Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Kenniscentrum InfoMil Vragen en antwoorden Veiligheid en Activiteitenbesluit

Vergelijkbare documenten
Checklist voor Opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, nitraathoudende kunstmeststoffen en andere ontplofbare stoffen

Afdeling 4.1. Op- en overslaan van gevaarlijke en andere stoffen en gassen en het vullen van gasflessen

Activiteitenbesluit wijziging: reparaties en richtlijnen. Deze sessie gaat over: de aankomende wijziging van Activiteitenbesluit en -regeling.

L3G B.02 - Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Bijlage 1. Toepassingsgebied/ondergrenzen en vrijstellingen PGS 15 (versie 2016)

Gevarenkaart nr. 1 Brandbare en oxiderende gassen

Deze controlelijst is ontwikkeld op basis van het bronbestand LPG t.b.v. checklist fysiek en checklist periodieken.

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Kenniscentrum InfoMil Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in de buitenlucht

Checklist Gebruik en Opslag gevaarlijke stoffen Houtbewerking, bouwnijverheid en installatietechniek

Wat is er geregeld rond het transport van vuurwerk?

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Koolwaterstoffen 13 juni Talent voor groei

Vierde Tranche Activiteitenbesluit Veiligheid Koelinstallaties. Gerard Pouw (RWS/InfoMil) Coen van de Sande (NVKL) Stephan Nieuwenburg (OZHZ)

Activiteitenschakel vierde tranche Propaantanks

PGS 15. December 2011 versie 1.0 ten opzichte van PGS 15: Dupa Veiligheidstechniek

Natuurlijk anders keuren?

Activiteit: Uitwendig wassen van motorvoertuigen of werktuigen waarmee geen gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast

Kenniscentrum InfoMil verlenen vergunning/melding

Activiteit: Opslaan en overslaan van goederen algemeen

Activiteitenbesluit Overgangsbepalingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Voorpublicatie Activiteitenregeling actualisatie PGS-richtlijnen

B E S C H I K K I N G Omgevingsvergunning Uitgebreide procedure Omgevingsvergunning wijzigen

Antwoorden AIM sessie Auznl3qpx2n

Voedingsmiddelen onder algemene regels

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

klik op de volgende link. zie:

Omgevingswet en overgangsrecht

Reind Westerveld. Functie: senior adviseur en inspecteur sinds 2002 werkzaam bij Energie Consult Holland BV

Activiteit: Opslaan van propaan

(Wijziging Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)

Activiteitenbesluit. Modernisering algemene regels Wet milieubeheer

Regeling art Verwijzingen en overige eisen Belangrijkste wijzigingen

De belangrijkste veranderingen in de PGS juni 2016 Dina Rezvanova Rijkswaterstaat/Infomil

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Veiligheid op een LPG-tankstation. Rinus Blankestijn Milieu Techn. Adviseur

2.09 Propaantanks in de bouw

Overzicht: uitgebreide procedure Wabo

Activiteit: In werking hebben van een stookinstallatie Keuring en onderhoud

Antwoorden AIM sessie Assnlkrtgl9

Voorbeelden toepassen Besluit m.e.r.

PGS 15: Opslag verpakte gevaarlijke stoffen Versie 1.0 (september 2016) Hoi-Yee Man 12 december 2017 Open

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. DSM EP te Emmen

Antwoorden AIM sessie Asww88b6w9k

De laatste ontwikkelingen rondom PGS 15 Nieuwe stijl. Paula Bohlander (NEN) Robbert van t Veer (Antea Group)

EVO PGS-15 Checklist

: Gevaarlijke stoffen

Antwoorden AIM sessie Axuhdot58hn

Antwoorden AIM sessie Ate3vdc3jwm

Antwoorden AIM sessie Au5yjah1jrq

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

milieuvoorschriften (ontwerp). brandweer, OND/div, De Roever, publicatie (MM) Steenbergen, 22 mei 2013

De inrichting is gelegen aan de Graanweg 17 te Moerdijk, kadastraal bekend Klundert, sectie C, nummer 1995.

Vergunningcheck Wabo/omgevingsvergunning

odijmond REGIO WATERLAND

Toepassing van propaan

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aw4k7idfksg

Activiteit: Opslaan en overslaan van goederen algemeen

Activiteit: Opslaan en overslaan van goederen algemeen

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

Besluit omgevingsvergunning milieu. Aanvraagnummer: Aanvrager: Servauto Nederland B.V. Dhr. M. Haas Postbus BC Den Haag

Infomil Wet milieubeheer Wm-procedures

Activiteit: In werking hebben van een koelinstallatie

PGS 15: 2011 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

LPG in de 4 e tranche Activiteitenbesluit. Wim Makaske Yvonne van Hoven

BESLUIT AMBTSHALVE WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING

Integrale controle opslag gevaarlijke stoffen. Meer dan PGS15 alleen

Stappenplan PGS 15: Richtlijn voor opslag verpakte gevaarlijke stoffen

Kenniscentrum InfoMil Vergunningcheck

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Externe veiligheid in het Activiteitenbesluit. mr. drs. J.H.K.C. (Christiaan) Soer 26 november 2015

FUIVLb. 30 On /54. Bosma Transport en Opslag B.V. Energielaan ST Heerenveen. Grou, 30 oktober 2018

Besluit van tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met verbetering van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen

Omgevingsvergunning voor een project voor het oprichten, in werking hebben of veranderen van een inrichting

WET MILIEUBEHEER BESCHIKKING

Omgevingsdienst NZKG t.a.v. de heer M. van der Putte Postbus EE Zaandam

Antwoorden AIM sessie Asjn77k92wr

Bovengrondse (olie)tanks bij agrarische bedrijven (regels vanaf 1 juni 2011)

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Hightide surf&food/kennemerstrand/802/ijmuiden

Toezicht & Handhaving binnen de (externe)veiligheidsketen

Veilig werken met gassen en correcte opslag.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Zeeland

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Brabantse afspraken invoer RRGS

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland p.a. DCMR Milieudienst Rijnmond Postbus AV Schiedam

TOEZICHTPLAN <naam bedrijf> <tijdvak>

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Vragenlijst controle autobedrijven

Werkproces Externe Veiligheid voor vergunningen

Bijlage bij de toelichting. Inrichtingsplan landschappelijke inpassing

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

1 Inleiding. 1.1 Algemeen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

BELEIDSNOTA CONSUMENTENVUURWERK WORMERLAND

Activiteit: In werking hebben van een stookinstallatie Aardgas gestookte ketelinstallaties met een nominaal vermogen boven de 400 kilowatt

Melding op grond van het activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer)

Introductie Bal. Schakeldag Linda van Berkel Edwin Voogd. LinkedIn: Aan de slag met de Omgevingswet

Besluit buiten. behandeling. laten. nee. 2 3 Alle toestemmingen Is EV relevant? Is de. ja aangevraagd & volledig? aanvraag. compleet?

De boetes hiervoor zijn zeer hoog, meer dan 1500 euro.

Transcriptie:

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Kenniscentrum InfoMil Vragen en antwoorden Veiligheid en Activiteitenbesluit 7 februari 2017

Inhoudsopgave Activiteitenbesluit 4 Activiteitenbesluit - Relatie tot vuurwerkbesluit 4 4 4 Is ammoniak (NH3) een natuurlijk koudemiddel? 4 4 4 Activiteitenbesluit - Keuring opslagtanks voor gassen 4 4 4 Moet het onderhoud van een koelinstallatie met NH3 plaatsvinden door een monteur met een erkend diploma? 5 5 5 Diplomaplicht 5 5 5 Is een bedrijf met een koelinstallatie met 1.200 kg propaan vergunningplichtig? 5 6 6 Activiteitenbesluit - Tankstations interne afstanden 6 6 6 Is het type koudemiddel in een koelinstallatie van invloed op de meldingsplicht? 6 6 6 Wanneer is op- en overslag van verpakte gevaarlijke stoffen vergunningplichtig? 8 8 8 Geldt de viscositeitsregel ook voor de verkoopruimte? 8 8 9 Hoe ziet de doelmatige drukontlasting op een kooldioxide gasfles eruit? 9 9 9 Waar moeten tankstations voor het afleveren van bio-ethanol aan voldoen? 10 10 10 Geldt de afstand van 20 m uit artikel 3.30a ook voor tankstations? 11 11 11 Waarom staan er weinig voorschriften over brandveiligheid in het Activiteitenbesluit? 12

12 12 Eisen alcoholische dranken in verpakking 12 12 12 Leidt opslag van meer dan 400 kg bestrijdingsmiddelen tot vergunningplicht? 14 14 14 Wanneer leidt opslag van munitie tot vergunningplicht? 15 15 15 Mogen drukhouders voor LPG, die als losse tank (al dan niet aan particulieren) worden verkocht, bij een LPG-tankstation worden gevuld? 15 15 15 Opslag gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte 16 16 16 Colofon 18

Activiteitenbesluit In dit dossier staan vragen en antwoorden over Externe Veiligheid in het Activiteitenbesluit. Activiteitenbesluit - Relatie tot vuurwerkbesluit Wat is de relatie van het Activiteitenbesluit tot het Vuurwerkbesluit? Het Vuurwerkbesluit geldt naast het Activiteitenbesluit. Het Vuurwerkbesluit is per definitie van toepassing op de opslag van vuurwerk. De voorschriften uit het Vuurwerkbesluit gelden zodoende naast het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn aanvullende voorschriften opgenomen ten aanzien van theatervuurwerk en de opslag van in beslag genomen vuurwerk bij politiebureaus. Is ammoniak (NH3) een natuurlijk koudemiddel? Is ammoniak (NH3) een natuurlijk koudemiddel? Ja, natuurlijke koudemiddelen zijn koudemiddelen die geen HFK of (H)CFK zijn. Natuurlijke koudemiddelen zijn bijvoorbeeld NH3, CO2, koolwaterstoffen, water en lucht. In het Activiteitenbesluit zijn eisen opgenomen voor NH3, CO2 en koolwaterstoffen. Activiteitenbesluit - Keuring opslagtanks voor gassen Moeten opslagtanks voor gassen worden gekeurd op grond van het Activiteitenbesluit? Nee, want opslagtanks voor gassen onder druk vallen onder het Warenwetbesluit drukapparatuur. Dit besluit stelt eisen aan de drukapparatuur, waaronder een keuringsregime. In het Activiteitenbesluit zijn geen voorschriften (o.a. met betrekking tot keuringen) opgenomen met betrekking tot zaken die reeds in het Warenwetbesluit drukapparatuur zijn geregeld dan wel waarover in het kader van het Warenwetbesluit drukapparatuur een afweging is gemaakt. Voor het Warenwetbesluit drukapparatuur is de Arbeidsinspectie bevoegd gezag. Volgens het Warenwetbesluit drukapparatuur moet sommige drukapparatuur worden onderworpen aan ingebruiknamekeuringen en herkeuringen, voor andere drukapparatuur geldt een zogenaamde zorgplicht. Een uitzondering hierop is de herkeuring van opslagtanks met propaan. Het Warenwetbesluit Drukapparatuur is niet van toepassing op apparatuur waarin de druk lager is dan 0,5 bar. Tevens is het Besluit niet van toepassing op leidingen met een diameter < DN50, ongeacht de druk. In dergelijke gevallen verwijst de PED naar de binnen een lidstaat geldende regels voor goed Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 4

vakmanschap. Deze regels zijn beschreven in de praktijkrichtlijn NPR 2578 "Beheer en onderhoud van LPG-, propaan- en butaaninstallaties", welke nationale afspraken bevat voor onafhankelijk toezicht op opslagtanks voor propaan in de gebruiksfase. Deze regels hebben betrekking op de gehele propaaninstallatie, inclusief leidingen en appendages. Tevens is een erkenningsregeling opgenomen voor installateurs die betrokken zijn bij de installatie en het onderhoud van propaaninstallaties. Alle opslagtanks voor propaan zijn onderworpen aan het regime voor herkeuring, welke moet worden uitgevoerd uiterlijk 6 jaar nadat de laatste keuring heeft plaatsgevonden. De termijn voor het uitvoeren van het inwendig onderzoek kan worden verlengd tot maximaal 12 jaar indien een onderhoudsschema wordt gevolgd op basis van NPR 2578. Uitgangspunt van de praktijkrichtlijn is dat bepaalde propaaninstallaties ook gebruikt worden door personen zonder specifieke instructie of opleiding. Dit geldt vooral voor de kleinere propaaninstallaties. Een veilige bediening van de installaties moet daarom mede worden gewaarborgd door de technische integriteit. Basis daarvoor ligt in het Warenwetbesluit drukapparatuur, waarna dit blijvend is gegarandeerd middels het in de gebruiksfase volgen van de onderhoudsschema's uit de NPR 2578. Door in deze regeling vast te leggen dat beheer en onderhoud van een opslagtank voor propaan, inclusief alle bijbehorende installatieonderdelen, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de praktijkrichtlijn, is de technische integriteit van de gehele installatie gewaarborgd. Moet het onderhoud van een koelinstallatie met NH3 plaatsvinden door een monteur met een erkend diploma? Moet het onderhoud van een koelinstallatie met NH3 plaatsvinden door een monteur met een erkend diploma? Ja, in artikel 3.16d van het Activiteitenbesluit is in lid 2 en 3 opgenomen dat een koelinstallatie ten minste eenmaal per kalenderjaar gecontroleerd wordt op het veilig functioneren. Een controle doet degene die het onderhoud uitvoert en beschikt over een vakbekwaamheidscertificaat als bedoeld in PGS 13. Het gaat dan om een koelinstallatie met ammoniak als koudemiddel. Diplomaplicht Moet het onderhoud van een koelinstallatie met koolwaterstof (bijvoorbeeld propaan en butaan) of CO2 als koudemiddel plaatsvinden door een monteur met een erkend diploma? Ja, in artikel 3.16d van het Activiteitenbesluit is onder lid 2 en 3 opgenomen dat een koelinstallatie met koolwaterstof of CO2 als koudemiddel ten minste eenmaal per kalenderjaar gecontroleerd wordt op het veilig functioneren. De controle doet degene die het onderhoud uitvoert en beschikt over een vakbekwaamheidscertificaat als bedoeld in NPR 7600 voor koelinstallaties met koolwaterstoffen als koudemiddel, en NPR 7601 voor koelinstallatie met kooldioxide als koudemiddel. Is een bedrijf met een koelinstallatie met 1.200 kg propaan Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 5

vergunningplichtig? Moet een bedrijf met een koelinstallatie met 1.200 kg propaan een omgevingsvergunning aanvragen? Ja, in bijlage I, artikel 2.7 onder p, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is de grens voor propaan en butaan voor de vergunningsplicht op 100 kg gesteld. Voor ammoniak (NH3) ligt de grens op 1.500 kg. Activiteitenbesluit - Tankstations interne afstanden Volgens de Activiteitenregeling artikel 3.21 tweede lid moesten tankstations voldoen aan de interne afstanden uit voorschrift 6.1.3 van PGS 28. Klopt het dat deze verwijzing is vervallen? Ja, veel tankstations in Nederland konden niet aan de interne afstanden uit het genoemde voorschrift voldoen. Het voormalige Besluit tankstations milieubeheer dat is opgegaan in het Activiteitenbesluit, verwees voor het afleveren van brandstoffen niet naar dit voorschrift. Het is abusievelijk in de Activiteitenregeling opgenomen. De verwijzing in de Activiteitenregeling in artikel 3.21 tweede lid naar voorschrift 6.1.3 van PGS 28 is daarom per 31 december 2011 vervallen. Zie voor meer informatie de wijzigingsregeling die op 29 november 2011 in Staatscourant is gepubliceerd. Is het type koudemiddel in een koelinstallatie van invloed op de meldingsplicht? Is het type koudemiddel dat wordt toegepast in een koelinstallatie van invloed op de verplichting tot het indienen van een melding? Ja, voor de meldingsplicht is verschil gemaakt tussen natuurlijke en synthetische (niet-natuurlijke) koudemiddelen. Voor natuurlijke koudemiddelen gelden andere grenzen dan voor synthetische koudemiddelen. Natuurlijke koudemiddelen Natuurlijke koudemiddelen in het kader van het Activiteitenbesluit zijn kooldioxide (R744), ammoniak (R717) of koolwaterstoffen (als R170 (ethaan), R290 (propaan), R600a (iso-butaan), R1270 (propeen)). Koelinstallaties met een inhoud van meer dan 1.500 liter ammoniak of 100 kilogram propaan en/of butaan zijn vergunningplichtig. Een inrichting (niet-type C) die een koelinstallatie heeft met ten minste 10 kg en ten hoogste 1.500 kg ammoniak. ten minste 10 kg kooldioxide of ten minste 5 5 kg koolwaterstof als koudemiddel moet bij oprichting of wijziging een melding doen zoals bedoeld in afdeling 1.2 van het Activiteitenbesluit. Er is dan sprake van een type B-inrichting. Zie onderstaande tabel. Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 6

Synthetische koudemiddelen Synthetische koudemiddelen zijn stoffen die van nature niet voorkomen, maar door de mens zijn ontwikkeld voor industriële doeleinden. Synthetische koudemiddelen zijn (H)CFK's en HFK's. Hiervoor gelden direct werkende Europese verordeningen met voorschriften die gericht zijn op het beschermen van het milieu. Daarom regelt het Activiteitenbesluit hier niets voor. Als er binnen een niet-type C-inrichting een koelinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 30 kg synthetische koudemiddelen, moet bij oprichting of wijziging van de inrichting ook altijd een melding worden gedaan. Overzicht regelgeving Type inrichting Soort koudemiddel Grens (kg) Bor bijlage 1 cat. Activiteitenbesluit Type A Synthetisch 0-30 - Art 1.2 (A-f) Type A Natuurlijk, kooldioxide 0-10 - Art 1.2 (A-h), 3.16d Type A Natuurlijk, koolwaterstof 0-5 Art 1.2 (A-h), 3.16d Type B Synthetisch > 30 - Art 1.2 (A-f) Type B Natuurlijk, kooldioxide > 10 - Art 3.16d Type B Natuurlijk, koolwaterstof > 5 Art 3.16d Type B Ammoniak 10-1.500 Art 3.16d Type C Synthetisch - - - Type C Kooldioxide - - Art 3.16d Type C Ammoniak > 1500 2.7 (p) - Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 7

Type C Propaan / butaan > 100 2.7 (p) - Wanneer is op- en overslag van verpakte gevaarlijke stoffen vergunningplichtig? Wanneer geldt vergunningplicht voor de op- en overslag van verpakte gevaarlijke stoffen? Met ingang van 1 januari 2013 is de aanwijsplicht rondom aanwezigheid van verpakte gevaarlijke stoffen gewijzigd. (BOR bijlage I, categorie 4.4) Men wordt vergunningplichtig als er: een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen, anders dan kunstmeststoffen van meststoffengroep 1 of 2, of CMR-stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kg aanwezig is, of op enig moment in een brandcompartiment tijdelijke opslag plaats vindt van in totaal meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in verpakking of CMR-stoffen in verpakking. Opslagvoorcapaciteit > 10 ton Bor bijlage 1 categorie 4.4 sub i onder 1 gaat het over opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kg'. Hier wordt niet de feitelijke opslagcapaciteit van de kluis bedoeld, want die is immers mede afhankelijk van het gewicht van de opgeslagen stoffen. Het gaat om de toegestane hoeveelheid gevaarlijke stoffen. Dus onder het Activiteitenbesluit mag maximaal 10 ton verpakte gevaarlijke stoffen per opslagvoorziening worden opgeslagen. Wordt er meer dan 10 ton aan verpakte gevaarlijke stoffen per opslagvoorziening opgeslagen, dan geldt vergunningplicht. Tijdelijke op- en overslag Met ingang van 1 januari 2013 is het BOR gewijzigd. Er is een definitie toegevoegd voor tijdelijke opslag: "opslag van verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen die zijn geadresseerd aan derden en, voorafgaand aan of aansluitend op transport, buiten een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen of CMRstoffen verblijven". Met een opslagvoorziening wordt een opslagvoorziening bedoeld zoals in PGS 15 is bedoeld. De tijdelijke opslag is niet gerelateerd aan een tijdsduur waarmee de gevaarlijke stoffen binnen de inrichting aanwezig zijn. Geldt de viscositeitsregel ook voor de verkoopruimte? In Activiteitenregeling artikel 4.6 staat een uitzondering voor verpakte gevaarlijke stoffen die aan de viscositeitsregel van het ADR voldoen. Geldt de viscositeitsregel ook voor opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte? Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 8

Ja, de viscositeitsregel is ook van toepassing op opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in verkoopruimten als bedoeld in Activiteitenregeling artikel 4.8. Stoffen waarop de viscositeitsregel van het ADR van toepassing is, vallen niet onder de definitie van gevaarlijke stoffen' in het Activiteitenbesluit. Stoffen die onder de viscositeitsregel van het ADR vallen hoeven daarom niet te voldoen aan de eisen uit artikel 4.8. Toelichting Volgens artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit is sprake van gevaarlijke stoffen als het vervoer daarvan volgens het ADR niet of slechts onder voorwaarden (zoals bebording) is toegestaan. In ADR onderdeel 2.2.3.1.5 staat dat stoffen die voldoen aan de viscositeitsregel niet zijn onderworpen aan de voorschriften van het ADR'. En daarmee vallen ze niet onder de definitie van gevaarlijke stoffen' van Activiteitenbesluit artikel 1.1. Als viskeuze stoffen ook gevaarseigenschappen hebben (bijvoorbeeld CMR stof), is het uiteraard mogelijk dat artikel 4.8 van de Activiteitenregeling voor die gevaarseigenschap alsnog van toepassing is. Tabel 4.8 Tabel 4.8 geeft aan welke voorzieningen nodig zijn om de brandveiligheid van de verkoopruimte te borgen bij kleine hoeveelheden verpakte gevaarlijke stoffen en CMR stoffen. Stoffen die volgens de definitie van artikel 1.1. van het besluit geen gevaarlijke stof of CMR stof zijn, worden niet meegerekend in deze hoeveelheden. Voor stoffen die onder de viscositeitsregel van het ADR vallen, is tabel 4.8 dus niet van toepassing. Het toepassen van de viscositeitsregel bij verkoopruimten is in lijn met de toepassing daarvan in de PGS 15 en in artikel 4.6 van de Activiteitenregeling. Hoe ziet de doelmatige drukontlasting op een kooldioxide gasfles eruit? Volgens de Activiteitenregeling hoeven kooldioxide (CO2) gasflessen met een doelmatige drukontlastvoorziening niet in een PGS 15 kluis. Daarom is het belangrijk om zo'n drukontlastvoorziening te kunnen herkennen, bijvoorbeeld bij horecabedrijven. Op een kooldioxide gasfles ziet de drukontlastvoorziening eruit als een extra uitgang aan de afsluiter van de gasfles. De extra uitgang wordt geblokkeerd door een breekplaatje. Op de afbeelding zit het breekplaatje achter het blauwe dopje. Een breekplaatje is een schijfje voor de extra uitgang dat breekt bij een bepaalde overdruk. Er ontstaat dan een kunstmatig lek waardoor de inhoud van de gasfles kan wegstromen. Daardoor wordt de druk nooit zo hoog dat de gasfles ontploft. De onderste afbeelding is een schematische weergave van een kapot breekplaatje. Er worden ruime veiligheidmarges gehanteerd: de druk waarbij het breekplaatje kapot gaat ligt vele malen hoger dan de normale druk in de gasfles bij kamertemperatuur. En de beproevingsdruk waarbij de gasfles zou kunnen ontploffen ligt nog veel hoger. Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 9

Afbeelding 1. Afsluiter van kooldioxide gasfles met doelmatige drukontlastvoorziening. Afbeelding 2. Schematische weergave van een kapot breekplaatje. Waar moeten tankstations voor het afleveren van bio-ethanol aan voldoen? Waar moeten tankstations voor het afleveren van benzine met bio-ethanol aan voldoen? Dezelfde eisen gelden voor het afleveren van gewone benzine en benzine met bio-ethanol. Beide vallen onder het begrip lichte olie' en 'vloeibare brandstof'. In het Activiteitenbesluit is dit geregeld: paragraaf 3.3.1 voor het afleveren aan motorvoertuigen voor het wegverkeer paragraaf 4.6.3 voor afleveren aan vaartuigen bij type B bedrijven paragraaf 4.6.4 voor overig afleveren bij type B bedrijven Vermelden bio-ethanol percentage Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 10

Activiteitenbesluit artikel 3.21 stelt extra eisen aan het afleveren van benzine met bio-ethanol: Bij het afleveren van benzine met >5% bio-ethanol staat duidelijk aangeven als de brandstof meer dan 5 of meer dan 10% bio-ethanol bevat. Bij grote tankstations (benzine doorzet >500 m3/jaar) moet ook benzine met minder dan 5% bioethanol afgeleverd worden. Achtergrond Bij oudere auto's kan meer dan 5% bio-ethanol al schade veroorzaken aan de motor. Daarom moet voorlopig ook gewone benzine beschikbaar blijven. Maar de meeste moderne benzinemotoren hebben geen moeite met 10% bio-ethanol (E10). Sommige auto's kunnen zelfs rijden op brandstof die voor 85% bestaat uit bio-ethanol (E85). Pure bio-ethanol Er wordt ook geëxperimenteerd met rijden op pure bio-ethanol (voorzien van ontstekingsverbeteraar). Deze bio-ethanol zonder benzine valt niet onder het begrip lichte olie. Dus de voorschriften voor het afleveren van lichte olie zijn niet van toepassing. Maatwerk is mogelijk op grond van Activiteitenbesluit artikel 2.1 (zorgplicht). Het is logisch om met maatwerk aan te sluiten bij de eisen die gelden voor het afleveren van benzine. Pure bio-ethanol is namelijk ook brandbaar en vluchtig. Geldt de afstand van 20 m uit artikel 3.30a ook voor tankstations? Artikel 3.30a Activiteitenbesluit geeft een minimale afstand van 20 m van een ondergrondse tank en de opstelplaats van de tankwagen tot (beperkt) kwetsbare objecten. Geldt deze afstand ook voor tankstations? Nee, er geldt bij tankstations geen minimale veiligheidsafstand van 20 m tot externe objecten. Wel geldt vergunningplicht voor onbemande tankstations met (beperkt) kwetsbare objecten binnen 20 m van de afleverzuil. Artikel 3.30a voor organische oplosmiddelen Activiteitenbesluit artikel 3.30a geldt niet voor tankstations. Artikel 3.30a is toegevoegd met de derde tranche en verbiedt per 1-1-2013 de plaatsing van het vulpunt van een ondergrondse opslagtank met organische oplosmiddelen en de opstelplaats van de tankwagen die de ondergrondse tank kunt vullen met organische oplosmiddelen binnen 20 m van externe (beperkt) kwetsbare objecten. Dat blijkt ook uit de toelichting bij dat artikel, die is te vinden onder TT van de 3e tranche publicatie. Bestaande ondergrondse tanks met oplosmiddelen hoeven pas per 1 januari 2016 aan de afstandseis te voldoen. Afstand tankstations Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 11

Voor tankstations zonder LPG geldt geen minimale afstandseis tot externe (beperkt) kwetsbare objecten. Wel geldt vergunningplicht voor onbemande tankstations met een (beperkt) kwetsbaar object binnen 20 m van de afleverzuil. Dit blijkt uit Bor bijlage 1 categorie 5.4-e. Deze situatie is regelmatig vergunbaar. Waarom staan er weinig voorschriften over brandveiligheid in het Activiteitenbesluit? Waarom vind ik weinig over brandveiligheid in het Activiteitenbesluit terug? In de voormalige 8.40-AMvB's stonden voorschriften die betrekking hadden op brandveiligheid. Bij de totstandkoming van het Activiteitenbesluit is bekeken waar deze voorschriften thuis horen. In veel gevallen dienen de voorschriften met betrekking tot brandveiligheid meerdere doelen, zoals het voorkomen van gevaarlijke situaties voor omwonenden. Ook vereisen ze een specifieke expertise bij toezicht en controle hierop. Bij het opstellen van het Activiteitenbesluit is bezien of deze brandveiligheidsvoorschriften krachtens de ingetrokken 8.40-AMvB's konden komen te vervallen, omdat de bouwregelgeving of de modelbouwverordening daar al in voldoende mate in voorziet. Een van de belangrijkste wijzigingen is dat de 2-jaarlijkse keuring van mobiele brandblusmiddelen nu zijn opgenomen in de model-bouwverordening en in het Bouwbesluit 2012. Deze zijn daarom niet meer te vinden in het Activiteitenbesluit. Overigens kan de milieuregelgeving nog wel de aanwezigheid van aanvullende blusmiddelen voorschrijven. Zie ook het onderdeel Archief vervallen AMvB's. Hierin vindt u per vervallen AMvB een overzicht van de bepalingen die met de komst van het Activiteitenbesluit zijn vervallen. Eisen alcoholische dranken in verpakking Welke eisen gelden er voor de opslag van alcohol in verpakking? Het antwoord op deze vraag bestaat uit twee delen. Ten eerste is het van belang om te bepalen of sprake is van een gevaarlijke stof. Afhankelijk daarvan en afhankelijk van de grote van de verpakking is de PGS 15 wel of niet van toepassing. Wanneer is alcohol een gevaarlijke stof? Alcoholische dranken met minder dan 24 % alcohol worden niet ingedeeld als een gevaarlijke stof op basis van het ADR. Hiervoor gelden, buiten de bodem beschermende eisen, geen bijzondere veiligheidseisen. Alcoholische dranken met meer dan 24 % alcohol worden ingedeeld als een gevaarlijke stof op basis van het ADR. Deze worden ingedeeld onder UN-nummer 3065 en onderverdeeld in dranken vallend onder verpakkingsgroep III (ten hoogste 70% alcohol) en verpakkingsgroep II (meer dan 70% alcohol). Voor verpakkingsgroep III heeft het ADR een vrijstelling geformuleerd : Voor dranken die vallen Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 12

onder verpakkingsgroep III, met een alcoholpercentage van ten hoogste 70%, geldt bijzondere bepaling 145 in het ADR. Deze bepaling geeft een vrijstelling van het ADR als de dranken zitten/vervoerd worden in houders met een inhoud van ten hoogste 250 liter. In dat geval vallen ze niet onder het ADR en zijn het geen gevaarlijke stoffen. Welke eisen gelden er? Voor alcoholische dranken die niet zijn ingedeeld als gevaarlijke stof gelden alleen de eisen vanuit bodembescherming van de Activiteitenregeling (artikel 4.10). Bij alcoholische dranken die wel als gevaarlijke stof zijn ingedeeld, valt de opslag onder paragraaf 4.1.1 van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling. In artikel 4.3 van de Activiteitenregeling wordt voor de voorschriften bij opslag van deze stoffen verwezen naar de PGS 15. In artikel 4.6 lid 1 sub a zijn alcoholhoudende dranken in consumentenverpakking uitgezonderd. Dit betekent dat zij niet volgens de PGS 15 hoeven te worden opgeslagen. Er is sprake van vergunningplicht als het gaat om een gevaarlijke stof in een hoeveelheid van meer dan 10.000 kg in één opslagvoorziening (Besluit omgevingsrecht (Bor) bijlage I, onderdeel C, categorie 4.4 j). Een vereenvoudigde weergave is opgenomen in onderstaand stroomschema. In het schema is het Activiteitenbesluit het uitgangspunt. Bij vergunningplicht (> 10.000 kg gevaarlijke stoffen per opslagvoorziening) moeten de eisen worden opgenomen in de vergunning. Hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit is namelijk niet van toepassing op type C inrichtingen. Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 13

Leidt opslag van meer dan 400 kg bestrijdingsmiddelen tot vergunningplicht? Is een inrichting waar meer dan 400 kilogram aan bestrijdingsmiddelen wordt opgeslagen altijd vergunningplichtig? Nee. Dit speelde vroeger wel onder de 8.40-AMvB's. Tegenwoordig valt een inrichting voor de opslag van bestrijdingsmiddelen echter in beginsel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. In bijlage I van het Besluit omgevingsrecht onder categorie 2 tot en met 5 worden inrichtingen aangewezen die gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen in opslag hebben. Afhankelijk van de ADR-klasse van de bestrijdingsmiddelen is het Activiteitenbesluit van toepassing of is er sprake van vergunningplicht. Categorie 4.4, onderdeel i, van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht stelt dat inrichtingen waar een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kilogram aanwezig is, vergunningplichtig zijn. Dit betekent dat de grens van meer dan 400 Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 14

kilogram aan bestrijdingsmiddelen naar meer dan 10.000 kilogram opslagcapaciteit per opslagvoorziening wordt verhoogd. Bestrijdingsmiddelen worden opgeslagen als gevaarlijke stof volgens PGS 15, die bestrijdingsmiddelen niet apart onderscheidt. Op grond van artikel 4.6 en bijhorende tabel 4.6 van de ministeriële regeling dient de opslag van bestrijdingsmiddelen en de constructie van de opslagvoorziening bij een hoeveelheid van 400 kilogram (of meer) aan de PGS 15 te voldoen. Zie ook Activiteitenbesluit - Vergunningplicht verpakte gevaarlijke stoffen. Wanneer leidt opslag van munitie tot vergunningplicht? Is een inrichting, bijvoorbeeld een politiebureau, waar opslag van munitie plaatsvindt vergunningplichtig? Indien meer dan 250.000 munitiepatronen of hagelpatronen voor vuurwapens dan wel onderdelen daarvan worden opgeslagen is de inrichting vergunningplichtig (Categorie 3.6g, Bijlage I, Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). De voorschriften voor de opslag van patronen staan in artikel 4.4 van het Activiteitenbesluit. Hierbij is een afstandseis opgenomen van 8 meter bij de opslag van meer dan 10.000 patronen voor vuurwapens. Voor de opslag van minder dan 10.000 kg patronen gelden er dus geen eisen. Dit komt overeen met wat beschouwd wordt als een inrichting op grond van categorie 3.1 en 3.2 van Bor Bijlage I: De opslag van ontplofbare stoffen is op basis van categorie 3.1 van Bijlage I van het Bor een activiteit die beschouwd wordt als een inrichting. Op grond van categorie 3.2, Bijlage I Bor wordt de opslag van ontplofbare stoffen tot ten hoogste de volgende hoeveelheden niet beschouwd als een inrichting: a. 10 000 tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorende patronen dan wel onderdelen daarvan voor vuurwapens met een kaliber van niet meer dan 13,2 mm of voor schietgereedschap. Mogen drukhouders voor LPG, die als losse tank (al dan niet aan particulieren) worden verkocht, bij een LPG-tankstation worden gevuld? Mogen gasflessen of wisselreservoirs voor LPG bij een LPG-tankstation worden gevuld? Nee, zowel gasflessen als wisselreservoirs mogen niet bij een LPG-tankstation worden gevuld (artikel 5.74 Activiteitenregeling). Paragraaf 5.7.1 LPG-tankstations van de activiteitenregeling verwijst naar PGS 16 LPG: Afleverinstallaties Hierin worden de volgende definities gehanteerd. Gasfles: Een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische drukhouder die voorzien is van een enkele aansluiting (met klep- of naaldafsluiter) en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter. Een aantal voorbeelden is opgenomen in Bijlage R van PGS 16. Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 15

Wisselreservoir: Een voor meervoudig gebruik bestemd, cilindrisch reservoir, die voorzien is van meerdere aansluitingen, waaronder een overvulbeveiliging. Een aantal voorbeelden is opgenomen in Bijlage R van PGS 16. Een losse cilindrische drukhouder/reservoir met een inhoud van ten hoogste 150 liter is hiermee: of een gasfles (1 aansluiting) of een wisselreservoir (meerdere aansluitingen) en mag voor beide gevallen niet bij een LPG-tankstation worden gevuld. Het vullen van LPG-gasflessen en -wisselreservoirs is wel toegestaan bij een gasflesvulstation, waar de werkzaamheden door gespecialiseerd personeel worden verricht. Opslag gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte Hoe moeten gevaarlijke stoffen in verpakking aanwezig in een verkoopruimte, zoals een bouwmarkt, worden opgeslagen? Gevaarlijke stoffen in een verkoopruimte moeten brandveilig opgeslagen worden. Volgens artikel 4.8 van de Activiteitenregeling zijn er drie opties (of een combinatie hiervan) voor een brandveilige opslag van gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen in verpakking in een voor publiek toegankelijke verkoopruimte: (Artikel 4.8 geldt niet voor producten voor persoonlijke verzorging, alcoholhoudende dranken en ADR klasse 9 stoffen zonder bijkomend gevaar.) Beperken hoeveelheden PGS 15 opslagvoorziening Maatwerk Beperken hoeveelheden Een optie is om de hoeveelheden in de verkoopruimte te beperken tot de in tabel 4.8 genoemde hoeveelheden. PGS 15 opslagvoorziening Een andere optie is om de gevaarlijke stoffen op te slaan in een opslagvoorziening volgens de PGS 15. De opslagvoorziening voldoet dan aan de genoemde voorschriften van de PGS 15 zoals opgenomen in artikel 4.3 t/m 4.5 (m.u.v. 4.4d) van de Activiteitenregeling. Volgens de PGS 15 zijn er verschillende mogelijkheden voor uitvoer van de opslagvoorziening: Tot 250 liter gevaarlijke stoffen kan er gekozen worden voor een brandveiligheidsopslagkast die voldoet aan paragraaf 3.10 (m.u.v. 3.10.5) van de PGS 15. De opslagkast moet voldoen aan de NEN-EN-14470-1, dit moet blijken uit een productcertificaat. Boven de 250 liter kan gekozen worden voor een bouwkundige opslagvoorziening of kant en klare (prefab) voorziening. De weerstand tegen branddoorslag en overslag (WBDBO) tussen de opslagvoorziening en andere ruimten moet minimaal 60 minuten zijn bepaald volgens de NEN 6069. Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 16

Aandachtspunten PGS 15 opslagvoorziening in verkoopruimte: Gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen die gevaarlijk met elkaar kunnen reageren worden gescheiden van elkaar opgeslagen (voorschrift 3.12.1 van de PGS 15). Deuren mogen geen afbreuk doen aan de WBDBO en moeten zelfsluitend zijn. Deuren mogen alleen in geopende stand zijn vastgezet als er een voorziening is die bij brand de deur automatisch sluit (voorschrift 3.2.4 en 3.27 van de PGS 15). Bij UN verpakte gevaarlijke stoffen is geen ventilatie nodig. Als er wel ventilatieroosters zijn mogen deze geen afbreuk doen aan de WBDBO (voorschrift 3.2.4 PGS 15). Het bevoegd gezag kan alleen via maatwerkvoorschrift eisen stellen aan de in artikel 4.5 van de Activiteitenregeling genoemden voorschriften van de PGS 15. Maatwerk Een derde optie is met maatwerkvoorschriften een andere wijze van opslag waarbij is aangetoond dat de verkoopruimte brandveilig is. Om dit aan te tonen wordt een uitgangspuntendocument opgesteld waarin de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen zijn beschreven. Voor het in gebruik nemen van de verkoopruimte, moet een inspectie-instelling een inspectierapport opstellen en aantonen dat de voorzieningen en maatregelen zijn uitgevoerd volgens het uitgangspuntendocument. Activiteitenbesluit Kenniscentrum InfoMil 17

Colofon URL: http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/activiteitenbesluit/vragenantwoorden/thema'/veiligheid/ Datum: 7 februari 2017 Dit is een publicatie van: Kenniscentrum InfoMil www.infomil.nl Post Kenniscentrum InfoMil Postbus 7007 2280 KA Rijswijk Bezoek Kenniscentrum InfoMil Lange Kleiweg 34 Rijswijk Kenniscentrum InfoMil is onderdeel van Rijkswaterstaat Leefomgeving van Rijkswaterstaat, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Meer over Rijkswaterstaat Leefomgeving vindt u op www.rws. ( #1)nl/leefomgeving. Meer over Rijkswaterstaat vindt u op www.rws.nl