Burgerschapscompetentie van leerlingen aan het eind van het basisonderwijs

Vergelijkbare documenten
Instrumenten duurzame ontwikkeling van kinderen

Effecten van schoolsamenstelling op schoolprestaties in het Nederlandse basisonderwijs.

Effectevaluatie van Discussiëren Kun Je Leren (DKJL)

Burgerschapscompetenties van jongeren in Nederland

Schoolprestaties van oude en nieuwe gewichtenleerlingen

Het advies voortgezet onderwijs: is de overadvisering over?

De Effectiviteit van het Daltononderwijs

Sociale Competentie in het Rotterdamse Onderwijs

Pilot leerwinst en toegevoegde waarde in het voortgezet onderwijs. Alex Coenen

Informatie over de deelnemers

Symposiumvoorstel Onderwijs Research Dagen 2013

Computergebruik in het

Prestaties, gedrag en houding van basisschoolleerlingen

Waarden en normen in interculturele context: effecten op burgerschapscompetenties van leerlingen

Samenstelling van de klas en. cognitieve en sociaal emotionele uitkomsten

Werkt De Vreedzame School?

Commitment aan school

Wat is COOL 5-18? Opleiding en taal cruciaal

ool 5-18 Zittenblijvers en verwezen leerlingen in het cohortonderzoek COOL5-18 Tineke Paas Lia Mulder Jaap Roeleveld

Effectevaluatie Welkom in mijn Wijk (WIMW)

Burgerschapsvorming LVGS

Samenvatting. 1 Inleiding. Begin twintigste eeuw maken tal van vernieuwingsinitiatieven

Integratie, generatie en onderwijsprestaties

Resultaten van de tweede ronde van het cohortonderzoek COOL 5-18 in het basisonderwijs

Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen

Toekomstgericht onderwijs. Schoolrapport eerste jaar Algemeen deel Maart 2017

Samenvatting en conclusies

Gestruikeld voor de start

Samenstelling van de klas en cognitieve en sociaal-emotionele uitkomsten

Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo

Wat is er met motivatie aan de hand?

Verkenning gebruiksmogelijkheden meetinstrument Burgerschapscompetenties Geboers, E.A.M.; Geijsel, F.P.; ten Dam, G.T.M.

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Pilot. Leerwinst en toegevoegde waarde. in het voortgezet onderwijs. Schoolrapport eerste pilotjaar. Anoniem; verzameld uit verschillende rapporten

Aandacht voor diversiteit in burgerschapsonderwijs: contextgerelateerde

Hoe het basisonderwijs stilletjes efficiënter werd

Reflecteren. op binnen- en buitenschoolse burgerschapservaringen

ICT in het basis- en voortgezet onderwijs. Schooljaar

De doelgroepen van het onderwijsachterstandenbeleid: ontwikkelingen in prestaties en het advies voortgezet onderwijs

Samenvatting, conclusies en discussie

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

Referentieniveaus en leesbevordering voor zwakke lezers

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Zittenblijven en verwijzing in het basisonderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eenheid of verdeeldheid? Burgerschap in een gedifferentieerd voortgezet onderwijssysteem

Fort van de Democratie

De overgang po vo. Hoe bepalen wat een leerling kan? Trudie Schils Universiteit Maastricht

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

PO leerling aantallen per schooljaar

Omschrijving van het symposium

PRESTATIES VAN LEERLINGEN EN HET GEBRUIK VAN FRIES ALS VOERTAAL OP BASISSCHOLEN IN FRIESLAND

Aantallen en typen zorgleerlingen in schooljaar 2007/08

peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso

Morele Ontwikkeling van Jongeren. Hanze Jeugdlezing 2012

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten)

Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG. Datum 27 november 2017 Reactie op burgerschapsonderzoek ICCS

SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

Doelgroepleerlingen in Zoetermeer: de tussengroepen Analyse en advies voor VVE-beleid

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Samenvatting. Zie hiervoor het werkplan van de Evaluatie- en adviescommissie passend onderwijs ECPO, oktober 2008.

Herkomstkenmerken en begintoets

Bijlage bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie en religie

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

ICT IN HET BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2007/2008 TECHNISCH RAPPORT

In welke mate kunt u zich vinden in het benoemen van vrijheid, gelijkheid/gelijkwaardigheid en solidariteit als basiswaarden voor

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003

Taal peilingen door de jaren heen

Doen echte kerels er wel toe?

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

6 Psychische problemen

5. Onderwijs en schoolkleur

Schoolnaam: BS. T Plaats: E.

Zie De Graaf e.a voor een uitgebreide onderzoeksverantwoording van het onderzoek Seks onder je 25ste.

INHOUDSOPGAVE 7 1 INLEIDING EN VRAAGSTELLING 13

VELON conferentie 8 maart 2010 Ontwikkeling: Els Schellekens (Bureau ELS) Onderzoek: Dorian de Haan Marije de Hoogd

De nieuwe verscheidenheid Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland

Conferentie Burgerschap in het onderwijs op 22 november 2017

4. Kans op echtscheiding

Verschillen tussen Vrije scholen en reguliere scholen in niet-cognitieve opbrengsten

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap

Rapport Onderzoek Schoolkeuze Dapperbuurt Fieldlab Oost. Amsterdams Kenniscentrum voor Maatschappelijke Innovatie (AKMI)

Handleiding Primair Onderwijs

De Vreedzame School:

Bijlage bij hoofdstuk 5 Allochtone leerlingen in het onderwijs

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

BURGERSCHAP IN HET MBO. Docenten in burger. november 2013

Transcriptie:

Burgerschapscompetentie van leerlingen aan het eind van het basisonderwijs Guuske Ledoux en Ineke van der Veen Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam (e-mail: gledoux@kohnstamm.uva.nl; ivanderveen@kohnstamm.uva.nl) Abstract Burgerschapsvorming verschijnt steeds vaker op de onderwijsagenda. Van scholen in het basisen voortgezet onderwijs wordt verwacht dat ze hieraan expliciet aandacht besteden. Over wat leerlingen feitelijk kunnen op dit gebied is echter weinig bekend. Daarom is in de opzet van het nieuwe cohortonderzoek COOL 5-18 voorzien in meting van burgerschapscompetentie aan het einde van het basisonderwijs en in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs. Multilevel analyse op de data van de eerste meting van COOL 5-18 in het basisonderwijs laat verschillen zien tussen jongens en meisjes, tussen allochtone en autochtone leerlingen, tussen scholen met verschillend leerlingenpubliek en tussen scholen in meer en minder stedelijke gebieden. De interpretatie daarvan geeft stof tot discussie. Theoretische basis en probleemstelling In de afgelopen decennia is in vrijwel alle Europese landen burgerschapsvorming geïntroduceerd in het curriculum. Nederlandse scholen voor basis- en voortgezet onderwijs zijn vanaf 2006 verplicht een aanbod op burgerschap te verzorgen. De redenen hiervoor zijn divers. Er zijn zorgen over groeiende politieke en sociale spanningen in Nederland en over de sociale cohesie in de samenleving. Leren samenleven komt daarmee op de agenda van de school. Andere motieven zijn de toenemende aandacht voor de pedagogische en maatschappelijke opdracht van de school, de wens om kinderen en jongeren op school te laten oefenen met de principes van de democratie, de verbreding van de kerndoelen van het onderwijs tot het sociale domein ( soft skills ) en nieuwe visies op de rol van sociale vaardigheden bij het ontstaan en bestrijden van maatschappelijke ongelijkheid (Leenders & Veugelers, 2004; Ten Dam e.a., 2003; Onderwijsraad, 2003; De Winter, 2006).

Hoewel er nog zeker geen consensus is over wat en hoeveel het onderwijs zou moeten of kunnen bijdragen aan de sociale en burgerschapsontwikkeling van kinderen, is het wel duidelijk dat het onderwijs daarin in ieder geval een rol speelt en ook wil spelen. Vrijwel elke leerkracht rekent het zich immers tot zijn of haar taak om leerlingen te leren goed met elkaar om te gaan en een bijdrage te leveren aan de sociale samenhang in de klas en in de school. De toenemende aandacht voor dit deel van de taak van het onderwijs was reden om in de eerste meting van COOL 5-18 een nieuw meetinstrument op te nemen, namelijk een vragenlijst voor leerlingen over burgerschapscompetenties. Deze is afgenomen in groep 8 van het basisonderwijs en leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs. Inhoud van de vragenlijst Burgerschapscompetenties zijn een onderdeel van sociale competenties. Sociale competentie is een breed begrip, waaraan drie aspecten kunnen worden onderscheiden: - Een intrapersoonlijk aspect: persoonlijke kwaliteiten die iemand nodig heeft voor het sociale verkeer. Voorbeelden zijn zelfrespect, zelfkennis, zelfdiscipline. - Een interpersoonlijk aspect: competenties die nodig zijn voor de sociale omgang met anderen. Voorbeelden zijn communicatieve vaardigheden, inzicht in beweegredenen van anderen, een dialoog met anderen willen aangaan en kennis van sociale regels. - Een maatschappelijk aspect: competenties die nodig zijn voor functioneren in de (bredere) samenleving. Voorbeelden zijn verantwoordelijkheid willen nemen, een democratische gezindheid, kunnen omgaan met culturele verschillen en met sociale spanningen. Het maatschappelijke aspect is het domein van de burgerschapscompetentie. Aan het meetinstrument dat in COOL 5-18 gebruikt is ligt een definitiematrix ten grondslag. Daarin is het begrip burgerschapscompetentie opgedeeld in enerzijds verschillende aspecten van competentie en anderzijds verschillende aspecten van burgerschap. Competentie is uiteengelegd in kennis, vaardigheden, attituden en reflectie. Burgerschap is uiteengelegd in vier sociale taken, te weten: democratisch handelen, maatschappelijk verantwoordelijk handelen, omgaan met conflicten en omgaan met verschillen. Voor elke sociale taak zijn in de definitiematrix en vervolgens in het instrument de verschillende aspecten van competentie ingevuld. Het meetinstrument bevat aldus kennisvragen, reflectievragen, attitudevragen en vragen over vaardigheid (self-efficacy) voor elk van de vier sociale taken.

Onderzoeksvragen De data van COOL 5-18 lenen zich voor verschillende soorten analyses. Hier concentreren we ons op de uitkomsten voor groep 8 in het basisonderwijs en op twee hoofdvragen die regelmatig terugkeren in het cohortonderzoek, namelijk de vraag naar verschillen tussen groepen leerlingen en de vraag naar verschillen tussen typen scholen. De onderzoeksvragen zijn de volgende: 1. Zijn er verschillen tussen groepen leerlingen in groep 8 op de verschillende (sub)schalen van het meetinstrument burgerschapscompetentie? Wat is de invloed van geslacht, sociale herkomst, etnische herkomst en cognitief niveau? 2. Zijn er verschillen tussen groepen scholen op de verschillende (sub)schalen van het meetinstrument burgerschapscompetentie? Is er bijvoorbeeld verschil tussen traditionele vernieuwingsscholen en overige scholen, tussen scholen met een verschillende leerlingenpubliek of tussen scholen van verschillende denominatie? Onderzoeksopzet Er is gebruik gemaakt van de volledige steekproef van COOL 5-18 in het basisonderwijs, deze omvat 550 scholen met 8545 leerlingen in groep 8. Er is een multilevel analyse uitgevoerd waarin eerst de variabelen op leerlingniveau zijn opgenomen en vervolgens de variabelen op schoolniveau. De leerlingvariabelen zijn sekse, etnische herkomst, opleiding ouders en leerprestaties (scores op toetsen begrijpend lezen en rekenen die zijn afgenomen in groep 8). De schoolvariabelen zijn sociaal-etnische schoolcompositie, denominatie, urbanisatiegraad (mate van stedelijkheid) van de gemeente waarin de school gevestigd is en al dan niet horen tot de groep traditionele vernieuwingsscholen (Montessorischolen, Jenaplanscholen, Daltonscholen). Voor de sociaal-etnische schoolcompositie (samenstelling van de leerlingenpopulatie van de school naar sociaal milieu en etnische herkomst van de kinderen) is een variabele geconstrueerd die aangeeft wat het dominante leerlingenpubliek is op een school (type leerlingen dat het meest voorkomt). De onderscheiden categorieën bij alle variabelen zijn te vinden in de resultatentabellen. De afhankelijke variabelen zijn de vier hoofdschalen voor de verschillende componenten van competentie, namelijk kennis, attitude, vaardigheid en reflectie. Kennis is gemeten met een multiple choice toets met kennisvragen over de vier sociale taken (27 items), de overige drie

componenten zijn gemeten via zelfrapportage van leerlingen (24 items attitude, 15 items vaardigheid, 28 items reflectie). Meer informatie over alle variabelen is te vinden in het technisch rapport van de eerste meting van COOL 5-18 in het basisonderwijs (Driessen e.a., 2009). Resultaten De analyses zijn uitgevoerd voor elke competentiecomponent afzonderlijk. We laten hier eerst de resultaten in tabelvorm zien voor kennis en attitude, deze geven het beste de hoofdlijnen in de uitkomsten weer. Daarna vatten we de uitkomsten samen voor elke variabele die in de modellen is opgenomen, hierbij betrekken we ook de uitkomsten voor vaardigheid en reflectie. Tot slot geven we een overzicht van alle significante resultaten in termen van effectgrootte.

Tabel 1 Uitkomsten multilevelanalyse voor kennis en attitude Kennis Attitude 0-model model 1 model 2 0-model model 1 model 2 variantie School 0.005 0.004 0.004 0.017 0.012 0.011 Leerling 0.025 0.018 0.018 0.158 0.142 0.142 Totaal 0.031 0.023 0.023 0.175 0.155 0.153 % verklaarde variantie school 20% +4% 25% +13% % verklaarde variantie totaal 26% +1% 11% +1% ICC 0.175 0.095 Cons 0.753 0.241 0.221 2.990 2.815 2.764 sekse Jongen -0.055-0.055-0.185-0.185 etnische herkomst (ref = autochtoon) Turkije -0.031-0.029 0.139 0.109 Marokko -0.007-0.005 0.246 0.214 Suriname -0.004-0.004 0.131 0.099 Antillen 0.020 0.021 0.120 0.091 Oost-Eur. en ov. West. Landen -0.007-0.007 0.100 0.089 Overige niet-west. Landen -0.005-0.004 0.130 0.107 opleiding ouders (ref=max. mbo) max. lager onderwijs -0.017-0.016-0.013-0.023 max. lbo -0.006-0.005-0.035-0.040 max. hoger onderwijs 0.001 0.001 0.029 0.030 leerprestaties begrijpend lezen 0.004 0.004 0.004 0.004 Rekenen 0.003 0.003 0.000 0.000 sociaal-etnische schoolcompositie (ref=50% mbo) C1 50% lbo allochtoon -0.021 0.088 C2 50% lbo autochtoon -0.018 0.025 C3 75% lbo mbo -0.005 0.016 C5 75% mbo ho -0.003 0.014 C6 50% ho 0.003-0.022 C7 heterogeen -0.004 0.051 denominatie (ref=openbaar) Rooms-Katholiek 0.006-0.008 Protestants-Christelijk 0.003-0.030 Islamitisch/Hindoest./Reformat./Geref.vrijgem. -0.005 0.019 Overig bijzonder 0.010 0.024 urbanisatiegraad (ref=matig stedelijk) niet/weinig stedelijk 0.021 0.024 sterk stedelijk 0.026 0.055 zeer sterk stedelijk 0.030 0.057 traditionele vernieuwingsschool (ref = nee) 0.014 0.047 verbetering Fit 2727.2 15.3 968.8 43.5 verschil df 12 14 12 14

Samenvatting resultaten leerlingniveau Jongens scoren lager dan meisjes, bij alle componenten. Allochtone leerlingen scoren hoger dan autochtone leerlingen bij attitude, vaardigheid en reflectie. Bij kennis zijn er geen significante verschillen voor etnische herkomst, behalve voor Turkse leerlingen (significant lager dan de referentiegroep autochtonen). Leerlingen met ouders die laag zijn opgeleid scoren meestal lager dan leerlingen met hoger opgeleide ouders; voor de verschillende componenten verschilt het precieze patroon enigszins. Leerlingen met hogere leerprestaties begrijpend lezen halen hogere scores bij alle componenten, voor leerprestaties rekenen is er alleen een effect bij de kenniscomponent. Samenvatting resultaten schoolniveau Op scholen met meer dan 50% allochtone leerlingen met laag opgeleide ouders scoren leerlingen hoger op attitude, reflectie en vaardigheid dan de leerlingen op de referentiegroep (scholen met meer dan 50% mbo-opgeleide ouders). Voor de andere schoolcompositiegroepen is er geen relatie. Denominatie heeft maar bij één component een relatie met de scores op burgerschap: leerlingen op protestants-christelijke scholen scoren lager op vaardigheid dan leerlingen op openbare scholen. Leerlingen op traditionele vernieuwingsscholen scoren hoger dan leerlingen op overige scholen bij attitude en vaardigheid. De mate van stedelijkheid is bij alle componenten gerelateerd aan de burgerschapsscores. De leerlingen op scholen in matig stedelijke gebieden scoren steeds lager dan leerlingen op scholen in sterk en zeer sterk stedelijke gebieden en bij kennis en vaardigheid ook lager dan leerlingen op scholen in niet-stedelijke gebieden. De hoeveelheid verklaarde variantie op schoolniveau is bij kennis 17.5%, bij attitude 9.5%, bij vaardigheid 6.2% en bij reflectie 7.9%. Toevoeging van de schoolkenmerken zorgt bij attitude, vaardigheid en reflectie voor een significante verbetering van de passing van het model (niet bij kennis) en zorgt bij alle componenten voor extra verklaarde variantie op schoolniveau (minimaal 4, maximaal 18%) en voor 1% extra verklaarde variantie van het totaal.

We zien dus dat zowel leerlingkenmerken als schoolkenmerken er toe doen bij de verklaring van verschillen in burgerschapscompetentie. Om meer inzicht te bieden in de mate waarin, staan in onderstaande tabel de significante resultaten van model 2 (het model met alle opgenomen variabelen) nogmaals weergegeven, maar nu gepresenteerd in termen van effectgrootte. Een effectgrootte van.20 of minder geldt in de regel als een klein effect (gering verschil), een effectgrootte tussen.20 en.50 als een matig effect en een effectgrootte boven de.50 als een groot effect. Tabel 2 Effectgroottes significante effecten model 2 kennis attitude vaardigheid reflectie Sekse Jongen -0.31-0.44-0.32-0.27 etnische herkomst (ref = autochtoon) Turkije -0.17 0.26 0.25 0.17 Marokko 0.51 0.44 0.36 Suriname 0.24 Antillen 0.22 Oost-Eur. en ov. West. Landen 0.21 0.25 0.19 Overige niet-west. Landen 0.26 0.20 0.15 opleiding ouders (ref=max. mbo) max. lager onderwijs -0.09-0.11 max. lbo -0.10-0.08-0.06 max. hoger onderwijs 0.07 0.05 leerprestaties (per punt op de toets, per 10 punten is het 10x zo hoog) begrijpend lezen 0.02 0.01 0.01 0.00 Rekenen 0.02 sociaal-etnische schoolcompositie (ref=50% mbo) C1 50% lbo allochtoon 0.21 0.18 0.20 C2 50% lbo autochtoon C3 75% lbo mbo C5 75% mbo ho C6 50% ho C7 heterogeen 0.20 denominatie (ref=openbaar) Rooms-Katholiek Protestants-Christelijk -0.13 Islamitisch/Hindoest./Reformat./Geref.vrijgem. Overig bijzonder urbanisatiegraad (ref=matig stedelijk) niet/weinig stedelijk 0.12 0.08 sterk stedelijk 0.15 0.13 0.14 0.12 zeer sterk stedelijk 0.17 0.14 0.16 0.24 traditionele vernieuwingsschool (ref = nee) 0.11 0.10 Te zien valt dat de gevonden effecten over het algemeen klein zijn en soms zeer klein. Op leerlingniveau zijn sekse en etnische herkomst de variabelen met het meeste effect, opleiding

ouders en leerprestaties voegen daar nauwelijks iets aan toe. Vooral Marokkaanse leerlingen springen er uit: het verschil met de referentiegroep in scores op attitude, vaardigheid en reflectie is bij hen aanzienlijk. Op schoolniveau blijken denominatie en ja/nee traditionele vernieuwingsschool er weinig toe te doen; hoewel de licht hogere scores van leerlingen op traditionele vernieuwingsscholen wel opmerkenswaard zijn. De wat grotere effecten op schoolniveau zien we bij schoolcompositie (alleen wat betreft scholen met veel allochtone leerlingen van laagopgeleide ouders) en bij urbanisatiegraad (vooral verschil tussen scholen in sterk stedelijk gebeid en scholen in matig stedelijk gebied). Discussie Meisjes scoren op alle deelonderwerpen hoger dan jongens, Dat meisjes het beter zouden doen dan de jongens was wel verwacht voor de componenten attitude en vaardigheid. Meisjes vertonen immers over het algemeen meer aangepast gedrag, zijn sociaal vaardiger en meer gericht op goede sociale betrekkingen dan jongens. Dat meisjes ook hoger zouden scoren op kennis en reflectie was minder verwacht. Het komt misschien voort uit een grotere belangstelling van meisjes voor de burgerschapsonderwerpen. Als meisjes meer dan jongens geneigd zijn om kwesties in het sociale verkeer te (h)erkennen, weten ze daardoor mogelijk ook beter hoe je in zulke kwesties oplossingsgericht of volgens sociale regels moet handelen. Een ander opvallend resultaat zijn de verschillen tussen allochtone en autochtone leerlingen. Allochtone leerlingen, in het bijzonder Marokkaanse leerlingen, zeggen meer over burgerschapsonderwerpen na te denken, ze schatten hun eigen vaardigheden hoger in en ze hebben positievere attitudes. Opmerkelijk is dat dit ook geldt voor de westerse allochtonen. Wellicht zijn er voor de verschillen tussen de etnische herkomstlanden nog cultuurspecifieke oorzaken. Maar voor het algemene patroon ligt die verklaring niet voor de hand. Mogelijk zijn allochtone jongeren in het algemeen minder zelfkritisch of meer optimistisch over eigen kunnen dan autochtone jongeren en resulteert dat bij zelfbeoordeling in hogere scores. Bij andere instrumenten die bij de leerlingen zijn afgenomen in COOL5-18 (over taakmotivatie en cognitief zelfvertrouwen) vinden we dit patroon namelijk eveneens. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat allochtone jongeren meer dan autochtone jongeren in hun dagelijks leven ervaringen opdoen die hen confronteren met (een deel van) de sociale taken die opgenomen zijn in de vragenlijst

burgerschapscompetenties, zoals omgaan met conflicten en omgaan met verschillen. Dat zou er toe kunnen leiden dat ze er meer over nadenken (reflectie), maar ook dat ze het belangrijker vinden (attitude) en er beter mee kunnen omgaan (vaardigheid). De concentratie van veel allochtone leerlingen op school blijkt er ook nog toe te doen. Dit zou opgevat kunnen als een plus effect van de hierboven genoemde ervaringshypothese: het delen van die ervaringen geeft dan nog een extra effect. Maar het kan ook een plus effect zijn van geringere zelfkritiek/hoger optimisme. Mogelijk speelt hierbij het lage opleidingsniveau van de ouders ook nog een rol. De uitkomsten voor stedelijkheid zouden ook opgevat kunnen worden als een effect van concentratie. Allochtone leerlingen wonen naar verhouding het meest in sterk stedelijke gebieden en die zijn dus in etnisch en sociaal opzicht heterogener dan overige gebieden. De stad doet mogelijk een groter beroep op het vermogen van jongeren om met verschillen om te gaan. Waarom ook in niet-stedelijke gebieden soms hoger gescoord wordt dan in matig stedelijk gebieden is echter onduidelijk. Referenties Dam, G. ten, Volman, M., Westerbeek, K., Wolfgram, P. & Ledoux, G. (2003). Sociale competentie langs de meetlat. Den Haag: Transferpunt onderwijsachterstanden. Dam, G. ten, Geijsel, F., Reumerman, R., & Ledoux, G. (submitted). Burgerschapscompetenties: de ontwikkeling van een meetinstrument. Amsterdam: ILO/Kohnstamm Instituut. Driessen, G., Mulder, L., Ledoux, G., Roeleveld, J. & Veen, I. van der (2009). Cohortonderzoek COOL 5-18. Technisch rapport basisonderwijs, eerste meting 2007/08. Nijmegen: ITS / Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut Ledoux, G., Geijsel, F., Ten Dag, G. & Reumerman, R. (submitted). Burgerschapscompetenties van jongeren in Nederland. Amsterdam: ILO/Kohnstamm Instituut. Leenders, H. & Veugelers, W. (2004). Waardevormend onderwijs en burgerschap. Een pleidooi voor kritisch-democratisch burgerschap. Pedagogiek, 24, 4, 361-375 Onderwijsraad (2003). Onderwijs en burgerschap. Advies. Den Haag: Onderwijsraad. Winter, M. de (2006). Opvoeding in democratie. SWP.