Onderdeel directie Politie Inlichtingen R.M. van Zwet T (070) 426 6751 F (070) 426 7440 1 van 5 Aan de korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen de korpsbeheerder van het KLPD de voorzitter van het college van bestuur LSOP i.a.a.: - de korpschefs van de regionale politiekorpsen - de korpschef van het KLPD - de directeur van de ITO-organisatie - de directeur Rijksrecherche - de hoofden P&O/FEB van de regionale politiekorpsen - de politievakorganisaties dtv het CAOP - de (fgd.) hoofdofficieren van Justitie Aantal bijlagen 2 Bezoekadres Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postadres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Onderwerp Ouderschapsverlof voor meerlingen Doelstelling informatief Juridische grondslag geen Relaties met andere circulaires circulaire van 26 november 1997(EA97/U4257) circulaire van 6 november 1998 (EA98/U55017) Ingangsdatum 1 februari 2001 Geldig tot n.v.t.
Geachte mevrouw, mijnheer, 2 van 5 Met ingang van 1 februari jl. bestaat in geval van meerlingen per kind een aanspraak op ouderschapsverlof. Deze verruiming van het ouderschapsverlof volgt uit de Wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof, die op 1 februari jl. in werking is getreden (Staatsblad 2000, 545 en 546). Aangezien deze verruiming van het ouderschapsverlof niet alleen voor werknemers in de marktsector geldt maar op basis van de Wet ouderschapsverlof ook voor de werknemers in de overheidssector, zal de regelgeving van het betaalde ouderschapsverlof voor het personeel in de sector Politie daarmee in overeenstemming worden gebracht. Vooruitlopend op de aanpassing van het Besluit algemene rechtspositie politie, verzoek ik u, gelet op de inwerkingtreding van vorengenoemde wet op 1 februari 2001, reeds overeenkomstig de inhoud van deze circulaire te handelen. In deze circulaire wordt u geïnformeerd over de kring van rechthebbenden ten aanzien van het ouderschapsverlof voor meerlingen, de mogelijkheid om het ouderschapsverlof op te delen, het overgangsrecht en de introductie van de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof. Kring van rechthebbenden Het ouderschapsverlof geeft werknemers de mogelijkheid om ouderschapstaken en betaalde arbeid te combineren. Vóór de inwerkingtreding van vorengenoemde wet was het verlof gekoppeld aan de bevalling en niet aan het aantal kinderen per bevalling. Dit doet volgens het kabinet geen recht aan de behoefte van werknemers die tegelijkertijd de zorg voor meerdere kinderen krijgen. Daarom is de wettelijke ouderschapsverlofregeling op dit punt verruimd met ingang van 1 februari 2001. Deze verruiming betekent dat de aanspraak op ouderschapsverlof bestaat ten aanzien van elk kind met wie de ambtenaar tegelijkertijd als ouder in een familierechtelijke betrekking staat. Dit zijn de vader en de moeder van de kinderen die staande het huwelijk zijn geboren, de vader die de kinderen heeft erkend en de adoptieouders vanaf het moment dat de adoptieprocedure is afgerond. Adoptieouders die meerdere kinderen tegelijk gaan verzorgen staan voor een opgave die zich in zwaarte niet onderscheidt van de geboorte van een meerling, aldus de wetgever. In beide gevallen gaat het om de komst van
kinderen in een gezin, een gebeurtenis die om een nieuwe afstemming van arbeid en zorg vraagt. De aanspraak op ouderschapsverlof per kind geldt derhalve ook in geval van adoptie van meerdere kinderen tegelijk. 3 van 5 In de tweede plaats is om dezelfde reden de uitbreiding van de verlofaanspraak van toepassing op de ambtenaar die de verzorging van meerdere kinderen tegelijkertijd op zich heeft genomen met het oogmerk om deze kinderen te adopteren. Het gaat hier om de aspirant-adoptieouders en hun kinderen, ten aanzien van wie de adoptieprocedure nog niet is afgerond (er is nog geen familierechtelijke betrekking), maar die wel al de verzorging van de kinderen op zich hebben genomen. Juist in de eerste fase - de hechtingsfase - bestaat behoefte aan verlof. Voor alle duidelijkheid, vanaf het moment dat adoptiekinderen formeel in een familierechtelijke betrekking tot de adoptieouders komen te staan, is geen sprake van een nieuw recht op ouderschapsverlof. De omvang van het ouderschapsverlof blijft ongewijzigd. Deze bedraagt per kind een kwart van het aantal door de ambtenaar te werken uren per kalenderjaar waarin het verlof aanvangt, uitgaande van de arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvang. Daarnaast blijft gelden dat geen aanspraak op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum waarop het kind de leeftijd van 8 jaren heeft bereikt. Opgemerkt dient te worden dat als de ambtenaar blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie met meerdere kinderen op hetzelfde adres woont en duurzaam de verzorging en de opvoeding van die kinderen als eigen kinderen op zich heeft genomen - zonder dat sprake is van een familierechtelijke betrekking of een voornemen tot adoptie - aanspraak op ouderschapsverlof bestaat als betrof het één kind (pleegouders). Er is in deze situatie dan ook geen sprake van een verruiming van de aanspraak op ouderschapsverlof. Voor de sector Politie geldt dat steeds indien een aanspraak bestaat op ouderschapsverlof sprake is van het doorbetalen van 75% van de bezoldiging. Dat geldt dus ook in geval van ouderschapsverlof bij meerlingen. Mogelijkheid van het opdelen van het verlof Met de politievakorganisaties is afgesproken dat de ambtenaar kan verzoeken om de periode van het ouderschapsverlof op te splitsen in ten hoogste drie perioden, waarbij geldt dat iedere periode minimaal een maand duurt.
De mogelijkheid om het ouderschapsverlof op te delen in perioden komt tegemoet aan de behoeften van ouders: zij kunnen dan het verlof opnemen op momenten die hen het beste schikken. Omdat splitsing niet moet leiden tot een grote versnippering van het verlof, mag het verlof in ten hoogste drie perioden van ten minste een maand worden opgedeeld. 4 van 5 Overgangsrecht De oorspronkelijke nagestreefde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake ouderschapsverlof bij meerlingen was 1 januari 2000. Deze datum is reeds ruim overschreden. Als gevolg daarvan zullen ouders en verzorgers van meerlingen, die na 1 januari 2000 8 jaar zijn geworden, geen rechten kunnen ontlenen aan de gewijzigde wet. Dit wordt door de wetgever niet wenselijk geacht. Daarom is voor desbetreffende personen een overgangsregeling getroffen, die ook van toepassing is op het politiepersoneel. Deze overgangsregeling houdt in dat ouders van kinderen die de leeftijd van 8 jaar hebben bereikt tussen 1 januari 2000 en 1 februari 2002 alsnog de mogelijkheid wordt geboden ouderschapsverlof op te nemen. Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof Om werkgevers extra te stimuleren tot loondoorbetaling tijdens ouderschapsverlof is in het Belastingplan 2001 per 1 januari jl. een nieuwe afdrachtvermindering geïntroduceerd, waarbij werkgevers gedeeltelijk worden gecompenseerd ingeval van (gedeeltelijke) loondoorbetaling tijdens ouderschapsverlof. Hiervan is sprake in de sector Politie. De afdrachtvermindering bedraagt op hoofdlijnen 50% van het tijdens het ouderschapsverlof doorbetaalde loon en is per werknemer per kalenderjaar gebonden aan een maximum. Dit is maximaal 70% van het wettelijk minimum loon. Voor nadere informatie over deze fiscale tegemoetkoming verwijs ik u naar de Handleiding voor loonbelasting, premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen 2001. Ten slotte Ambtenaren die hun aanspraak op ouderschapsverlof hebben genoten op basis van het huidige artikel 41 Barp en zodoende een keer ouderschapsverlof hebben genoten op grond van geboorte, erkenning en/of adoptie van meerdere kinderen tegelijk, hebben thans nog een aanspraak op ouderschapsverlof. Uiteraard geldt wel dat men aan de voorwaarden van
ouderschap (voor meerlingen) moet voldoen en het kind niet ouder mag zijn dan 8 jaar, behoudens bovengenoemd overgangsregime. 5 van 5 Voor de volledigheid heb ik de desbetreffende Staatsbladen als bijlage bij deze circulaire gevoegd. Ik verzoek u belanghebbenden van de inhoud van deze circulaire op de hoogte te brengen. DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, voor deze, de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid, A.H.C. Annink