ANALYSE ARBEIDSONGEVALLEN JOBSTUDENTEN- UITZENDKRACHTEN JULI, AUGUSTUS, SEPTEMBER 2005 Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid Havenlaan 86C bus 302 1000 BRUSSEL 02/204.56.80 02/204.56.89 info@p-i.be http://www.p-i.be 1/13
INHOUDSOPGAVE 1 DE ACTIE JOBSTUDENTEN 2005...3 2 DE CIJFERGEGEVENS VAN DE ANALYSE...4 2.1 DE RESULTATEN VAN DE ANALYSE 2005... 4 2.2 DE EVOLUTIE SINDS 1999... 5 2.3 CIJFERGEGEVENS PER LEEFTIJDSCATEGORIE... 6 2.3.1 Algemeen...6 2.3.2 Frequentie- en ernstgraad volgens leeftijd...7 2.4 ONGEVALLEN MET 10 DAGEN EN MEER ONGESCHIKTHEID... 8 2.4.1 De belangrijkste oorzaken van arbeidsongevallen (afwijkende gebeurtenis, betrokken voorwerp)...8 2.4.2 Activiteit van de onderneming NACE-BEL code...11 2.4.3 Plaats van het letsel...12 2.5 SAMENVATTING... 13 2/13
ANALYSE ARBEIDSONGEVALLEN JOBSTUDENTEN- UITZENDKRACHTEN VOOR DE MAANDEN JULI, AUGUSTUS, SEPTEMBER 2005 1 DE ACTIE JOBSTUDENTEN 2005 In het kader van de sensibilisatiecampagne "Samen voor veiligheid" startte PI een aantal specifieke acties op voor de jobstudenten: 1 e actie: het "veiligheidspaspoort" ter grootte van een creditcard, met een kalender voor de zomermaanden, een veiligheidscharter met een aantal tips voor het gebruik van een cutter en het werken met een transpallet en verboden werkzaamheden. In het totaal werden via de uitzendagentschappen 120.000 veiligheidspaspoorten uitgedeeld aan de jonge uitzendkrachten. 2 e actie: de wedstrijd "de pientere jobstudent" via de website van PI. De jobstudent-uitzendkracht kon een vragenreeks doorlopen met betrekking tot veiligheid, signalisatie, en zo een GSM, een digitaal fototoestel of bioscooptickets winnen. Bijna 5.000 jobstudenten hebben deelgenomen aan de wedstrijd (dat is tweemaal zoveel als vorig jaar). 3 e actie: een databank op onze website met informatie voor jobstudenten (bezoldiging, wetgeving, lijst met verboden werkzaamheden, instructiefiches, de wedstrijd "de pientere jobstudent", ), bestemd voor uitzendkantoren, inlenende bedrijven en scholen, met de bedoeling studenten te informeren en te sensibiliseren, zodat hun eerste werkervaring in alle veiligheid kan verlopen. Deze databank is op aanvraag ook op Cd-rom verkrijgbaar. 4 e actie: een analyse van arbeidsongevallen met jobstudenten-uitzendkrachten (juli tot september 2005) op basis van de gegevens die werden verstrekt door de uitzendondernemingen. 3/13
2 DE CIJFERGEGEVENS VAN DE ANALYSE 2.1 De resultaten van de analyse 2005 130.425 jobstudentencontracten of ± 110.000 jobstudenten (= schatting) in de mate dat een jobstudent voor verschillende uitzendbureaus werkte 11.814.311 gepresteerde uren 827 arbeidsongevallen waarvan 216 met meer dan 5 dagen werkongeschiktheid 3.792 dagen werkongeschiktheid de gemiddelde duur van de ongeschiktheid, voor de ongevallen met meer dan een dag werkongeschiktheid, bedraagt 7,6 dagen 1 jobstudent op 133 heeft een arbeidsongeval gehad en 1 jobstudent op 509 had meer dan 5 dagen werkongeschiktheid de frequentiegraad is 41.98 en de ernstgraad 0.32 2004 2005 Frequentiegraad 45,3 41,98 Ernstgraad 0,38 0,32 Aantal jobstudentencontracten 119.391 130.425 Aantal gepresteerde uren 10.280.677 11.814.311 Aantal gepresteerde uren per jobstudentencontract 86,11 90,58 Arbeidsongevallen (AO) zonder werkverlet 350 325 AO met een arbeidsongeschiktheid van 1 tot 5 dagen 258 286 AO met een arbeidsongeschiktheid van meer dan 5 dagen 202 216 Totaal aantal arbeidsongevallen 838 827 Totaal aantal dagen arbeidsongeschiktheid 3.882 3.792 Jobstudenten op 100 slachtoffer van AO 0,70 0,63 Aantal dagen arbeidsongeschiktheid per AO 8,3 7,6 Ter herinnering: Tabel 1: Resultaten van de analyse 2005 De frequentiegraad (Fg) is het aantal arbeidsongevallen x 1.000.000, gedeeld door het totaal aantal uren blootstelling aan het risico. Indien de Fg = 100, betekent dit dat: - 1 op de 55 studenten die een volle vakantiemaand werken heeft een ongeval De ernstgraad (Eg) is het aantal dagen arbeidsongeschiktheid x 1.000, gedeeld door het aantal uren blootstelling aan het risico. Indien de Eg = 1, betekent dit dat: - 1,5 uur werkverlet voor elke student die gedurende volle vakantiemaand werkt 4/13
2.2 De evolutie sinds 1999 80 70 60 50 40 30 20 10 0 71,7 60,9 53,2 46,7 45,9 45,3 41,9 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Figuur 1: Frequentiegraad van 1999 tot en met 2005 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 0,62 0,51 0,43 0,44 0,40 0,38 0,32 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Figuur 2: Ernstgraad van 1999 tot en met 2005 12 10 8 9,9 8,4 8,1 9,4 8,7 8,3 7,6 6 4 2 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Figuur 3: Aantal dagen arbeidsongeschiktheid per ongeval van 1999 tot en met 2005 5/13
Onderstaande tabel 2 vergelijkt de arbeidsongevallencijfers van de jobstudentenuitzendkrachten voor de periode 1999 tot en met 2005. Deze basisgegevens stellen quasi de totale uitzendmarkt voor. In de voorlaatste kolom wordt het procentuele verschil vermeld tussen 2004 en 2005. Er wordt vastgesteld dat de frequentiegraad daalde met 7,3% en de ernstgraad met 15,7%. In de laatste kolom wordt het procentuele verschil vermeld tussen 1999 en 2005. Er wordt een daling van de cijfers vastgesteld: meer dan 40% voor de frequentiegraad en bijna 50% voor de ernstgraad. 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2005/2004 2005/1999 Dagen arbeidsongeschiktheid per ongeval 9,9 8,3 8,1 9,4 8,7 8,3 7,6-8,4% - 23,3% Frequentiegraad 71,7 60,9 53,1 46,7 45,9 45,3 41,98-7,3% - 41,5% Ernstgraad 0,62 0,51 0,43 0,44 0,40 0,38 0,32-15,7% - 48,4% Tabel 2: Vergelijking 1999/2005 arbeidsongevallen jobstudenten-uitzendkrachten 2.3 Cijfergegevens per leeftijdscategorie 2.3.1 Algemeen De groep "18-20 jaar" is de grootste qua aantal uren: 48,3% van de uren werden gepresteerd door jongeren uit deze groep. In vergelijking met 2004 neemt het aantal gepresteerde uren van de categorie "18-20 jaar" toe met 8,2%. Bij de categorieën "minder dan 18" en "21 jaar en meer" is er ten opzichte van 2004 sprake van een lichte daling van het aantal gepresteerde uren. 100% 80% 60% 40% 20% 0% 35,1% 32,8% 30,0% 40,5% 44,6% 48,3% 24,4% 22,6% 21,7% 2003 2004 2005 >=21 18-20 <18 Figuur 4: Verdeling van de jobstudenten volgens leeftijd 6/13
2.3.2 Frequentie- en ernstgraad volgens leeftijd Onderstaande figuren (fig. 5 en 6) hernemen de evolutie van de frequentie en de ernstgraad van de ongevallen voor de periode 1999 2005 volgens leeftijd. De algemene tendens die wordt waargenomen sinds 1999 is de daling van zowel de frequentiegraad als de ernstgraad voor de verschillende leeftijdscategorieën. Bij de leeftijdscategorie "21 jaar en meer", waar er een lichte stijging van de frequentiegraad en de ernstgraad wordt vastgesteld in de afgelopen 3 jaar, komen er toch minder arbeidsongevallen voor dan bij de jobstudenten jonger dan 18 jaar, waar de frequentiegraad en ernstgraad hoger liggen. In tegenstelling tot 1999 liggen in 2005 de frequentie- en ernstgraad voor de 3 leeftijdscategorieën ongeveer gelijk. In 1999 waren er nog belangrijke verschillen: bij jongeren onder de 18 jaar of tussen de 18 en de 20 kwamen veel meer ongevallen voor dan bij de categorie "21 of meer". 140,0 120,0 100,0 80,0 60,0 40,0 20,0 0,0 <18 18-20 >=21 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Figuur 5: Evolutie van de frequentiegraad 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 <18 18-20 >=21 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Figuur 6: Evolutie van de ernstgraad 7/13
2.4 Ongevallen met 10 dagen en meer ongeschiktheid 2.4.1 De belangrijkste oorzaken van arbeidsongevallen (afwijkende gebeurtenis, betrokken voorwerp) Omschrijving afwijkende gebeurtenis (vorm van het ongeval) 20 Afwijkende gebeurtenis door overlopen, kantelen, vrijkomen 30. Glijden, vallen, instorten van het betrokken voorwerp 40 Verlies van controle over vervoer- of transportmiddel, handgereedschap, voorwerp 50. Vallen van personen 60. Bewegen van het lichaam zonder fysieke belasting 70. Bewegen van het lichaam met of zonder fysieke belasting Totaal % Omschrijving betrokken voorwerp 1. Gebouwen, constructies, oppervlakken -gelijkvloers 2. Gebouwen, constructies, oppervlakken - bovengronds 6. Handgereedschap niet gemotoriseerd (bv : mes) 10. Machines en uitrusting vast gemonteerd (bv.: snijmachines, bewerking en productie) 11. Systemen voor intern en continutransport en opslag (bv.: transpalet, heftruck) 12. Voertuigen voor transport over land 13. Overige transportvoertuigen (bv.: kayak) 14. Materialen, objecten, producten, onderdelen van machines 5 1 6 9,4 1 5 6 9,4 4 2 6 9,4 11 5 16 25 1 5 2 2 10 15,6 1 1 1 3 4,7 1 1 1,6 1 1 4 1 4 11 17 15. Chemische stoffen 2 2 3,1 16. Veiligheidssystemen en veiligheidsuitrusting 1 1 1,6 17. Kantooruitrusting 1 1 1,6 19. Bulkafval 1 1 1,6 Totaal 3 5 25 14 11 6 64 100 % 4,6 7,8 39,1 21,9 17,2 9,4 100 Tabel 3: Afwijkende gebeurtenis en betrokken voorwerp bij de ernstige ongevallen in 2005 8/13
Vaststellingen: Voor 64 arbeidsongevallen met een werkongeschiktheid van tenminste 10 dagen zijn er in het totaal 1.008 dagen afwezigheid. We stellen vast dat contact met "vaste machines en werktuigen" het vaakst voorkomt (25%) als oorzaak en dat 35% van de ongevallen gebeuren bij het werken met snijwerktuigen of snijmachines (6 ongevallen met een mes en 11 ongevallen met een snijmachine!). We stellen ook vast dat jobstudenten-uitzendkrachten vaker het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval bij het gebruik van materialen (17%) en bij het vervoeren en stockeren van goederen (15,6%). Wat de afwijkende gebeurtenis bij het ongeval betreft, komen de meeste ongevallen voor bij personen die de controle over het handwerktuig of het voorwerp verliezen (39,1%), bij personen die vallen (21,9%: val van een hoogte of op de begane grond) of personen die het lichaam bewegen zonder fysieke belasting (17,2%). 9/13
Aard letsel Omschrijving betrokken voorwerp 10. Fractuur 20. Ontwrichtingen 25 Verstuikingen 40. Amputaties en enucleaties 41. Andere wonden 50. Oppervlakkige letsels 55. kneuzing, verbrijzeling 60. Brandwonden 90. Meervoudige letsels 99. Andere traumata Totaal % 1. Gebouwen,constructies, oppervlakken -gelijkvloers 2. Gebouwen, constructies, oppervlakken - bovengronds 6. Handgereedschap niet gemotoriseerd (bv : mes) 10. Machines en uitrusting vast gemonteerd (bv.: snijmachines, bewerking en productie) 11. Systemen voor intern en continutransport en opslag (bv.: transpalet, heftruck) 12. Voertuigen voor transport over land 13. Overige transportvoertuigen (bv.: kayak) 14. Materialen, objecten, producten, onderdelen van machines 1 2 1 1 1 6 9,4 2 1 2 1 6 9,4 5 1 6 9,4 1 12 1 2 16 25 1 1 2 6 10 15,6 2 1 3 4,7 1 1 1,6 1 2 1 1 2 2 2 11 17,2 15. Chemische stoffen 2 2 3,1 16. Veiligheidssystemen en veiligheidsuitrusting 1 1 1,6 17. Kantooruitrusting 1 1 1,6 19. Bulkafval 1 1 1,6 Totaal 6 4 8 1 21 4 13 4 1 2 64 100 % 9,4 6,3 12,5 1,6 32,8 6,3 20,3 6,3 1,6 3,1 100 Tabel 4: Aard van het letsel en het betrokken voorwerp, vaakst voorkomend in 2005 Bovenstaande tabel toont aan dat 32,8% van de ernstige ongevallen leiden tot andere verwondingen. Binnen deze categorie bevinden zich in hoofdzaak snijwonden door het gebruik van snijmachines of messen. 10/13
Daarop volgen de kneuzingen en verbrijzelingen (20,3%) die heel vaak voorkomen bij het gebruik van paletten, transpaletten en heftrucks (15,6%). Op de derde plaats komen de verstuikingen en verzwikkingen (12,5%), letsels veroorzaakt door een val van een hoogte of op de begane grond (21,9%). Opmerking: sedert 1 januari 2006 moeten er nieuwe codes worden gebruikt voor het aangeven van de aard van het letsel, waardoor een betere categorisering kan worden gehanteerd. Snijwonden worden voortaan ondergebracht in een specifiekere categorie. 2.4.2 Activiteit van de onderneming NACE-BEL code 30% 25% 20% 15% Aantal WO >10 dagen 10% 5% 0% Voeding Chemie en rubber Kleinhandel Groothandel Industriële reiniging Metaalbewerking Machines en werktuigen Afvalverameling Vrachtbehandeling en opslag Post Culturele en sportmanifestaties Figuur 7 : Verdeling ernstige ongevallen volgens de activiteitssector Uit deze resultaten onthouden we dat het grootste aantal ongevallen voorkomt in de sectoren "kleinhandel" (28%), "voeding" (19%) en "groothandel" (15%). Wat de duur van de werkongeschiktheid betreft stellen we hetzelfde vast: "kleinhandel" (26%), "voeding" (17%) en "groothandel" (16%). 11/13
2.4.3 Plaats van het letsel 3,2% 3,2% 15,6% 7,9% 51,6% 18,8% Figuur 8: plaats van het letsel en duur van de ongeschiktheid in procent Plaats van het letsel Aantal ongevallen % 31. Rug 1 1,6 35. Bekken en heupen 1 1,6 41. Arm en elleboog 7 10,9 42. Onderarm en pols 3 4,7 43. Handen 5 7,8 44. Vingers 28 43,8 51. Bovenbeen 1 1,6 52. Knie 4 6,3 54. Enkels en voeten 9 14,1 55. Tenen 3 4,7 61. Hoofd en romp 1 1,6 68. Diverse plaatsen van het lichaam gewond 1 1,6 Totaal 64 100 Tabel 5: Verdeling van het aantal ernstige ongevallen volgens de plaats van het letsel De vingers! Letsels aan de vingers maken bijna de helft van alle arbeidsongevallen uit (43,8%). De ongevallen komen meestal voor bij het gebruik van snijwerktuigen of snijmachines (snijwonden) of door het verkeerd verhandelen van voorwerpen (gekneld geraken, verbrijzelingen). De voeten! In aantal zorgen ze voor 18,8% van alle ongevallen. Op 12 ongevallen met een voetletsel worden er 4 veroorzaakt door het verhandelen van een pallet en 4 bij het gebruik van een machine om goederen te verhandelen (transpallet, heftruck). 12/13
2.5 Samenvatting Na analyse van de enquêteresultaten kunnen we de volgende vaststellingen naar voren schuiven: 1 student op 133 raakt gewond op het werk en 1 student op 509 is in 2005 meer dan 5 dagen werkongeschikt Ten opzichte van 2004 daalt de frequentiegraad met 7,3% en de ernstgraad met 15,7%. Ten opzichte van 1999 dalen de frequentiegraad en de ernstgraad met 40%. De leeftijdscategorie "18-20 jaar" presteerde het grootste aantal uren (48,3%). In tegenstelling tot 1999 liggen in 2005 de ongevallencijfers nagenoeg gelijk voor de 3 leeftijdscategorieën. Bij jongeren onder de 18 jaar komen veel minder ongevallen voor dan zes jaar geleden. De verklaring daarvan vinden we onder andere bij de vele sensibiliseringsacties die werden op touw gezet voor jobstudenten en bij het naleven van de reglementering inzake verboden werkzaamheden voor jobstudenten. De meest frequente ernstige ongevallen komen voor bij het gebruik van snijwerktuigen of snijmachines, met als letsel snijwonden aan de vingers. Jobstudenten moeten nog meer gesensibiliseerd worden om correct gebruik te maken van de machines aan door meer nadruk te leggen op instructies en voorschriften inzake veiligheid, specifiek voor dat soort risicosituaties. Het is ook raadzaam vanaf het begin van de opdracht van de jobstudent op de uitgevoerde taken toezicht te laten houden door een persoon die competent en ervaren is wat het gebruik van de machine betreft. Zo neemt de jobstudent een correcte werkmethode aan en kan hij zijn vakantiejob in alle veiligheid uitvoeren. Heel wat ongevallen worden veroorzaakt door het foutief behandelen en verplaatsen van voorwerpen en door vallen. Het komt er dus op aan de jobstudenten-uitzendkrachten nog meer te sensibiliseren rond een gepaste attitude om dat soort ongevallen te vermijden. De vaakst getroffen lichaamsdelen zijn de vingers (43,8%) en de voeten (18,8%). Opmerking: uit de analyse van de gegevens die werden aangeleverd door de uitzendbureaus is gebleken dat de uitzendconsulenten niet altijd de juiste code hanteren bij het aangeven van de afwijkende gebeurtenis het betrokken voorwerp bij het ongeval en de aard van het letsel. Daarom zal er door PI een document worden opgesteld dat de consulenten kan helpen bij het kiezen van de juiste code die moet worden ingevuld op de ongevallenaangifte. 13/13