioneren van bemonsteringspercelen. d. De teler kennis kan nemen, dat hij/zij dient te controleren dat de gegevens, die de keuringsdienst gebruikt bij het vaststellen van de positie en te hanteren bemonsteringsvolume overeenkomen met de daadwerkelijke perceelshistorie. e. De teler schriftelijk verklaard dat de relevante AM-historie én teeltinformatie van het onderzoeksperceel, noodzakelijk voor de beoordeling van het monstervolume en positionering van bemonsteringspercelen, correct zijn en op waarheid berusten. 3. De keuringsdienst neemt alleen aanvragen voor grondonderzoek in behandeling, waarvan is vastgesteld dat: a. Eventueel aanwezige AM besmette percelen op het onderzoeksperceel als zodanig zijn geïdentificeerd en juist zijn gepositioneerd in de aanvraag. b. AM 600 ml. bemonsteringspercelen voldoen aan de in par. 3.1.3. gestelde eisen. 4. De keuringsdienst registreert voor elk te onderscheiden bemonsteringsperceel welk monstervolume van toepassing is. 1 andere aardappelen: consumptie-, zetmeel-, ATR en TBM aardappelen AM2015 1 Pagina 11 van 36 01-07-2015

5. De keuringsdienst registreert voor elk AM 600 bemonsteringsperceel op grond van welke document of bewijs is vastgesteld, dat aan de criteria voor het verlaagde bemonsteringsvolume is voldaan. Indien gebruik gemaakt is van de AM viewer, hoeft dit niet te worden geregistreerd. 6. Indien er sprake is van de aanwezigheid van één of meer besmette percelen op of gelegen direct naast het te bemonsteren onderzoeksperceel, dient de keuringsdienst deze te positioneren op basis van de in par. 4.1 2. genoemde gegevens, zo nodig aangevuld met de gegevens die door de keuringsdienst gebruikt zijn voor de melding van het besmette perceel aan de NVWA Divisie Landbouw & Natuur. 3.3 Aanvragen onderzoek op AM besmette percelen ten behoeve van opheffen besmetverklaring 1. Er gelden regels voor het recht tot het laten uitvoeren van grondmonster-onderzoek ten behoeve van het opheffen van een besmetverklaring (zie het informatiepakket AM). 2. Opdrachten voor officieel grondonderzoek op besmette percelen dienen als zodanig te worden aangevraagd, geregistreerd en verwerkt. 3. De eigenaar of langdurig gebruiksgerechtigde van de grond of een door deze personen daartoe gemachtigde mag alleen officieel onderzoek op besmette percelen laten uitvoeren, indien daar recht op bestaat. 4. Het te bemonsteren besmette perceel dient in zijn geheel te worden bemonsterd. 5. Op het gestelde in par. 3.3 4. geldt een uitzondering voor bemonsteringen op besmette percelen, waarbij een aanwezige besmetverklaring niet over de volledige bewerkingsrichting van het perceel is opgelegd en tevens voor lange percelen /kavels waar meerdere bemonsteringsstroken achter elkaar liggen én de besmetverklaring slechts over lengte van één bemonsteringsstrook is opgelegd. In deze gevallen dient de bemonstering niet alleen op het besmette perceel maar ook over de resterende delen van de bemonsteringstrook te worden uitgevoerd. Bij het besmet zijn van een monster wordt de besmetverklaring over de gehele lengte van het bemonsteringsperceel opgelegd. Bij vrijgave kan voor de gehele lengte een Onderzoeksverklaring AM worden verstrekt. N.B. Bij toepassing van deze aanpak worden grillige patronen van besmettingen, die in het verleden ontstaan zijn door bemonstering in blokken,weggewerkt. 6. De keuringsdienst voert slechts onderzoek uit op een besmet perceel indien daar recht toe aanwezig is. De keuringsdienst controleert daartoe bij een aanvraag voor bemonstering of deze uitgevoerd wordt op een besmet perceel én in geval deze uitgevoerd moet worden op een besmet perceel of er recht op bemonstering aanwezig is. De keuringsdienst maakt, voor deze controle gebruik van de in de AM-viewer beschikbare kaartlaag AM. De keuringsdienst doet deze controle met de AM-viewer, vanaf het moment dat de AM-laag voor dit doel geschikt gemaakt is. (aanpassing met wachttermijnen is hiervoor noodzakelijk). 3.4 Regels voor het vaststellen van het recht op grondonderzoek op Am-besmette percelen. Grondonderzoek op besmette percelen (zie ook par. 3.3. 6), mag uitsluitend worden uitgevoerd indien daarvoor door de teler recht is verkregen. De keuringsdienst stelt vast of het recht op bemonstering van het besmette perceel verkregen is. De keuringsdienst voert uitsluitend bemonsteringen op besmette terreinen uit, nadat vastgesteld is dat het recht op bemonstering aanwezig is. AM2015 1 Pagina 12 van 36 01-07-2015

Recht op bemonstering kan op de volgende wijzen worden verkregen: a. Een wachtperiode van tenminste zes jaar na hetzij de laatste vondst van het aardappelcysteaaltje op het perceel, hetzij na de oogst van de laatste aardappelteelt. b. Een wachtperiode van minimaal drie jaar na hetzij de laatste vondst van het aardappelcysteaaltje op het besmette perceel, hetzij na de oogst van de laatste aardappelteelt, mits een officieel goedgekeurde (en door de NVWA Divisie Landbouw & Natuur geregistreerde) bestrijdingsmaatregel is uitgevoerd. Daarbij geldt dat de teelt van een (passend) AM-resistent ras als bestrijdingsmaatregel of aardappelen geteeld als vanggewas niet gerekend worden als teelt van aardappelen. Hulpmiddelen voor het bepalen of aan de voorwaarden voor bemonstering op een besmet perceel wordt voldaan zijn het Informatiedocument aardappelmoeheid en het NVWA Divisie Landbouw & Natuur -document Bepalen van de bemonsteringsintensiteit en wachtperiode. Deze documenten zijn aanwezig op de NVWA-website: www.vwa.nl onder Overzichten van Plant /Plantenziekten en Plagen / aardappelmoeheid / Besmetverklaring/ Verwante informatie AM2015 1 Pagina 13 van 36 01-07-2015

4. Uitvoeren bemonstering 4.1 Bemonstering 1. De keuringsdienst hanteert bij het inmeten van bemonsteringspercelen en bemonsteringsstroken in het veld een methode, die een onnauwkeurigheid (d.w.z., een maximaal toegestane afwijking) kent van maximaal 3 meter. 2. De keuringsdienst hanteert bij het positioneren van bemonsteringspercelen de maatvoeringen, zoals vastgelegd op officiële kaarten. Dit houdt in: a. Voor de positionering van bemonsteringen rondom een besmetverklaring: de kaart die behoort bij deze besmetverklaring. b. Voor de positionering van de bemonstering van een AM besmet perceel: de kaart die behoort bij deze besmetverklaring. c. Voor de positionering van een 600 ml bemonsteringsperceel naast een terrein dat op 1500 ml moet worden bemonsterd omdat hier een inmiddels opgeheven besmetverklaring ligt: de kaart die behoort bij de opgeheven besmetverklaring (indien twijfel over opgave teler). 3. De toegepaste methoden voor bemonstering dienen te voldoen aan de volgende eisen: a. Bij het standaardvolume van 1500ml grond/ha, wordt een grondmonster genomen dat wordt samengesteld uit ten minste 100 boormonsters/ha, bij voorkeur genomen in een rechthoekig raster van minimaal 5m breed en maximaal 20m lang tussen de bemonsteringspunten, dat het gehele bemonsteringsperceel omvat. b. De bemonstering resulteert in een monstergrootte van 500ml per 1/3 ha. bij het standaardvolume en 200ml per 1/3 ha. of 600ml per ha. bij het verlaagde volume. c. Het volledige monster wordt gebruikt voor verder onderzoek, d.w.z. extractie van cysten, identificatie van de soort en, in voorkomend geval, bepaling van het pathotype of de virulentiegroep; 4. Bij bemonstering in het aardappelgewas dient er 500 ml grond per 1/3 ha te worden verzameld door in de ruggen minimaal 60 steken te nemen van 12,5 cm. diepte volgens een vergelijkbaar patroon zoals hiervoor genoemd. 5. Voor de monstername geldt dat een monster niet afkomstig mag zijn van zowel een besmet perceel als een AM vrij perceel. ( De grenzen van besmet verklaard en niet besmet verklaard terrein worden bij het nemen van een monster ten alle tijde gerespecteerd) 6. Het monster dient in stroken genomen te worden, die gelegen zijn in de bewerkingsrichting van de aardappelteelt. De keuringsdienst beschikt over vastgestelde werkwijzen om te bepalen welke bewerkingsrichting door de teler gehanteerd wordt. Bij lange kavels kan er sprake zijn van meerdere, achter elkaar gelegen bemonsteringsstroken. In dit geval dient de lengte van deze stroken minimaal 250 meter te bedragen. Teeltvrije zones en akkerranden dienen bij de bemonstering meegenomen te worden. 7. De bemonstering dient voorafgaande aan het poten, planten of zaaien te worden uitgevoerd. Bij uitzondering is bemonstering tijdens de teelt toegestaan. Bemonstering is daarbij toegestaan tot maximaal 1 maand na de (eind)datum voor aangifte van de keuring. Voor pootaardappelen geldt bovendien: bemonstering van een aardappelperceel na het poten is slechts toegestaan tot het tijdstip dat 90% van de aardappelplanten is opgekomen. 8. In geval een bemonstering is uitgevoerd, op een besmet perceel waarvoor geen recht op bemonstering is verkregen, worden de betreffende grondmonsters niet aan een verder onderzoek onderworpen. Indien in dergelijk geval het laboratoriumonderzoek al heeft AM2015 1 Pagina 14 van 36 01-07-2015

plaatsgevonden, worden de resultaten daarvan, ongeacht de uitslag(en), niet verder in behandeling genomen of herroepen. De bemonstering dient als niet uitgevoerd beschouwd te worden. 9. Voor monsters genomen in het kader van officieel AM-onderzoek is geen verzegeling vereist, zoals genoemd in het Uitvoeringsprotocol hoofdstuk 7 par.3.1, indien de monsters door de keuringsdienst zelf worden genomen, behandeld, opgeslagen, vervoerd en afgeleverd bij het onderzoekende laboratorium. Daarbij geldt dat op andere wijze geborgd dient te zijn dat de monsters niet vermengd kunnen raken. AM2015 1 Pagina 15 van 36 01-07-2015

5. Analyse van monsters 5.1 Validatie Validatie van toegepaste extractie en identificatie methode(n). De toegepaste methoden voor onderzoek dienen volgens de nationale validatierichtlijn ( zie website NVWA) te zijn gevalideerd tegen de volgende eisen: a) Het gehele monster wordt opgespoeld. b) De cysten worden minimaal geïdentificeerd op soortniveau. Identificatie vindt plaats overéénkomstig het EPPO diagnostisch protocol PM 7/40(2) Globodera rostochiensis and Globodera pallida (Eppo bulletin 34) volgens onderstaande aanwijzingen. 5.2 Melding soortonderzoek Melding van de soort vindt overéénkomstig het resultaat van het soortonderzoek plaats als Globodera rostochiensis, Globodera pallida en Mengpopulatie. De melding vindt plaats middels de Melding besmet terrein AM en de Melding bemonstering op AM-besmet terrein en is daarbij eenduidig gekoppeld aan het bijbehorende AM besmette perceel. 5.3 Identificatie van cysten Bij aantreffen van cysten met levende inhoud vindt identificatie van de soort plaats. De keuringsdienst verricht minimaal één soortonderzoek per onderzoeksperceel. Hiertoe wordt een representatief monster samengesteld met cysten, die afkomstig zijn van alle bemonsteringsstroken van dit onderzoeksperceel, waarin een besmetting is aangetroffen. Het is toegestaan meerdere soortonderzoeken uit te voeren op een onderzoeksperceel, waarbij ervoor gezorgd dient te worden, dat elke soortbepaling betrekking heeft op een aaneengesloten deel van het onderzoeksperceel met een oppervlakte van minimaal 3 ha. Indien op een melding besmet perceel afwijkende uitslagen van soortonderzoeken worden doorgegeven, dient de begeleidende schets eenduidig weer te geven op welke perceelsdeel de uitslagen betrekking hebben. 5.4 Onderscheid van levende en dode inhoud. Levende en dode inhoud van cysten van het aardappelcysteaaltje worden onderscheiden met behulp van de tabel PPO-AGV 2007: Kenmerken van levende en dode eieren en juvenielen van het aardappelcysteaaltje. Indien een andere methode wordt toegepast, dient deze gevalideerd te zijn volgens de nationale validatierichtlijn en met deze methode dienen minimaal dezelfde resultaten behaald te worden als met de vermelde methode. AM2015 1 Pagina 16 van 36 01-07-2015

6. Afbakening vrij en besmet perceel na bemonstering 6.1 Afbakening in geval van besmette monsters, bij bemonstering ten behoeve van het verkrijgen van een Onderzoeksverklaring AM. Het onder par. 6.3 als besmet aan te duiden deel van de kavel wordt vastgesteld door het toepassen van de volgende afbakeningsregels: 1. aan weerszijden (lengterichting) van de besmet bevonden bemonsteringsstrook wordt een strook van 16m tot het besmette perceel gerekend. 2. In voorkomend geval vindt afbakening buiten het onderzoeksperceel plaats (gewasgrenzen kunnen overschreden worden). 3. Afbakening vindt niet plaats over bestendige fysieke grenzen en bestendige gebruikersgrenzen, voor zover deze voldoen aan de gestelde criteria. 4. In geval er 2 of meer bemonsteringsstroken in de lengterichting van het onderzoeksperceel (achter elkaar zijn gelegen, vindt er tevens afbakening plaats in de lengterichting. Daarbij bedraagt deze afstand aan beide zijden van de bemonsteringsstrook in de lengterichting 111 meter, bij een strooklengte van 250 meter of meer. Bij stroken gelegen aan het begin of eind van een kavel vindt deze afbakening slechts aan één zijde van de bemonsteringsstrook plaats 5. Is de afstand tussen de besmette delen minder dan 27m, wordt de tussenliggende oppervlakte door als veiligheidszone aangemerkt en tot het besmette perceel gerekend. Daarmee worden beide (of meerdere) vlakken tot 1 besmet perceel samengevoegd. De NAK verstrekt de hiervoor benodigde informatie aan de NVWA, zodanig dat op eenvoudige wijze de veiligheidszone(s) door de NVWA gelocaliseerd kunnen worden. 6. Indien er na toepassing van de bij punt 1 t/m 5 genoemde regel smalle strookjes overblijven tussen het afgebakende terrein en de grenzen van het geografische perceel, worden deze strookjes bij het AM besmette perceel getrokken. Genoemde stroken mogen maximaal 11 meter breed zijn. 6.2 Aanvullende bepalingen bij afbakening. 1. Bij de afbakening van besmettingen hanteert de keuringsdienst de volgende aanvullende bepalingen: a. Met behulp van de kaartlaag AM besmette percelen beoordeelt de keuringsdienst of er op de kavel AM besmette percelen aanwezig zijn. b. Afbakening vindt niet plaats over een bestendige grens, voor zoverre deze grenzen bepaald kunnen worden op basis van door de NVWA Divisie Landbouw & Natuur beschikbaar gestelde gegevens en kaartlagen of indien de situatie in het veld afwijkt van de informatie op de kaart- door de monsternemer in het veld geconstateerd zijn en door hem/haar gespecificeerd zijn op de bij de bemonstering gebruikte kaart. c. In geval het resultaat van een bemonstering, ná toevoeging van de afbakening, leidt tot meerdere nabij gelegen besmette delen, bepaalt de keuringsdienst de vrije ruimte tussen de besmette delen. De keuringsdienst vermeld de afstand tussen de besmette delen in meters op de schets bestemd voor de NVWA Divisie Landbouw & Natuur. d. De keuringsdienst past de hiervoor beschreven afstandsregel én afstandsvermelding op de melding Am besmet perceel eveneens toe bij op de kavel al aanwezige besmette percelen. Hiertoe maakt de keuringsdienst gebruik van de kaarten van de betreffende besmetverklaring(en) en gaat daarbij uit van de daarop vermelde afstanden en maten. e. Constateert de keuringsdienst dat na toepassen van de afbakeningsregels dat het nieuw te vormen AM besmette perceel gedeeltelijk overlapt met één of meer al op het kaveldeel aanwezige AM besmette percelen, dan bakent de keuringsdienst de aangetroffen besmetting af tot de grens van het al aanwezige Am-besmette perceel. De grens van de bestaande besmetverklaringen wordt niet overschreden. Een uitzondering hierop is de AM2015 1 Pagina 17 van 36 01-07-2015

situatie dat de bestaande besmetverklaring zodanig klein van omvang is, dat bij toepassing van de afbakening met 16 meter de volledige bestaande besmetverklaring wordt overlapt. De afbakening met 16 meter wordt dan toegepast en de bestaande besmetverklaring wordt door de NVWA geannuleerd. 2. Als hulpmiddel bij het vaststellen van het besmette perceel kan dienen: het document Afbakening besmettingen bij bemonstering ten behoeve van Onderzoeksverklaring AM http://www.vwa.nl : (onder Overzichten van.. Plant /Plantenziekten en Plagen / Aardappelmoeheid / Besmetverklaringen / Verwante informatie) 3. Delen van het onderzoeksperceel, waar geen levende besmetting is aangetroffen of die na het toepassen van de afbakeningsregels niet als besmet moeten worden aangemerkt, kunnen als vrij van AM worden beschouwd. De keuringsdienst mag voor de vrij bevonden delen een Onderzoeksverklaring AM afgeven, zoals weergegeven in hoofdstuk 7 van dit protocol. 6.3 Bepalen van het AM vrije en/of AM besmette deel na bemonstering op besmet terrein 4. Bij het geheel of gedeeltelijk opheffen van besmetverklaringen worden de volgende afbakeningsregels toegepast: a. Uitgangspunt is het AM besmette perceel (afmetingen) ten tijde van het grondmonsteronderzoek. b. Indien bij bemonstering van een besmet perceel geen cysten met levende inhoud worden aangetroffen, heft de NVWA Divisie Landbouw & Natuur de besmetverklaring in zijn geheel op. c. Indien bij bemonstering van een besmet perceel in één of meer bemonsteringstroken cysten met een levende inhoud worden aangetroffen, worden de afbakeningsregels toegepast zoals weergegeven in par. 6.1. d. Voor bemonstering van besmette percelen die besmetverklaard zijn vóór 1 juli 2010 geldt in geval van aantreffen van AM besmetting dat afbakening plaats vindt met een breedte van 16m, daarbij wordt de oude buffer (van 6m) aan de buitenzijde(n) van het besmetverklaarde perceel vergroot tot een afbakening van 16m (= 10m toevoegen). e. Als hulpmiddel bij het afbakenen na het uitvoeren van bemonsteringen op besmette percelen kan het document Afbakenen van besmettingen bij bemonsteringen op een AM-besmet perceel gebruikt worden. ( http://www.vwa.nl : onder Overzichten van.. Plant /Plantenziekten en Plagen / Aardappelmoeheid / Besmetverklaringen / Verwante informatie) AM2015 1 Pagina 18 van 36 01-07-2015

7. Verstrekken en beoordelen Onderzoeksverklaring AM 7.1 Afgifte Onderzoeksverklaring AM. 1. Bij bemonsteringen ten behoeve van het verkrijgen van een Onderzoeksverklaring AM, geeft de keuringsdienst de AM vrij bevonden delen van het onderzoeksperceel een Onderzoeksverklaring AM af aan de aanvrager van het onderzoek. Met deze verklaring wordt officieel verklaard dat dit deel van de kavel vrij is bevonden van besmetting met het aardappelcysteaaltje. 2. Op de Onderzoeksverklaring AM zijn de volgende eisen van toepassing: a. De Onderzoeksverklaring AM geeft ondubbelzinnig aan op welk deel van de kavel de grondmonsters betrekking hebben, die vrij bevonden zijn van het aardappelcystenaaltje (zie ook bijlage 1). b. De Onderzoeksverklaring AM geeft de informatie weer zoals vermeld in bijlage 1 van dit protocol. c. Een Onderzoeksverklaring AM biedt de mogelijkheid om ondubbelzinnig en met een maximale onnauwkeurigheid van 3 meter het Am vrije perceel, waarop de verklaring betrekking heeft, te plaatsen (zie par. 4.1). d. Een Onderzoeksverklaring AM is onlosmakelijk verbonden met de aanduiding van de kavel. e. Een Onderzoeksverklaring AM heeft een uniek kenmerk. 3. Bij de afgifte van de Onderzoeksverklaring AM neemt de keuringsdienst de volgende regels in acht: a. Een Onderzoeksverklaring AM wordt voorzien van een stempel van de keuringsdienst die de Onderzoeksverklaring AM afgeeft (officieel waarmerkstempel of vergelijkbaar) b. Het origineel van een Onderzoeksverklaring AM wordt slechts éénmaal afgegeven. c. Indien binnen het onderzoeksperceel één of meer besmette monsters voorkomen, wordt geen Onderzoeksverklaring AM afgegeven voor de besmet bevonden bemonsteringstroken alsmede de zone die na toepassing van de regels voor afbakening (zie par. 6.3) tot het besmette perceel moet worden gerekend. AM vrije percelen, die gelegen zijn tussen (nieuwe of bestaande) AM besmette percelen hebben dus een breedte van minimaal 27m. 7.2 Criteria geldigheid onderzoekverklaringen 1. De Onderzoeksverklaringen AM waar, op het terrein waarvoor deze zijn afgegeven, ná de afgifte aantoonbaar geen teelt van aardappelen of andere waardplanten heeft plaatsgevonden en die voldoen aan de bij 2 genoemde criteria kunnen als geldig worden beschouwd. 2. Onderzoeksverklaringen AM die aan de volgende kenmerken voldoen kunnen als geldig worden beschouwd: a. Onderzoeksverklaringen AM die zijn afgegeven op basis van bemonstering, die is uitgevoerd vóór 1 juli 2010. NB. Deze bemonstering is met 600 ml/ha uitgevoerd. In kader van overgangsbepalingen geldt deze verklaring ook voor situaties, waarbij - bij bemonstering na 1 juli 2010 - een intensiteit van 1500 ml zou moeten worden gebruikt. b. Onderzoeksverklaringen AM, die voor de hierna vermelde data zijn afgegeven of zijn verlengd door een van de volgende organisaties, met inachtneming van het gestelde bij punt a: Afgegeven t/m 1 juli 2008: BLGG HLB AM2015 1 Pagina 19 van 36 01-07-2015

NAK AGRO Nederland BV Nemacontrol ROBA Plantenziektenkundige Dienst Afgegeven t/m 1 juli 2009: De Groene Vlieg 3. Indien een Onderzoeksverklaring AM is afgeven, waarbij de bemonstering heeft plaatsgevonden in het lopende bemonsteringsjaar is geen aanvullend onderzoek nodig naar de teelt van waardplanten. 4. Indien een Onderzoeksverklaring AM eerder is afgegeven dan het lopende bemonsteringsjaar, is de Onderzoeksverklaring AM alleen geldig indien er geen teelt van waardplanten heeft plaatsgevonden in de voorgaande bemonsteringsjaren of na de laatste bemonstering. Het onderzoek naar de teelt van waardplanten kan als volgt en/of met behulp van de volgende informatie worden uitgevoerd: a. Registraties van waarnemingen gedurende het groeiseizoen van aardappelen en andere waardplanten door inspecteurs van de keuringsdienst b. Gegevens uit de (voormalige) officiële aardappelkartering die in opdracht van het Hoofd Productschap akkerbouw is uitgevoerd; c. Door de telers verstrekte gegevens aan DR ten behoeve van de Basis Registratie Percelen (BRP); d. Registraties van de keuringsdienst van de ligging van percelen die in de keuring zijn opgenomen (geweest). e. Registraties van aardappelteelten van DR, die toegangelijk zijn gemaakt met behulp van de AM-viewer. 5. De bij 4 genoemde beoordeling van de teelt van waardplanten dient te worden geregistreerd op één van de hierna vermelde wijzen: a. Op de Onderzoeksverklaring AM zelf met vermelding van de datum van onderzoek, een verwijzing naar de gebruikte methoden van onderzoek of gebruikte informatiebron (zie boven a t/m e), de naam van de medewerker en de naam van de keuringsdienst, waarbij er een officieel stempel wordt geplaatst. b. Een andersoortige registratie met vermelding van de hiervoor bij a. genoemde gegevens, indien de beoordeling plaatsvindt in combinatie met de aangifte van een gewas, zie hoofdstuk 9. 6. Indien blijkt dat voor een deel van een kavel meerdere Onderzoeksverklaringen AM zijn verstrekt met bemonsteringsdata tussen 1 juli en 30 juni van het daarop volgende jaar, dan is het mogelijk dat deze kaveldelen meer dan 1x in hetzelfde jaar zijn bemonsterd. Omdat dit niet is toegestaan, meldt de keuringsdienst deze situaties bij de NVWA Divisie Landbouw & Natuur zodat deze kan nagaan of hier sprake is geweest van ongeoorloofd handelen. 7.3 Intrekken en vervangen van Onderzoeksverklaringen AM 1. Constateert de keuringsdienst, dat op een perceel waarvoor een Onderzoeksverklaring AM is afgegeven (geheel of gedeeltelijk) teelt van aardappelen plaatsheeft of heeft gevonden, dan trekt de keuringsdienst de onderzoeksverklaring in en maakt deze ongeldig. De ingetrokken verklaringen dienen te worden gearchiveerd. 2. De keuringsdienst mag op verzoek een vervangende Onderzoeksverklaring AM afgeven. Afgifte van een vervangende verklaring is toegestaan indien uit een onderzoek is gebleken, dat er na de afgifte van de Onderzoeksverklaring AM of na de laatste verlenging geen AM2015 1 Pagina 20 van 36 01-07-2015

aardappelen of andere waardplanten van het aardappelcystenaaltje zijn geteeld op het (deel van het) onderzoeksperceel, waarvoor de verklaring is afgegeven. 3. Bij afgifte van een vervangende onderzoeksverklaring AM dient voldaan te worden aan de voorwaarden, die genoemd zijn in bijlage 1. Als datum van bemonstering wordt vermeld de meest recente datum van de onderzoeksverklaringenam, die vervangen worden. De datum van afgifte van de vervangende onderzoeksverklaring AM dient te worden vermeld. De nog geldige onderzoeksverklaringen AM die ten grondslag liggen aan de vervanging(en), dienen te worden ingenomen, ongeldig te worden gemaakt en te worden gearchiveerd. 4. Constateert de keuringsdienst, dat op een perceel waarvoor een Onderzoeksverklaring AM is afgegeven (geheel of gedeeltelijk) teelt van aardappelen plaatsheeft of heeft gevonden, dan geeft de keuringsdienst alleen voor het resterende deel een nieuwe Onderzoeksverklaring AM af. De oorspronkelijke verklaring wordt ingenomen. 5. Wijzigingen in de Onderzoeksverklaring AM worden gewaarmerkt, waarbij tevens de datum van wijziging wordt vermeld. Zonder aanpassing vervalt in een dergelijk geval de geldigheid van de gehele verklaring. 6. Constateert de keuringsdienst dat op een perceel waarvoor een onderzoeksverklaring AM is afgegeven, dat een partij uitgangsmateriaal is geplant afkomstig van een niet onderzocht of besmet perceel en dat die partij voor het planten niet onder toezicht van de keuringsdienst vrij van grond is gemaakt, dan: neemt de keuringsdienst de onderzoeksverklaring in en maakt deze ongeldig. De ingetrokken verklaringen worden gearchiveerd. past de keuringsdienst de AM status van het betreffende bedrijf aan indien dat van toepassing is (zie 10.3.4). 7.4 Afgifte Onderzoeksverklaring AM, na opheffen van een besmetverklaring 1. Is er sprake van een negatieve uitslag bij bemonstering op besmet terrein en is voldaan aan de andere criteria voor het opheffen van een besmetverklaring of delen daarvan, heft de NVWA Divisie Landbouw & Natuur de besmetverklaring (of delen daarvan) op. Nadat de NVWA Divisie Landbouw & Natuur een besmetverklaring (geheel of gedeeltelijk) heeft opgeheven en de keuringsdienst hiervan schriftelijk in kennis heeft gesteld, is de keuringsdienst gerechtigd een Onderzoeksverklaring AM te verstrekken voor de delen van het bemonsteringsperceel, waarvoor de NVWA Divisie Landbouw & Natuur de besmetverklaring heeft opgeheven. 7.5 Afgifte Verklaring perceelshistorie AM 1. Voor een verklaring perceelshistorie AM zijn de volgende criteria van toepassing: a. Op het perceel zijn de afgelopen 12 jaar geen aardappelen geteeld. Hierbij dient er vanuit gegaan te worden dat de laatste 12 teeltseizoenen volledig vrij van aardappelen zijn geweest. Verklaringen mogen vanaf 1 juli van het lopende teeltjaar verstrekt worden. b. Op het perceel is bij bemonsteringen in de afgelopen 12 jaar geen aardappelmoeheid aangetroffen (nader uit te werken, treedt vanaf teelt 2016 in werking). 2. Op de verklaring perceelshistorie AM zijn dezelfde criteria van toepassing als die voor een onderzoeksverklaring zoals genoemd in artikel 7.1. Voor de te verstrekken informatie is bijlage 4 van toepassing. 3. Bij de afgifte van de Verklaring perceelshistorie AM hanteert de keuringsdienst de volgende regels: AM2015 1 Pagina 21 van 36 01-07-2015