abcdefgh Rijkswaterstaat XI Vergeten stoffen hormoonontregelaars

Vergelijkbare documenten
Hormoon. ontregeling. boven water

Evaluatierapport Oestrogenen

abcdefgh Rijkswaterstaat X Verkeer en vervoer zeescheepvaart

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

abcdefgh Rijkswaterstaat XII Vergeten stoffen geneesmiddelen

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 juli 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 juli 2017 (OR. en)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Brug tussen chemische en biologische beoordeling waterkwaliteit

Publicatieblad van de Europese Unie L 301. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 60e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal.

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

d) EUR-Lex

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Medicijnresten in water: geslachtsverandering bij vissen, maar heeft het ook invloed op de mens? Geneesmiddelen en ecologie

Nieuwe stoffen in het milieu: probleem of niet?

Emissie-aanpak en biologisch goed afbreekbare (potentieel) zwarte lijst-stoffen.

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

BIJLAGE DEEL 1 RISICOBEOORDELING. 2. is dat aanvullende gegevens en/of tests nodig zijn. Deze conclusie is op de volgende gronden bereikt:

Verslagen van de vier workshops tijdens het Emissiesymposium 2 februari 2010

Geneesmiddelen in de afvalwaterketen

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 25 juni 2013 Betreft Geneesmiddelen in drinkwater en milieu

ECOLOGISCHE EFFECTMETINGEN IN OPPERVLAKTEWATER

Stoffen en normen in waterbeleid: de meest gebruikte termen uitgelegd.

Ontwerp weigering watervergunning Z49728

Oestrogene effecten in vissen in regionale wateren

Opkomende stoffen: hoe krijgen we de keten waterdicht? Marjan van Giezen Plv.dir. DG Water en Bodem Ministerie Infrastructuur en Water

Inventarisatie stand van zaken lozingen huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.

Het gebruik van alternatieven voor dierproeven ten behoeve van REACH

een veelzijdige aak Stansvorm

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

VROM: beleid en regelgeving t.a.v. emissies

en corrosiewerende middelen

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Zuivering van stedelijk afvalwater: zware metalen,

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 april 2017 (OR. en)

Nieuwe stoffen. in ons water. Wat weten we ervan? Wat moeten we ermee? Wat doen we ermee? 2009

VOORSTEL. Documentnummer Programma Waterketen Projectnummer. Afdeling Planvorming Bijlage(n) 1 Onderwerp Beleidskader nieuwe stoffen

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

Zuivering van stedelijk afvalwater: stikstof en fosfor,

Uitgangssituatie. Uitgangssituatie. Waterkwaliteit is verbeterd, maar doelstelling nog niet voltooid.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage II Vereiste informatie voor kennisgeving krachtens artikel 4 of artikel 8, lid 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De rol van modellen in het beheer van de waterkwaliteit case WEISS. Colloquium Duurzaam ruimtegebruik In Vlaanderen Antwerpen 23/03/2018

Microverontreinigingen in oppervlaktewater verdienen aandacht

Afwegingen bij Afvalwaterzuivering

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

Werkt kwaliteitsbaggeren ook voor de chemische toestand van de KRW? Wat is de chemische toestand?

Evaluatie van de impact van endocrien verstorende stoffen op de Noordzee-ecosysteem

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

RIKILT Institute of Food Safety

Microverontreinigingen: hoe kun je ecologische risico s in water bepalen?

Aan de leden van de verenigde vergadering. Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni 2005

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

abcdefgh Rijkswaterstaat XV De waterkwaliteit voor stoffen afkomstig van diffuse bronnen

Reactie van het RIVM op vragen van Zembla over hormoonverstorende stoffen

Haven van Harlingen. Rob Berbee

Impact van rwzi s op geneesmiddelconcentra5es in kwetsbaar oppervlaktewater

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

Inhoud lezing uitvoeringsprogramma diffuse bronnen waterverontreiniging (UP)

Te dien einde gaan voor de delegaties in de bijlage ontwerp-amendementen van het voorzitterschap op Richtlijn 96/22/EG van de Raad.

REACH Een introductie in de nieuwe EU-wetgeving voor chemische stoffen voor leveranciers van Akzo Nobel

Nieuwe stoffen in de waterketen. Jelle Roorda (MWH)

De aanpak opkomende stoffen

Zuivering van stedelijk afvalwater: stikstof en fosfor,

Op naar een specifiek meetnet voor bestrijdingsmiddelen

SAMENVATTING Technische mengsels van vetoplosbare polychloorbifenylen (PCBs) zijn gebruikt als vloeistof in transformatoren, condensatoren en als

Meten en weten aan grondwater in de toekomst

VERPLICHTE INFORMATIE WEGLATEN

Kennis Agenda: onderzoek Testwater. Guido Bakema, IF Technology 15 november 2016

Chemische stoffen: Onderzoek naar nieuw EU-beleid voor chemische stoffen

ONTWERPRESOLUTIE. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement B8-1228/

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ADVIES VAN DE COMMISSIE

Verbetering schatting effluentvrachten

Belasting van het oppervlaktewater vanuit riolering en rioolwaterzuivering,

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

Belgisch Biodiversiteits Platforum

Registratie Evaluatie Autorisatie. CHemische. REACH en arbeidsomstandigheden. van. stoffen VROM / DGM / SAS. 15 de Symposium NVVA, 22-23

Pakket van maatregelen emissiereductie gewasbescherming open teelten: acties algemeen

Wat zijn gewasbeschermingsmiddelen? Wie beslist over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen? Wie is verantwoordelijk voor de toepassing?

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 maart 2003 (OR. en) 7276/03 LIMITE AGRILEG 49 ENV 150

Milieueffecten van antifouling

ZZS in het Ziekenhuis

BOAS-overeenkomst Glanerbrug. Definitief

Stand van zaken (potentieel) Zeer Zorgwekkende Stoffen (en een klein beetje REACH)

Geneesmiddelen en waterkwaliteit. Caroline Moermond Els Smit Robin van Leerdam Monique van der Aa Mark Montforts

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Klasse 9: Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen

Smart Monitoring Innovatie van waterkwaliteitsbeoordeling. Milo de Baat

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Transcriptie:

abcdefgh Rijkswaterstaat XI Vergeten stoffen hormoonontregelaars Contactpersoon: Gerard Rijs December 2003

Inhoudsopgave........................................................................................ Algemeen beeld 3 1. Definitie bron 4 2. Probleemstoffen 4 3. Routes 4 4. Omvang probleem 5 5. Bedreigde functies 6 6. Relatie met andere bronnen 7 7. Technische oplossingen en kosten 7 8. Wet- en regelgeving 8 9. Beleid 9 10. Kaderrichtlijn water 11 11. Prognose 12 12. Lacunes 12 13. Beleidsopties 13 14. Meer informatie 15 2 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

Algemeen beeld...................................................................................... DIFFUSE BRON: HORMOONONTREGELENDE STOFFEN Probleemstoffen: steroïdhormonen en alkylfenolethoxylaten. Toestand nu: eologische effecten aangetoond in oppervlaktewater. Prognose 2015: nadelige effecten voor watermilieu bekend en mogelijke oplossingen zijn in beeld gebracht. Het belang van de bron: potentieel groot, aangezien negatieve effecten bij waterorganismen al bij zeer lage concentraties kunnen optreden en pas waarneembaar (kunnen) zijn in volgende generaties. Verwachte reductie tot 2015: op beperkte schaal zijn maatregelen genomen. Bronnen: huishoudelijk en industrieel afvalwater, mest en neerslag. Internationaal: onderwerp hormoonontregeling bij mens en milieu staat op wetenschappelijke agenda, implementatie in stoffenbeleid is gewenst. Ingezet rijksbeleid: interdepartementale afstemming vervolgacties, implementatie in stoffenbeleid. Uitvoering: rijksoverheid (ministeries VROM, LNV en V&W) in samenwerking met chemische industrie en waterbeheerders. Actie nodig: ja. 3 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

1. Definitie bron Hormoonontregelende stoffen zijn stoffen die bij blootstelling het hormonale systeem zodanig kunnen beïnvloeden dat nadelige effecten optreden bij de blootgestelde organismen op het gebied van reproductie, maar ook de ontwikkeling, het gedrag en het immuunsysteem. De effecten van deze stoffen kunnen van invloed zijn op het voortbestaan van een populatie en daarmee op het goed functioneren van een ecosysteem. 2. Probleemstoffen Een groot aantal stoffen van diverse oorsprong is potentieel hormoonontregelend. Er circuleren diverse lijsten van verdachte stoffen binnen de Gezondheidsraad, de EU en OSPAR. Het betreft o.a. de reeds bekende stoffen als een aantal persistente chloorkoolwaterstoffen (PCB, DDT, etc), maar ook tot voor kort nieuwe stoffen, zoals gebromeerde brandvertragers en alkylfenol(ethoxylaten). Steroïdhormonen van natuurlijke en synthetische oorsprong nemen een aparte plaats in omdat de potentie wat betreft de hormoonontregelende werking doorgaans hoger is dan de andere industriële chemische stoffen. De laatste jaren krijgen met name de bovengenoemde nieuwe stoffen extra aandacht als belangrijke probleemstoffen voor hormoonontregeling. 3. Routes Als belangrijkste bronnen kunnen worden aangemerkt: de fecaliën van de mens en specifiek bedrijfsafvalwater met hormoonontregelende stoffen. Het afvalwater uit huishoudens en bedrijfsafvalwater vormen samen het stedelijk rioolwater, dat na biologische zuivering in een rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI), of via een riooloverstort verder verspreid wordt naar het oppervlaktewater. Het verwijderingsrendement van hormoonontregelende stoffen in een RWZI verschilt sterk per stofgroep. De goed aan zwevende stof adsorbeerbare stoffen (gebromeerde brandvertragers, alkylfenolethoxylaten) worden doorgaans goed verwijderd in een RWZI, de natuurlijke hormonen doorgaans voor meer dan 85 %. De totale landelijke vracht via riooloverstorten is klein ten opzichte van het biologisch gezuiverde RWZI-effluent. Riooloverstorten en niet op de riolering aangesloten huishoudens kunnen lokaal potentieel belangrijke emissiebronnen zijn. De bruto-excretie van de natuurlijke steroïdhormonen uit de Nederlandse veestapel is vele malen groter dan die van de menselijke populatie. De belangrijkste verspreidingsroute van de natuurlijke hormonen vindt plaats via mest, dat al dan niet na een tijdelijke opslag in een mestkelder op het land wordt uitgereden. Verspreiding naar het oppervlaktewater verloopt via oppervlakkige afspoeling, uitspoeling en/of via verontreiniging van het grondwater. Het is onbekend hoeveel 4 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

van deze natuurlijke hormonen daadwerkelijk in de poldersloten terechtkomen. Ten slotte kan ook regenwater als mogelijke bron van hormoonontregelende stoffen (zoals ftalaten) worden aangemerkt. 4. Omvang probleem Onderzoek tot nu toe heeft aangetoond dat hormoonontregelende stoffen in het watermilieu en de resulterende ontregeling van het hormonale stelsel bij waterorganismen een duidelijk onderwerp van zorg zijn. In het Nederlandse watermilieu komen hormoonontregelende stoffen, weliswaar in lage concentraties, wijdverspreid voor. Hormoonontregelende effecten zijn aangetoond in zowel zoet als zout oppervlaktewater. In het zoute en estuariene milieu betreft het veelal wijdverspreide effecten, terwijl in zoete oppervlaktewater de effecten doorgaans lokaal zijn. In een aantal onderzoeken is een causaal verband gelegd tussen de aanwezigheid van hormoonontregelende stoffen en hormoonontregelende effecten of in ieder geval aannemelijk gemaakt. Een bekend voorbeeld van het optreden van hormoonontregelende effecten in het mariene milieu is de vorming van mannelijke geslachtskenmerken bij vrouwelijk zeeslakken op drukbevaren routes in de Noordzee. Deze effecten zijn toegeschreven aan de hormoonontregelende eigenschappen van organotinverbindingen (TBT) die toegepast worden in aangroeiwerende verven op zeeschepen (Hallers-Tjabbes et al., 1994). Deze wetenschap zal resulteren in een mondiaal verbod voor toepassing van TBT-houdende aangroeiwerende verfsystemen. Voorbeelden van vervrouwelijking van mannelijke vissen worden vooral gevonden in regionale wateren, die in sterke mate worden beïnvloed door emissies van hormoonontregelende stoffen. Omdat regionale wateren onder directe invloed staan van diverse lozingen van hormoonontregelende stoffen en daar relatief weinig verdunning optreedt hebben de vissen in deze wateren de grootste kans op de vervrouwelijkende effecten. In het LOES-onderzoek is aannemelijk gemaakt dat vooral de natuurlijke en synthetische steroïdhormonen en de alkylfenolethoxylaten (nonylfenol) verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de oestrogene effecten bij mannelijke vissen. Meestal beperken de waargenomen effecten zich tot individuen (zoals bij de oestrogene effecten bij vissen) en is het onduidelijk wat de gevolgen zijn op de lange termijn voor de reproductie en op populatieniveau. Alleen bij de androgene effecten bij zeeslakken zijn ook de gevolgen voor de populatie en het ecosysteem aangegeven. Problematisch bij het opsporen van reproductie- en populatie-effecten is dat naast de aanwezigheid van hormoonontregelende stoffen ook niet stof-gerelateerde omgevingsfactoren een rol kunnen spelen. Ook is de ecologische relevantie van de waargenomen effecten meestal onbekend. 5 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

5. Bedreigde functies Bij de aanwezigheid van lage concentraties hormoonontregelende stoffen in het oppervlaktewater kunnen niet alleen nadelige effecten worden aangetoond voor de ecologie, maar ook negatieve beïnvloeding van andere gebruiksfuncties, zoals grondstof voor de drinkwaterproductie en veedrenking, zijn niet uit te sluiten. Effecten op organismen Voorbeelden van negatieve effecten van hormoonontregelende stoffen op organismen in het watermilieu worden gegeven in het rapport van CSTEE van de EU (1999) en de Gezondheidsraad (1999). De effecten in (voornamelijk) het watermilieu die aan hormoonontregelaars worden toegeschreven betreffen onder andere: vervrouwelijking of vermannelijking, onvruchtbaarheid, hermafroditisme, afwijkend sexueel, aantasting van het immuunsysteem bij vogels, zeezoogdieren, vissen en zeeslakken. De hormoonontregeling waarvoor de laatste jaren de meeste belangstelling bestaat betreft de ontregeling van geslachtshormonen. Vooral naar oestrogeniteit is onderzoek gedaan, aangezien vervrouwelijking van waterorganismen belangrijker lijkt te zijn dan vermannelijking. De enige uitzondering hierop vormt de vermannelijking bij zeeslakken als gevolg van blootstelling aan organotinverbindingen (met name TBT). Evenals in het buitenland zijn ook in Nederland oestrogene effecten bij mannelijke vissen aangetoond. Uit het LOES-onderzoek (2002) blijkt dat de vervrouwelijkende effecten bij mannetjes vissen vooral worden aangetroffen in kleine regionale oppervlaktewateren, die in sterke mate worden beïnvloed door emissies van deze hormoonontregelende stoffen. In een hierop volgend screeningsonderzoek (2003), waarin een aantal regionale wateren met een relatief groot aandeel RWZI-effluent is bemonsterd, werden in de helft van de gevallen oestrogene effecten in vis aangetoond. Deze vervrouwelijkende effecten illustreren zich door de aanmaak van het vrouwelijk eiwit vitellogenine in het bloed van mannelijke vissen alsmede door afwijkingen in de geslachtsorganen, zoals de vorming van eicellen in mannelijk testisweefsel (interseksualiteit). In vissen afkomstig uit grote zoete wateren, riviermondingen en de open zee kwamen deze effecten niet, of in veel mindere mate, voor. Vastgesteld is dat de situatie in de Nederlandse waterhuishouding minder ernstig is dan hetgeen enkele jaren geleden in Engeland is geconstateerd. Daar zijn ook in grote oppervlaktewateren duidelijke vrouwelijke effecten bij mannetjes vissen aangetoond. 6 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

6. Relatie met andere bronnen Het huidige beleid richt zich met name op de stoffen die in de bestaande nationale en internationale lijsten zijn opgenomen. Daarnaast wordt steeds meer erkend dat deze lijsten niet het totale scala aan stoffen afdekt die mogelijk problemen kunnen veroorzaken in oppervlaktewater. Daarom is de laatste tijd aandacht besteed aan verkenningen naar mogelijke vergeten stoffen. Dat er vergeten stoffen in het watersysteem en in effluenten voorkomen is duidelijk geworden via stoffenonderzoek (chemische technieken) en via effectgericht onderzoek (biologische technieken). Uit dit onderzoek is gebleken dat er in het aquatische milieu effecten (bijvoorbeeld hormonale effecten) kunnen worden aangetoond, veroorzaakt door stoffen waarvan tot dan toe niet bekend was dat ze daartoe aanleiding gaven. Ook worden steeds vaker stoffen aangetroffen in concentraties waarbij mogelijk effecten verwacht kunnen worden (bijvoorbeeld geneesmiddelen). Wanneer over een stof(groep) meer bekend wordt zal deze steeds minder goed onder het begrip vergeten stof gaan vallen en een zelfstandig onderwerp van beleid en aanpak worden. Voor stoffen met een hormonale werking en geneesmiddelen is dit reeds het geval. 7. Technische oplossingen en kosten Verwijdering bij RWZI s Door de bestaande RWZI s in Nederland wordt een aanzienlijke verwijdering van de hormoonontregelende stoffen bewerkstelligd en leveren hiermee een grote bijdrage aan het beperken van de hormoonontregelende potentie van ongezuiverd rioolwater. Na zuivering is de hormoonontregelende werking van het gezuiverde RWZI-effluent aanzienlijk minder, maar nog wel aantoonbaar. In een literatuurscan van de STOWA (2003) naar de verwijderingsprincipes van hormoonontregelende stoffen in een RWZI, worden geen concrete mogelijkheden aangedragen om het huidige zuiveringsproces verder te kunnen optimaliseren. Ook zijn er verschillende geavanceerde zuiveringstechnieken bekeken. De op de verwijdering van vaste deeltjes gebaseerde zand-, micro-, en ultrafiltratie zijn net als de membraanbioreactoren geschikte technieken om de goed (aan zwevend stof) adsorbeerbare hormoonontregelende stoffen (zoals nonylfenol en gebromeerde brandvertragers) te verwijderen. De steroïdhormonen zijn goed oplosbaar en zullen naar verwachting slechts gedeeltelijk verwijderd worden. Hiervoor komen ander zuiveringstechnieken, zoals actiefkoolfiltratie en UV- en ozonbehandeling, wellicht in aanmerking. De ervaring met deze zuiveringstechnieken voor de verwijdering van steroïdhormonen uit RWZI-effluent is nog zeer gering zodat geen indruk bestaat over het zuiveringsrendement, de hormoonontregelende werking van de rest-lozing en de zuiveringskosten. 7 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

Verplaatsing lozingspunten RWZI Het risico op het optreden van oestrogene effecten bij mannelijke vissen is in regionale wateren het grootst, omdat deze wateren onder directe invloed staan van lozingen van hormoontregelende stoffen en daar relatief weinig verdunning optreedt. Verplaatsing van lozingspunten bijvoorbeeld van RWZI-effluenten naar grotere stromende wateren zou een maatregel kunnen zijn. Bij grotere verdunning treden waarschijnlijk geen, of in ieder geval minder effecten op. Maatregelen industrie In specifiek bedrijfsafvalwater met hormoonverstorende stoffen zijn bron- en end-of-pipe-maatregelen wellicht mogelijk om de concentraties in het afvalwater te reduceren. Deze emissiereducerende maatregelen moeten evenwel nog per bedrijfstak worden uitgewerkt. Indien mogelijk kan aansluiting worden gezocht bij andere ecotoxicologische stofeigenschappen van de hormoonontregelende stoffen, zoals toxiciteit, persistentie en bioaccumulatie, zodat niet gewacht hoeft te worden op implementatie van de eigenschap hormoonontregeling in het stoffenbeleid van EU en NL. Sanering ongezuiverde lozingen uit riool Sanering van riooloverstorten en van ongezuiverde lozingen vanuit verspreide verbouwing is bestaand beleid. Maatregelen Veehouderij De belasting van het oppervlaktewater met de natuurlijke steroïdhormonen vanuit de intensieve veehouderij is nog niet gekwantificeerd. Om deze reden zijn mogelijke maatregelen nog niet uitgewerkt. Kosten Van de kosten is nog geen inschatting gemaakt. 8. Wet- en regelgeving Het Europese en het Nederlandse stoffenbeleid (Wet milieugevaarlijke stoffen) bieden de mogelijkheid stoffen te verbieden, of beperkingen met betrekking tot het gebruik op te leggen. Zowel nationaal als internationaal is men het erover eens dat hormoonontregeling als criterium moet worden toegevoegd aan de beoordeling van stoffen. Op dit moment is dit nog niet mogelijk, omdat er nog geen standaardtestmethoden voor de bepaling van hormoonontregeling beschikbaar zijn. Deze testmethoden worden in OECD-verband ontwikkeld en zullen voor vissen en vogels binnen enkele jaren beschikbaar zijn. Voor amfibieën en ongewervelden zal dit wat langer op zich laten wachten. 8 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

9. Beleid Veel van het hieronder beschreven beleid voor hormoonontregelende stoffen is overgenomen uit het state-of-the-art rapport Hormoonontregelende stoffen en watermilieu (2003). Algemeen Ondanks het feit dat de ernst van het hormoonontregelend effect voor de lange termijn niet volledig kan worden overzien is het gewenst de emissie van hormoonontregelende stoffen te reduceren. Indien gewacht wordt tot effecten zich op populatieniveau openbaren is het moeilijk deze effecten causaal in verband te brengen met de hiervoor verantwoordelijke hormoonontregelende stoffen en emissiebronnen. Hormoonontregelende stoffen hebben immers niet altijd direct effect. Het is mogelijk dat effecten pas optreden in een volgende generatie. Dit maakt het lastig om deze effecten door middel van emissiereducerend beleid nog terug te draaien. Net als voor de klassieke stoffen geldt ook voor hormoonontregelende stoffen dat de cocktail van chemicaliën waaraan organismen in het milieu worden blootgesteld, resulteert in additieve of mogelijk antagonistische effecten. Dit maakt het niet eenvoudig om hormoonontregelaars met tests te meten en effecten op te sporen in het veld. Daarnaast zijn voor het beoordelen van risico s van hormoonontregelende stoffen op dit moment nog onvoldoende tests beschikbaar. De karakteristieken en onzekerheden pleiten voor toepassing van het voorzorgsprincipe bij het toelatingsbeleid van hormoonontregelende stoffen. Nederland De minister van VROM heeft in 1999 in de notitie Hormoonontregelende stoffen een overzicht gegeven van het beleid en het lopend onderzoek op het gebied van hormoonontregelende stoffen. In deze notitie wordt o.a. geconcludeerd dat de aanpak van hormoonontregelende stoffen niet principieel anders benaderd dient te worden dan die van andere stoffen die ecotoxicologische effecten kunnen veroorzaken. Om deze reden is hormoon-ontregeling als één van de ecotoxicologische parameters opgenomen in het nieuwe stoffenbeleid Strategienota Omgaan met Stoffen van VROM en verdient hormoonontregeling dus eenzelfde aanpak als bijvoorbeeld persistentie en bioaccumulatie. In deze strategienota wordt evenwel opgemerkt dat met de terugdringing van de hormoonontregelende stoffen zal moeten worden gewacht tot er voldoende betrouwbare bepalingsmethoden en in internationaal verband criteria en protocollen zijn vastgesteld. Voorlopig wordt de hormoonontregelende werking meegenomen via reproductietoxiciteit. Op verzoek van VROM heeft de Gezondheidsraad (1999) het advies Hormoonontregelaars in ecosystemen opgesteld. De raad spreekt in dit advies haar bezorgdheid uit over de mogelijke, negatieve gevolgen van hormoonontregelende stoffen op het watermilieu. De Gezondheidsraad heeft circa dertig stoffen als verdacht voor het Nederlandse watermilieu aangemerkt. In het advies van de Gezondheidsraad over hormoonontregelaars beveelt de raad een 9 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

'weight of evidence'-benadering aan, waarbij door middel van getrapt onderzoek en een combinatie van chemisch analytische en biologische testmethoden een causaal verband tussen de aanwezigheid en blootstelling aan hormoonontregelende stoffen en de aangetoonde effecten kan worden vastgelegd, of in ieder geval aannemelijk kan worden gemaakt. Deze weight of evidence -benadering is ook de opzet van het Landelijk Onderzoek oestrogene Stoffen (2002) geweest. EU-beleid Het beleid van de Europese Commissie (EC) met betrekking tot hormoonverstorende stoffen is vastgelegd in de Community Strategy for Endocrine Disruptors (EU-COM, 1999). De doelen van de strategie zijn het vaststellen van de aard, omvang, oorzaken en consequenties van het probleem van hormoonverstoring en het formuleren van accuraat beleid (uitgaande van het voorzorgsprincipe), zodat er snel en effectief op het probleem geanticipeerd kan worden. De strategie onderschrijft de noodzaak van verder onderzoek, internationale coördinatie, voorlichting aan de bevolking en het afkondigen van beleidsmaatregelen. Er zijn acties opgesteld voor de korte, middellange en lange termijn. Een van de belangrijkste korte-termijn acties is het opstellen van een lijst met prioritaire hormoonverstorende stoffen ( ED priority list ). In het kader van de uitvoering van de Europese strategie voor hormoonontregelende stoffen is in 2000 een kandidatenlijst voor hormoonverstorende stoffen opgesteld, bestaande uit 553 synthetische stoffen en 9 synthetische/natuurlijke hormonen. De kandidatenlijst is afhankelijk van de beschikbare informatie, verdeeld in drie aparte groepen stoffen en er is een prioriteitenlijst opgesteld met activiteiten om de rol van deze stoffen bij hormoonontregeling nader te evalueren. Bij de indeling zijn de selectiecriteria productievolume, persistentie in het milieu, bewijsmateriaal voor hormoonontregeling in de wetenschappelijke literatuur en blootstellingsaspecten gehanteerd. Van 435 stoffen waren onvoldoende gegevens bekend. Verzamelen van aanvullende informatie over persistentie en productievolume is een prioriteit. Van 118 stoffen is (potentiële) hormoonontregeling aangetoond. Hierover kan het volgende worden gemeld: Voor 109 van deze stoffen geldt in het kader van bestaande wetgeving al een verbod of beperking, of wordt dit overwogen. Voor 46 van deze 109 stoffen loopt een risicobeoordeling in het kader van reeds bestaand EG-beleid, i.e. de Verordening voor Bestaande Stoffen (793/93) en richtlijn 91/414/EEG inzake gewasbescherming. De commissie heeft verzocht om bij de beoordeling van deze stoffen het bewijsmateriaal voor hormoonontregeling mee te wegen en de bepaling van strategieën voor risicobeperking en de vergunningverlening in het kader van dit bestaand EG-beleid te versnellen (EU COM (2001) 262). Voor nonylfenol en nonylfenol ethoxylaat heeft dit inmiddels geleid tot een voorstel voor een richtlijn met gebruiksbeperkingen (EU COM (2002) 459). 10 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

Voor de overige 9 stoffen en voor oestron, oestradiol en ethinyloestradiol is een grondige evaluatie uitgevoerd, die ter consultatie wordt voorgelegd aan stakeholders en wetenschappelijke commissies. Verder is de EU onlangs gestart met het inventariseren en beoordelen van activiteiten op het gebied van hormoonverstorende stoffen in Europa, de Verenigde Staten en Japan. Het gaat hierbij om teststrategieën/-programma s, onderzoek, regelgeving, beleid en de interactie tussen overheid, NGO s en industrie op dit gebied. De informatie uit de verschillende landen/regio s wordt vergeleken met de EU-aanpak en wordt gebruikt voor het opstellen van aanbevelingen over hoe de EU haar coördinatie zou kunnen verbeteren en haar middelen op een efficiënte manier kan inzetten. OSPAR Ook in OSPAR-kader wordt gewerkt aan een classificatiesysteem op basis waarvan milieugevaarlijke stoffen kunnen worden geïdentificeerd als: bekende hormoonontregelende stoffen met effecten op vissen of andere mariene organismen; bekende hormoonontregelende stoffen met effecten op zoogdieren; mogelijk hormoonontregelende stoffen op grond van in-vitro gegevens die een indicatie geven voor mogelijke hormoonontregeling in intacte organismen, ondersteund door invivo effecten, al dan niet veroorzaakt door hormoonontregeling. Hormoonontregelende stoffen uit groep 1 worden als meest verontrustend beschouwd voor de bescherming van het mariene milieu. In OSPAR-verband wordt gewerkt aan een monitoringsprogramma met behulp van effectmetingen. Meting van endocriene effecten is daarin nog niet opgenomen. Er wordt aangesloten bij de testontwikkeling in OECD-kader en het EU-beleid. Uitvoering lagere overheden en doelgroepen Waterbeheerders zijn zich nog aan het oriënteren hoe om te gaan met deze nieuwe problematiek. Met de momenteel beschikbare informatie over hormoonontregelende stoffen en potentiële emissiebronnen is het voor de waterbeheerders goed mogelijk om als eerste stap de risicolocaties binnen hun eigen beheersgebied te identificeren op basis van gebiedsgerichte analyse van potentiële emissiebronnen en het ontvangende oppervlaktewater. Engeland, waar de problematiek van de hormoonontregelende stoffen veel groter is dan in Nederland, staat een vergelijkbare aanpak voor. 10. Kaderrichtlijn water Gezien het grote aantal stoffen met potentiële hormoonontregelende werking en de verstorende werking op populaties, zal deze stofgroep bij de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) een belangrijke 11 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

rol moeten spelen. Van de 33 voorgestelde prioritaire stoffen in de KRW - die beneden een nog te bepalen risiconiveau moeten worden gebracht voor het realiseren van een goede chemische toestand - zijn er 11 kandidaat-hormoonontregelaar. Een goede ecologische toestand is alleen haalbaar als de effecten van dit soort stoffen beneden een bepaald risiconiveau blijven. De OECD-tests met bijbehorende criteria en protocollen moeten hiervoor een grenswaarde gaan bieden. 11. Prognose Het is moeilijk om een prognose te maken, omdat de problematiek van hormoonontregelende stoffen in Nederland nog nader verkend moet worden. Zo is nog onbekend wat de bijdrage is vanuit de intensieve veehouderij aan de belasting van natuurlijke hormonen aan het oppervlaktewater en of dit resulteert in hormoonontregelende effecten in het ontvangende oppervlaktewater. Verder bestaat nog geen goed beeld in Nederland in welke mate hormoonontregelende effecten in regionale wateren plaatsvinden. Verwacht wordt dat in 2015 het probleem beter in beeld is gebracht doordat een aantal van de kennislacunes verder is ingevuld. In 2015 zullen er op beperkte schaal maatregelen zijn genomen. Deze prognose is gebaseerd op het feit dat er op dit moment nationaal en internationaal nog geen concrete plannen voor het uitvoeren van maatregelen bestaan. 12. Lacunes Veel van de hieronder beschreven kennislacunes en mogelijkheden voor aanpak staan uitgebreider beschreven in het state-of-the-art rapport Hormoonontregelende stoffen en watermilieu van RIZA/RIKZ (2003) en de Review oestrogenen en geneesmiddelen in het milieu van STOWA (2003). Kennis Nog weinig is bekend over de effecten van hormoonontregelende stoffen bij visetende toppredators, zoals de vogelsoorten visdief en grote stern en zeezoogdieren als tuimelaar en zeehond. Maar ook over de effecten op plankton, dat de basis vormt van het al het leven in het aquatische ecosysteem en de sleuteldiersoorten, die in de voedselketen een essentiële rol spelen, zoals de watervlo en de aasgarnaal, is weinig bekend. Verder is meer inzicht nodig in de ecologische relevantie van de aangetoonde effecten op individuen voor reproductie en de populatie van de desbetreffende diersoort. Er is weinig informatie bekend over de biologische afbreekbaarheid van hormoonontregelende stoffen in het Nederlandse water. Met name voor de steroïdhormonen zijn afbraakgegevens in het watermilieu essentieel. Daarnaast dienen voor de steroïdhormonen de analysemethoden verder te worden geoptimaliseerd. De huidige detectielimiet ligt in dezelfde ordegrootte of is hoger dan de concentraties waarbij effecten op vissen zijn aangetoond. 12 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

Een verdere kwantificering van de (relatieve) bijdrage van de verschillende emissiebronnen aan de belasting van het oppervlaktewater met hormoonontregelende stoffen is gewenst. In het bijzonder verdient de emissie van de steroïdhormonen uit de mest van de intensieve veehouderij aandacht. Het is niet bekend hoeveel van de bruto-emissie aan natuurlijke hormonen daadwerkelijk in de poldersloten terechtkomt. Deze bruto-excretie van natuurlijke hormonen is vele malen groter dan die van de menselijke populatie. Zeker in gebieden met intensieve veehouderij zou dit kunnen leiden tot hoge concentraties van natuurlijke hormonen in poldersloten en negatieve effecten voor de organismen die in deze wateren leven. Hoge prioriteit heeft het vaststellen van de relatieve omvang van de problematiek van hormoonontregeling in het Nederlandse aquatische milieu. Met de momenteel beschikbare informatie over hormoonontregelende stoffen en potentiële emissiebronnen is het voor de waterbeheerders mogelijk om de potentiële risicolocaties binnen hun eigen beheersgebied te identificeren op basis van gebiedsgerichte analyse van potentiële emissiebronnen en het ontvangende oppervlaktewater. Hiermee kunnen de meest risicovolle locaties in kaart worden gebracht en wordt een beeld verkregen van de mate van voorkomen van hormoonontregeling in Nederland. In Nederland en buitenland is een groot scala aan in vitro en in vivo testmethoden ontwikkeld voor het aantonen van hormoonontregelende effecten in stoffen en milieumonsters. In OECD-kader wordt momenteel vastgesteld welke testen wetenschappelijk en beleidsmatig rijp zijn om ingezet te worden bij de risicobeoordeling voor hormoonontregeling. 13. Beleidsopties Er zou meer beleidsmatige aandacht moeten komen voor het vaststellen van de omvang van de problematiek van hormoonontregeling in het aquatisch milieu. De komende jaren zullen de onderzoeksresultaten en de potentiële risico s voor het watermilieu breed gecommuniceerd moeten worden met de verschillende stakeholders, zoals de waterkwaliteitsbeheerders, chemische industrie, intensieve veehouderij, de verantwoordelijke ministeries, maar ook de burger. Binnen de nationale overheid en de Unie van Waterschappen zal coördinatie tussen de betrokken ministeries en waterkwaliteitsbeheerders gewenst zijn voor onderzoek en beleidsvoorbereiding. Als eerste zou een uitvoeringsplan kunnen worden opgezet, waarin is opgenomen welke vervolgactiviteiten, wanneer, door wie en met welk doel opgepakt dienen te worden. Om dit te realiseren zou een nationale werkgroep hormoonontregeling en waterkwaliteit kunnen worden opgezet, waarin kennisuitwisseling en afstemming van onderzoek en beleidsvoorbereiding kan plaatsvinden. 13 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

Verstoring van het hormoonsysteem, zoals vervrouwelijking, zou meer aandacht moeten krijgen bij de risicobeoordeling van stoffen. Om deze reden is het wenselijk dit als één van de ecotoxicologische parameters op te nemen in de methodiek van milieurisico- en stofbeoordeling. Oestrogene effecten op waterorganismen kunnen bij veel lagere concentraties optreden dan bijvoorbeeld dodelijke effecten of effecten op de groei. Naast persistente en bioaccumulerende stoffen, die vaak goed adsorberen aan zwevende stof, lijken binnen de risicobeoordeling van stoffen althans voor oestrogene ontregeling ook niet-hydrofobe (en mogelijk goed biologisch afbreekbare) stoffen van belang. Om deze reden heeft het ministerie van VROM in de Strategienota Omgaan met Stoffen hormoonontregeling als één van de ecotoxicologische parameters opgenomen en zal eenzelfde aanpak worden voorgestaan als bijvoorbeeld persistentie en bioaccumulatie. De kenmerken en onzekerheden rond hormoonontregeling pleiten voor toepassing van het voorzorgsprincipe bij het toelatingsbeleid, zoals de EU dit ook aanbeveelt. In de strategienota wordt evenwel opgemerkt dat met de terugdringing van de hormoonontregelende stoffen zal moeten worden gewacht tot er betere methoden beschikbaar zijn om stoffen op hormoonontregelende eigenschappen te screenen. Het is zaak de voortgang te bewaken bij de ontwikkeling en validatie van OECD-tests en indien nodig te bespoedigen. Waterkwaliteitsbeheerders zouden de potentiële risicolocaties voor hormoonontregeling binnen hun eigen beheersgebied kunnen identificeren op basis van gebiedsgerichte analyse van potentiële emissiebronnen en de ontvangende oppervlaktewateren. Verder zou bij innoverend onderzoek naar verdergaande zuiveringstechnieken voor RWZI s meer aandacht besteed moeten worden aan de verwijdering van goed in water oplosbare hormoonontregelende stoffen die bij lage concentraties al een hormoonontregelend effect kunnen uitoefenen, zoals de steroïdhormonen. De verwijdering van de meer hydrofobe hormoonontregelende stoffen kan worden verbeterd door verdere optimalisatie van de zuiveringstechnieken voor de verwijdering van de zwevende stof in het RWZI-effluent. Een verdere kwantificering van de (relatieve) bijdrage van de verschillende emissiebronnen aan de belasting van het oppervlaktewater met vanuit hormoonontregeling geprioriteerde (nieuwe) stoffen. Voor de emissie van steroïdhormonen vanuit mest op poldersloten in gebieden met intensieve veeteelt is dit door de ministeries van VROM, V&W en LNV toegezegd als reactie op het rapport van de Gezondheidsraad. Binnen de EU lopen een groot aantal projecten rond het thema hormoonontregeling. Nederland zou meer dan nu het geval is hierin meer kunnen participeren, zoals bij verder onderzoek naar de ecologische betekenis van de vastgestelde effecten. Met name ter beantwoording van de vraag: Wat zijn de gevolgen voor 14 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars

reproductie en de vispopulatie van feminiserende verschijnselen zoals vitellogenine-inductie in het bloedplasma en interseksualiteit van mannelijke vissen? 14. Meer informatie CSTEE (1999) Opinion on Human and Wildlife Health Effects of Endocrine Disrupting Chemicals, with Emphasis on Wildlife and on Ecotoxicology Test Methods. Report of the Working Group on Endocrine Dirupter of the Scientific Committee on Toxicity, Ecotoxicity and the Environment (CSTEE) of DG XXIV, Consumers Policy and Consumer Health Protection. Derksen J.G.M. en J. Lahr (2003). Review oestrogenen en geneesmiddelen in het milieu. Stand van zaken en kennislacunes. STOWA-rapport 2003-09, Utrecht.. Ende F. van de & A.D. Vethaak (2003). State-of-the-art rapport Hormoonontregelende stoffen en watermilieu. Concept RIZA/RIKZ-rapport, Lelystad / Den Haag (in voorbereiding). Gerritsen A., G. Rijs, J. Klein Breteler en J. Lahr (2003). Oestrogene effecten in vissen in regionale wateren. RIZA-rapport 2003.019, Lelystad. Gezondheidsraad (1999). Hormoonontregelaars in ecosystemen. Gezondheidsraadrapport 1999/13, Rijswijk. Lahr J., P. Loeffen, A. Derksen en P. Roeleveld (2003). Verwijdering van hormoonverstorende stoffen in rioolwaterzuiveringsinstallaties. STOWA-rapport 2003-15, Utrecht. Pickering A.D. (2002). Community Programme of Research on Environmental Hormones and Endocrine Disruptors (COMPREHEND). Final Report.. Centre for ecology & hydrology, Natural Environment Research Council, Ambleside, Cumbria, Groot- Brittannië. VROM (1999) Notitie hormoonontregelende stoffen. Notitie aan de Tweede Kamer. DGM/SVS/ 99182381. Vethaak A.D., G.B.J. Rijs, S.M. Schrap. H. Ruiter, A.A.M. Gerritsen and J. Lahr (2002). Estrogens and xeno-estrogens in the aquatic environment of the Netherlands. Occurrence, Potency and Biological Effects. (LOES) RIZA/RIKZ-rapport 2002.001, Lelystad / Den Haag. 15 XI Vergeten stoffen - hormoonontregelaars