grondslag Relatie met : EA98/U1740 van 28 september 1998 andere circulaires EA98/U van 2 oktober 1998 Ingangsdatum : 1 april 1997

Transcriptie

1 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Datum 7 december 1998 toezending uitvoeringeovereenkomsten met het ABP inzake het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel (SBK- Politie) en de voortgezette pensioenopbouw voor FLO-ers vanaf 62- jarige leeftijd Aan De korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen De korpsbeheerder van het KLPD De voorzitter van de Bestuursraad LSOP i.a.a.: - de korpschefs van de regionale politiekorpsen en het KLPD - de algemeen directeur van het LSOP - de directeur van de IT-organisatie - de hoofden P&O van de regionale politiekorpsen en het KLPD - de hoofden FEB van de regionale politiekorpsen en het KLPD - de directeur Rijksrecherche - de leden van de CGOP d.t.v. het CAOP - de (fgd) hoofdofficieren van Justitie Afkomstig van : directie Politie Ons kenmerk : EA98/U60080 Bijlage(n) : geen Doelstelling : verstrekken van informatie Juridische : n.v.t. grondslag Relatie met : EA98/U1740 van 28 september 1998 andere circulaires EA98/U van 2 oktober 1998 Ingangsdatum : 1 april 1997 Geldig tot : nadere berichtgeving Inlichtingen : G. Hovius/J. van Veen Doorkiesnummer : (070) /

2 Bij circulaire EA98/U1740 van 28 september 1998 heb ik u geïnformeerd over de juiste wijze van uitvoering van het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel (SBK-Politie) sinds het vervangen van de VUT-regeling door de Regeling flexibel pensioen en uittreden (FPU); zie ook Staatscourant 204 van 26 oktober Bij brief van 2 oktober 1998 heb ik de korpschefs van de regionale politiekorpsen verzocht om een volmacht, om de voor de uitvoering van het SBK-Politie benodige uitvoeringsovereenkomsten met het ABP te kunnen afsluiten. Hierbij verzocht ik tevens om een volmacht voor de uitvoeringsovereenkomst voor de voortgezette pensioenopbouw vanaf 62-jarige leeftijd voor reguliere FLO-gerechtigden. Nadat alle regionale korpsen volmacht hadden verleend konden de drie uitvoeringsovereenkomsten worden ondertekend, waarvan u bijgaand de afschriften ontvangt. Het betreft: - de overeenkomst FPU-suppletie sector Politie (ABP-kenmerk 98142JC); - de FPU-aanvullingsovereenkomst inzake premiebetaling OP/NP, voor de pensioenopbouw bij SBK (ABP-kenmerk 98107JC); - de FPU-aanvullingsovereenkomst inzake premiebetaling OP/NP, voor de voortgezette pensioenopbouw voor FLO - gerechtigden ( ABP - kenmerk 98104JC). Met betrekking tot de laatst genoemde uitvoeringsovereenkomst maak ik u erop attent dat dit, vanwege het tijdelijke karakter van artikel 16.5 van het ABP-pensioenreglement, geen structurele voorziening betreft. Met betrekking tot de voortgezette pensioenopbouw voor FLO-gerechtigden die per 1 april 1997 jonger waren dan 50 jaar, is met de politievakorganisaties reeds in 1996 overeengekomen dat deze zal worden voortgezet op een andere wijze die in beginsel voor FLO-gerechtigden materieel gelijk uitwerkt. Van het ABP is vernomen dat de ABP-accountmanagers contact zullen opnemen met de korpsen ten behoeve van de uitvoering van de afgesloten overeenkomsten.

3 Overeenkomst FPU-suppletie sector Politie kenmerk 98142JC, 25 september 1998 Partijen, 1. De Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te 's Gravenhage, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze de heer F. O. Vijselaar, in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend directeur generaal Openbare Orde en Veiligheid, hierna te noemen "BiZa", en 2. De Regionale Politiekorpsen, in deze bij volmacht individueel vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze de heer F. O. Vijselaar, in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend directeur generaal Openbare Orde en Veiligheid van genoemd Ministerie, hierna te noemen "het Regionale Korps" en 3. De Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel, gevestigd te Heerlen, ten deze krachtens volmacht rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer ir. L. C. G. Mesters, directeur Business-unit VP/FPU van de Stichting Pensioenfonds ABP, hierna te noemen "het VUT-fonds", Overwegende dat: - voormalige werknemers van een Regionaal Korps alsmede personen die in dienst waren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van het Ministerie van Justitie op wie de arbeidsvoorwaarden van de politie eveneens van toepassing zijn, onder voorwaarden recht hebben op een uitkering, als bedoeld in artikel 1, onder r., van het FPUreglement basis- en aanvullende uitkering; - sociale partners afspraken hebben gemaakt, die zijn neergelegd in het Besluit sociaal beleidskader reorganisatie politiebestel, Staatsblad 1992, 440, hierna te noemen het Besluit, welke afspraken nader zijn uitgewerkt c.q. aangevuld in de circulaire van 28 september 1998, kenmerk EA98/U174O, hierna te noemen de circulaire, - bij de afspraken voornoemd voor bedoelde groep werknemers na vervroegde uittreding een aansprakenniveau in het vooruitzicht is gesteld dat uitgaat boven c.q. verder gaat dan het niveau waarop werknemers ingevolge het reglement recht hebben; - het VUT-fonds bereid is het verschil tussen het ingevolge bedoelde afspraken in het vooruitzicht gestelde aansprakenniveau en het niveau waarop recht bestaat ingevolge het reglement, namens de voormalige werkgever te betalen;

4 - het VUT-fonds met de Stichting Pensioenfonds ABP is overeengekomen dat laatstgenoemd fonds ten behoeve van het VUT-fonds de werkzaamheden, verbonden aan deze overeenkomst, zal uitvoeren; Verklaren als volgt te zijn overeengekomen: Artikel 1: Begrippen Voor de toepassing van het bij en krachtens deze overeenkomst bepaalde wordt verstaan onder: a. reglement: het FPU-reglement Basis- en aanvullende uitkering; b. belanghebbende: degene die als zodanig in de bijlage, als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, door de werkgever wordt aangemerkt; c. uitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 1, onder r., van het reglement; d. suppletie: de in artikel 18, eerste lid, sub b., van het reglement bedoelde aanvulling op de uitkering alsmede de verdergaande aanspraken; e. programmakosten: het bruto bedrag van de aan belanghebbende toekomende suppletie met inbegrip van de daarop betrekking hebbende werkgevers lasten ; f. werkgever: ieder afzonderlijk het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Justitie en het Regionale Politiekorps. Artikel 2. Het in de considerans gestelde maakt deel uit van deze overeenkomst Artikel 3. Voorwerp van de overeenkomst Partijen komen overeen dat het VUT-fonds voor rekening en risico van de desbetreffende werkgever ter uitvoering van de in de tweede overweging genoemde circulaire betalingen verricht overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige overeenkomst alsmede met inachtneming van die circulaire en met - voor zover van toepassing - het reglement. 4. Werkzaamheden van de werkgever 1. De werkgever neemt alle beslissingen in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht omtrent rechten en verplichtingen die uit de hiervoor genoemde circulaire voortvloeien, zoals de beslissing omtrent toekenning, herziening, wijziging, herstel. indexatie, opschorting en terugvordering van de uitkering. De werkgever behandelt bezwaar en beroep tegen die beslissingen.

5 2. De indexatie van de uitkering geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 12.1, eerste lid van het pensioenreglement van ABP. 3. De werkgever draagt er zorg voor dat de aanvraag om toekenning van de uitkering wordt gedaan door middel van een door WT-fonds te verstrekken aanvraagformulier en geeft in de bijlage b3 dat formulier aan dat de aanvrager belanghebbende is in de zin van deze overeenkomst alsmede de datum waarop het recht op suppletie ontstaat, de hoogte en de duur van de suppletie. Het VUT-fonds verricht in geen enkel opzicht onderzoek naar de juistheid en/of rechtmatigheid van de verstrekte gegevens. Artikel 5. Vergoeding programmakosten 1. De werkgever staat ingevolge artikel 18, tweede lid, van het reglement garant voor vergoeding van de programmakosten aan het VUT-fonds ten behoeve van zijn voormalige werknemers en overeenkomstig het hierna bepaalde. 2. ' In het eerste kwartaal van ieder jaar geeft het VUT-fonds het bedrag aan dat; in dat jaar aan programmakosten op basis van een voorschotbetaling dient te worden vergoed. Zodra blijkt dat het voorschot niet toereikend is, wordt door de werkgever -na aangeven van het VUT-fonds een additioneel voorschot betaald. De werkgever voldoet het (additionele) voorschot binnen 30 dagen na dagtekening van de factuur op de door het VUT-fonds aan te wijzen rekening. 3. De ten gevolge van de ontvangen voorschotbedragen gegenereerde rente-opbrengsten komen ten goede aan het VUT-fonds. 4. In het eerste kwartaal van het daarop volgende jaar vindt afrekening plaats van de programmakosten op basis van de werkelijke uitgaven van het vorige jaar. Indien die eindafrekening inhoudt, dat de werkgever nog een bedrag verschuldigd is, wordt dat bedrag binnen 30 dagen na de dagtekening van de factuur voldaan. Bij teveel betaald voorschot wordt het teveel betaalde in het eerste kwartaal van het op de betaling volgende jaar terugbetaald. 5. Indien een betaling niet tijdig door het VUT-fonds wordt ontvangen, is de werkgever de wettelijke rente verschuldigd. Artikel 6. Betaling van de suppletie 1. Het VUT-fonds draagt voor en namens de werkgever zorg voor de - tijdige -betaling van de suppletie tegelijk met de betaling van de uitkering, waarbij de suppletie en de uitkering voor de bepaling van het daaruit voortvloeiende netto bedrag als een geheel worden beschouwd 2. Het VUT-fonds behoudt zich het recht voor om bij onvoldoende saldo in afwijking van het gestelde in het eerste lid, na overleg met de werkgever, de betaling van de suppletie aan een belanghebbende te blokkeren. 3. Indien het VUT-fonds, ondanks het gegeven dat onvoldoende financiële middelen door de werkgever ter beschikking zijn gesteld, toch overgaat tot betaling van de suppletie, zijn alle daarmee gepaard gaande extra kosten, uit welke hoofde dan ook, volledig voor rekening van de werkgever.

6 4. De suppletie wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het reglement, waaronder die omtrent indexatie van de suppletie en met inachtneming van alle rechten en verplichtingen die uit dat reglement voortvloeien alsmede met inachtneming van de daartoe strekkende opgave van de werkgever. Artikel 7. Vergoeding VUT-fonds De werkgever is aan het VUT-fonds geen vergoeding verschuldigd inzake de werkzaamheden uit hoofde van deze overeenkomst. Artikel 8. Verantwoordingsinformatie Het VUT-fonds verstrekt jaarlijks een opgave aan de werkgever van de betaalde suppletiebedragen alsmede van de personen voor wie die bedragen zijn betaald. Artikel 9. Wijziging van de afspraken tussen sociale partners 1. Deze overeenkomst gaat uit van het Besluit en de circulaire, zoals deze gelden ten tijde van de ondertekening van deze overeenkomst. 2. Indien BiZa het Besluit en/of de circulaire wenst te wijzigen, treden partijen in overleg en zal het VUT-fonds de daaruit voortvloeiende (financiële) consequenties aangeven. BiZa beslist vervolgens of de overeenkomst ongewijzigd -wordt voortgezet of met inachtneming van de door het VUT-fonds aangegeven consequenties. Een wijziging van de overeenkomst is slechts geldig, indien deze schriftelijk door partijen is overeengekomen. Artikel 10. Begin en looptijd van de overeenkomst 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop deze door beide partijen is ondertekend, werkt terug tot 1 april 1997 en wordt aangegaan tot de datum waarop de laatste belanghebbende die rechten kan ontlenen aan meerbedoelde afspraken tussen sociale partners, recht verkrijgt op ouderdomspensioen ten laste van het ABP. 2. De daadwerkelijke uitvoering van de overeenkomst door het VUT-fonds wordt eerst begonnen nadat twee maanden zijn verstreken na de ondertekening van de overeenkomst en na het ontvangen van de desbetreffende gegevens. Artikel 11. Opzegging 1. De overeenkomst kan door partijen tegen het einde van een kalendermaand worden opgezegd, mits daarbij een opzegtermijn van 6 maanden in acht wordt genomen, een en ander met dien verstarde dat een werkgever deze overeenkomst eerst kan opzeggen, nadat een periode van zes kalendermaanden vanaf de datum van ondertekening daarvan is verstreken. 2. ABP is gerechtigd zonder dat enige aanmaning of ingebrekestelling is vereist, de overeenkomst buiten rechte door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk op te zeggen, indien een werkgever toerekenbaar tekort blijft schieten in de nakoming van een of meer uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.

7 3 Indien een werkgever meer heeft betaald dan verschuldigd was tot de datum met ingang waarvan deze overeenkomst is opgezegd, wordt dat meerdere aan die werkgever gerestitueerd onder aftrek van het eventueel - al dan niet uit anderen hoofde - verschuldigde alsmede onder aftrek van rente en/of schadevergoeding. Artikel 12. Aansprakelijkheid l. Indien een der partijen tekort schiet in de nakoming van een of meer verplichtingen uit deze overeenkomst, zal de andere partij hem deswege in gebreke stellen. Ingebrekestelling zal schriftelijk bij aangetekend schrijven of per deurwaardersexploot geschieden, waarbij aan de nalatige partij een redelijke termijn zal worden gegund om alsnog zijn verplichtingen na te komen. 2. Ingebrekestelling blijft achterwege indien de nakoming van de bedoelde verplichting reeds blijvend onmogelijk is, in welk geval de nalatige partij onmiddellijk IN verzuim is. 3 Een partij die toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van een of meer verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, is tegenover de andere partij verplicht om de schade te vergoeden die de andere partij door die tekortkoming lijdt. Indien ABP aansprakelijk is, is deze aansprakelijkheid per jaar beperkt tot het bedrag dat als gegenereerde rente-opbrengst van de desbetreffende werkgever kan worden aangemerkt, tenzij er sprake is van opzet en/of grove schuld. Artikel 13. Geschillen en toepasselijk recht Geschillen verband houdende met de uitvoering van het bepaalde in deze overeenkomst zullen in eerste aanleg worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter. Aldus overeengekomen en ondertekend in tweevoud.