ARBITER AARDBEVINGSSCHADE Zaaknummer: 16/2 Beslissing van de Arbiter aardbevingsschade van 4 juli 2016 inzake X, wonende te Appingedam, eigenaar van het pand aan [adres] Appingedam, hierna ook te noemen: X, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door Centrum Veilig Wonen (CVW), hierna ook te noemen: NAM. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van X van 3 mei 2016 met de daarbij gevoegde stukken, - de zienswijze van NAM van 26 mei 2016, - het verslag van de schouw en zitting van 14 juni 2016. Vervolgens is de beslissing bepaald op heden. De feiten. In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. X is eigenaar van het pand aan [adres] Appingedam (hierna het pand), waar hij woont en een [bedrijf] exploiteert. Op 16 augustus 2012 heeft bij Huizinge, gemeente Loppersum, een aardbeving plaatsgevonden. De aardbeving is veroorzaakt door gaswinning door NAM. Op 4 september 2012 heeft X bij NAM gemeld, dat door de aardbeving aan het pand schade is ontstaan.
Op 10 december 2012 heeft eerstelijnsexpert (P. Stegink van) Nieuwenhuis Bouwmanagement BV (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van NAM het pand onderzocht. De eerstelijnsexpert heeft (R.J. van Drie van) Arcadis Nederland BV (hierna: Arcadis) ingeschakeld om nader onderzoek te doen aan het pand. Arcadis heeft op 13 februari 2013 nader onderzoek verricht en heeft daarover op 19 maart 2013 gerapporteerd. Het rapport van de eerstelijnsexpert dateert van 9 april. Op 23 september 2013 heeft contra-expert (R. Vergnes van) Vergnes Expertise BV (hierna: de contraexpert) in opdracht van X het pand onderzocht. Het rapport van de contra-expert van 15 november 2013. In opdracht van X heeft aannemer NBK Noord BV een offerte gedaan voor het herstel van de schade in en aan het pand. In opdracht van NAM heeft de derde-expert (K. Nieuwenhuis van) Octa Adviseurs BV (hierna de derdeexpert) het pand onderzocht. De derde-expert heeft op 11 augustus 2014 onderzoek verricht en zij heeft haar bevindingen op papier gezet. Het geschil. X stelt dat door de aardbeving de volgende schade aan zijn pand is ontstaan: 1. achtergevel, scheurvorming in metselwerk, 2. gang, scheurvorming in wand, 3. magazijn, scheurvorming in wand, 4. [ruimte 1], scheurvorming in wand, 5. woonkamer, scheurvorming in wand, 6. hal, scheurvorming in wand, 7. [ruimte 2], verzakte vloer. Hij vordert vergoeding van de door hem geleden schade. De NAM voert verweer tegen deze vordering. Op dit verweer zal zonodig hieronder nader worden ingegaan. De beoordeling. Tijdens de schouw is gebleken dat tussen partijen is komen vast te staan dat de schades, hierboven genoemd onder de nummers 1. tot en met 6. veroorzaakt zijn door de aardbeving. Ten aanzien van de kosten van herstel van deze schades zijn partijen overeengekomen uit te gaan van de bedragen genoemd in de offerte van NBK Noord BV d.d. 09-12-2013 vermeerderd met 5%. NAM dient
derhalve ter vergoeding van deze schades een bedrag van 13.769,82, te vermeerderen met de verschuldigde btw, aan X te voldoen. Met betrekking tot de gestelde schade genoemd onder 7. overweegt de arbiter het volgende. Uit de bevindingen tijdens de schouw en toelichting daarop van partijen alsmede uit de stukken in het dossier is het volgende gebleken. In de vloer van de [ruimte 2] bevindt zich in de lengte richting een scheur in de betonvloer. De scheur is zichtbaar door de vaste vloerbedekking heen en geeft bij betreding van de vloer zowel links als rechts van de scheur een duidelijk merkbare scheefstand. X heeft ter toelichting gemeld dat de scheur op de dag na de aardbeving geconstateerd werd door de schoonmaakster. Voordien was er geen scheur. Een en ander is van de zijde van de NAM niet weersproken. Het rapport van 15 november 2013 van de contra-expert vermeldt onder meer het volgende: Voor zover bij ons bekend zijn de buitengevels en de dragende binnenwanden van het pand op staal gefundeerd. Dat houdt in dat de fundering rust op de eerste draagkrachtige grondlaag, vermoedelijk op een diepte van circa 0,8 meter onder het maaiveld. Vanaf deze laag is de fundering vermoedelijk uit bakstenen opgetrokken. Dit impliceert dat er wel weerstand kan worden geboden tegen drukkrachten, maar nauwelijks tegen trekkrachten. Bovendien is het te doen gebruikelijk om een gebouw te construeren op een statische belasting. Een geheel andere situatie derhalve dan een dynamische belasting die ontstaat als gevolg van een aardbeving. We kunnen ons dan ook voorstellen dat de beving, die zich als een golfbeweging door de bodem heeft verspreid voor de door claimant getoonde gebreken heeft gezorgd. ( ) Op basis van de aan ons verstrekte informatie en de door ons verricht opname ter plaatse komen wij tot de volgende overwegingen: ( ) ( ) sluiten wij niet uit dat er op locatie sprake is van een minder draagkrachtige laag. Dat zij dan zo. Claimant geeft aan dat de scheur en de knik in de beton vloer nieuw zijn en voorheen niet aanwezig waren. Wij hebben geen aanleiding om aan de juistheid van deze opgave te twijfelen. Ook Arcadis geeft aan dat een in het verleden al eens dichtgezette scheur terug komt. Dit geeft aanleiding om te veronderstellen dat er een nieuwe situatie is ontstaan als gevolg van de beving. Klaarblijkelijk heeft de beving voor een gewijzigde situatie in de ondergrond gezorgd, waardoor er verandering is opgetreden in de krachtenafdracht van het gebouw aan deze ondergrond met diverse scheurvorming als gevolg. Dit effect wordt in onze optiek door Arcadis in hun rapport verwoord als ongelijke zetting. Het betreft echter eigenlijk een ongewenste dynamische belasting van de constructie met schade als gevolg. De waarnemingen en conclusies van de contra expert zijn niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken door de NAM. Weliswaar vermeldt het rapport van de eerstelijnsexpert onder meer het volgende: De door claimant getoonde scheuren bevinden zich alle op een locatie waar doorgaans schade ten gevolge van trilling ontstaat. Gelet op het feit dat de getoonde scheuren, mijn bevindingen en de
bevindingen van de constructeur, moet ik concluderen dat de getoonde schade geen oorzakelijk verband heeft met de aardbeving. Zoals in het nader onderzoek van Arcadis staat vermeld, is er hier sprake van ongelijkmatige zetting van de linkergevel van het pand. De meest aannemelijke oorzaak is te vinden in een weinig draagkrachtige grondlaag ter plaatse van de linkerzijgevel en het gegeven dat het pand gedeeltelijke op een dijkrug is gebouwd. Echter de conclusies van deze expert worden op geen enkele manier feitelijk onderbouwd; met name blijkt in het geheel niet dat het pand, zoals de eerstelijnsexpert aangeeft, gebouwd is op een dijkrug. Evenmin blijkt van een weinig draagkrachtige grondlaag ter plaatse van de linkerzijgevel. De arbiter gaat dan ook inzoverre aan dit rapport voorbij. Hetzelfde geldt voor het rapport van Arcadis, waar dit rapport eveneens uitgaat van de, ook door dit rapport niet onderbouwde stelling, dat de scheur is ontstaan door een ongelijkmatige zetting, veroorzaakt doordat het pand op een dijkrug is gebouwd. Wel tekent de arbiter hierbij aan dat de opmerking in het rapport van Arcadis, nl. dat de beving deze schade niet zelfstandig kan veroorzaken, steun geeft aan de conclusies van het rapport van de contraexpert. Deze expert geeft als zijn mening dat door de beving een gewijzigde situatie in de ondergrond is ontstaan waardoor er verandering is opgetreden in de krachtenafdracht van het gebouw aan deze ondergrond met diverse scheurvorming als gevolg, met andere woorden: de scheur is niet rechtstreeks ontstaan door de schok, doch door een combinatie van de door de beving gewijzigde ondergrond en de veranderde afdracht van krachten van het gebouw aan die gewijzigde ondergrond. Bovendien verwijst de arbiter naar het door NAM gepubliceerde protocol schadeafhandeling waarin op bladzijde 16 is vermeld dat wanneer door andere oorzaken spanning in een constructie aanwezig is en de aardbeving net het zetje is geweest om schade te laten ontstaan, sprake is van schade in categorie A, zijnde een gebrek/schade die een direct gevolg is van de aardbeving. Op grond van het bovenstaande is de arbiter van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de scheur in de vloer van [ruimte 2] is veroorzaakt door de beving ten gevolge van de gaswinning door de NAM De NAM is derhalve aansprakelijk voor de door X ter zake geleden schade. Ingevolge de op de zitting tussen partijen gemaakte afspraken, zal de arbiter deze zaak voor wat betreft de afdoening van de schade genoemd onder 7. nu eerst aanhouden om partijen in de gelegenheid te stellen om nadere afspraken te maken over de schadeafwikkeling, waarbij gekeken zal worden naar (on)mogelijkheden van uitkoop en (on)mogelijkheden van aardbevingsbestendig herstel van de vloer. Beslissing. De arbiter: stelt vast dat NAM tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X dient te voldoen een bedrag van 13.769,82 (zegge: dertienduizend zevenhonderdnegenenzestig euro en tweeëntachtig cent) voor herstel van de hierboven onder de nummers 1. tot en met 6. genoemde schades. stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding van de schade aan de vloer van [ruimte 2], genoemd onder 7. en zoals bovenomschreven.
houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van de uitkomst van het overleg tussen partijen over de schadeafwikkeling. Aldus beslist door mr. J. van der Vinne, arbiter aardbevingsschade op 4 juli 2016. was getekend, De secretaris De arbiter