Maagdarmwormen bij biologisch rundvee

Vergelijkbare documenten
AANPAK EN PREVENTIE VAN LEVERBOT EN MAAGDARM- PARASIETEN

GD Tankmelk Worminfecties

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf

Aanpak en preventie van leverbot en maagdarm parasieten

(Ont)wormen? Schapenavond 2017

Voorwoord. Geachte lezer, Beste schapenliefhebber,

Wormbestrijding stal het Vossenbroek

Ei-uitscheiding Een volwassen leverbot kan per dag tot eieren produceren die via de gal met de mest worden uitgescheiden.

Paarden - Ontworming. Tel.: info@devallei.com

Opleiding mestonderzoek voor schapenhouders: deel 1

Appendix. Nederlandse Samenvatting

Bescherm uw huisdier en uw gezin

Weiden. Beweidingssystemen

Wormen bij schapen en geiten preventie monitoring ontwormen praktisch mestonderzoek

KANSEN BENUTTEN MET DEELWEIDEGANG

Weiden. Beweidingssystemen

Inzet van salmonellatesten in het plan van aanpak

Neveneffecten van wormenmiddelen bij vee in (natuur)gebieden

16 Preventieve maatregelen in de strijd tegen worminfecties

BVD, het aanpakken waard! Monique Driesse en Ruben Tolboom Januari 2015

Dierenkliniek De Morette

Impact van worminfecties op de algemene gezondheidsstatus van leghennen in niet-kooisystemen.

Ontwormen en mestonderzoek bij paarden

Livestock Research Jongveeopfok en weidegang Beweidingssystemen voor jongvee. Belang jongvee weiden? Beweiding van jongvee

Voor een goed. Voor een goed ontwormadvies. ontwormadvies. Wormen: niet te zien, wel te bestrijden!

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee

Op het diagram hieronder is schematisch weergegeven hoe de besmettingsroute van Neospora loopt. Bron: GD Diergezondheid

Robot & Weiden. Resultaten enquête 3

Nieuwsbrief februari Boerenavond donderdagavond 25 februari Studiegroep Voorstellen nieuwe dierenarts Sanne Journee

Controle van rondwormen onder de bedreiging van oprukkende resistentie PARASIETEN BIJ HET PAARD. Parasieten bij paarden: inleiding

Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen.

WAAR GAAT HET OM? DIERGENEESMIDDELEN. Veel diergeneesmiddelen zijn dodelijk voor vliegen kevers enzovoorts, en verstoren zo het bodemleven

: Natuurbeheer met (gehoede) schaapskuddes (2500 ooien) Begeleiding van schaapskuddes en schapenhouderijen

Grasklaver met kruiden in Vlaanderen, ervaringen uit onderzoek en praktijk. Luk Sobry Wim Govaerts

Frank Weersink

Omschakelen naar een biologisch melkveebedrijf

Kruidenrijk Grasland in de melkveehouderij

BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014

HippoSupport over Mestonderzoek 9 juni Eper Paardenvierdaagse

Microscopisch onderzoek

Silica colloïdalis anhydrica Natrii methylis parahydroxybenzoas Natrii propyl parahydroxybenzoas. Acidum citricum monohydricum

Focus op Leverbot. Praktische handleiding

Meer melk uit uw ruwvoer. Conserveringsmiddelen en broeiremmers

BESCHERM UW HUISDIER TEGEN. Lees hoe u kunt voorkomen. dat uw huisdier wordt besmet met deze vaak onzichtbare parasieten. Ontworm met MILPRO

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB minitoets bij opdracht 13

Compleet weiden Combi weiden Compact weiden. WeideKompas

Robot & Weiden. Resultaten enquête 2

Praktische kijk op droogstandsmanagement bij Vlaamse melkveebedrijven. Samenvattend rapport

Optimale biggen voeding Hoe verteerd een big en hoe kan ik hem daarbij helpen?

Vlooien zijn parasieten die leven van het bloed van een groot aantal warmbloedige dieren.

Vijf nieuwe innovatietrajecten voor weidegang

Gebruik chemische middelen bij vee in relatie tot biodiversiteit op (natuur)terreinen. Wormen, maden en vliegen bij runderen, paarden en schapen

Gebruik chemische middelen bij vee in relatie tot biodiversiteit op (natuur)terreinen. Wormen, maden en vliegen bij runderen, paarden en schapen

Biestmanagement op Vlaamse melkveebedrijven

Afwegingskader Opstallen - Weiden. Stichting Weidegang (missie) Programma

Onderwerp: preventie gezondheid bij paarden waarbij o.a. aan de orde kwamen het ontwormen, entingen en welke gevaren er zoal op de loer liggen.

Nieuwsbrief. > 04 winter voor ondernemende melkveehouders. Uw eerste keuze in uiergezondheid

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Geen systeemgebonden gezondheidsproblemen

Onder de huid Subcutaan s.c. Gebruikt bij veel medicijnen, In de ader Intraveneus i.v. Melkziekteinfuus in melkader

Ervaringen van een salmonella expert

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Nieuwsbrief Rundvee September 2018

Maximaal weidegras. Stripweiden A-B-A. Graslandkalender. Gras Arbeidsgemak Weidevakmanschap Melkproductie. Max. 2 koeien per ha

100-dagenaanpak. 365 dagen resultaat

Alles wat u moet weten over diarree bij kalveren

Nieuwsbrief Rundvee. April Inhoud:

'Teelt van voedergewassen voor dierlijke productie. 5 jaar CCBT onderzoek voor biologische herkauwers Luk Sobry (Wim Govaerts & Co cvba)

Magnesium in drinkwater voor weidende droge koeien

Spoelwormen leven in de darmen van honden en katten.

Besmet met IBR. Congres Gezonde melkveehouderij En hoe nu verder? copyright Gezondheidsdienst voor Dieren 1. Inhoud presentatie IBR

1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND

the total feed business Lammerenopfok ForFarmers Hans Kolk

Houd SARA buiten de deur. Jan Veling, GD Gezonde Melkveehouderij, 15 januari 2015

Omschakelen naar een biologisch rundveebedrijf

HippoSupport Mestonderzoek Suzanne Bijl

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT

INFOVOORMIDDAG HOUDEN EN VERZORGEN VAN PAARDEN. Verschillend bedrijf. Verschillend schema - vaccinatie - ontworming

DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012

Klik om stijl te bewerken

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst

VEENWEIDEN BEWEIDEN. meer kennis, meer kansen

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

Samenvatting. Samenvatting

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Weiden. Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze

Kalverdiarree voorkomen en aanpakken

Opleiding mestonderzoek voor schapenhouders: deel 2

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Nieuwsbrief 2015/3. Winterkwaaltjes en wintervoer

Van maaien..tot inkuilen

Robot & Weiden. Resultaten enquête 1

Biestvoorziening, waaróm is het zo belangrijk? Anja Smolenaars GD Dierenarts Herkauwersgezondheidszorg 15 januari 2015

Moderne grasmengsels voor circulaire melkveehouderij

Bijlage VMBO-GL en TL

Grasland Klas 1. Inkuilen

Effect van vaccinatie op samenstelling van biest en immuniteit

Valse meeldauw in zonnebloemen. Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm

Transcriptie:

Maagdarmwormen bij biologisch rundvee Luk Sobry (Wim Govaerts & co cvba) en Jo Vicca (Odisee) Besmettingen met maagdarmwormen zorgen voor een niet te onderschatten economisch verlies door melkproductieverlies, groeiachterstand van het jongvee en de hoge behandelingskosten. Voor Vlaamse melkveebedrijven wordt het economisch verlies geraamd op 38 euro/koe/jaar. Voor biologische bedrijven blijft weidegang belangrijk. Besmetting met maagdarmwormen in de weide is daarom een aandachtspunt. In de Vlaamse rundveehouderij is de lebmaagworm Ostertagia ostertagi de meest voorkomende parasiet, daarnaast veroorzaakt ook Cooperia oncophora ter hoogte van de dunne darm schade. In het CCBT project Knelpuntziekten in de biologische veehouderij worden manieren gezocht om schade door maagdarmwormen tot een minimum te beperken. De problematiek wordt in kaart gebracht via tankmelkscreening en op twee melkveebedrijven wordt een preventie- en behandelingsstrategie uitgewerkt. Tankmelkscreening Ostertagia Sinds enkele jaren is het relatief eenvoudig om via een analyse op antistoffen in de tankmelk een idee te krijgen van een parasitaire besmetting. Momenteel wordt die analyse aangeboden voor Ostertagia en leverbot (Fasciola hepatica). Het resultaat van een dergelijke analyse is een ODR waarde die een maat is voor het aantal antistoffen tegen Ostertagia die in de melk aanwezige zijn. Hoe hoger hoe meer contact met Ostertagia tijdens het grazen de voorbije maanden. Vanaf een ODR van 0,5 mag een effect op de melkgift worden verwacht. Uit onderzoek blijkt dat er een lineair verband is tussen de gemeten ODR en het verlies in melkproductie. (zie ook kader Diagnostiek Ostertagia) lage ODR het minst ontwormden, zij hielden de besmettingsdruk voornamelijk onder controle door een uitgekiend weidemanagement zoals regelmatig omweiden en maaien van de graaspercelen in het voorjaar. Bij bedrijven met een hoge ODR kwamen de dieren in het voorjaar vroeger in de weide en gingen ze in het najaar later op stal. In deze groep waren er ook meer bedrijven die standweiden toepasten. Levenscyclus Ostertagia Om de impact van een besmetting met Ostertagia en mogelijke preventiepistes duidelijk te maken is het interessant verder in te zoomen op de levenscyclus, deze bestaat uit een vrijlevende fase in de weide en een parasitaire fase in de gastheer (Figuur 2). Met de mest komen eitjes in het weiland terecht. In de mestflat ontwikkelen uit de eitjes de eerste stage larven (L1). Na vervellen ontstaat een L2 larve die zich verder ontwikkelt naar een infectueuze L3 larve. De ontwikkeling van ei tot L3 larve neemt onder gunstige omstandigheden (warm en vochtig) ongeveer twee weken in beslag. De L3 larven verspreiden zich daarna in het weiland, en bevinden zich dan op het gras, bovenaan de grastop. Vrijlevende L3 larven kunnen zich niet voeden en zijn afhankelijk van hun energiereserves om te overleven. In 2016 werd bij 14 Vlaamse bio-melkveebedrijven de tankmelk onderzocht op antistoffen tegen de lebmaagworm Ostertagia. In Figuur 1 worden de resultaten weergegeven, de screening in november geeft weer in welk mate de bedrijven in contact zijn geweest met Ostertagia tijdens het weideseizoen. Bij de helft van de bedrijven werd een ODR hoger dan 0,8 gemeten, wat overeenkomt met een productieverlies van meer dan 1 kg melk per koe per dag. Hoewel in de biologische melkveehouderij meer weidegang kan worden verwacht liggen de resultaten in lijn met de gangbare melkveehouderij. In een bachelorproef aan de Odisee hogeschool werd de ODR waarde voor Ostertagia via een enquête in verband gebracht met het weidebeheer. Uit de bevraging van 168 gangbare melkveehouders konden enkele interessante conclusies worden getrokken. Zo bleek dat bedrijven met een Figuur 1 : Ostertagia ODR waarden in de tankmelk van 14 biologische melkveebedrijven in 2016 in relatie tot het geschat effect op de melkproductie

Figuur 2: levenscyclus van Ostertagia (bron : Merial) Hogere temperaturen hebben een negatieve invloed op de overleving van de larven, ze zijn dan actiever waardoor hun energievoorraad sneller uitgeput geraakt. Bij temperaturen rond 5 graden kunnen de larven tot 500 dagen overleven. Vrijlevende L3 larven kunnen zo de winter overleven en terug actief worden in het voorjaar. Tijdens het grazen worden infectueuze L3 larven opgenomen door het rund. Ze dringen in de lebmaagwand de kliercrypten binnen (Zie Figuur 3). Hier vervellen ze verder tot L4 en L5 larven. De jonge volwassen wormen verlaten de kliercrypten en zetten hun ontwikkeling tot volwassen worm verder in het slijmvlies van de lebmaag. De volwassen wormen zullen na seksuele voortplanting vervolgens eieren produceren die de cyclus rondmaken. De periode tussen de L3 opname en eiuitscheiding in de mest bij een gewone cyclus duurt 21 dagen. reiken zullen ze zich in de kliercrypten van de lebmaagwand nestelen om daar verder te ontwikkelen. Tijdens dit proces treedt er aanzienlijke schade op aan de kliercellen die een belangrijke rol spelen in de spijsvertering. Kliercellen in de lebmaag produceren verteringsenzymen zoals pepsinogeen dat omgezet wordt in zijn actieve vorm pepsine door de zure ph van de lebmaag. Die zure ph komt tot stand door een ander type kliercellen die zoutzuur (HCl) produceren. Pepsine is nodig om eiwitten af te breken tot aminozuren die verder opgenomen kunnen worden in het bloed. Onder bepaalde omstandigheden leggen de wormen hun ontwikkeling in de gastheer stil en blijven de L4 larven slapend aanwezig in de maagwand. Deze situatie kan tot 6 maand aanhouden en komt meestal voor bij L3 larven die in de herfst worden opgenomen. Schade aan de lebmaagwand Wanneer infectueuze L3 larven na opname de lebmaag be- Figuur 3: schema van de kliercrypten in de lebmaagwand waar Ostertagia larven zich ontwikkelen tot volwassen wormen

Door de ontwikkeling van de L3 larven wijzigt de samenstelling van de celtypen in de klierwand. Er ontstaat een snelle groei van ongedefinieerde cellen en het aantal zuurproducerende cellen neemt af. Hierdoor wordt er minder zoutzuur uitgescheiden en stijgt de ph in de lebmaag. De verhoogde ph heeft een aantal gevolgen voor de eiwitvertering, groei en gezondheid : Schadelijke bacteriën worden minder afgedood. Er is een verminderde denaturatie van het voedingseiwit. Bij denaturatie wordt de driedimensionele vorm van het eiwit als het ware ontrafeld zodat de spijsverteringsenzymen hun werk kunnen doen. Figuur 4: Diagram van de ei-uitscheiding in relatie tot de weidebesmetting met L3 larven van Ostertagia. Pepsinogeen wordt minder omgezet naar de actieve vorm pepsine waardoor de eiwitafbraak minder goed verloopt. De voeropname daalt, wat naast de mindere vertering aanleiding geeft tot gewichtsverlies of groeiachterstand. De hoge ph zou via het hormoon gastrine een invloed op de eetlust hebben. Door beschadiging van de lebmaagwand kan pepsinogeen weglekken naar de bloedbaan. Door pepsinogeen te meten in een bloedstaal kan op die manier de omvang van de infectie worden ingeschat. Dit is de manier waarop besmettingen bij kalveren het best kunnen worden gemeten. De meeste besmettingen met Ostertagia zullen aanleiding geven tot een lagere groei en een verlaagde melkproductie. Bij ernstige gevallen kan er sprake zijn van waterige diarree, gewichtsverlies en bloedarmoede wat kan lijden tot de dood van het besmette dier. Dit kan gebeuren bij jonge dieren na een eerste contact tijdens het grazen in een periode met hoge weidebesmetting, meestal in de zomer en herfst. De dieren hebben dan nog geen weerstand opgebouwd en een grote hoeveelheid L3 larven kan zich ontwikkelen tot volwassen wormen over een korte periode. Er ontstaat dan grote schade aan de lebmaagwand. Behandeling van jongvee is aan te raden op het moment dat de besmetting hoog is en de dieren groeiachterstand dreigen op te lopen. Bij een beperkte besmetting is ontwormen niet nodig en zal bijdragen aan het ontwikkelen van voldoende immuniteit tegen de wormen. Langdurige preventieve behandeling bijvoorbeeld met een bolus is om deze reden dan ook af te raden. Beslissen om te ontwormen doe je best na een pepsinogeenbepaling in het bloed. Besmettingskans op de weide Worminfecties in de lente zijn meestal afkomstig van overwinterde larven aanwezig in het weiland en zullen in het voorjaar actiever worden bij stijgende temperatuur. De weidebesmetting is in het voorjaar dus aanvankelijk hoog en neemt snel af naarmate de overwinterde larven afsterven onder invloed van een stijgende temperatuur. Nieuw uitgescheiden eitjes zijn op dat moment nog niet tot ontwikkeling gekomen. ( Figuur 4 ). Na besmetting zullen grazende dieren na 3 weken eieren beginnen uitscheiden. De ontwikkeling van ei tot L3 larve gebeurt in het voorjaar redelijk traag en versnelt wanneer de temperatuur toeneemt. Dit heeft tot gevolg dat eitjes uitgescheiden in het vroege voorjaar bijna gelijktijdig tot L3 larven ontwikkelen als eieren die laat in het voorjaar worden uitgescheiden. De meeste eitjes uitgescheiden in april, mei en juni zullen dus pas tegen midden juli de het infectueuze stadium bereiken. Dit noemt men de mid-zomer opstoot die sterk weersafhankelijk is. De optimale temperatuur voor de ontwikkeling van ei tot infectueuze larve is tussen 18 C en 26 C. In een natte zomer zal er vanaf midden juli een hoge weidebesmetting zijn. In een droge zomer zullen de larven in de mestflatten blijven waardoor kans op besmetting kleiner is. Deze zullen wel verspreiden vanaf het moment dat het terug regent, met hogere weidebesmetting in de herfst. Naarmate de herfst vordert, zullen meer en meer opgenomen L3 larven na overgang naar het L4 stadium in de slaaptoestand gaan. Met als resultaat dat kalveren vele van deze L4 herbergen maar weinig volwassen wormen. Dit kan leiden tot klinische symptomen van de wormbesmetting in het daaropvolgende graasseizoen, als de geïnibeerde larven beginnen te ontwikkelen. Preventie door weidebeheer Het weidebeheer heeft tot doel de runderen (met nadruk op het jongvee) onder gecontroleerde omstandigheden in contact te brengen met de larven. In tegenstelling tot andere dierziekten, willen we in geval van maagdarmwormen het contact niet vermijden. Runderen zijn in staat om na 2 weideseizoenen een stevige weerstand op te bouwen. De focus van de preventie via weidebeheer moet daarom ook liggen bij de runderen die voor het eerste en tweede jaar op de weide gaan.

Tegen maagdarmwormen is er de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de werkzame bestanddelen in cichorei en esparcette. De werkzaamheid tegen Ostertagia van bitterstoffen in cichorei en de gecondenseerde tannines in de vlinderbloemige esparcette werden in het labo al aangetoond. We zorgen ervoor dat de dieren zich besmetten zodat ze weerstand kunnen opbouwen, maar de besmetting mag nooit zo zwaar worden dat de dieren hier groeiachterstand door oplopen. Nutraceuticals Nutraceuticals zijn naast de gangbare ontwormingsmiddelen een andere mogelijkheid om maagdarmwormen te bestrijden. De benaming nutraceutical is een samentrekking van nutrition en farmaceutical en het verwijst naar planten met een hoge voederwaarde die als voeder worden ingezet maar die daarnaast nog werkzame bestanddelen bevatten ter preventie of behandeling van bepaalde aandoeningen. Recent werden in Denemarken ook proeven gedaan met het voederen van deze planten aan met Ostertagia geïnfecteerde kalveren. De planten bleken in staat het aantal volwassen wormen in lebmaag van de kalveren met ongeveer de helft te reduceren. De groei van de dieren bleek echter minder wat wellicht de nood voor meer onderzoek aantoont naar varieteiten die een goede voederwaarde met voldoende werkzame bestanddelen combineren. Een biologische strategie uitwerken In het kader van het CCBT project Knelpuntziekten zal voor het weideseizoen 2017 op twee melkveebedrijven een strategie worden uitgewerkt voor een optimale aanpak van Ostertagia in een biologische bedrijfsvoering. Samen met de veehouders zal in eerste instantie de beweiding van de kalveren van naderbij worden bekeken. De besmetting door Ostertagia bij de kalveren zal worden opgevolgd via mest- en bloedstalen. Invloed weidebeheer op besmetting met maagdarmwormen Later uitweiden Maaien in het voorjaar Lagere bezetting Omweiden Bijvoederen Vroeger opstallen Heeft tot doel overwinterde L3 larven eerst te laten afsterven alvorens het jongvee op de weide toe te laten. Hoe langer gewacht wordt met uitweiden, hoe lager de overlevende populatie op de weide zal zijn. Bij het maaien zullen de L3 larven die op de grastoppen zitten worden afgevoerd en zullen afsterven bij inkuilen. Hoe meer dieren aanwezig zijn, hoe hoger de mogelijke besmettingsgraad van de weide. Een lagere veebezetting zorgt met andere woorden voor een verdunning van de weide besmetting. Omweiden heeft tot doel de infectiedruk te verlagen door de weide enkele weken onbegraasd te laten zodat een groot gedeelte van zich ontwikkelende L3 larven terug afgestorven zijn voor het jongvee terug op dezelfde weide komt na 10 tot 12 weken. Komen besmette dieren op een nieuwe weide zullen de eieren die worden uitgescheiden na 2-3 weken tot infectueuze larven ontwikkelen, door op dat moment om te weiden wordt besmetting vermeden. Als dieren met geen of een zeer lage wormbesmetting op een weide komen dan duurt het 5-6 weken voordat op de weide een hoge infectiedruk is opgebouwd. Bijvoederen zorgt er voor dat er minder besmet gras wordt opgenomen met een vermindering van de infectiedruk tot gevolg. In het najaar is de weide besmetting meestal hoog. Door vroeger op te stallen wordt de kans op besmetting lager.

Diagnostiek Ostertagia ODR bepaling tankmelk ODR = Optical Density Ratio Maat voor de aanwezigheid van antistoffen tegen Ostertagia. Hoe hoger, hoe meer contact met Ostertagia tijdens het grazen de voorbije maanden. Aan te vragen via het MCC formulier : Aanvraagformulier diergeneeskundige diagnostiek op melk (http:// www.mcc-vlaanderen.be/sites/default/files/files/pdf/fo_383d.pdf) ODR Blootstelling Melkverlies Besmetting/Behandeling/oorzaken O. ostertagi Kg/koe/dag <0,5 laag geen Geen behandeling nodig. Er is weinig of geen besmetting aanwezig door : Weinig of geen weidegang? Doordacht beweidingssysteem? Weidebesmetting blijft op een lager niveau omdat er een hoge weerstand aanwezig is en daardoor minder ei-uitscheiding? 0,5-0,8 matig <1 kg Hoge kans op besmetting, productieverlies is mogelijk / Behandeling kan overwogen worden > 0,8 hoog >1kg Positief + vermoedelijk negatieve effecten op melkgift en vruchtbaarheid door : Veel en langdurige weidegang op sterk besmette weides. Niet aangepast weidemanagement Behandeling wordt aangeraden Pepsinogeen bepaling bloedserum Pepsinogeen komt vrij in bloed door beschadiging lebmaagwand na besmetting. Moet gebeuren binnen 7-10 dagen na opstallen. Aan te vragen via het DGZ formulier Aanvraag laboratoriumonderzoek bij zoogdieren (http://www.dgz.be/ sites/default/files/aanvraagformulier_laboratoriumonderzoek_zoogdieren_v14.pdf) U Tyr Blootstelling Ostertagia Oorzaak Immuniteitsopbouw <1,2 U Tyr Onvoldoende contact met de parasiet tijdens het afgelopen weideseizoen. 1,2-3,5 U Tyr Voldoende contact met de parasiet tijdens afgelopen weideseizoen >3,5 U Tyr Te sterke blootstelling aan de parasiet tijdens het afgelopen weideseizoen, onderdrukking van groei Weidebeheer: tijdstip uitweiden, lengte weideseizoen,? Onaangepaste preventieve behandelingen? weidebeheer: tijdstip uitweiden, lengte weideseizoen,? Ontoereikende of onaangepaste preventieve behandelingen? Risico van onvoldoende immuniteitsopbouw voor tweede weideseizoen. Volgend jaar controleprogramma aanpassen! Voldoende immuniteitsopbouw voor tweede weideseizoen. Controleprogramma ongewijzigd behouden. Controleprogramma bij de eerste weideseizoens-kalveren aanpassen voor het volgende weideseizoen! Opstalbehandeling noodzakelijk Bron DGZ, meer info : http://www.dgz.be/parasitair-profiel-van-het-melkveebedrijf). Contactpersoon: Luk Sobry (Wim Govaerts & co cvba) en Jo Vicca (Odisee) E-mail: Luk.Sobry@bioconsult.be of jo.vicca@odisee.be