RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2009 (OR. en) 8150/09 ADD 2 LIMITE DROIPEN 16 MIGR 36 CRIMORG 50

Vergelijkbare documenten
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een KADERBESLUIT VAN DE RAAD

Fiche 1: Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 5 juni 2008 (23.06) (OR. fr) 10285/08 ADD 2 LIMITE JURI FO 45 JAI 305 JUSTCIV 119 COPE 118 CRIMORG 87

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

13425/17. de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 16 november 2007 (16.11) (OR. en) 15314/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0244 (CNS) LIMITE AGRILEG 171

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 september 2014 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 7 juli 2016 (OR. en)

Publicatieblad van de Europese Unie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. bij het. Voorstel voor een KADERBESLUIT VAN DE RAAD

Brussel, 11 december 2013 (OR. nl) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 17633/13 ADD 2. Interinstitutioneel dossier: 2013/0408 (COD)

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 2167.

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Samenvatting van de effectbeoordeling. bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een KADERBESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 september 2003 (15.09) (OR. en) 11374/1/03 REV 1 LIMITE CRIMORG 53 MIGR 66 ENFOPOL 69

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 maart 2015 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 mei 2006 (20.06) (OR. fr) 9011/06 DROIPEN 32 MIGR 56

PUBLIC 14277/10 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA

de aanbevelingen in het verslag van de Deskundigengroep mensenhandel van de Europese Commissie aan de EU-lidstaten van 22 december 2004,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2007) 810.

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 2863

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2015 (OR. en)

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2009 (03.09) (OR. en) 11456/2/09 REV 2 LIMITE CRIMORG 106 EF 98 NOTA

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 januari 2002 (22.01) (OR. fr) 5297/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE DROIPEN 1 CORDROGUE 9

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 1 september 2008 (02.09) (OR. en) 12583/08 ADD 2 FISC 109

COMITÉ VAN DE REGIO'S

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 mei 2014 (OR. en) 10071/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0134 (NLE) AVIATION 120 COEST 175 NIS 27 RELEX 437

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 mei 2011 (27.05) (OR. en) 10612/11 DROIPEN 46 JUSTCIV 142 ENFOPOL 166 DATAPROTECT 59 SOC 435 FREMP 60 CODEC 888

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 juni 2014 (OR. en) 11190/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0188 (NLE) AVIATION 137 ISR 2

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 maart 2003 (31.03) (OR. en, it ) 7814/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0270 (CNS) LIMITE DROIPEN 21

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 mei 2008 (22.05) (OR. en) 9192/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0096 (CNB) UEM 110 ECOFIN 166

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 februari 2002 (18.02) (OR. fr) 6249/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

2. Het Europees Parlement heeft op 12 juni 2001 advies over het voorstel uitgebracht. 2

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 februari 2009 (24.02) (OR. en) 6700/09 ADD 2. Interinstitutioneel dossier: 2009/0027 (COD) ASILE 5 CODEC 212

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

9037/13 ADD 2 ac 1 DG D 2A

6424/15 rts/sv 1 DG B 3A

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 april 2015 (OR. en)

Comité van de Regio's. 82e zitting 3 en 4 december ADVIES van het Comité van de Regio's

16542/2/09 REV 2 eek/mak/mv 1 DG H 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 februari 2003 (10.03) (OR. en) 6927/03 CRIMORG 16

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

14279/10 mak/ngs/rb 1 DG H 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 november 2007 (20.11) (OR. en) 15342/07 CRIMORG 175 DROIPEN 110

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT: HOE ZIET DE TOEKOMST ERUIT? OPENBARE RAADPLEGING WAAR STAAN WE NU?

De in document 6249/02 DROIPEN 9 CORDROGUE 19 vermelde algemene of parlementaire voorbehouden van de delegaties worden gehandhaafd.

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Samenvatting van de effectbeoordeling. bij

Raad van de Europese Unie Brussel, 19 juli 2017 (OR. en)

4. Het voorzitterschap verzoekt de Raad de ontwerp-conclusies in de bijlage aan te nemen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 augustus 2005 (02.09) (OR. fr) 11843/05 FISC 96

Zittingsdocument B8-0227/2015 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van een verklaring van de Commissie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2009) 283 definitief.

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 april 2016 (OR. en)

6074/15 pro/adw/mt 1 DG B 3A

Raad van de Europese Unie Brussel, 12 april 2018 (OR. en)

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Samenvatting van de effectbeoordeling. bij

Raad van de Europese Unie Brussel, 7 november 2016 (OR. en)

Samenvatting van de effectbeoordeling

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 januari 2010 (25.01) (OR. en) 5676/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0801 (COD) DROIPEN 10 COPEN 27 CODEC 49

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2007 (23.01) (OR. de) 5118/07 LIMITE DROIPEN 1

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

PUBLIC. Brussel, 12 juli 2006 (13.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11603/06 LIMITE YU 3 COWEB 159

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE. Begeleidend document bij het

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 december 2009 (21.12) (OR. en) 17691/09 COPEN 249 JAI 935

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij de. richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

PUBLIC. Brussel, 30 april 2002 (08.05) (OR. fr,en) RAAD VA DE EUROPESE U IE. 8434/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (C S) LIMITE

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 januari 2009 (21.01) (OR. en) 5524/09 SOC 25 COMPET 25

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 maart 2009 (OR. en) 8150/09 ADD 2 LIMITE DROIPEN 16 MIGR 36 CRIMORG 50 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 26 maart 2009 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE bij het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van Kaderbesluit 2004/68/JBZ Samenvatting van de effectbeoordeling Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2009) 356. Bijlage: SEC(2009) 356 8150/09 ADD 2 rb DGH 2B LIMITE NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 25.3.2009 SEC(2009) 356 WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE bij het Voorstel voor een KADERBESLUIT VAN DE RAAD ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van Kaderbesluit 2004/68/JBZ SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING COM(2009) 135 [SEC(2009) 355] NL NL

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING 1. WAT IS HET PROBLEEM? Seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen zijn bijzonder ernstige misdrijven, aangezien ze gericht zijn tegen kinderen, die recht hebben op extra bescherming en zorg. Ze veroorzaken bij de slachtoffers langdurige fysieke, psychische en sociale schade en het bestaan van dergelijke praktijken vormt een aanslag op de kernwaarden van een moderne samenleving met betrekking tot de bijzondere bescherming van kinderen en ondermijnt het vertrouwen in de bevoegde overheidsinstellingen. Hoewel nauwkeurige en betrouwbare statistieken ontbreken, geeft onderzoek aan dat wellicht een significante minderheid van kinderen in Europa seksueel misbruikt wordt in de loop van hun kinderjaren, en ook dat dergelijk misbruik met de jaren niet minder voorkomt, doch integendeel dat sommige vormen van seksueel geweld juist toenemen. Aan de kant van de minderjarige slachtoffers is de belangrijkste oorzaak van deze praktijken hun kwetsbaarheid, die het gevolg kan zijn van velerlei factoren. Tekortkomingen in de rechtshandhaving dragen ertoe bij dat dergelijke praktijken kunnen blijven bestaan. De moeilijkheden zijn des te groter daar sommige soorten misdrijven niet binnen de nationale grenzen worden gepleegd. De slachtoffers aarzelen vaak om aangifte te doen van het misbruik, uit schaamte of uit vrees voor de gevolgen. Verschillen in het nationale strafrecht en de strafprocedure kunnen leiden tot een verschillende aanpak van onderzoek en vervolging in verschillende landen. Veroordeelde daders blijven wellicht ook nadat zij hun straf hebben uitgezeten een gevaar voor de samenleving. Ontwikkelingen in de informatietechnologie hebben deze problemen nog prangender gemaakt doordat het voor de daders gemakkelijker is geworden om beelden van seksueel misbruik van kinderen te verspreiden terwijl zij zelf anoniem blijven. Voorts moeten de nationale rechtsstelsels rekening houden met een groot aantal betrokken actoren, die wisselende verantwoordelijkheden hebben en in verschillende rechtsgebieden optreden. Het gemak waarmee men vandaag kan reizen en de grote inkomensverschillen werken zogeheten kindersekstoerisme in de hand, hetgeen vaak tot gevolg heeft dat kindermisbruikers straffeloos wegkomen met misdrijven die zij in het buitenland plegen. Doordat het moeilijk is vervolging in te stellen, loopt de georganiseerde misdaad weinig risico en bovendien kan zij aanzienlijke winsten maken. 2. WAAROM IS EEN OPTREDEN VAN DE EU GEWENST? De nationale wetgeving bevat in wisselende mate regels met betrekking tot sommige van deze problemen. Maar die regels zijn niet krachtig of samenhangend genoeg om een doortastend maatschappelijk antwoord te bieden op dit verontrustende verschijnsel. Op EUniveau zorgt Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad voor een minimale onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten, om aldus de ernstigste vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen strafbaar te stellen, de binnenlandse rechtsmacht uit te breiden en een minimale bijstand voor de slachtoffers te waarborgen. Hoewel de voorschriften over het algemeen in de praktijk zijn gebracht, vertoont het kaderbesluit een aantal tekortkomingen. De onderlinge aanpassing van de wetgeving betreft slechts een beperkt aantal misdrijven, nieuwe vormen van misbruik of uitbuiting met gebruik van informatietechnologie blijven buiten beschouwing, hinderpalen voor het vervolgen van strafbare feiten buiten de landsgrenzen worden niet opgeruimd, en passende maatregelen ter voorkoming van misdrijven ontbreken. NL 2 NL

Bestaande initiatieven op het gebied van politiële en justitiële samenwerking kunnen wellicht enig resultaat opleveren bij het aanpakken van dit soort criminaliteit. Voorts werd in 2007 een Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (CETS nr. 201) goedgekeurd, en dit vormt waarschijnlijk op dit ogenblik de hoogste internationale rechtsnorm voor de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting. Indien alle lidstaten het Verdrag CETS nr. 201 zouden toepassen, zou dit eveneens tot een aanzienlijke verbetering leiden. Er is evenwel, vanwege de langdurige nationale procedures en het ontbreken van een tijdschema voor de ratificatie, geen enkele garantie dat alle lidstaten het verdrag in de nabije toekomst zullen ratificeren. Voorts kan het verdrag niet voorzien in een krachtig monitoringsysteem om erop toe te zien dat het correct wordt toegepast. Om die redenen pleiten de belanghebbenden nadrukkelijk voor meer effectieve, specifieke maatregelen. 3. WAT ZIJN DE DOELSTELLINGEN? In het algemeen is het beleid van de Unie op dit gebied, overeenkomstig artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gericht op het voorkomen en bestrijden van misdrijven tegen kinderen, waaronder begrepen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. Dit algemene doel kan worden nagestreefd door maatregelen die gericht zijn op het bereiken van de volgende specifieke en operationele doelstellingen: A. Specifieke doelstelling: de misdrijven effectief vervolgen Operationele doelstellingen: A.1 Doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen opleggen aan daders die zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen A.2 Het onderzoek naar misdrijven en het instellen van strafvervolging vergemakkelijken A.3 Effectief vervolgen van misbruik en uitbuiting in het buitenland A.4 Wegnemen van hinderpalen voor internationale samenwerking en bevorderen van het gebruik van onderzoeksinstrumenten die doeltreffend zijn in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en in grensoverschrijdende zaken B. Specifieke doelstelling: de rechten van de slachtoffers beschermen Operationele doelstellingen: B.1 Slachtoffers een gemakkelijkere toegang bieden tot rechtsmiddelen en passende, gespecialiseerde beschermingsmaatregelen. B.2 Ervoor zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen geen nadelige gevolgen ondervinden van deelname aan het strafonderzoek en het strafproces. NL 3 NL

C Specifieke doelstelling: seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen voorkomen Operationele doelstellingen: C.1 De toegang tot interventieprogramma's en -maatregelen bevorderen als een middel om recidive en nieuwe misdrijven tegen kinderen te voorkomen. C.2 Ervoor zorgen dat passende veiligheidsmaatregelen worden genomen ten aanzien van plegers van zedendelicten met kinderen, die ook na hun vrijlating een gevaar blijven vormen, en dat die ook daadwerkelijk toegepast worden in de gehele EU. C.3 Het technisch onmogelijk of althans moeilijker maken om toegang te krijgen tot kinderpornografie en die te verspreiden, met name op internet. D. Specifieke doelstelling: doeltreffende monitoringsystemen invoeren Operationele doelstelling: D.1 Geharmoniseerde nationale systemen tot stand brengen om de omvang van deze vorm van criminaliteit te meten en na te gaan hoe doeltreffend het beleid ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen is. 4. WAT ZIJN DE BELEIDSOPTIES? Uiteenlopende beleidsopties worden onderzocht als middel om het beoogde doel te bereiken. Beleidsoptie 1: Geen nieuwe maatregelen op EU-niveau De EU zou geen nieuwe maatregelen (wetgeving, niet-wetgevende instrumenten, financiële steun) nemen om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te bestrijden, en de lidstaten zouden het proces van ondertekening en ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa (CETS nr. 201) kunnen voortzetten. Beleidsoptie 2: De bestaande wetgeving aanvullen met niet-wetgevende maatregelen De bestaande EU-wetgeving, met name Kaderbesluit 2004/68/JBZ, zou niet worden gewijzigd. Wel zouden niet-wetgevende maatregelen kunnen worden genomen om een gecoördineerde toepassing van de nationale wettelijke bepalingen te ondersteunen. Daarbij zou het onder meer kunnen gaan om de uitwisseling van informatie en ervaring op het gebied van vervolging, bescherming of preventie, bewustmakingsacties, samenwerking met de particuliere sector en aanmoediging van zelfregulering, of het opzetten van systemen voor gegevensverzameling. Beleidsoptie 3: Nieuwe wetgeving inzake de vervolging van daders, de bescherming van slachtoffers en de voorkoming van strafbare feiten Een nieuw kaderbesluit zou worden vastgesteld, waarin het bestaande kaderbesluit, sommige bepalingen van Verdrag CETS nr. 201 en een aantal elementen die in geen van beide voorkomen, zouden worden opgenomen. Zo zouden in dit nieuwe instrument bijvoorbeeld ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, die thans niet NL 4 NL

onder de EU-wetgeving vallen, zoals nieuwe misdrijven in de IT-omgeving, strafbaar worden gesteld. Er zouden bepalingen in worden opgenomen die moeten helpen bij het onderzoek naar strafbare feiten en het instellen van vervolging, alsmede regels tot uitbreiding van de nationale rechtsmacht, voorschriften betreffende de bescherming en ondersteuning van slachtoffers in het strafproces, en maatregelen ter voorkoming van recidive en ter verstoring van de toegang tot kinderpornografie. Beleidsoptie 4: Uitgebreide nieuwe wetgeving ter verbetering van de vervolging van daders, de bescherming van slachtoffers en de voorkoming van strafbare feiten (zoals in optie 3) plus niet-wetgevende maatregelen (zoals in optie 2) De bestaande bepalingen van Kaderbesluit 2004/68/JBZ zouden worden aangevuld met EUinitiatieven tot wijziging van het materiële strafrecht en de strafprocedure, tot bescherming van de slachtoffers en ter voorkoming van misdrijven, zoals in optie 3, aangevuld met de nietwetgevende maatregelen zoals vermeld in optie 2, om te komen tot een betere toepassing van de nationale wetgeving in de strafzaken die voortvloeien uit de wetswijzigingen, en om instrumenten ter ondersteuning van onderzoek, vervolging, bescherming en preventie ter beschikking te stellen buiten het strafrecht. 5. WELKE OPTIES BIEDEN DE MEESTE VOORDELEN? Optie 1 (status quo) kan tot een aanzienlijke verbetering leiden indien de lidstaten het Verdrag CETS nr. 201 ondertekenen, ratificeren en toepassen, zoals zij blijkbaar bereid zijn te doen. De langdurige nationale ratificatieprocedures, bij gebreke van een in rechte bindend EUkader, en het ontbreken van een krachtig monitoringsysteem maken het evenwel onzeker wanneer en in welke mate de voordelen van dat verdrag zullen worden gerealiseerd. Optie 2 zou leiden tot een meer doeltreffende toepassing van het bestaande wettelijke kader, maar zou ontoereikend zijn om tot een striktere vervolging te komen op een aantal terreinen waarvoor een specifieke rechtsgrondslag vereist is. Optie 3 zou een verbetering inhouden ten opzichte van de huidige situatie. De wettelijke bepalingen zouden stringenter worden op een aantal terreinen die thans onder de EUregelgeving inzake de vervolging van daders en de bescherming van minderjarige slachtoffers vallen. Deze optie zou tevens voorzien in preventieve maatregelen en aldus leiden tot een betere bescherming van kinderen in het algemeen. De financiële kosten zullen naar verwachting niet opwegen tegen de sociale en economische voordelen van een doeltreffender optreden tegen deze vorm van criminaliteit. De verbeteringen op het stuk van grondrechten zouden ook zwaarder wegen dan het risico op inmenging dat met sommige maatregelen gepaard gaat. Optie 4 zou de doeltreffendheid van de maatregelen van de opties 2 en 3 fors vergroten door beide te combineren en door de lidstaten aan te moedigen om samen te werken bij het uitwerken van instrumenten en bij het streven naar een betere toepassing van het uitgebreide wettelijke kader dat tot stand wordt gebracht. Op grond van een analyse van de economische en sociale gevolgen, en van de implicaties op het stuk van de grondrechten, komen de opties 3 en 4 naar voren als de beste aanpak van de problemen, die aan de doelstellingen van het voorstel beantwoordt. De voorkeursoptie zou optie 4 zijn, gevolgd door optie 3. NL 5 NL