Behouden Toekomst. Een advies met betrekking tot de toekomst van de diensten van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatie



Vergelijkbare documenten
R A P P O R T VAN B E V I N D I N G E N

VOORLOPIGE STANDPUNTBEPALING Dagelijks Bestuur KNAW inzake rapport Commissie Strategie NIWI-KNAW

Samen aan de IJssel Inleiding

Collectievormingsprofiel Engelse taal en cultuur

Gegevensbestanden van de Volkstellingen

Digitale cultuur als continuüm

Reglement College van Bestuur IJsselgroep

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

Nota collectiebeleid 2011 De collectievorming voor de Vakbibliotheek Rechten

College voor geschillen medezeggenschap defensie

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie

UITGANGSPUNTEN VOOR DE STRUCTUUR VAN DE WETENSCHAPPELIJKE INFORMATIEVOORZIENING AAN DE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN

besluit voor de procedure voor de instelling van leerstoelen en de benoeming van gewoon en bijzonder hoogleraren de volgende regeling vast te stellen:

Netwerk Digitaal Erfgoed / Werkgroep Monitoring Vragenlijst aan NDE-projecten 2013/2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen bij de Afdeling bestuursrechtspraak

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

Convenant Eenvormige Toetsing Gezondheidsonderzoek vanuit het Parelsnoer Instituut

Amsterdam, 3 juli Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw,

Nederlandse Gedragswetenschappen Grote Kruistraat 2/1, 9712 TS Groningen. 1. Inleiding

2014 Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

het project "Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs" in 2002

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Reglement Adviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring VSO clusters 3 en 4 en Praktijkonderwijs

NATIONALE COALITIE DIGITALE DUURZAAMHEID BEGINSELVERKLARING. CONCEPT 4 juni 2007 DE UITDAGING

Commissiereglement NBA

Reglement voor de commissie toelaatbaarheidsverklaringen speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs clusters 3 en 4

Reglement auditcommissie NSI N.V.

Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie DURVEN DELEN OP WEG NAAR EEN TOEGANKELIJKE WETENSCHAP

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

Onderwerp: voortzetting lokale internationale ontwikkelingssamenwerking

LEI Plagiaat ongegrond

Raad voor Cultuur. Telefax

Directeur onderzoeksinstituut

Notitie toetsingsprocedure Initiële aanvraag EQUAL

Bowling alone without public trust

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Reglement Wetenschapscommissie Medisch Centrum Haaglanden

- Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs

Netwerk Digitaal Erfgoed / Werkgroep Monitoring Vragenlijst aan NDE-projecten 2013/2014

PROCEDURES BETREFFENDE DE VERWERVING DOOR HET EUROPEES PARLEMENT VAN PRIVEARCHIEVEN VAN LEDEN EN VOORMALIGE LEDEN

U I T S P R A A K

Impact Cloud computing

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

REGLEMENT AUDITCOMMISSIE STICHTING WOONLINIE d.d. 1 januari In dit reglement hebben onderstaande begrippen de navolgende betekenis:

Functie: Medewerker administratieve organisatie en interne controle

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

REGLEMENT RISK- EN AUDITCOMMISSIE N.V. NEDERLANDSE SPOORWEGEN

Werkdocument Organisatieontwikkeling Fondswerving Versie 3 tevens eindversie

Reglement Raad van Toezicht. Stichting Hogeschool Leiden CONCEPT ALGEMEEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode

Reglement voor de Audit Commissie Stichting WSW

Effectmeting van. hulp- en dienstverlening

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Postbus EJ DEN HAAG. Advisering Besluit langdurige zorg.

Privacyreglement EVC Dienstencentrum

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

Informatiemanager. Doel. Context

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken

GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden

Convenant tussen. Stichting Seniorenraad Meierijstad en. Stichting Welzijn De Meierij

OVERZICHT VAN TOETSVORMEN

1.2 Op 26 juli 2004 heeft verzoeker om hem moverende redenen zijn verzoek ingetrokken.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer /618794

Klachtenregeling. Directeur De directeur van Pool Management & Organisatie b.v.

HEIJMANS N.V. REGLEMENT AUDITCOMMISSIE

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

U I T S P R A A K

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 25 maart 2008 Nummer voorstel: 2008/30

Impact Cloud computing

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

Profielschets Voorzitter Raad van Toezicht Het Scheepvaartmuseum Amsterdam

NAV Gedragscode Ethisch verantwoord handelen bij de beroepsuitoefening

Samenvatting. Aanleiding en adviesvraag

LOWI Advies 2014, nr. 11

Reglement van Toelating

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer / mr. Margreet Verhoef +31 (0)

Voorstel : Vaststellen nota Dorpshuizen in Sint Anthonis, inclusief beleid ten aanzien van paracommercialisme

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Convenant tussen. Stichting Seniorenraad Meierijstad en. BENU Apotheek De Meierij

kwaliteitsgarantie in schade-expertise RICHTLIJN BIJ OPTREDEN DERDE EXPERT

Nederlandse Brandwonden Stichting

Aan dtkv. 2017/ Uw brief van: 28 juni 2017 Ons nummer: Willemstad, 18 juli 2017

Communicatieplan. Communicatieplan implementatie voorbereidingstraject participatiebudget PAGINA ONDERWERP

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke mediainstelling

Convenant tussen. Stichting Seniorenraad Meierijstad en Brabant Zorg

Het vastgestelde huishoudelijk reglement bepaalt in de bijbehorende bijlage het volgende onder de kop:

Hoofdlijnen van beleid management onderzoeksdata Universiteit voor Humanistiek

Omarm de cloud. Een onderzoek naar de acceptatie van cloud computing onder Europese MKB s

De veranderende rol van Managementondersteuning

Transcriptie:

Behouden Toekomst Een advies met betrekking tot de toekomst van de diensten van het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatie In opdracht van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Commissie Informatiediensten NIWI: dr. N.M.H. van Dijk (voorzitter) prof. dr. H.B.G. Ganzeboom prof. dr. P.M.M. Klep prof. dr. G.J. Oostindie prof. dr. E. Talstra dr. G.A. de Jong (adviserend lid) Secretaris: mw. mr. A.M. Brakel Oktober 2003

Inhoudsopgave 1 Commissie Informatiediensten NIWI 1 1.1 Opdracht 1 1.2 Werkwijze 1 2 Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten 3 2.1 Historie 3 2.2 Huidige Organisatie 6 2.2.1 Inleiding 6 2.2.2 Beschrijving diensten NIWI 7 2.2.3 Beschrijving onderzoek 11 2.2.4 Samenvatting en betekenis voor beoordeling van diensten 12 3 Het beoordelingskader: dienstverlening voor de humaniora en 14 sociale wetenschappen 3.1 Inleiding 14 3.2 Behoefte onderzoekers 14 3.2.1 Algemeen 14 3.2.2 Kwalitatief georiënteerd onderzoek 15 3.2.3 Kwantitatief georiënteerd onderzoek 17 3.3 Algemene doelstellingen van maatschappelijke, 17 wetenschappelijke en culturele aard 3.3.1 Maatschappelijke en wetenschappelijke verantwoording 17 3.3.2 Cultureel en wetenschappelijk erfgoed 18 3.4 Behoefte KNAW-instituten 19 3.5 Beoordelingskader 19 3.6 De rol van de KNAW 21 4 Beoordeling en positionering huidige activiteiten NIWI 23 4.1 Inleiding 23 4.2 afdeling Neerlandistiek 23 4.2.1 Activiteiten en beoordeling 23 4.2.2 Positionering 25 4.2.3 Conclusie 26 Behouden Toekomst

4.3 Afdeling Geschiedenis 27 4.3.1 Activiteiten 27 4.3.2 Beoordeling 28 4.3.3 Conclusie en positionering 29 4.4 Afdeling Maatschappijwetenschappen 30 4.4.1 Inleiding 30 4.4.2 Activiteiten Steinmetz-archief 30 4.4.3 Beoordeling Steinmetz-archief 32 4.4.4 Conclusie en positionering Steinmetz-archief 33 4.4.5 Samengaan NHDA en Steinmetz-archief 36 in een nationaal data-archief 4.4.6 Activiteiten en beoordeling SRM 40 4.4.7 Conclusie en positionering SRM 41 4.5 Afdeling Bibliotheekdiensten: bijzondere collecties 43 4.5.1 Activiteiten en beoordeling 43 4.5.2 Positionering 44 4.5.3 Conclusie 44 4.6 Sectie Onderzoekinformatie (NOD) 45 4.6.1 Activiteiten 45 4.6.2 Beoordeling 47 4.6.3 Positionering en conclusie 47 4.7 Sectie IT/A 48 4.7.1 Activiteiten en beoordeling 48 4.7.2 Positionering en conclusie 49 5 Procesplanning 50 6 Samenvatting: conclusies en aanbevelingen 53 Appendices A Opdracht Commissie Informatiediensten NIWI B Overzicht geraadpleegde literatuur en andere informatie C Overzicht gesprekspartners Commissie D Organogram NIWI E Overzicht activiteiten NIWI september 2003 Behouden Toekomst

1 Commissie Informatiediensten NIWI 1.1 Opdracht In februari 2003 heeft het Dagelijks Bestuur van de KNAW opdracht verleend aan een in te stellen Commissie Informatiediensten NIWI om advies uit te brengen met betrekking tot de waarde en de betekenis van de afzonderlijke activiteiten van het NIWI (met uitzondering van de activiteiten van het NIWI ten behoeve van de biomedische wetenschappen) en voorstellen te doen met betrekking tot de toekomstige positionering van diensten en activiteiten binnen of buiten de KNAW. Het bestuur van de KNAW heeft de commissie nadrukkelijk verzocht ook de potentiële betekenis van de activiteiten van het NIWI voor de humaniora en sociale wetenschappen in Nederland bij haar beoordeling te betrekken. Voor de formulering van de opdracht en de samenstelling van de commissie wordt verwezen naar appendix A. De opdracht is aan de commissie verstrekt tegen de achtergrond van de adviezen van de commissie Strategie NIWI-KNAW (onder voorzitterschap van prof. dr. ir. J.H. van Bemmel) uit oktober 2002 en door de mede daarop gebaseerde standpuntbepaling d.d. 22 oktober 2002 van het Dagelijks Bestuur van de KNAW om het NIWI niet in zijn huidige vorm voort te zetten. 1.2 Werkwijze commissie De commissie heeft zich zoveel als mogelijk gebaseerd op bestaande (schriftelijke) informatie over de afzonderlijke activiteiten van het NIWI. Bovendien heeft de commissie kennis genomen van de inhoud van (beleids-)rapportages van derden. In appendix B is een lijst opgenomen met deze informatie. De commissie is zich er van meet af aan van bewust geweest dat de medewerkers van het NIWI sedert medio 2002 in het ongewisse verkeren omtrent de toekomst van hun instituut, hun werk en zichzelf. Mede daarom is aan de medewerkers van het NIWI de gelegenheid geboden hun opvattingen aan de commissie kenbaar te maken. Gedurende drie dagen heeft de commissie in wisselende samenstellingen gesproken met de medewerkers en leidinggevenden van het NIWI. Met de medewerkers enerzijds en het management anderzijds hebben per dienst separate gesprekken plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze gesprekken hebben voorts nog enkele briefwisselingen plaatsgehad. Behouden Toekomst 1

Waar nodig en mogelijk heeft de commissie de door haar aldus verkregen informatie getoetst aan de opvattingen van derden. Met een aantal daarvan hebben verkennende besprekingen plaatsgehad over een mogelijke toekomstige positionering van activiteiten van het NIWI. Een overzicht van deze gesprekspartners is opgenomen in appendix C. Behouden Toekomst 2

2 Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten 2.1 Historie Het NIWI is officieel gestart op 1 september 1997 als het resultaat van een fusie van vijf KNAWinstituten met de volgende hoofdactiviteiten en globale omvang: - Bibliotheek KNAW: beheer historische collectie KNAW, documentleverantie uit een omvangrijke collectie biomedische tijdschriften, onderzoekinformatie levenswetenschappen. Jaaromzet in 1997 8,3 Mfl (waarvan 6,0 Mfl gedekt door bijdrage uit de KNAW-lumpsum financiering); - SWIDOC: sociaal-wetenschappelijke literatuurvoorziening, rapportencentrale, data-archief, onderzoekinformatie. Jaaromzet 2,3 Mfl (2,1 Mfl lumpsum); - NBOI: onderzoekinformatie. Jaaromzet 1,9 Mfl (1,7 Mfl lumpsum); - NHDA: historisch-wetenschappelijke ICT-projecten (in het bijzonder digitalisering), dataarchief. Jaaromzet 1,0 Mfl (0,4 Mfl lumpsum); - BBN: bibliografie Nederlandse taal- en literatuurwetenschap. Jaaromzet 0,8 Mfl (0,6 Mfl lumpsum) Vlak voor de fusie werd via het SWIDOC nog een zesde poot ingebracht: - SVO-bibliotheek: onderwijskundige literatuurvoorziening, rapportencentrale, onderzoekinformatie. Jaaromzet 0,8 Mfl (0,8 Mfl lumpsum). Het resultaat van deze fusie was een instituut met 140 medewerkers en een begroting van ruim 15 Mfl. De overwegingen die tot de oprichting van het NIWI hebben geleid worden duidelijk samengevat in de nota Topstructuur NIWI van 14 mei 1996: De vijf instituten die de grondslag vormen voor het NIWI hebben thans en in de komende jaren te maken met de volgende veranderingen in hun omgeving: - verdergaande stijgingen van prijzen voor commercieel uitgegeven wetenschappelijke publicaties (primair, secundair) - sterk toenemende mogelijkheden tot het decentraal opbouwen en via standaardisering op centraal bereikbare netwerken aanbieden van informatie (alfanumeriek, audiovisueel) - voor veel informatie gaat gelden van collectie naar connectie : niet het in bezit hebben van informatie, maar vooral het gericht toegang verschaffen tot die informatie, al dan niet verrijkt met toegevoegde informatie, wordt grondslag voor dienstverlening Behouden Toekomst 3

- de inzet van kennis en middelen op het terrein van informatietechnologie (hardware, software, netwerkfaciliteiten, telecom-applicaties etc.) is en wordt nog meer cruciaal - informatie wordt een 24-uurs product, zonder barrières van ruimte, tijd en soort - de overheid treedt nadrukkelijk terug in het vervullen van een rol als intermediair c.q. sponsor van informatiediensten - informatiedienstverleners begeven zich in een markt, waar zij te maken krijgen met concurrentie (nationaal en internationaal) en een kritisch publiek van afnemers. Samengevat betekent dit voor het NIWI dat de komende jaren het accent van de werkzaamheden zal verschuiven: - van uitvoerend en administratief naar onderzoekend en ontwikkelend - van reactief en intermediair naar actief en initiërend - van standaarden en procedures naar maatwerk en projectwerk - van interne informatiefilosofie naar externe marketing en dienstenaanbod - van uitsluitend kwaliteit naar ook kwantiteit. De aanloop naar het besluit tot oprichting van het NIWI bestrijkt een periode van ruim vijf jaar. In die periode worden met name de ontwikkelingen bij de bibliotheek, het SWIDOC en het NBOI kritisch bezien. Het besef dat de bovenstaande externe ontwikkelingen niet zonder gevolgen zullen blijven voor de KNAW groeit. De in 1991 aangetreden bibliothecaris (Van Gils) neemt in 1993 het initiatief tot een vooralsnog informeel cluster van informatie-instituten binnen de KNAW: Bibliotheek KNAW, BBN, Fryske Akademy, IISG, NBOI, NEHA, NHG, Meertens Instituut en SWIDOC. Vanaf 1995 neemt ook het NHDA, dat dan onderdeel is geworden van de KNAW, deel aan het informatiecluster. Dit initiatief draagt er mede toe bij dat in de Strategienota Onderzoekorganisatie KNAW van 1994 wetenschappelijke informatievoorziening als één van de drie stimuleringsgebieden wordt aangemerkt. Eveneens in 1994 wordt voor het eerst een wetenschapscommissie ingesteld bij de bibliotheek, onder voorzitterschap van Van Bemmel. Deze commissie zal een actieve rol spelen in de beleidsontwikkeling van de bibliotheek. In december 1994 publiceert de commissie de nota Nieuwe perspectieven voor de Bibliotheek KNAW. Dit wordt vervolgens door de directie uitgewerkt in het Werkplan Electronische bibliotheek 1995-1999. In deze stukken wordt overigens nog geen melding gemaakt van de mogelijke oprichting van een nieuw instituut binnen de KNAW. De bibliotheek streeft in die periode duidelijk naar versterking van haar rol in de medische sector. De ambities van de Bibliotheek vormen de drijvende kracht achter de totstandkoming van het NIWI. De directies en wetenschapscommissies van de andere partners zijn Behouden Toekomst 4

terughoudend: zij zien wel voordelen in schaalvergroting maar zijn gelijktijdig bezorgd over de gevolgen voor de banden met de inhoud en met hun specifieke wetenschappelijke doelgroep. Als vervolg op de strategienota onderzoekorganisatie KNAW wordt in mei 1995 een congres georganiseerd: Van Boeken naar Bytes. Wetenschappelijke informatie: de gebruiker centraal. Daarna gaan de ontwikkelingen snel. In de zomer van 1995 wordt op initiatief van de voorzitter van het koepelbestuur geesteswetenschappen en maatschappijwetenschappen (De Moor) een stuurgroep ingesteld die de mogelijkheden van fusie tussen Bibliotheek KNAW, NBOI en SWIDOC onderzoekt. De directies van deze drie instituten leveren in december 1995 het rapport Haalbaarheidsstudie wetenschappelijk informatiecentrum KNAW aan bij de stuurgroep. In januari 1996 besluit het bestuur van de KNAW tot oprichting van het NIWI; in april 1996 besluit het bestuur daarbij ook NHDA, BBN en SVO-bibliotheek te betrekken. De Bibliotheek KNAW, het SWIDOC en het Meertens Instituut kampten al voor de oprichting van het NIWI met huisvestingsproblemen. Derhalve is bij de oprichting van het NIWI besloten om dit nieuwe instituut samen met het Meertens Instituut onder te brengen in het gebouw dat de Bibliotheek KNAW al in 1988 heeft betrokken, de voormalige Cola-bottelarij aan de Joan Muyskenweg. Het NIWI is daar tot op de dag van vandaag gehuisvest. Op 1 september 1996 zijn directie en managementteam (samen 10 personen) van het NIWI benoemd. Van Gils wordt benoemd tot directeur van het NIWI en wordt aangewezen als projectleider voor het fusieproces en de daarbij behorende reorganisatie. In het fusieproces vallen nauwelijks gedwongen ontslagen; wel zijn er enkele medewerkers die uit eigen beweging vertrekken omdat zij geen vertrouwen hebben in het nieuwe instituut. Begin 1998 treedt Van Gils terug als directeur wegens startproblemen en financiële perikelen. De aanvankelijk gevolgde strategie om de producten en diensten verregaand te integreren en het contact met de disciplines te laten verlopen via een marketingafdeling bleek niet haalbaar en moest al snel worden opgegeven. Na een periode van interim-management door Honigh treedt per 1 juni 1999 de huidige directeur De Jong aan. Het management team is op dat moment al sterk gereduceerd (van 10 naar 4 personen) en het aantal afdelingen is teruggebracht van 9 naar 3. Het managementteam in zijn huidige samenstelling bestaat pas sinds medio 2002. Vanaf het begin van zijn bestaan kampt het NIWI met een aantal problemen. Eén van de grootste problemen is het diffuse profiel dat het NIWI heeft: de grote heterogeniteit van activiteiten en disciplines zorgt ervoor dat het NIWI niet goed herkenbaar is voor uiteenlopende doelgroepen. Het leveren van informatiediensten en het delen van een ICT-infrastructuur blijken als bindende factor onvoldoende. Behouden Toekomst 5

In 2000 wordt met steun van de KNAW de NERDI-onderzoeksgroep opgezet: hiermee moet de expertise omtrent ontwikkelingen in wetenschappelijke informatie en communicatie binnen het instituut worden vergroot. Twee jaar later valt het besluit om te stoppen met de biomedische collectievorming en de documentleverantie af te bouwen. Het nieuwe managementteam krijgt de opdracht om een nieuwe impuls te geven aan wetenschappelijk onderzoek naar innovatieve ICT-toepassingen in de humaniora en sociale wetenschappen. Uiteindelijk bestaat echter onvoldoende vertrouwen in de mogelijkheid het NIWI van binnenuit te veranderen en het KNAW-bestuur neemt in oktober 2002, na het advies van de commissie Van Bemmel, het standpunt in dat voor een wezenlijke verandering opheffing van het NIWI noodzakelijk is. De relatief korte geschiedenis van het NIWI is er één van samenvoegingen van heterogene activiteiten waarmee de KNAW uiteenlopende doelstellingen trachtte te realiseren. De aan het instituut meegegeven doelstellingen waren niet altijd duidelijk en stonden ook wel op gespannen voet met elkaar. De leden van het huidige managementteam bekleden hun posities overwegend nog maar kort en het team heeft zich als geheel nog niet kunnen bewijzen. De commissie is van mening dat haar oordelen over afzonderlijke activiteiten nadrukkelijk binnen deze context moeten worden begrepen. De commissie heeft het vorenvermelde besluit van het DB om het NIWI niet voort te zetten niet ter discussie gesteld; dat was niet haar opdracht. Wel stelt de commissie vast dat de beoordeling van activiteiten niet in de eerste plaats een beoordeling van het huidige management inhoudt en van het door het management gevoerde beleid: het beleid is relatief nieuw, het management is goeddeels vernieuwd en het heeft zich nog niet volledig kunnen bewijzen. Het beantwoorden van de vraag of het NIWI, zijn klanten en ook de KNAW beter af zouden zijn als het huidige beleid de kans en de tijd zou hebben gekregen zich te bewijzen valt, als gezegd, buiten de opdracht van de commissie. 2.2 Huidige Organisatie 2.2.1 Inleiding Aan de commissie is gevraagd alle diensten van het NIWI te beoordelen met uitzondering van de biomedische dienstverlening en de activiteiten van de sectie research. Deze sectie is niet bij de dienstverlening betrokken. In appendix D is een organogram van het NIWI opgenomen. Het NIWI Behouden Toekomst 6

is ingedeeld in een aantal afdelingen en secties. Binnen de afdelingen vinden dienstverlenende activiteiten van verschillende soort plaats. 2.2.2 Beschrijving diensten NIWI Het NIWI bestaat uit zeven afdelingen die ieder een eigen dienst of product leveren. Hoewel de aard van deze diensten of producten nogal varieert, is het zinvol om de activiteiten van elke afdeling - en daarmee het aldaar werkzame personeel - te onderscheiden in vijf categorieën. 1. Uitvoerend productiewerk zoals het maken van bibliografische beschrijvingen en het opslaan, ontsluiten en distribueren van gegevens. 2. Ontwikkelingsactiviteiten die direct betrekking hebben op de inrichting van de producten en diensten van de afdeling. Het kan hierbij ook gaan om grotere digitaliseringsprojecten of de samenwerking met onderzoekers binnen het vakgebied. Veel van wat hierna als projecten wordt aangeduid heeft betrekking op ontwikkelwerk. Deze projecten zijn onlosmakelijk met de dienst of het product van de afdeling verbonden. 3. Wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de afdeling dat leidt tot zelfstandige wetenschappelijke publicaties in wetenschappelijke tijdschriften, monografieën of dissertaties. Hoewel betrekking hebbend op het gebied van de afdeling, kan zulk onderzoek in beginsel ook onafhankelijk van de afdeling worden uitgevoerd. 4. Management van de afdeling. 5. Ondersteuning (inclusief IT, secretariaat). Deze is binnen het NIWI niet afdelingsgewijs georganiseerd. Appendix E geeft een nauwkeurige bepaling hoe binnen het huidige NIWI het personeel is ingezet. Overall genomen valt bij benadering 50% van de personele inzet in het uitvoerende productiewerk en ontwikkelingsactiviteiten, 20% in het wetenschappelijk onderzoek en 30% in management en ondersteuning. Van de 107 fte personeel wordt 75% betaald uit de KNAW lumpsum en 25% uit extern gefinancierde projecten. In het navolgende zullen de dienstverlenende activiteiten van de diverse afdelingen kort worden besproken. Met een verwijzing naar het vorenstaande wijst de commissie er omwille van de duidelijkheid op dat zij onder dienstverlenende activiteiten niet alleen verstaat de activiteiten die in appendix E worden aangeduid met productie of projecten, maar ook het op de ontwikkeling van de diensten gerichte onderzoek (al dan niet wetenschappelijk). Behouden Toekomst 7

Afdeling Neerlandistiek: BNTL en BAN: 5,5 fte Projecten: 2,6 fte Wet.onderzoek: 2,0 fte Management: 0,4 fte Totaal: 10,5 fte Bibliografie Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL): De BNTL is een geannoteerde bibliografie van ruim 200.000 titels. De bibliografie doet dienst als ingang voor het data-archief voor Neerlandici, de in de bibliotheken aanwezige literatuur. De BNTL is voor deze onderzoekers veelal het vertrekpunt voor projecten in onderzoek en onderwijs. Bibliografische attenderingslijst (BAN): De BAN is een kwartaaltijdschrift met bibliografische informatie. De BAN richt zich in eerste instantie op docenten Nederlands in het buitenland en wordt volledig gefinancierd uit een subsidie van de Nederlandse Taalunie. Projecten: Ontwikkeling van ICT-mogelijkheden: de ontwikkeling van technieken voor het scheppen van geannoteerde full text bestanden. Afdeling Geschiedenis: NHDA: 3,4 fte Projecten: 8,7 fte Wet.onderzoek: 4,4 fte Management: 0,6 fte Totaal: 17,1 fte Nederlands Historisch Data-archief (NHDA): Het NHDA houdt zich bezig met de acquisitie, de ontsluiting en de terbeschikkingstelling van databestanden voor hergebruik. In dit kader wordt ook gewerkt aan ontwikkeling van specifieke ICT die hiervoor nodig is. Behouden Toekomst 8

Projecten: De afdeling Geschiedenis levert projectmanagement, IT-ondersteuning en advieswerk bij een groot aantal historische digitaliseringsprojecten van zowel onderzoekers en onderzoeksgroepen als van collectiehouders. Het gaat daarbij om digitalisering van zowel tekst-, cijfer- als beeldmateriaal. Afdeling Maatschappijwetenschappen: Steinmetz-archief: 2,1 fte SRM: 2,1 fte Projecten: 3,1 fte Management: 0,6 fte Totaal: 14,2 fte Steinmetz-archief: Het Steinmetz-archief archiveert en (re)distribueert sociaal-wetenschappelijke databestanden, met name databestanden die gegevens bevatten uit grootschalige kwantitatieve surveys. Ten behoeve daarvan worden databestanden beschreven en gecatalogiseerd, wordt de toegankelijkheid van de data gegarandeerd door bijvoorbeeld data te doen migreren naar nieuwe standaarden en worden onderzoekers geadviseerd bij het documenteren en archief-klaarmaken van bestanden. Social Research Methodology Database (SRM): De SRM verschaft bibliografische informatie over methodologische en methodologisch relevante publicaties in de sociale wetenschappen. De SRM is via internet vrij toegankelijk via webadressen van de Nederlandse universiteiten. Andere belangstellenden kunnen zich bij Sage abonneren op de SRM. Projecten: Er vinden binnen de afdeling Maatschappijwetenschappen verschillende projecten plaats gericht op verbetering en uitbouw van de data-infrastructuur. Zo is in opdracht van het SCP een vragendatabank ontwikkeld voor alle vragenlijsten die door het SCP in de loop der tijd zijn gehanteerd. De afdeling investeert zelf in de uitbouw ervan tot een vragendatabank die het volledige dataarchief omvat. Behouden Toekomst 9

Afdeling Bibliotheekdiensten: Collecties: 1,5 fte Management: 0,5 fte Ondersteuning NIWI-intern: 2,0 fte Biomed. doc. lev.:16,4 fte Totaal: 23,4 fte Collecties: De Bijzondere Collecties omvatten ongeveer 600 banden handschriftenverzamelingen uit de periode 1480-1600 en een grote collectie pamfletten, kaarten en architectuurtekeningen, in totaal ongeveer 70.000 banden. De medewerkers van de Bijzondere Collecties houden zich onder meer bezig met digitaliseringsprojecten en restauratie van de banden. De KNAW-bibliotheek beschikt voorts over een aantal andere, hier niet nader beschreven, collecties. Het betreft collecties op sociaal-wetenschappelijk gebied en op het gebied van onderwijsonderzoek. Voorts zijn er diverse kleine collecties die zijn verkregen uit schenkingen of legaten en een grote variëteit aan vakbibliotheken, KNAW-uitgaven etc. Voor de goede orde zij vermeld dat de commissie met betrekking tot de bibliotheekdiensten van het NIWI niet adviseert over de biomedische documentleverantie. Sectie Onderzoekinformatie: Productie: 7,6 fte Projecten: 3,1 fte Management: 0,6 fte Totaal: 11,3 fte Nederlandse Onderzoekdatabank (NOD) en aanverwante activiteiten: De activiteiten van de sectie Onderzoekinformatie richten zich op de terbeschikkingstelling van onderzoekinformatie. Het voornaamste product is de Nederlandse Onderzoekdatabank (NOD). Projecten: De projecten van de sectie hebben betrekking op vernieuwing van de activiteiten, met name op vervanging van de NOD als centrale databank door een gedistribueerde opzet. Voorts is de sectie actief betrokken bij het Open Sources project van NWO en bij internationale projecten en organisaties. Behouden Toekomst 10

Afdeling Bedrijfsvoering: IT/A: 5,6 fte Management: 1,5 fte div.: 18,2 fte Totaal: 25,3 fte Sectie IT-Applicatieontwikkeling en -beheer (IT/A): IT/A ontwikkelt IT-toepassingen ten behoeve van andere NIWI-afdelingen voor zover deze niet zelf over voldoende IT-capaciteit beschikken en voor zover de ontwikkeling niet extern is uitbesteed. Zo heeft IT/A het nieuwe content-managementsysteem van het NIWI gebouwd. De capaciteit van de afdeling bedrijfsvoering moet overigens pro rato toegerekend worden aan de overige bedrijfsonderdelen. 2.2.3 Beschrijving onderzoek Binnen de meeste afdelingen van het NIWI, uitgezonderd de afdelingen Bedrijfsvoering en Bibliotheekdiensten, vindt ook onderzoek plaats. Dit kan het karakter hebben van R&D dat primair gericht is op de verdere ontwikkeling van de diensten waar de desbetreffende afdeling zich mee bezig houdt. Er vindt echter ook wetenschappelijk onderzoek plaats dat gericht is op het leveren van bijdragen aan het door een afdeling bediende wetenschapsgebied. Het onderscheidend criterium dat de commissie heeft gehanteerd is erin gelegen dat bij wetenschappelijk onderzoek publicatie van onderzoeksresultaten in wetenschappelijke tijdschriften dan wel in de vorm van een proefschrift plaatsvindt. Wetenschappelijk onderzoek bij het NIWI is gericht op methodeontwikkeling, informatica en wetenschapsstudies. Zoals blijkt uit het activiteiten overzicht (appendix E) is per afdeling een bepaald aantal fte gereserveerd voor wetenschappelijk onderzoek dat wordt betaald uit de NIWI lumpsum. De commissie heeft echter de indruk dat binnen de diverse afdelingen niet altijd daadwerkelijk conform het aantal daarvoor gereserveerde fte s wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt. Het onderzoek dat plaatsvindt blijkt grotendeels R&D-achtig onderzoek te zijn dat direct verband houdt met de door de afdeling verleende diensten en ten goede komt aan de ontwikkeling ervan. Overigens geldt dat laatste ook voor een groot deel van het onderzoek dat wel blijkt te resulteren in publicaties of een promotie. In ieder geval ziet de commissie hierin aanleiding om de verdeling van de aantallen fte s tussen diensten en wetenschappelijk onderzoek niet voor vaststaand aan te nemen. Behouden Toekomst 11

De commissie heeft geconstateerd dat de diverse afdelingen binnen het NIWI het accent hebben verschoven van dienstverlening naar onderzoek: in de Strategienota Onderzoekorganisatie 2000 heeft het KNAW-bestuur het beleid bevestigd dat de rol van onderzoek en onderzoekers binnen het NIWI wordt versterkt. Een deel van het relatief nieuwe management is dan ook aangesteld met de nadrukkelijke opdracht om meer aandacht aan onderzoek te besteden. Zoals uit het vorenstaande blijkt is daarbij geen duidelijke keuze gemaakt tussen wetenschappelijk onderzoek enerzijds en diensten-gerelateerd onderzoek anderzijds en lijkt het wetenschappelijk onderzoek voor zover daar impulsen aan zijn gegeven, over de grote linie nog niet tot bloei te zijn gekomen. 2.2.4 Samenvatting en betekenis voor beoordeling van diensten Zoals uit de omschrijving van de historie van het NIWI blijkt, is hij het resultaat van samenvoegingen van instituten. Zijn geschiedenis in dezen is hij nooit te boven gekomen. De algemene toestand van het NIWI kan als volgt worden geschetst: - Beleidsmatige verwarring omtrent de doelstellingen van het instituut. Onduidelijke en tegenstrijdige bestuurlijke signalen vanuit de KNAW met betrekking tot de relatieve prioritering van en de relatie tussen onderzoek en dienstverlening; - Gefragmenteerde activiteiten door een weinig heldere relatie tussen dienstverlening en onderzoek; - Een onduidelijke invulling van het wetenschappelijk onderzoek dat in de praktijk veel kenmerken heeft van dienstengerelateerd onderzoek en onmisbaar blijkt te zijn voor de ontwikkeling van de dienstverlening; - Gebrekkige contacten met de onderzoekswereld en afzonderlijke onderzoekers; - Recente vernieuwing van de topstructuur en van de samenstelling van het topmanagement dat zich als collectief nog niet heeft kunnen bewijzen; - Grote organisatorische onzekerheid vanwege het bestuurlijke voornemen om het NIWI in zijn huidige vorm op te heffen; - Een achterblijvende dienstverlening door gebrek aan gerichte investeringen en mogelijk onvoldoende belangstelling daarvoor bij het NIWI en haar medewerkers; - Een achterblijvende IT-functie. De commissie heeft daarbij wel opgemerkt dat het personeel en management van het NIWI gemotiveerd blijken te zijn en een hoge mate van verbondenheid met de te verrichten taken ten toon spreiden. Behouden Toekomst 12

Tenslotte verenigt het NIWI in zich typische alfa-, tekstgerichte en bibliografische activiteiten met gamma-activiteiten waarbinnen gekwantificeerde onderzoeksgegevens de hoofdmoot vormen. Bij de inrichting van het NIWI werd veel synergie verwacht van de samenvoeging van deze twee werelden. Hoewel een wederzijdse beïnvloeding niet ontbreekt en het NIWI ook producten en diensten herbergt die niet eenduidig bij het een of het ander zijn te rekenen, constateert de commissie toch dat de fusie van activiteiten niet heeft gebracht wat bij aanvang gehoopt werd. De disciplinaire oriëntatie van de afdelingen is heel sterk gebleken, een tendens die ook bij universitaire faculteiten waarneembaar is, en uiteindelijk is er weinig meerwaarde in de NIWIconstellatie naar boven gekomen. De commissie zal daarom de verschillende afdelingen van het NIWI los van elkaar en elk naar hun eigen waarde behandelen. Bij de beoordeling van de afzonderlijke activiteiten zullen de in deze paragraaf genoemde karakteristieken dienen te worden meegewogen. Alvorens tot de daadwerkelijke beoordeling over te zullen gaan, zal echter eerst uitgebreid worden stilgestaan bij het beoordelingskader van de commissie en de door haar gehanteerde criteria. Behouden Toekomst 13

3 Het beoordelingskader: dienstverlening voor de humaniora en sociale wetenschappen 3.1 Inleiding De commissie heeft zich gerealiseerd dat zowel de beoordeling van bovenstaande activiteiten van het NIWI als de advisering met betrekking tot de toekomstige positionering van die activiteiten zijn grondslag zal moeten vinden in de behoeften van onderzoekers in de alfa- en gammadomeinen. Daarnaast spelen ook algemene doelstellingen van maatschappelijke en culturele aard een rol. Ten slotte heeft de commissie zich afgevraagd waar de KNAW-instituten behoefte aan hebben. Waarom zijn deze uitgangspunten van belang? De commissie meent dat de waarde van de afzonderlijke activiteiten van het NIWI niet goed is vast te stellen door louter de blik op die activiteiten en op de direct daarbij betrokkenen te richten, maar dat bij de beoordeling nu juist ook de bredere doelstellingen van derden moeten worden betrokken. De aard en identiteit van die derden verschillen per wetenschapsgebied. In dit hoofdstuk zullen in genoemde volgorde de diverse aspecten waar bij de beoordeling rekening mee moet worden gehouden, worden besproken. Vervolgens zal dit beoordelingskader nader worden uitgewerkt en de bij de beoordeling te hanteren criteria in kaart worden gebracht. 3.2 Behoefte onderzoekers 3.2.1 Algemeen Zoals gezegd heeft de commissie zich een vertrekpunt geschapen door de behoeften van onderzoekers in de alfa- en gammawetenschappen centraal te stellen bij de beoordeling van de activiteiten van het NIWI. Het gaat daarbij niet om een inventarisatie van opvattingen onder onderzoekers omtrent wat wenselijk zou zijn, maar veeleer om een analyse van de structuur en van de bewegingen binnen de werelden van het alfa- en gammaonderzoek die om specifieke ondersteuning vragen. Bij die analyse heeft de commissie zich laten leiden door wat vertegenwoordigers van de betreffende onderzoeksgebieden de commissie hebben medegedeeld, door de ontwikkelingen in landen zoals Canada en het Verenigd Koninkrijk en ten slotte ook door eigen ervaringen. Behouden Toekomst 14

Zoals ook in het recente rapport van de SWR, waarop verderop in dit rapport nog nader zal worden ingegaan, wordt aangegeven is het voor deze wetenschapsgebieden noodzakelijk om te beschikken over een op nationaal niveau georganiseerde data-infrastructuur. Deze biedt faciliteiten ten behoeve van ontsluiting, digitalisering en opslag van data. De data-infrastructuur moet echter meer te bieden hebben dan dat: het is ook een centrum waar nieuwe methoden met betrekking tot deze activiteiten worden ontwikkeld en waar onderzoekers een klimaat vinden dat hen stimuleert tot vernieuwend onderzoek, ook in methodische zin. Daartoe worden de randvoorwaarden gecreëerd voor samenwerkingsverbanden tussen dienstverleners en onderzoekers. Tegen deze algemene achtergrond kan men zich nu afvragen welke specifieke behoeften de onderzoekers in de alfa- en gammadomeinen hebben. Om daarin inzicht te verkrijgen moeten de behoeften van onderzoekers niet zozeer geïnventariseerd als wel geïnterpreteerd worden door een analyse van het veld en van de omstandigheden waarbinnen zij werkzaam zijn. Deze omstandigheden zijn bij het alfaonderzoek andere dan bij het gammaonderzoek, bij het kwalitatieve gammaonderzoek andere dan bij het kwantitatieve gammaonderzoek en bij letteren weer andere dan bij geschiedenis. In deze paragraaf geeft de commissie kort weer wat hieromtrent per onderzoeksgebied haar bevindingen zijn. Ten aanzien van het hierna volgende wil de commissie echter op voorhand een nuancering aanbrengen. Ofschoon het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek veelal uitdrukking geeft aan aanzienlijke verschillen tussen onderzoeksstijlen, is ook onderlinge beïnvloeding waarneembaar: zo wordt bij bijvoorbeeld historisch onderzoek steeds vaker een beroep gedaan op kwantitatieve data. Dit geldt zeker voor specialismen als historische geografie en historische demografie. Maar de belangrijkste verbinding is gelegen in het feit dat men voor de ontsluiting en archivering van data in toenemende mate een beroep doet op overeenkomstige, respectievelijk verwante informatietechnologieën. 3.2.2 Kwalitatief georiënteerd onderzoek Letteren Onder letteren worden hier gerekend alle geesteswetenschappelijke disciplines behoudens geschiedenis, kunstgeschiedenis en archeologie. Behouden Toekomst 15

Het onderzoek binnen de letteren wordt veelal verricht door eenlingen of door zeer kleine groepen van onderzoekers. Onderzoekscholen bieden hun een formele paraplu, maar hebben zelden de vorm van organisch functionerende samenwerkingsverbanden. Kenmerkend voor het verrichte onderzoek is dat de ontsluiting van data reeds zelf een belangrijke onderzoekshandeling is. Daarom is het belangrijk dat in een vroeg stadium sprake is van een intensieve samenwerking tussen ICT-specialisten en de betreffende onderzoeker(s). Wanneer daar geen sprake van is, zal ofwel de digitalisering van bestanden gebreken vertonen of bij onderzoekers de neiging optreden (vanwege hun gebrekkige ervaring) om een deel van het proces uit te besteden waardoor discrepanties kunnen ontstaan tussen hetgeen geleverd wordt en hetgeen het onderzoek vereist. In het domein van de letteren is vooral behoefte aan gestructureerde samenwerking tussen onderzoekers en dataspecialisten. De financiering van onderzoek zal meer moeten worden ingericht op het tot stand brengen daarvan, onder meer door onderzoekers, eventueel in overleg met NWO, aan te zetten om hun data van meet af aan voor archivering geschikt te maken. Het object van samenwerking zal zich concentreren op de productie van zogenaamde full text bestanden die in geannoteerde vorm beschikbaar worden gesteld. Geschiedenis Tot geschiedenis wordt hier ook gerekend kunstgeschiedenis en archeologie. Op beide laatstgenoemde terreinen is sprake van nieuwe vragen op het gebied van data-infrastructuur door de explosieve toename van digitale data in de vorm van gedigitaliseerde collecties en geografische informatiesystemen. Er bestaat behoefte aan uitbreiding van de onderzoeksmethoden. Ook in dit domein is onderzoek vooral een zaak van eenlingen en van kleine groepen en ook hier is de infrastructuur zwak ontwikkeld en gefragmenteerd. De ondersteuningsbehoefte is in dit domein mogelijk groter dan bij letteren omdat de data zowel betrekking hebben op tekst als op beeld en geluid. Voor een verdere ontwikkeling hiervan is het nodig dat standaarden worden gedefinieerd, omdat het anders moeilijk zal zijn de toegankelijkheid van het materiaal te garanderen. Gammaonderzoek, kwalitatief georiënteerd Voor gammaonderzoekers die deels of voornamelijk kwalitatief georiënteerd onderzoek verrichten, lijkt hetzelfde gesteld te kunnen worden als voor geschiedenis. Met haar eigen specifieke kenmerken die onder meer tot uitdrukking komen in een grote variëteit aan data, meer nog dan bij geschiedenis, bestaat een grote behoefte aan ondersteuning bij de digitalisering van de onderzoeksresultaten. Behouden Toekomst 16

Met betrekking tot zowel letteren als geschiedenis en het kwalitatieve gammaonderzoek, kan worden gesteld dat de aantrekkelijkheid voor buitenlanders om in Nederland onderzoek te doen of om onderzoek te doen naar ontwikkelingen in Nederland in belangrijke mate zal afhangen van de kwaliteit van de beschikbare data. De mechanismen en structuren die deze kwaliteit zouden moeten garanderen zijn niet sterk ontwikkeld. 3.2.3 Kwantitatief georiënteerd onderzoek De kwantitatief georiënteerde sociale wetenschappen zijn in belangrijke opzichten anders georganiseerd dan de letterendisciplines en het geschiedkundig domein. Er is sprake van sterke onderzoekscholen. Vooral van belang is dat onderzoekers kunnen beschikken over universiteitsgebonden specialisten op het gebied van Methoden en Technieken (M&T), die hen kunnen helpen bij het verwerken van data. De aard van de data maakt dat niet zozeer de ontsluiting als wel de beschikbaarheid ervan in een hanteerbare vorm gegarandeerd moet worden; data moeten geschikt blijven voor hergebruik en technologisch verval moet worden tegengegaan. Dataharmonisatie en -stapeling kunnen oude data tot nieuw leven wekken ten behoeve van trend- en internationaal vergelijkend onderzoek. Ofschoon het wenselijk zou zijn om kwantitatieve databestanden centraal te archiveren, is de noodzaak daartoe door het internet afgenomen; wel is het wenselijk dat data via één loket kunnen worden afgenomen. Ook zou centralisatie de eenduidigheid van de spelregels bevorderen, vooral ook op het terrein van de privacy en de bescherming van de onderzoekers die de data hebben verstrekt. Verschillende dataverzamelaars hanteren verschillende gedragsregels voor de beschikbaarstelling van gegevens aan derden en sommige instellingen zijn terughoudend bij het verstrekken van hun data. 3.3 Algemene doelstellingen van maatschappelijke, wetenschappelijke en culturele aard 3.3.1 Maatschappelijke en wetenschappelijke verantwoording De behoefte aan een nationale data-infrastructuur vloeit voort uit een aantal argumenten van maatschappelijke en wetenschappelijke aard. Deze argumenten zien op de verantwoording van onderzoekers jegens enerzijds de (Nederlandse) maatschappij en anderzijds jegens het onderzoeksveld. Het gaat daarbij om het volgende. Behouden Toekomst 17

Onderzoek wordt meestentijds bekostigd uit de publieke middelen. Data vormen één van de producten van onderzoek. Bij ontbrekende ontsluiting en inadequate opslag gaan data verloren terwijl die geschikt zouden zijn voor hergebruik. Zo kunnen data bijvoorbeeld worden gebruikt om andere vraagstellingen dan die met het oog waarop zij zijn vergaard, te beantwoorden. Bovendien zijn zij geschikt voor meta-analyses en kunnen zij dienen als onderzoeksmateriaal bij het ontwikkelen en toetsen van nieuwe theorieën. Ten slotte kunnen data kunnen worden hergebruikt voor andere dan onderzoeksdoeleinden, zoals voor onderwijs aan studenten en onderzoekers. De beschikbaarheid van data leidt aldus tot doelmatig onderzoek; wanneer data verloren gaan kan dan ook gesproken worden van ondoelmatig middelengebruik. Wezenlijk voor wetenschappelijk onderzoek is de opvatting dat onderzoek controleerbaar moet zijn en dat een tweede onderzoeker met behulp van dezelfde data-sets de validiteit van eerder getrokken conclusies moeten kunnen nagaan. Dit kan uiteraard alleen als die data beschikbaar zijn en blijven, ook na verloop van tijd. Een goede ontsluiting, digitalisering en opslag van data is dan ook van groot belang voor de wetenschapsbeoefening. 3.3.2 Cultureel en wetenschappelijk erfgoed Data die binnen de alfa- en gammawetenschappen zijn verzameld, zijn vaak uniek. Zij kunnen niet of niet anders dan met grote moeite opnieuw worden vergaard. De data worden daarmee onderdeel van het wetenschappelijke en culturele erfgoed. Het bewaren en ontsluiten van collecties en het bewaren en toegankelijk houden van data in algemene zin zijn voorwaardelijk voor de instandhouding van dit erfgoed. Belangrijke investeringen die in het verleden in dataverzameling en collectievorming zijn gedaan behoeven actief onderhoud van velerlei aard en soort om data en collecties voor komende generaties bruikbaar en toegankelijk te doen zijn. Wordt geen onderhoud gepleegd dan gaan investeringen verloren. Vanuit een praktisch perspectief betekent dit dat de beleidsvrijheid ten aanzien van collecties, variërend van boeken tot data, beperkt is. Het is immers buitengewoon lastig, zo niet vaak onmogelijk, om te bepalen wat in de toekomst van belang kan zijn. De commissie heeft geconcludeerd dat hier een behoudend beleid op zijn plaats is. Behouden Toekomst 18

3.4 Behoefte KNAW-instituten De commissie heeft zich afgevraagd wat de relatie is tussen het NIWI als KNAW-instituut en de andere KNAW-instituten. De KNAW-instituten hebben de commissie gemeld dat zij behoefte hebben aan eerstelijns ICT-ondersteuning. Sommige instituten bleken ervan uit te gaan dat het NIWI deze ondersteuning diende te verstrekken en zijn daarin teleurgesteld. Het NIWI zelf heeft zichzelf echter nooit beschouwd als een dienstverlener voor zijn collega s van de KNAW. De commissie heeft zich daarom geen oordeel over deze dienstverlening kunnen vormen. Hoewel de commissie de noodzaak van een adequate dienstverlening op ICT-gebied aan de instituten wil benadrukken, ziet zij geen reden de door de instituten gewenste dienstverlening te betrekken in haar beoordeling van de NIWI diensten. 3.5 Beoordelingskader Uit het vorenstaande vloeit voort dat voor de beoordeling door de commissie een tweetal uitgangspunten van belang zijn: de behoeften van het onderzoeksveld alsmede algemene doelstellingen van maatschappelijke, wetenschappelijke en culturele aard. Uit de bespreking blijkt eveneens de noodzaak van een verbeterde data-infrastructuur voor de humaniora en de sociale wetenschappen. Zowel voor de letteren als voor de historische en sociale wetenschappen geldt dat een data-infrastructuur een nationaal karakter moet hebben. Dit kan worden afgeleid uit de noodzaak om voldoende draagvlak voor investeringen te scheppen, uit doelmatigheidsoverwegingen maar ook uit de wenselijkheid om te kunnen participeren in internationale samenwerkingsverbanden. De bestanddelen van een data-infrastructuur ten behoeve van de letteren verschillen daarbij van die van de historische en van de sociale wetenschappen. Letteren Bij letteren bestaat een data-infrastructuur in essentie uit bibliografieën die bibliotheken ontsluiten en uit databestanden van geannoteerde text corpora. Bibliografieën zullen in de toekomst moeten beschikken over de mogelijkheid om annotaties te verbinden met full text bestanden. Het onderzoek in de letteren zal richting moeten geven aan de ontwikkeling van die bibliografieën. Deze moeten zich daarom bevinden in een onderzoeksomgeving zodat de dagelijkse interactie tussen onderzoekers en de medewerkers aan de bibliografie de gebruikswaarde ervan voortdurend kan vergroten. Deze onderzoeksomgeving moet daartoe voldoende gevarieerd als ook van voldoende omvang zijn. Dit laatste is vooral van belang om investeringen in voldoende Behouden Toekomst 19

gekwalificeerd personeel en in ICT-toepassingen te kunnen dragen. Met betrekking tot de letteren heeft de commissie gemeend zich vooral af te moeten vragen waar onderzoeksorganisaties kunnen worden gevonden die voor de BNTL en de BAN een stimulerende en kansrijke omgeving kunnen scheppen. De historische en de sociale wetenschappen Met betrekking tot de historische en de sociale wetenschappen heeft de commissie overwogen dat tussen beide domeinen in toenemende mate interacties bestaan, dat beide een beroep doen op in essentie overeenkomstige technologieën en dat ook hier de toegankelijkheid en het draagvlak voor investeringen gediend zijn met centralisatie van activiteiten op nationaal niveau. Ook in omringende landen als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk is men tot deze conclusie gekomen; er bestaan aldaar nationale data-archieven die data ontsluiten en archiveren ten behoeve van een breed bereik aan disciplines. Concentratie heeft bovendien als voordeel dat voor internationale samenwerking een partner van belang ontstaat, die ten volle kan profiteren van de ontwikkelingen in het buitenland en daaraan ook kan bijdragen. Bij het beoordelen van de dienstverlenende activiteiten van het NIWI heeft de commissie, samenvattend, de volgende globale criteria gehanteerd: - de behoeften van de onderzoeksvelden die door de diensten worden bestreken; - de globale eisen die op grond daarvan aan infrastructurele voorzieningen kunnen worden gesteld; - de positionering die de gebruikswaarde van deze voorzieningen en het ontwikkelingspotentieel ervan zo optimaal mogelijk doet zijn. De commissie meent met deze criteria alle belangrijke deelaspecten van haar opdracht in een kader te hebben geplaatst. De waardebepaling van activiteiten zal conform de opdracht aan de commissie met het oog op kwaliteit, gebruik, wetenschappelijk belang en rendement, plaatsvinden tegen de achtergrond van hetgeen naar het oordeel van de commissie moet worden gerealiseerd om alfa- en gammawetenschappen te ondersteunen. Ook de positionering van activiteiten met het oog op organisatorische borging, interne en externe synergie-effecten wordt in dat kader bezien. Met deze werkwijze geeft de commissie uitdrukking aan haar overtuiging dat oordelen met betrekking tot de waarde van activiteiten en de gewenste positionering daarvan niet kunnen worden afgeleid van die activiteiten zelf maar in het licht moeten worden gezien van de behoeften van diegenen voor wie zij zijn bestemd. Behouden Toekomst 20

De commissie is er zich van bewust dat aan de door haar gekozen aanpak inherent is een oordeel over de rol en de taak van de KNAW met betrekking tot de ondersteuning van de alfa- en gammawetenschappen. Deze wordt hieronder besproken. Daarna volgt de toepassing van bovenstaande criteria op de afzonderlijke activiteiten van het NIWI. 3.6 De rol van de KNAW Het is de commissie bekend dat de strategie van de KNAW momenteel onderwerp van bestuurlijke discussie is. De resultaten van die discussie zijn bij de commissie niet bekend. Uit de gesprekken met relevante partijen buiten de KNAW, waarvan de resultaten verderop in dit rapport worden besproken, is het de commissie echter gebleken dat in Nederland geen partijen zijn die de kwaliteit en het functioneren van de data-infrastructuur voor de alfa- en gammawetenschappen integraal tot hun verantwoordelijkheid willen rekenen en die ook garant willen staan voor de verdere ontwikkeling ervan. De commissie is daarom van mening dat de KNAW bij de ontwikkeling van de data-infrastructuur in Nederland een leidende rol moet spelen, zonder daarmee andere partijen vrij te pleiten van hun (financiële) verantwoordelijkheden op dit gebied. Dit geldt uiteraard a fortiori voor die verzamelingen die de eigen geschiedenis van de KNAW en daarmee ten dele die van de wetenschapsbeoefening in Nederland betreffen. De KNAW kan haar verantwoordelijkheid hiervoor niet uit handen geven. Men kan zich natuurlijk afvragen of deze functies vervuld kunnen worden door de onderzoekers en de organisaties waarbinnen zij werken. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, vindt ontsluiting van data, mede door de wijze waarop onderzoek hier te lande wordt gefinancierd (namelijk overwegend op projectbasis), meestal plaats met betrekking tot een specifiek project, is de met de digitalisering van die data opgedane ervaring meestal project- en onderzoekerspecifiek en vindt opslag in onvoldoende mate plaats. Van individuele onderzoekers is op dit gebied dan ook weinig te verwachten. Van de zijde van de universiteiten is een afnemende belangstelling voor de problematiek waar te nemen. Zeker waar het gaat om de instandhouding van collecties meent de commissie te bespeuren dat de universiteiten de neiging hebben dat niet langer tot hun core business te rekenen. Onderzoeksinstituten die direct onder de verantwoordelijkheid van de overheid werken, rekenen het ontsluiten, digitaliseren, opslaan en toegankelijk maken van data voor wetenschappelijke doeleinden evenmin tot hun taak. Integendeel, zij willen deze activiteiten uitbesteden en doen dat in de praktijk ook al (overigens ook aan het huidige NIWI). Ditzelfde geldt voor de Koninklijke Behouden Toekomst 21

Bibliotheek, die weliswaar het beheer van grote collecties tot haar kerntaken rekent, maar die de wetenschappelijke ontsluiting en bewerking daarvan aan derden overlaat. De commissie heeft de stellige indruk dat er geen landelijk opererende organisatie is die de ontwikkeling, het beheer en de exploitatie van een nationaal data-archief tot haar kerntaken wil rekenen en dat, gegeven de noodzakelijke competentie, ook kan doen. Daarom is naar de mening van de commissie de KNAW zelf de aangewezen partij om, met het oog op haar doelstelling om het wetenschappelijk onderzoek in Nederland in de breedste zin te bevorderen, de ontwikkeling van een nationale data-infrastructuur ten behoeve van de alfa- en gammawetenschappen op zich te nemen, respectievelijk initiatieven in die richting te ontplooien. Met de criteria die de commissie heeft gesteld aan de bepaling van de afzonderlijke activiteiten van het NIWI en van de toekomstige positionering van die activiteiten heeft de commissie ook beperkingen opgelegd aan de aard en het aantal van de partners waarmee die positionering in de Nederlandse context kan worden gerealiseerd. De commissie acht die beperking acceptabel vanwege de belangen van het onderzoek en van de onderzoekers in de alfa- en gammawetenschappen. Behouden Toekomst 22

4 Beoordeling en positionering huidige activiteiten NIWI 4.1 Inleiding Aan de hand van de criteria voor een nationale data-infrastructuur voor letteren, geschiedenis en de sociale wetenschappen zoals geschetst in hoofdstuk 3, zullen in dit hoofdstuk de diverse diensten worden beoordeeld. Eerst zullen per afdeling de activiteiten worden besproken en vervolgens vindt de beoordeling plaats aan de hand waarvan eveneens iets wordt gezegd over de mogelijke toekomstige positionering van de diverse onderdelen. Iedere paragraaf zal worden afgesloten met een conclusie. 4.2 Afdeling Neerlandistiek 4.2.1 Activiteiten en Beoordeling De afdeling Neerlandistiek houdt zich overwegend bezig met de Bibliografie Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap, de BNTL. Voorts wordt de Bibliografische Attenderingslijst, BAN, door de afdeling samengesteld. De medewerkers zijn werkzaam in het gebouw van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Aan de afdeling zijn enkele onderzoekers verbonden. BNTL en BAN De BNTL is een geannoteerde bibliografie van ruim 200.000 titels, per jaar uitgebreid met 7.000 titels. De bibliografie doet dienst als bron voor Neerlandici en is toegankelijk via PICA en de NIWI-website. Het sterk toegenomen gebruik van de BNTL (in 2001 26.000 sessies en 60.000 zoekacties) alsmede het gebruikersonderzoek door Voorbij in 1999 laten zien dat deze bibliografie in een behoefte voorziet. De BNTL blijkt voor velen het begin van een onderzoeksproject te zijn en de BNTL mag dan ook essentieel geacht worden voor de beoefening van de Neerlandistiek. De gebruikswaarde van de BNTL wordt mede bepaald door participatie van de afdeling in bijzondere projecten zoals het W.F. Hermans project. De gebruikers van de BNTL zijn met name letterkundigen en historici. Taalkundigen maken minder gebruik van historisch literair materiaal. De gebruikersgroep heeft geen echte alternatieven op dit gebied. Men ziet dan ook dat de BNTL bij onderzoekers en docenten Neerlandistiek een sterke positie inneemt: bij publicaties vergewist men zich ervan dat het medium waarin men publiceert in de BNTL is opgenomen. Tegelijkertijd ziet Behouden Toekomst 23