1 INLEIDING. 1.1 Aanleiding en probleemverkenning

Vergelijkbare documenten
Aanleiding en probleemverkenning Doelstelling Centrale vraagstelling Bestaand woonmilieuonderzoek

5 PROFIELEN. 5.1 Woonmilieuprofiel gemeente Breda Buurtprofiel

2.1 Landelijk opgezet woonmilieuonderzoek

6 TYPOLOGIEËN. 6.1 Gemeentelijke buurttypologie Breda

4 KENMERKEN. 4.1 Woonmilieukenmerken als rode draad

Deze paragraaf definieert het begrip woonmilieu en maakt op basis van literatuuronderzoek een selectie van te gebruiken kenmerken.

Recreatieve woonmilieus in Almere. Erik van Marissing, Mei 2002

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Evenwichtig woningaanbod

op de woningmarkt Presentatie A: Het beleidsproces DSP-groep 2011 in opdracht van Stadsregio Rotterdam

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving Aansluiting plan Lingerzijde op de actuele regionale woningbehoefte

Rijksuniversiteit Groningen. Actie, actie, actie. Proefschrift

Arnoud van de Ven Hogeschool Arnhem Nijmegen 7 april 2016

Scenariobenadering Sport Toekomstverkenning

A. Business en Management Onderzoek

Strategisch Bewonersonderzoek Woonbeleving & Woonwensen. USP Bewonersscan 2018

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Kwaliteit van het Openbaar Groen. Onderzoeksplan

Inleiding Onderzoek, een lessen-cyclus voor MT/AD 3.

Presentatie evaluatie RAP

DEEL A. THEORETISCHE, METHODOLOGISCHE EN INHOUDELIJKE ACHTERGRONDEN...1

Nieuwe Kijk. Wegen. in het. Landschap. Ontwerponderzoek december 2011

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Gemeente Heerde MijnBurgemeester. Nieuwe burgemeester Heerde

Oegstgeest aan de Rijn: realisatie van een woningbouwbehoefte

Meer woonkansen voor ouderen

onderzoeksopzet handhaving

Regionale Structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving. Gemeente Roerdalen 19 november 2014

Plan van Aanpak. Auteur: Roel Konieczny Docent: Stijn Hoppenbrouwers Plaats, datum: Nijmegen, 7 mei 2004 Versie: 1.0

Startnotitie onderzoek Dienstverlening Venlo Belevingsonderzoek naar de Herindeling. dd. Januari 2016

Onderzoeksopzet ( ) Prestaties van Goed Wonen

Meer woonkansen voor ouderen

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

Rekenkamercommissie Wijdemeren

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten

Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant

Verkoop kavels Dolderseweg

Werkopdracht vierde ontwikkelsessie

THEMABIJEENKOMST WONEN. 29 juni 2015

De Bewonersscan: woonbeleving en wensen van huurders in kaart Brochure 2018

Rekenkamercommissie gemeente Bloemendaal

INGEKOMEN 2 5 JAN Verzenddatum. Paraaf Provinciesecretaris lluou^y

toelichting aanvaarding actualisering regionale woonvisie 2017

Organisatie in de buurt

*V Gemeente rs. Jur Botter, MPA

De algemene probleemstelling van dit afstudeeronderzoek heb ik als volgt geformuleerd:

Nota van beantwoording zienswijzen

Geherstructureerd stedelijk gebied,

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Regionale Structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving. Gemeente Weert 8 oktober 2014

Projectopdracht Regionale Woonvisie

Ruimtenormen voor vergaderen

Startnotitie Omgevingsvisie Nijmegen

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

Onderzoek naar de werking van het coalitieprogramma

Woonruimteverdeling in Breda

Leefbaarheidonderzoek Sluis

VERKEERSKUNDIGE TOETS NIEUW GEMEENTEHUIS LEIDERDORP VERKEERSGENERATIE, VERKEERSAFWIKKELING EN PARKEREN

Onderzoeksplan. Audit Nieuw!Zeeland

13.6. Onderzoeksresultaten: Betekenis voor verander- en

Effecten van WOZ-waarden in het woningwaarderingsstelsel

ONDERZOEKSPROTOCOL REKENKAMERCOMMISSIE STAPHORST. Beschrijving werkwijze onderzoeken rekenkamercommissie

Bijlage 1: DE ANALYSE

Startdocument regionale prestatieafspraken Bijlage 9

Datum: Informerend 18/

DEEL I KENNISMANAGEMENT: INLEIDING EN TOEPASSINGSGEBIEDEN

Inhoudsopgave. Waarom het Piramidemodel? Aanpak Voorbeeld Dronten Op de kaart zetten Tot slot

Onderzoeksopzet wijkplatforms gemeente Barneveld

Concentratie allochtonen toegenomen

gelet op het Woonplan , vastgesteld door de gemeenteraad van Haren op 30 september 2013;

WORDT KLEINSCHALIGE ZORG GROOT?

4,8. De achtergrond. Keuzeopdracht door een scholier 1748 woorden 22 maart keer beoordeeld. Maatschappijleer

Workshop: Communicatieprocessen en de Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid

Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12

Soort nota bespreekstuk In DT Nee. Dienst Stadsontwikkeling In college Telefoonnummer Voorstel in raad VROM

Startnotitie Actualisatie Woonvisie

PFM PFM Wonen 2016

Marktonderzoek Waterrijk

Samenvatting. Inleiding

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Meer senioren bewegen en sporten in Rotterdam

Handleiding intergemeentelijke ontwikkeling bedrijventerreinen

SAMEN. voor een sterke regio! Een perspectief voor het wonen in het stedelijk gebied Eindhoven

De Energietransitie van Onderaf

Onderzoek financiële software Onderzoek naar het gebruik en de waardering van financiële software

Bevorderen van verhuizingen door het toevoegen van woningen. Afstudeerpresentatie Martijn Nawroth

NEUTRAAL EN AARDGASVRIJ OP NAAR CO 2. -neutraal en/of aardgasvrij wonen. Uw navigatie naar toekomstbestendig CO 2. Bepaal je eigen route naar CO 2

De invloed van investeringen in de openbare ruimte op de waardeverandering van woningen

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009

Wielewaal. 1. Even vooraf! - belangrijke aandachtspunten. 2. Waar staan we nu? - status quo. 3. Waar gaan we heen? ontwikkelingsvisie

Beoordeling doelstellingen conceptbegroting

Imago en draagvlak. Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug SAMENVATTING RAPPORTAGE

Het gemeentelijk mobiliteitsplan Fase 1 : Oriëntatienota. maart Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid

Inhoudstafel INLEIDING...2

Onderzoeksontwerp. Module 3 (wo 30 sept 2015) Jac Christis en Annet Jantien Smit

Transcriptie:

1 INLEIDING Bij het kopen of het huren van woonruimte kijken mensen niet alleen naar de woning, maar ook naar de woonomgeving, het zogenaamde woonmilieu. Iemand wil bijvoorbeeld een eengezinswoning met een tuin en liefst ook een garage. Is er een speelveld voor de kinderen in de buurt, een school, een park voor het uitlaten van de hond, een buurtwinkelcentrum, een op- en afrit van de snelweg? Zijn er op wijkniveau recreatiemogelijkheden, een groot winkelcentrum, et cetera. Op stedelijk niveau kan iemand waarde hechten aan het Mastbos, winkelcentrum de Barones, het Chassé theater, het Valkenbergpark, voetbalclub NAC Breda en natuurlijk de Grote Kerk en de terrassen op de markt. Mensen kijken naar hun woning en haar omgeving op verschillende schaalniveaus. In deze scriptie staat het begrip woonmilieu, op verschillende schaalniveaus: buurt, wijk en gemeente, centraal. Dit hoofdstuk bevat de opzet voor dit onderzoek. Paragraaf één verduidelijkt de aanleiding voor dit onderzoek en de complexiteit van het onderwerp. In paragraaf twee staat de vraagstelling voor het onderzoek centraal. De afbakening van het onderzoeksgebied is te vinden in paragraaf drie. Paragraaf vier beschrijft het plan van aanpak, de gehanteerde onderzoeksmethoden en een schematische weergave van het te onderzoeken probleem, het conceptueel model. De vijfde paragraaf bevat een leeswijzer en sluit dit hoofdstuk af. 1.1 Aanleiding en probleemverkenning Deze afstudeerscriptie is vervaardigd in het kader van het laatste onderdeel van de afstudeerrichting Stedelijke en Regionale Planning van de studie Sociale Geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit onderzoek is uitgevoerd naast mijn werkverband bij de gemeente Breda. Bij de start van dit onderzoek zijn drie aanknopingspunten naar voren gekomen. Ten eerste de kritiek op het woonmilieuonderzoek van het onderzoeksbureau ABF- Research (in vervolg ABF 1 ) van de door de gemeente Breda ingestelde adviescommissie Smit, Smeets, en Kalle. 1 ABF staat voor een fusie van Axon, BSM, en Focus. Voor achtergrond zie webstek: http://www.abfresearch.nl/organisatie/default.asp 1

Ten tweede het pleidooi van de heer Buys, van het onderzoeksbureau RIGO Research en Advies BV (in vervolg RIGO 2 ), om belevingsaspecten mee te nemen in woonmilieuonderzoek. Ten derde de wens van de gemeente Breda om meer inzicht te krijgen in het schakelen tussen verschillende schaalniveaus. Verfijning woonmilieuonderzoek ABF Volgens Smit, Smeets, en Kalle is er in Breda behoefte aan een indeling die recht doet aan de sterke punten van de Bredase wijken en buurten in plaats van de globale indeling van ABF (Smit et al, 2001). Hieronder volgt de voorgeschiedenis van de indeling van ABF met aandacht voor het belang van verfijning voor gemeenten. Na de rijksnota Volkshuisvesting in de jaren negentig verschoof de aandacht van het bouwen voor de lage inkomens naar het bouwen voor woonwensen. De rijksnota Mensen Wensen Wonen (MWW), van december 2000, stelt de burger en zijn woonwensen centraal. Ten aanzien van woonmilieus wil de rijksoverheid meer variatie. Dit komt ook meer naar voren in de voorlopige verstedelijkingsafspraken tussen rijk, provincie en gemeente. Bij deze afspraken valt op dat er een verbreding heeft plaatsgevonden van een nieuwbouwopgave naar een nieuwbouw- en transformatieopgave en van de woning naar het woonmilieu. Tevens lijken deze afspraken op lagere schaalniveaus te worden gebaseerd, namelijk het postcodeniveau. De beleidsvrijheid van gemeenten wordt als het ware steeds verder ingeperkt. Dit is visueel weergegeven in figuur 1.1 op de volgende pagina. De belangstelling van het rijk voor de transformatieopgave in de steden toont aan dat het meten van veranderingen in de bestaande voorraad, woningen en woonmilieus, van groter belang is geworden. Gemeenten en provincies doen woonmilieuonderzoek om de afspraken beter te kunnen onderbouwen of te bekritiseren. Dit onderzoek is vaak op basis van dezelfde onderzoeksmethodiek en hetzelfde bureau namelijk ABF. Voor de rijksoverheid doet ABF in het kader van de verstedelijkingsafspraken onderzoeken, voor de provincie inzake de uitwerkingsplannen van het streekplan en voor de gemeente Breda om de discussie over nieuw gemeentelijk woonbeleid te begeleiden. 2 Zie webstek: http://www.rigo.nl/ onder publicatie: http://www.rigo.nl/publikaties/artikelen/artikel%20woonmilieus.pdf 2

FIGUUR 1.1 BESTUURLIJK KADER De Woningmarktanalyse Breda 2001 van ABF was een belangrijk bouwsteen voor nieuw woonbeleid in Breda, dat de naam Maatwerk in programmering (in vervolg Maatwerk Wonen) 3 kreeg (Poulus, 2001). In de woningmarktanalyse gebruikt ABF de per provincie opgestelde tiendelige woonmilieutypologie voor de gemeente Breda (in vervolg de provinciale woonmilieubenadering). De gemeente Breda heeft het concept Maatwerk Wonen, en de gebruikte woningmarktonderzoeken, voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie Smit, Smeets en Kalle. Deze commissie doet concrete aanbevelingen ten aanzien van woonmilieuonderzoek: In plaats van een globale benadering waarbij deze variëteit van woonmilieus wordt verhuld door een grove labelling, is een meer verfijnde benadering wenselijk om recht te kunnen doen aan de sterke punten van diverse Bredase wijken en buurten. (Smit et al., 2001, p.11). 3 In de gemeente Breda zijn bij het WBO in 1998 extra enquêtes uitgevoerd waardoor betere uitspraken over de vraag op viercijferig postcodeniveau mogelijk zijn. 3

Om afspraken te maken over de transformatie van woonmilieus in buurten en wijken in Breda is het verstandig het inzicht in deze woonmilieus te vergroten. Vanuit de probleemverkenning Verfijning woonmilieuonderzoek ABF kom ik tot het volgende aandachtspunt voor dit onderzoek: Het begrip woonmilieu zo te definiëren dat er recht wordt gedaan aan de sterke en zwakke punten van de Bredase buurten en wijken. Belevingsaspecten Volgens de heer Buys van onderzoeksbureau RIGO is het noodzaak woonmilieus te typeren die recht doen aan de emotionele lading van die woonmilieus. Belevingsaspecten zoals status, sfeer en karakter, etc. geven subjectieve woonmilieubeelden van een wijk. Door bewoners of lokale deskundigen op het gebied van wonen hun eigen woonmilieukaarten te laten maken en deze te combineren ontstaat vanzelf een woonmilieutypologie. De adviescommissie Smit, Smeets, en Kalle suggereert een nieuwe aanpak van onderop, vanuit de gemeentelijke praktijk. Om rekenschap te geven van de lokale praktijk is onderzoek van de heer Buys van het onderzoeksbureau RIGO verhelderend. Buys begint zijn pleidooi voor belevingsaspecten in woonmilieuonderzoek met het onderscheiden van twee benaderingen om de vraag naar en het aanbod van woonmilieus bij elkaar te brengen: de leefstijlbenadering en de woonmilieubenadering. Bij de leefstijlbenadering wordt het volgende onderzocht: wat wenst de klant en op welke locatie (waar). De woonmilieubenadering onderzoekt welke woonmilieus te onderscheiden zijn (in een bepaald gebied), hoe deze worden beleefd en wat daar eventueel aan te veranderen is, zie figuur 1.2. De leefstijlbenadering kijkt naar de wensen van mensen in een buurt of wijk. De woonmilieubenadering beziet wat de huidige situatie is, hoe deze beleefd wordt en hoe deze dan te veranderen is. Buys pleit in zijn artikel in het Nieuw Tijdschrift voor de Volkshuisvesting voor de woonmilieubenadering. De leefstijlbenadering zet de dynamische vraag, vandaag een mars morgen een twix, nog meer centraal: Onduidelijk is vooralsnog of we hele buurten moeten gaan afstemmen op leefstijlgroepen zoals die anno 2001 uit de computer komen rollen. Hoe moeten die buurten er dan uitzien? En hoe bestand zijn ze dan tegen verandering in smaak? Een woonwijk is per slot van rekening geen wegwerpartikel, althans nog niet. (Buys, 2001, p.12). Het verfijnen van de woonmilieubenadering voor de gemeente Breda is dus de opgave en niet het opzetten van een leefstijlbenadering. 4

FIGUUR 1.2 INVALSHOEKEN VAN DE LEEFSTIJL- EN DE WOONMILIEUBENADERING BRON: BUYS, 2001 Recht doen aan sterke punten en zwakke punten van buurten kan door middel van belevingsaspecten vorm krijgen. Door lokale experts, ervaringsdeskundigen of professionals op het gebied van wonen, te gebruiken is ervaringsdeskundigheid bij het onderzoek te betrekken. Kennis die in statistieken niet snel gevonden zal worden. Vanuit de probleemverkenning Belevingaspecten kom ik tot de volgende aandachtspunten voor dit onderzoek: 1. Woonmilieubenadering in plaats van de leefstijlbenadering; 2. Lokale ervaringsgegevens meenemen door belevingsaspecten mee te nemen. Schakelen tussen schaalniveaus mogelijk maken De gemeente Breda gebruikt en ontwikkelt woonmilieu-indelingen op verschillende schaalniveaus. Sinds de komst van de nota Maatwerk Wonen is er behoefte aan inzicht in het verbinden van verschillende schaalniveaus binnen de gemeente Breda. Er dienen op verschillende schaalniveaus afspraken met partijen te worden gemaakt. Bijvoorbeeld met buurtbewoners, woningcorporaties, projectontwikkelaars, stedelijke woonconsumentenorganisaties, buurgemeenten, provincie en rijksoverheid. 5

Afspraken over het veranderen van een woonmilieu in een buurt hebben ook betekenis op wijk- en stedelijk niveau. De transformaties in het woonmilieu van een buurt dienen ook op een logische wijze in het woonmilieu van de wijk terug te vinden zijn. Bij het schakelen tussen schaalniveaus kunnen de Russische matroshka poppen als visueel voorbeeld dienen. Lagere niveaus passen in de hogere niveaus. Het opschakelen van buurt- naar wijk- en van wijk- naar gemeentelijk niveau geeft een beeld van woonmilieus in de gemeente Breda op basis van een laag schaalniveau. Naast het zoeken naar een methodiek voor het opschakelen dient ook een methodiek gevonden te worden voor het naar een lager niveau schakelen, het zogenaamde neerschakelen. Bijvoorbeeld van het postcodeniveau naar het buurtniveau, waardoor een vergelijk mogelijk wordt met de provinciale woonmilieubenadering (ABF). De probleemverkenning schakelen tussen schaalniveaus roept vooral vragen op. Dit is dan ook het meest vernieuwende element in dit onderzoek. 1.2 Vraagstelling De vorige paragraaf geeft drie belangrijke aanknopingspunten die bij elkaar gebracht dienen te worden in dit onderzoek. Bestaand woonmilieuonderzoek van ABF verfijnen, waarbij sterke en zwakke punten van Bredase wijken en buurten beter naar voren komen. Dit is te vertalen in de behoefte aan een gemeentelijke woonmilieubenadering met meer aandacht voor belevingsaspecten en lokale ervaringsdeskundigen. Daarnaast is er de gemeentelijke wens om op een logische wijze tussen de verschillende schaalniveaus te kunnen schakelen. Zowel opschakelen, van laag naar hoog, als het neerschakelen, van hoog naar laag. Probleemstelling Er is in de gemeente Breda behoefte aan een verfijnde woonmilieubenadering die rekening houdt met belevingsaspecten en schakelen tussen schaalniveaus mogelijk maakt. 6

Doelstelling Tweeledig: 1. Het ontwikkelen en toetsen, in de gemeente Breda, van een verfijnde gemeentelijke woonmilieubenadering, waarbij aandacht is voor belevingsaspecten en die schakelen tussen schaalniveaus op een logische manier mogelijk maakt; 2. Het ontwikkelen en toetsen, in de gemeente Breda, van een methodiek om de provinciale woonmilieubenadering, die gebaseerd is op het viercijferig postcodeniveau, te vertalen naar het buurtniveau, waardoor een confrontatie van de gemeentelijke en de provinciale benadering mogelijk is. Centrale vraagstelling In hoeverre draagt de te ontwikkelen gemeentelijke en provinciale woonmilieubenadering bij aan het oplossen van de volgende problemen: Verfijning: recht doen aan Bredase buurten en wijken; Belevingsaspecten; Schakelen tussen schaalniveaus. Onderzoeksvragen I. Wat zijn de huidige knelpunten in het woonmilieuonderzoek in de gemeente Breda? II. Welke woonmilieukenmerken zijn nodig voor een verfijnde woonmilieubenadering, met bijzondere aandacht voor belevingsaspecten? III. Hoe kan op logische wijze tussen de verschillende schaalniveaus, van buurt naar wijk, van wijk naar gemeente en van postcode naar buurt, worden geschakeld? IV. Hoe ziet de woonmilieuverkenning voor Breda op buurt-, wijk en gemeentelijk niveau er uit, volgens de methodiek van opschakelen? V. Hoe ziet de vertaling van de provinciale woonmilieutypologie (ABF) van 4-cijferig postcodeniveau naar buurtniveau er uit, volgens de methodiek van neerschakelen? VI. Hoe ziet de confrontatie van de gemeentelijke woonmilieubenadering en de provinciale woonmilieubenadering eruit? VII. Welke conclusies kunnen op basis van dit onderzoek worden getrokken? 1.3 Gebiedsafbakening De gebiedsafbakening is een belangrijk onderdeel voor een woonmilieu onderzoek. Er is in de gemeente Breda op dit moment vooral een wens om tot een woonmilieubenadering te komen die recht doet aan de sterke en zwakke punten van de Bredase buurten en wijken. Dit leidt tot een beperking tot het grondgebied van de gemeente Breda. 7

HOOFDSTUK 1 INLEIDING In onderstaande figuur is de gemeente Breda te zien (zwarte lijn gemeentegrens) en delen van omliggende gemeenten. De gele lijn geeft de grens bebouwd gebied van 1996 weer. FIGUUR 1.4 REGIO BREDA BRON: VROM, 2002 1.4 De opzet van dit onderzoek Hieronder volgt een beschrijving van het plan van aanpak om de vraagstelling te beantwoorden en de gebruikte onderzoeksmethoden. Plan van aanpak Het onderzoeksproces is in vier fasen opgedeeld. Fase één bestond enerzijds uit het opbouwen van een theoretisch model voor een Bredase woonmilieubenadering: verfijnd, met belevingsaspecten, en schakelend tussen verschillende schaalniveaus. Anderzijds is een theoretisch concept gezocht om de provinciale ABF woonmilieutypologie te vertalen naar het Bredase buurtniveau. Fase twee betreft het uitvoeren van de gemeentelijke woonmilieubenadering in de Bredase situatie. De in fase één onderscheiden woonmilieukenmerken en het principe van opschakelen woonmilieu zijn geoperationaliseerd en uigevoerd voor de gemeente Breda. In fase drie is de provinciale woonmilieu-indeling van ABF vertaald naar de Bredase buurten volgens het theoretisch concept voor neerschakelen (fuzzy logic). 8

Dit maakt het mogelijk om de provinciale woonmilieubenadering van ABF met de in fase drie getoetste gemeentelijke woonmilieubenadering te vergelijken. In fase 4 is een rapport opgesteld en een CDROM/ webstek gemaakt. Hieronder een korte weergave van de werkzaamheden. Fase 1 Literatuur en theorievorming Literatuuronderzoek woonmilieu-indelingen (wat is de stand van zaken) Opzetten verfijnde gemeentelijke woonmilieubenadering (definitie te gebruiken begrippen en onderscheidende kenmerken, onder andere belevingsaspecten) Theorie Opschakelen (verzamelingenleer) Theorie Neerschakelen (fuzzy logic) Fase 2 Gemeentelijke woonmilieubenadering Operationaliseren van de kenmerken van woonmilieus; Upgraden woonmilieuprofiel van buurt- naar wijk- en van wijk- naar gemeenteniveau Vanuit het woonmilieuprofiel op buurtniveau een typologie opstellen; Vanuit het woonmilieuprofiel op wijkniveau een typologie opstellen; Fase 3 Provinciale woonmilieu benadering Provinciale ABF woonmilieu-indeling (10-delig) vertalen naar het buurtniveau; Confrontatie van de provinciale en de gemeentelijke benadering; Fase 4 Evaluatie en rapportage Wat levert de gemeentelijke woonmilieubenadering aan informatie op met als belangrijke onderdelen: schakelen tussen schaalniveaus en belevingsaspecten; Het schrijven van een eindrapport met een CDROM die het schakelen tussen schaalniveaus, buurt-, wijk- en stedelijk niveau verheldert en als website dienst kan doen. Methoden van onderzoek Vanuit een inventarisatie van woonmilieutypologieën op landelijk en lokaal niveau beschrijf ik de knelpunten van deze indelingen voor de gemeente Breda. Tevens is literatuuronderzoek gebruikt om het begrip woonmilieu en haar onderscheidende kenmerken te selecteren. Belevingsaspecten zijn meegenomen door een workshop te houden met lokale deskundigen op het gebied van wonen. Bij de vertaling van de theorie naar de praktijk heeft de Economische Barometer Breda voor inspiratie gezorgd en geresulteerd in de woonmilieuprofielen. Vanuit de wiskunde, en meer concreet de verzamelingenleer, is een theorie ontwikkeld om van buurt- naar wijk- en van wijk- naar gemeentelijke woonmilieuprofielen op te kunnen schakelen. Op basis van deze profielen zijn woonmilieu-indelingen opgesteld door het clusteren van buurten en wijken. Dit is gedaan op basis van een statistische methode, de zogenaamde clusteranalyse. 9

Om de provinciale benadering, de typologie van ABF te verfijnen naar het buurtniveau is gebruik gemaakt van theorie uit de informatica (fuzzy logic). Het theoretisch model voor de woonmilieuverkenning en de toets in de praktijk vande gemeente Breda wordt in het conceptueel model in figuur 1.4 weergegeven. De kleuren verduidelijken de relaties. FIGUUR 1.4 CONCEPTUEEL MODEL 10

1.5 Leeswijzer In dit eerste hoofdstuk zijn de contouren voor het onderzoek geschetst. Hierbij komen drie aandachtspunten naar voren, verfijning woonmilieubenadering ABF, belevingsaspecten en schakelen tussen schaalniveaus. Hoofdstuk twee geeft de stand van zaken van het woonmilieuonderzoek in de gemeente Breda en vraagt extra aandacht voor transparantie van de woonmilieu-indelingen. Hoofdstuk drie beschrijft de ontwikkeling van het theoretisch model om de centrale vraagstelling te kunnen beantwoorden. Hoofdstuk vier bevat de operationalisering van de woonmilieukenmerken die woonmilieuprofielen en woonmilieutypologieën mogelijk maakt. Hoofdstuk vijf geeft een voorbeeld van een buurtprofiel, een wijkprofiel en het gemeentelijk profiel voor de gemeente Breda. Alle 52 buurtprofielen, 11 wijkprofielen en het gemeentelijk profiel zijn op mijn webstek http://home.hccnet.nl/h.j.schuiling/ of op de CDROM te vinden. Hoofdstuk vijf beschrijft de bevindingen over het opschakelen en het aandachtspunt transparantie. Hoofdstuk zes bevat de woonmilieutypologieën, de confrontatie van de gemeentelijke en de provinciale benadering, en de bevindingen over verfijning, belevingsaspecten en het neerschakelen. Ten slotte zijn in hoofdstuk zeven de conclusies en aanbevelingen te vinden over verfijning, beleving, schakelen tussen schaalniveaus en transparantie. 11