De Nederlandsche Bank. Kwartaalbericht september 2008

Vergelijkbare documenten
Economische ontwikkelingen

Recente ontwikkelingen in de financiële sector

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Macro-economische Ontwikkelingen

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Persbericht ABP, tweede halfjaar 2007

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Kentering op de Europese woningmarkten

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart 2016

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni Samenvatting:

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2014 t/m 31 maart Samenvatting: stijgende aandelen

Macro-economische Ontwikkelingen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Economische visie op 2015

CPB Notitie. Economierapportage maart De wereldeconomie. Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Macro-economische Ontwikkelingen

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Datum : 3 juli 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

AEGON Equity Fund. vierde kwartaal 2006

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september 2015

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

2009 uitzonderlijk slecht economisch jaar voor Nederland

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

Macro-economische Ontwikkelingen

Macro-economische Ontwikkelingen

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal januari 2015 t/m 31 maart 2015

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Persconferentie: De Nederlandse conjunctuur in 2008, d.d. 13 februari 2009.

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6

Het waren weekjes weer wel: 38 en 39

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2014 t/m 30 juni Samenvatting: dalende rente

Oktober Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Van Lieshout & Partners Nieuwsbrief 3 e kwartaal Bron: Reuters

Internationale varkensvleesmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Datum : 4 december 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Persbericht ABP, vierde kwartaal 2008

Koufront vanuit het westen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

Economische ontwikkelingen

Outlook Figuur 1: Invloed van Chinese groei op wereldwijde groei. (bron: Capital Economics) december 2015 Pagina 2 van 7

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

Jaarlijks gemiddeld Cumulatief vanaf Q Q Q Q Q Dekkingsgraad (kwartaalultimo) 143% 137% 148% 153% 153%

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

UIT groei en conjunctuur

De Minister van Financiën Ir. J.R.V.A. Dijsselbloem Postbus EE Den Haag. DNB-analyse effecten langdurig lage rente

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 1,4 procent in Beperkte opwaartse bijstelling economische groei 2004

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016

QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak?

Zicht op de indexatiekwaliteit van pensioenregelingen

Macro-economische Ontwikkelingen

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

Vraag Antwoord Scores

Transcriptie:

08 De Nederlandsche Bank Kwartaalbericht september 2008

Centrale bank en prudentieel toezichthouder financiële instellingen 2008 De Nederlandsche Bank nv Oplage: 2.700 Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan, mits met bronvermelding. Westeinde 1, 1017 zn Amsterdam - Postbus 98, 1000 ab Amsterdam Telefoon (020) 524 91 11 - Telefax (020) 524 25 00 Internet: www.dnb.nl issn: 0166-915x

Inhoud Recente ontwikkelingen Economische ontwikkelingen 7 Toezicht Recente ontwikkelingen in de financiële sector 14 Betalingsverkeer Recente ontwikkelingen in het betalings- en effectenverkeer 20 Financiële stabiliteit Eén jaar kredietcrisis in perspectief 24 Artikelen De beleggingsverzekering 31 Strengere eisen aan liquiditeitsrisicobeheer bij banken 35 Kentering op de Europese woningmarkten 41 Hoge inflatie plaatst centrale banken voor uitdaging 47 Zicht op de indexatiekwaliteit van pensioenregelingen 53 Overzicht verschenen artikelen 2004-2008 59 Publicaties dnb Working Papers 63 Occasional Studies 67

Recente ontwikkelingen

Economische ontwikkelingen De mondiale inflatie is in het tweede kwartaal verder opgelopen. De hogere prijzen van voedsel, olie en andere grondstoffen vormen een negatieve externe schok die samenvalt met de groeivertraging in de vs als gevolg van de malaise op de Amerikaanse huizenmarkt. Tegen deze achtergrond is de groei van de wereldeconomie in het tweede kwartaal scherp vertraagd. De economieën van het eurogebied en Japan zijn zelfs gekrompen. Tegelijkertijd lijden banken nog steeds verliezen door de aanhoudende kredietcrisis, hetgeen een risico voor de groei betekent. De verslechterde externe omgeving voor de Nederlandse economie gaat gepaard met een stagnatie van de groei in het tweede kwartaal. Daarbij is de Nederlandse inflatie de laatste maanden flink opgelopen. Mondiaal opgelopen inflatie gaat gepaard met groeivertraging In het tweede kwartaal is de mondiale inflatie verder opgelopen, terwijl de groei van de wereldeconomie is vertraagd. Na een verrassend sterke groei in het eerste kwartaal zijn de economieën van het eurogebied en Japan zelfs gekrompen, met respectievelijk 0,2% en 0,6% ten opzichte van het eerste kwartaal (grafiek 1). De inflatie is vooral gestegen door de verder opgelopen olieprijs. In de Verenigde Staten steeg de inflatie in juli fors, tot 5,6% en ook in het Verenigd Koninkrijk liep de inflatie in dezelfde maand sterk op, tot 4,4% (grafiek 1). In het eurogebied stabiliseerde de inflatie in juli op 4,0%, het hoogste inflatieniveau sinds de invoering van de euro. In opkomende en ontwikkelingslanden steeg de inflatie veel sterker, omdat daar een groter deel van de consumentenbestedingen bestaat uit voedsel en energie. In Japan steeg de inflatie in juli tot 2,0%, maar dit betekent nog niet dat de periode van deflatie in dit land definitief voorbij is. De zeer beperkte inflatie zonder volatiele componenten als energie en voedsel met 0,1%, betekent immers dat de prijsdruk op andere goederen vooralsnog beperkt is. Voor het lopende jaar raamt het imf een gemiddelde inflatie van 3,4% in de geïndustrialiseerde landen en een inflatie van 9,1% in de opkomende en ontwikkelingslanden. Volgend jaar zal de inflatie naar verwachting enigszins dalen, mede als gevolg van de mondiale groeivertraging. De prijs van een vat Noordzeeolie (Brent) ging in anderhalf jaar van 51 dollar naar een recordprijs van 147 dollar in juli. In reële termen is deze prijsstijging vergelijkbaar met de twee olieprijsschokken in de jaren zeventig (grafiek 2). De voornaamste reden van de prijs- Grafiek 1 Afnemende groei bij oplopende inflatie Bruto binnenlands product Procentuele mutaties ten opzichte van direct voorafgaande periode 1,5 1,0 0,5 0,0-0,5 Inflatie Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode 6 5 4 3 2 1 0-1,0-1 Verenigde Staten Eurogebied Japan Verenigd Koninkrijk Nederland 03 04 05 06 07 08 2007 iii 2007 iv 2008 i 2008 ii Eurogebied Verenigd Koninkrijk Japan Verenigde Staten Bron: Thomson Financial. dnb / Kwartaalbericht september 2008 7

Economische ontwikkelingen Grafiek 2 Reële olieprijsontwikkeling vergelijkbaar met jaren zeventig In dollars 2007; t(0)=100 250 200 150 100 50-12 -10-8 -6-4 -2 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Aantal maanden vóór en na optreden schok Eerste olieschok (1973) Tweede olieschok (1979) 2007-2008 Toelichting: t(0): december 1973, april 1979 en januari 2007 Olieprijzen in dollars gedefleerd met cpi vs (2007=100) Bron: Thomson Financial. stijging is de forse toename van de olieconsumptie als gevolg van de tot begin dit jaar uitbundige groei van de wereldeconomie en de voortgaande groei in Azië. De olieprijs is recent weer licht gedaald als gevolg van de groeivertraging in een aantal ontwikkelde economieën, maar analisten verwachten dat de olieprijs voor meerdere jaren op een structureel hoger niveau zal blijven dan de wereld in het afgelopen decennium gewend was. De reden is dat door de voortgaande industrialisatie en verstedelijking van opkomende economieën zoals China en India, de vraag naar energie sterk zal blijven stijgen. De fors hogere prijzen van olie, ander grondstoffen en landbouwproducten vormen een negatieve externe schok die de groei van de wereldeconomie vertraagt. Dit komt bovenop de mondiale invloed van de groeivertraging in de vs, waar de economie in het vierde kwartaal van 2007 licht is gekrompen. Inmiddels zijn de economieën van het eurogebied en Japan twee kwartalen later ook gekrompen, terwijl de economieën van het vk en Nederland stagneerden. Het imf raamt voor dit en volgend jaar een mondiale groei die ongeveer 1 procentpunt lager ligt dan de groei van 5,0% in 2007. Vooral landen die afhankelijk zijn van de import van grondstoffen of landbouwproducten worden onevenredig zwaar getroffen door de hogere prijzen van deze producten. Deze landen ervaren een ruilvoet verlies waardoor zij een groter deel van hun inkomen moeten opgeven om een zelfde hoeveelheid grondstoffen te kunnen blijven importeren. Bedrijven worden geconfronteerd met fors hogere productiekosten, die als zij de kosten niet volledig kunnen doorberekenen aan consumenten leiden tot een lagere winstgevendheid, afnemende investeringen en mogelijk een vermindering van het aanbod. Voor huishoudens neemt de bestedingsruimte af. Grondstoffenexporterende landen, zoals Rusland en landen in het Midden-Oosten, ervaren juist een ruilvoetwinst. Dit heeft in deze landen geleid tot een sterke groei van de binnenlandse bestedingen. De combinatie van hogere inflatie en afnemende groei plaatst centrale banken wereldwijd voor een uitdaging. Zolang de hogere inflatie tijdelijk blijft, hoeven centrale banken niet direct te reageren. Maar als de inflatie aanhoudt, kan meer actie nodig zijn om oplopende inflatieverwachtingen te voorkomen (zie ook het artikel Hoge inflatie plaatst centrale banken voor een uitdaging elders in dit Kwartaalbericht). De ecb heeft in juli voor het eerst sinds ruim een jaar de beleidsrente met 25 basispunten verhoogd tot 4,25%, vanwege het gestegen risico dat de hoge energieprijzen worden doorberekend in productprijzen of leiden tot compensatie via de loongroei. Deze tweede ronde effecten zouden immers de inflatie voor langere tijd boven de doelstelling van de ecb kunnen houden. De centrale banken van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hebben de afgelopen maanden na een reeks renteverlagingen de rente niet gewijzigd, ondanks de opgelopen inflatie. Een van de overwegingen voor deze landen is de sterke correctie van de huizenmarkten, met grote risico s voor de economische groei. Problemen van financiële instituten zijn risico voor economische groei Naast hogere prijzen voor grondstoffen vormt de aanhoudende kredietcrisis een risico voor de economische groei. Dit geldt met name in landen waar het bankwezen hard getroffen is door verliezen die samenhangen met woninghypotheken in de vs. Een aantal Amerikaanse hypotheekbanken en de federal agencies Fannie Mae en Freddie Mac is hierdoor in financiële problemen gekomen. Enkele regionale en hypotheekbanken zijn zelfs failliet gegaan. Ook een groot aantal banken in Europa heeft in het tweede kwartaal wederom forse voorzieningen moeten 8 dnb / Kwartaalbericht september 2008

Economische ontwikkelingen treffen om kredietverliezen op te vangen. De verzwakte positie van het bankwezen uit zich onder meer in de aandelenkoersen van financiële instellingen in het eurogebied, die sinds het uitbreken van de kredietcrisis met ruim 40% zijn gedaald. Om de balansstructuur te versterken hebben veel banken tegelijkertijd grote behoefte aan kapitaal en liquiditeit. Dit uit zich in verhoogde tarieven van spaardeposito s en een gestegen renteopslag op de interbancaire geldmarkt. De opslag voor de driemaands euribor, het belangrijkste geldmarkttarief, is bijvoorbeeld opgelopen tot zo n 70 basispunten boven de beleidsrente, terwijl deze opslag voor de kredietcrisis gemiddeld 13 basispunten bedroeg. Deze stijging is grotendeels gevolgd door een verhoging van de tarieven voor kortlopende leningen aan bedrijven en huishoudens. Daarnaast zijn in het afgelopen kwartaal ook de tarieven voor langlopende bedrijfsleningen en woninghypotheken verhoogd, tot respectievelijk 5,4% en 5,2%. De gestegen hypotheeklasten zijn een belangrijke factor achter de kentering op de woningmarkt in het eurogebied (zie ook het artikel Kentering op de Europese woningmarkten elders in dit kwartaal bericht). Tegelijkertijd zijn banken voorzichtiger geworden bij het verstrekken van leningen aan zowel bedrijven als huishoudens, zo blijkt uit de recente kredietenquête onder banken in het eurogebied. In het tweede kwartaal rapporteerden banken opnieuw een aanscherping van de kredietvoorwaarden. Als voornaamste reden wordt de verslechterde verwachting voor de economie en de huizenmarkt genoemd. Vooralsnog lijkt dit strengere beleid de feitelijke kredietverlening door Europese banken niet te hinderen. De groei van de kredietverlening aan bedrijven was met 13,6% nog steeds hoog, tegen bijna 15% in het eerste kwartaal. De daling van de kredietgroei is voornamelijk een afspiegeling van de ingezakte economische activiteit. De groei van hypothecaire leningen zwakte verder af tot 4,4%, in lijn met de trend die is ingezet in 2006 en die samenhangt met de afkoeling van de Europese huizenmarkt. vs scheert langs recessie, terwijl Eurogebied inzakt De Amerikaanse economie kende in het tweede kwartaal een verrassende opleving en groeide met 0,8% ten opzichte van het eerste kwartaal. Ondanks de onrust op de financiële markten en de aanhoudende malaise op de huizenmarkt hebben de Verenigde Staten in de eerste helft van dit jaar een recessie twee achtereenvolgende kwartalen van negatieve groei weten te vermijden. De Amerikaanse economie ondervindt steun van een lage beleidsrente, die sinds september 2007 met 3,25 procentpunt is verlaagd tot 2,0%. Tegelijkertijd heeft de belastingteruggave aan huishoudens ter waarde van 150 miljard dollar, een kleine 1 procent van het bbp, de consumentenbestedingen in het tweede kwar- Grafiek 3 Daling vertrouwensindicatoren in meerdere landen Saldo positieve en negatieve antwoorden, genormaliseerd en driemaandsgemiddelden Productenvertrouwen 2 Consumentenvertrouwen 2 1 1 0 0-1 -1-2 -2-3 95 97 99 01 03 05 07-3 95 97 99 01 03 05 07 Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Eurogebied Japan Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Eurogebied Japan Bron: Thomson Financial en Europese Commissie. dnb / Kwartaalbericht september 2008 9

Economische ontwikkelingen Grafiek 4 Consumptie, vertrouwen en vermogenseffecten Consumptie en consumentenvertrouwen Procentuele mutaties en saldo positieve en negatieve antwoorden aex en huizenprijsstijging Procentuele mutaties en niveau s 10 40 30 800 8 20 25 700 6 0 20 600 4-20 15 500 2-40 10 400 0-60 5 300-2 -80 0 97 99 01 03 05 07 97 99 01 03 05 07 200 Consumptie Consumentenvertrouwen, schaal rechts Koopbereidheid, schaal rechts Prijs bestaande koopwoningen aex, schaal rechts Toelichting: Consumptie driemaandsgemiddelden. Bron: Thomson Financial en cbs. taal gestimuleerd. Het is nog te bezien in hoeverre deze impuls blijvend is. De belastingimpuls zal in de tweede helft van het jaar immers wegebben. Evenmin gunstig voor de consumentenbestedingen is de zwakke arbeidsmarkt, waar sinds januari elke maand banen verloren zijn gegaan. Ook het vermogen van huishoudens is in het tweede kwartaal verder afgenomen door de gedaalde aandelenkoersen en huizenprijzen. De huizenprijzen in de vs zijn in het tweede kwartaal verder gedaald met 16% ten opzichte van het tweede kwartaal van 2007. Deze factoren hebben hun weerslag op het producenten- en consumenten vertrouwen, dat net als in andere ontwikkelde economieën is gedaald (grafiek 3). Dit kan betekenen dat de economische groei in deze landen voorlopig niet herstelt, omdat de investerings- en koopbereidheid onder druk staat. De opmerkelijke daling van de economische activiteit in het eurogebied met 0,2% in het tweede kwartaal vond plaats over een breed front, met een krimp van de drie grootse economieën Duitsland, Frankrijk en Italië, terwijl de groei in Spanje en Nederland nagenoeg stagneerde. Voor een deel is deze daling een technische correctie op de sterke groei in het eerste kwartaal, toen voorraden zijn opgebouwd en bouwinvesteringen naar voren zijn gehaald door het zachte winterweer. Maar de daling reflecteert ook een snelle omslag in de conjunctuur, hetgeen blijkt uit de daling van de particuliere consumptie met 0,2% in het tweede kwartaal ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De export blijkt sterk te hebben gereageerd op de daling van de groei van de wereldhandel en de geapprecieerde euro. Met name de exportgroei naar belangrijke handelspartners als de vs en het vk is ingezakt, terwijl de exportgroei naar sterk groeiende landen als Rusland en China overeind bleef. Neergaande conjunctuur in Nederland In de eerste helft van dit jaar is de conjunctuur in Nederland omgeslagen. In het tweede kwartaal viel de groei van de Nederlandse economie stil, met een bbpgroei van 0,0 procent ten opzichte van het vorige kwartaal. Zonder de sterke groeibijdrage van de bouw in het eerste kwartaal zou de groei zelfs al in het eerste kwartaal zijn stilgevallen. Vergeleken met de voorlopige cijfers van andere landen in het eurogebied is de groeivertraging in Nederland nog relatief gematigd (grafiek 1). De recente conjunctuuromslag valt samen met het instorten van het consumentenvertrouwen. Het vertrouwen is over afgelopen jaar uitzonderlijk sterk gedaald. Na een historisch sterke daling in september 2007 is het vertrouwen in juli 2008 verder gekelderd. In augustus volgde een klein herstel. Na het uitbreken van de kredietcrisis in september vorig jaar waren consumenten aanvankelijk vooral somber over de algemene economische vooruitzichten, terwijl de koopbereidheid op peil bleef. Recent is echter ook de koopbereid- 10 dnb / Kwartaalbericht september 2008

Economische ontwikkelingen heid sterk gedaald, wat erop duidt dat de consumptieve bestedingen onder druk komen te staan (grafiek 4). De recente daling in het consumentenvertrouwen laat zich vooral verklaren door de inzakkende aandelenkoersen en de sterk opgelopen gevoelsinflatie. De groei van de consumptie is in de eerste helft van dit jaar vertraagd. De consumptiegroei ten opzichte van het voorgaande kwartaal lag met 0,3% en 0,4% in de eerste twee kwartalen van dit jaar fors lager dan de gemiddelde kwartaalgroei van 0,8% in 2007. De onderliggende afzwakking van de consumptiegroei is nog sterker dan de groeicijfers suggereren. In het cijfer van het eerste kwartaal zit een statistische opwaartse vertekening door de invoering van het eigen risico in de zorg, en de consumptiegroei in het tweede kwartaal is opwaarts beïnvloed door de hoge energieconsumptie in verband met de relatief koude maand april. Naast de sombere stemming onder consumenten, zou de vertraging in de consumptiegroei ook kunnen samenhangen met de sterke stijging in de vaste lasten. De energierekening is fors hoger geworden, en de ziektekosten en kosten voor kinderopvang lopen dit jaar sterk op. Hierdoor blijft minder ruimte over voor andere consumptieve bestedingen. De bestedingen aan duurzame consumptiegoederen nemen dan ook minder snel toe, met een stijging van 2,3 procent in de eerste vijf maanden van dit jaar (gecorrigeerd voor koopdagen) tegenover een stijging van 4,3 procent in 2007. De uitvoer is in het tweede kwartaal voor het eerst in jaren gedaald, voor een belangrijk deel door de inzakkende vraag uit Duitsland. Met de wereldwijde groeivertraging en de appreciatie van de euro was een neergang in de Nederlandse exportsector onontkoombaar. Zowel de wederuitvoer als de binnenlands geproduceerde uitvoer worden geraakt door de lagere wereldhandelsgroei. De laatste maanden is het aantal nieuw ontvangen orders uit het buitenland voor het eerst sinds 2005 gedaald. De particuliere investeringen blijven in de huidige neergang nog redelijk op peil. Investeringen vertonen doorgaans een zeer volatiel verloop, en de lichte daling in het tweede kwartaal van dit jaar is deels een negatief echo-effect van de hoge investeringsgroei in het eerste kwartaal. Deze werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door de aanschaf van vliegtuigen en hogere investeringen in bedrijfsgebouwen als gevolg van verhoogde bouwactiviteit door het zachte winterweer. De vooruitzichten voor de investeringen zijn minder gunstig. Het producentenvertrouwen is de afgelopen maanden sterk gedaald, de bezettingsgraad begint terug te lopen en de noodzaak voor nieuwe investeringen neemt af door de conjuncturele neergang. De kredietcrisis beïnvloedt de reële economie tot nog toe vooral indirect via het handelskanaal en via een dalend vertrouwen, maar nog niet direct via de kredietverlening. De groei van de bancaire kredietverlening aan bedrijven was in juli 18,5%, het hoogste niveau van dit decennium. Naast de op peil gebleven investeringsgroei komt dit wellicht ook door het feit dat bedrijven na een verandering in het kredietbeleid van banken nog enige tijd onder relatief gunstige oudere arrangementen kunnen lenen. Opvallend is dat de groei van leningen met een lange looptijd vrijwel is stilgevallen. Banken hebben dan ook aangegeven vooral hun criteria voor lange leningen te hebben aangescherpt. De groei van de hypothecaire kredietverlening is in het tweede kwartaal van dit jaar verder teruggelopen. De dalende trend in de hypotheekverstrekking is echter al in het laatste kwartaal van 2005 ingezet, en van een versnelde daling sinds de kredietcrisis lijkt geen sprake. Recent is de stijging van de huizenprijzen weer iets toegenomen, van 2,8% in juni naar 3,0% in juli. Ook is het aantal verkochte woningen ten opzichte van het jaar ervoor in juli minder sterk gedaald dan in de maanden ervoor, en is de hypotheekrente recent licht gedaald. Er is echter nog weinig reden om te spreken van een ommekeer op de huizenmarkt. Banken geven nog steeds aan hun voorwaarden voor hypotheekleningen te verscherpen. De neergaande conjunctuur is zichtbaar in vrijwel alle sectoren van het bedrijfsleven. In alle sectoren behalve de delfstoffenwinning lag de productiegroei in het tweede kwartaal ten opzichte van dezelfde overeenkomstige periode lager dan gemiddeld in 2007. In de bouw is de groei met 4,4% redelijk op peil gebleven, terwijl de industriële productie al sinds medio vorig jaar minder groeit. De pmi index wijst sinds juli op een krimp van de productiesector en het aantal nieuw ontvangen orders vertoont de sterkste daling sinds de economische neergang in 2001. De groeivertraging van het tweede kwartaal is het sterkst in de commerciële dienstverlening, met name de detailhandel en de uitzendbranche. Door de stijgende inflatie en het ingestorte consumentenvertrouwen stagneerde de omzetgroei in de detailhandel in het tweede kwartaal, en is het aantal verkochte artikelen in juni zelfs gedaald. De huidige conjuncturele neergang verschilt in een aantal belangrijke opzichten met de neergang die in 2001 inzette. De huidige terugval in kwartaalop-kwartaal groei is sterker dan bij de vorige omslag (grafiek 5). Traditioneel wordt de conjunctuuromslag in Nederland ingeluid door een terugvallende exportgroei, maar nu valt dit tevens samen met een afzwakkende consumptiegroei. Als rekening gehouden wordt dnb / Kwartaalbericht september 2008 11

Economische ontwikkelingen Grafiek 5 Vergelijk huidige neergang met vorige cyclus Procentuele mutaties ten opzichte van direct voorafgaande kwartaal bbp Particuliere consumptie Particuliere investering 1,5 1,0 0,5 0,0-0,5 t-2 t-1 t=0 t+1 t+2 t+3 t+4 1,0 0,5 0,0-0,5 t-2 t-1 t=0 t+1 t+2 t+3 t+4 6,0 4,0 2,0 0,0-2,0-4,0 t-2 t-1 t=0 t+1 t+2 t+3 t+4 Uitvoer Invoer Overheidsbestedingen 4,0 2,0 0,0-2,0 t-2 t-1 t=0 t+1 t+2 t+3 t+4 4,0 2,0 0,0-2,0-4,0 t-2 t-1 t=0 t+1 t+2 t+3 t+4 3,0 2,0 1,0 0,0-1,0 t-2 t-1 t=0 t+1 t+2 t+3 t+4 Top: 2000k4 Top: 2007k4 Bron: cbs. met het feit dat de onderliggende afzwakking sterker is dan de groeicijfers suggereren, is de vertraging van de consumptiegroei in de huidige cyclus relatief snel ingezet. Vermogenseffecten spelen in de huidige neergang echter een minder prominente rol dan in de vorige cyclus, toen de snelle omslag op de huizenmarkt een neerwaartse invloed op de bestedingen had. De laatste jaren is de huizenprijsstijging vrij stabiel, en de recente koersdalingen zijn aanzienlijk gematigder dan de correctie op de aandelenmarkten als gevolg van het knappen van de internetbubbel (grafiek 4). De uitvoer is in de huidige neergang minder sterk teruggevallen dan in 2001. Dit komt doordat de groei van de wereldhandel dit jaar fors minder vertraagt dan tijdens de vorige conjunctuuromslag. De wereldhandelsgroei is gedaald van 6,1 procent in 2007 naar 4,8 procent in het eerste kwartaal van 2008. In de vorige cyclus viel deze terug van 13,1 procent in 2000 naar 0,3 procent in 2001. Loon- en prijsversnelling ingezet De omslag in de conjunctuur is nog maar nauwelijks zichtbaar op de arbeidsmarkt. Het aantal openstaande vacatures is sinds de piek in september vorig jaar licht gedaald, van 253 duizend tot 240 duizend in juni 2008. Tevens is de dynamiek op de arbeidsmarkt voor het eerst in vier jaar afgenomen, omdat er minder nieuwe vacatures ontstaan en worden vervuld dan een jaar geleden. De daling in de werkloosheid is tot stilstand gekomen, rond een niveau van 4% van de beroepsbevolking. Terwijl de conjuncturele top al is gepasseerd, begon de loonstijging recent te versnellen. De contractloonstijging inclusief bijzondere beloningen is in de eerste helft van 2008 met meer dan een procentpunt opgelopen, van 2,3% in december 2007 naar 3,5% in juli 2008. De oplopende loongroei ten tijde van economische afkoeling en oplopende inflatie roept herinneringen op aan de doorschietende loonontwikkeling van na de eeuwwisseling. Momenteel is de loongroei nog minder sterk 12 dnb / Kwartaalbericht september 2008

Economische ontwikkelingen Tabel 1 Inflatie Nederland Procentuele mutaties ten opzichte van vorige overeenkomstige periode 2005 2006 2007 2007 2008 ii iii iv i ii mei juni juli hicp 1,5 1,7 1,6 1,9 1,3 1,7 1,9 2,0 2,1 2,3 3,0 Goederen 1,1 1,9 1,5 1,9 0,8 1,8 1,9 2,1 2,1 2,5 3,3 Bewerkte voeding -0,3 0,6 1,6 0,8 1,3 3,6 5,4 6,4 6,6 6,6 6,9 Onbewerkte voeding -0,2 3,4 1,5 2,5 0,0 0,8 1,6 3,9 4,4 4,3 4,5 Overige goederen 1-1,0 0,4 0,7 1,4 0,6 0,0 0,0-0,6-0,5-0,5-1,1 Energie 11,8 7,4 3,8 4,2 1,5 6,1 4,0 4,4 4,2 6,0 11,5 Diensten 2,0 1,2 1,7 2,0 1,8 1,4 1,9 1,9 2,0 2,0 2,6 Cpi totaal 1,7 1,1 1,6 1,8 1,3 1,8 2,1 2,3 2,3 2,6 3,2 Cpi, geschoond 2 0,1 0,5 1,0 1,0 1,1 1,2 1,8 1,8 1,9 1,9 2,0 hicp-eurogebied 2,2 2,2 2,1 1,9 1,9 2,9 3,4 3,6 3,7 4,0 4,0 1 Industriële goederen exclusief energie. 2 Inflatie op basis van de cpi exclusief het effect van indirecte en consumptiegebonden belastingen en exclusief overheidsdiensten, huur, energie, groente en fruit en consumptie in het buitenland. Bron: cbs, Eurostat. dan destijds, maar omdat de arbeidsmarkt nu structureel krapper is, bestaat het risico dat de afkoelende economie de lonen minder snel kan beteugelen. In juli is de Nederlandse hicp-inflatie omhoog gesprongen naar 3,0%, het hoogste inflatiecijfer in zes jaar (tabel 1). Omdat de inflatie in het eurogebied in juli gelijk is gebleven, is het verschil tussen Nederland en het eurogebied in juli gedaald van 1,7 naar 1,0 procentpunt. De inflatiestijging van juli is voor het grootste deel toe te schrijven aan de hogere gas- en elektriciteitsprijzen. De energie-inflatie is in juli opgelopen tot 11,5%, waarmee deze wat dichter ligt bij die van het eurogebied. De sterke olieprijsstijging van het afgelopen jaar heeft in Nederland minder snel geleid tot een hogere energieinflatie dan in het eurogebied. Deels komt dit doordat veel andere eurolanden in tegenstelling tot Nederland stookolie gebruiken, waarvan de prijs de olieprijs op de voet volgt. Tevens speelt mee dat de olieprijsstijging relatief traag wordt doorberekend in de Nederlandse gas- en elektriciteitsprijzen. Door de sterk gestegen internationale voedselprijzen is de voedselinflatie in Nederland in de eerste helft van dit jaar flink opgelopen, van 3,7% in januari tot 6,2% in juli. De diensteninflatie is in juli snel opgelopen van 2,0 naar 2,6%. Dit komt deels door de huurstijging, die met 1,9 procent nog steeds gematigd is maar wel hoger dan de 1,4 procent van vorig jaar. Ook zijn de vliegprijzen sterk gestegen, door de hogere brandstofprijzen en de verhoging van de vliegtaks per 1 juli. Tegelijkertijd dalen bepaalde producten zoals audiovisuele apparatuur en kleding sterk in prijs, waardoor de inflatie van industriële producten exclusief energie in juli uitkwam op -1,1%. Veel van deze producten worden steeds efficiënter geproduceerd en komen in toenemende mate uit lagelonenlanden als China. dnb / Kwartaalbericht september 2008 13

Recente ontwikkelingen in de financiële sector Nederlandse banken lijken in het tweede kwartaal minder hard te zijn geraakt door de aanhoudende turbulentie op de financiële markten dan in de voorafgaande periode. Banken tonen meer interesse voor spaardeposito s met een vaste looptijd als financieringsbron. Levensverzekeraars beperken hun rente- en aandelenrisico en hebben zodoende de recente marktturbulentie vooralsnog goed doorstaan. Schadeverzekeraars zijn winstgevend, met uitzondering van de branche brandverzekeringen. Veranderingen in de zorgsector bemoeilijken het vaststellen van een adequate premie voor 2009. De dekkingsgraad van pensioenfondsen is in het tweede kwartaal licht gestegen. Een inflatieschok kan zowel de financiële positie van pensioenfondsen als de koopkracht van de deelnemers treffen. Ontwikkelingen in het bankwezen Na ruim een jaar is het einde van de kredietcrisis nog niet in zicht. In het tweede kwartaal van 2008 hebben Amerikaanse, Europese en Aziatische banken opnieuw afgeschreven op hun kredietportefeuilles. In Nederland bedroegen de afwaarderingen tijdens deze periode circa eur 1½ miljard, waarmee het totale bedrag sinds medio 2007 uitkomt op ruim eur 16 miljard (zie het artikel Eén jaar kredietcrisis in perspectief elders in dit Kwartaalbericht). De omvang van de afwaarderingen per kwartaal is daarmee iets afgenomen. In andere Europese landen en in de Verenigde Staten zijn enkele banken in zwaar weer gekomen, waarbij sommige met hulp van de overheid overeind zijn gehouden en enkele banken zelfs failliet gingen. Het operationele bedrijfsresultaat na belastingen van de Nederlandse banken is licht gedaald naar eur 0,9 miljard in het tweede kwartaal (zie tabel 1). Dit is exclusief de bijzondere opbrengsten van eur 5,8 miljard in verband met onder meer de verkoop van abn amro s dochter Antonveneta. De solvabiliteitsratio van de Nederlandse bankensector is in het tweede kwartaal grosso modo op peil gebleven. De ontwikkeling van de baten en lasten van de Nederlandse bankensector wordt sterk beïnvloed door het transformatieproces van abn amro. Tabel 1 Resultaten Nederlands bankwezen 1 In miljard euro s 2007 2008 i ii iii iv i ii Totaal baten 16,4 15,4 14,2 11,3 11,8 10,6 - Netto Rentebaten 8,0 7,2 7,8 6,9 8,1 6,6 - Netto Provisiebaten 3,5 3,5 3,4 2,1 2,7 2,8 - Opbrengst uit effecten en deelnemingen 0,7 0,6 0,5 0,5 0,3 0,3 - Resultaat uit financiële transacties 2,0 1,6 1,4-0,4-1,4-0,6 - Overige baten 2,2 2,4 1,2 2,2 2,0 1,5 Totaal lasten 12,0 11,3 10,7 9,9 10,6 9,6 - Bedrijfslasten 11,2 10,8 9,9 9,1 9,5 8,5 - Voorzieningen 0,8 0,6 0,8 0,9 1,0 1,1 Operationeel bedrijfsresultaat na belastingen 3,5 3,3 3,0 1,7 1,0 0,9 Winst/verlies i.v.m. beëindiging activiteiten 0,1 0,4 0,4 7,3 0,0 5,8 Bedrijfsresultaat na belastingen 3,7 3,8 3,3 8,9 1,0 6,6 1 Cijfers worden beïnvloed door het transformatieproces van abn amro. dnb / Kwartaalbericht september 2008 14

Toezicht Rentemarge van banken iets gestegen Ontwikkelingen in de marktrente beïnvloeden de rentemarge en daarmee de rentebaten van het bankwezen. Sinds begin 2007 is de 3-maands Euribor, de rente waartegen banken elkaar geld lenen, gestegen met 1,25%-punt. Deze stijging is het gevolg van enkele stapsgewijze renteverhogingen door de ecb en oplopende risicopremies op de geldmarkt. Een stijging van de kosten verbonden aan geldmarktfinanciering kan gepaard gaan met hogere rentebaten voor de banken, en spoort met de vrijwel aanhoudende stijging van de netto rentebaten van individuele banken in het afgelopen jaar. Dit heeft te maken met de manier waarop banken deze kostenstijging aan hun klanten doorberekenen. In het algemeen wordt een rentestijging vrij snel in rekening gebracht bij het uitlenen van geld, maar worden niet altijd hogere rentes geboden bij het inlenen ervan. Grafiek 1 illustreert dit principe: terwijl de rente op nieuw verstrekte hypotheken met een variabele rente mee beweegt met de 3-maands Euribor, is dit voor de rentevergoeding op deposito s met een opzegtermijn van 3 maanden duidelijk minder het geval. 1 Desalniettemin is de rentevergoeding op sommige typen spaardeposito s wel met de rentevergoeding op geldmarktfinanciering meegestegen. Over de afgelopen anderhalf jaar is de rente op spaardeposito s met een vaste looptijd korter dan één jaar gemiddeld met 0,85%-punt toegenomen, terwijl de rente op deposito s met een vaste looptijd langer dan één jaar nu gemiddeld 1,30%-punt hoger ligt. De populariteit van spaardeposito s met een vaste looptijd is dan ook sterk toegenomen: waar zij begin 2007 nog 20% van alle deposito s omvatten, is hun aandeel inmiddels opgelopen tot 35% van het totaal (grafiek 2). Dit is ten koste gegaan van het aandeel deposito s met een opzegtermijn van drie maanden, terwijl het aandeel girale deposito s vrijwel onveranderd is gebleven op circa 30% van het totaal. Doordat banken over deze deposito s een relatief lage rente vergoeden, vormen deze behalve een stabiele ook veruit de goedkoopste bron van financiering. Opsplitsing abn amro Sinds de goedkeuring van het transitieplan van abn amro in maart 2008 en de goedkeuring van de afsplitsing van de vermogensbeheeractiviteiten naar Fortis, alsmede van de verkoop van de Italiaanse dochterinstellingen Antonveneta aan Banca Monte dei Paschi di Siena (bmps), heeft dnb zich gebogen over de voorgenomen afsplitsing van abn amro s Braziliaanse dochterbedrijf Banco Real aan Santander. Inmiddels heeft dnb haar goedkeuring gegeven aan deze afsplitsing. Ongeacht de intensieve betrokkenheid van dnb bij voorgenomen afsplitsingen van de verschillende bedrijfsonderdelen, blijft dnb er nauwgezet op toezien dat abn amro doorlopend kan voldoen aan de uit de Wet Financieel Toezicht voortvloeiende vergunningseisen. Deze eisen hebben onder meer betrekking op de beheerste bedrijfsvoering en op de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de instelling. Grafiek 2 Deposito s private sector bij banken In procenten Grafiek 1 Rentetarieven geldmarkt en kortlopende hypotheken In procenten 100 90 80 70 60 6,0 50 5,0 40 4,0 30 20 10 0 jan. 07 3,0 2,0 1,0 0,0 jan. 07 mrt. mei juli sep. nov. jan. 08 mrt. mei mrt. mei juli sep. nov. jan. 08 mrt. mei Hypotheektarief 1 jaar vast Euribor 3 maands Depositotarief 3 maands Opzegtermijn tot en met 3 maanden Vaste looptijd Giraal 15 dnb / Kwartaalbericht september 2008

Toezicht Ontwikkelingen in de verzekeringssector Levensverzekeraars beperken hun rente- en aandelenrisico Voor verzekeraars is het beleggingsbeleid en het daaruit voortvloeiende beleggingsresultaat van cruciaal belang voor de duurzaamheid van de bedrijfsvoering. Dit geldt in het bijzonder voor levensverzekeraars, die omvangrijke portefeuilles beheren van gemiddeld twaalf maal de jaarlijkse premieomzet. Deze portefeuilles dienen primair ter dekking van de langetermijnverplichtingen aan polishouders. Om met grote zekerheid aan deze verplichtingen te kunnen voldoen, beperken levensverzekeraars hun rente- en aandelenrisico. Het renterisico wordt niet alleen afgedekt met behulp van langlopende obligaties, maar steeds vaker ook met behulp van rentederivaten, zoals renteswaps en swaptions. Het resterende renterisico tussen de vastrentende beleggingen en de doorgaans langlopende verplichtingen is hierdoor in veel gevallen tamelijk beperkt. Dat geldt ook voor het aandelenrisico dat Nederlandse levensverzekeraars accepteren. Eind vorig jaar, vlak voor de forse koerscorrectie over de eerste helft van 2008, bedroeg de gemiddelde aandelenportefeuille 15% van de totale beleggingen. Daarmee is de gemiddelde aandelenallocatie van levensverzekeraars iets kleiner dan het Europese gemiddelde en tevens kleiner dan die van de pensioenfondsen (gemiddeld circa 40%) en de zorgverzekeraars (gemiddeld circa 17%). Alleen schadeverzekeraars beleggen minder in aandelen (ruim 13%). Daar komt bij dat levensverzekeraars het aandelenrisico dikwijls gedeeltelijk afdekken met behulp van optieconstructies. Vooral dankzij de beperking van het rente- en aandelenrisico hebben de Nederlandse levensverzekeraars de huidige turbulentie op de financiële markten tot dusverre relatief goed doorstaan. Overigens sluiten de solvabiliteitsvereisten aan verzekeraars op dit moment nauwelijks aan op de werkelijke beleggingsrisico s. Het Europese solvabiliteitsraamwerk Solvency ii, dat in 2012 wordt ingevoerd, beoogt dit probleem te ondervangen. Schadesector winstgevend, brandverzekeraars onder druk De Nederlandse schadeverzekeraars (exclusief zorg) hebben de laatste jaren goede resultaten laten zien. Als gevolg van een gunstige ontwikkeling van de schadelast, bevorderd door meer risicopreventie en selectievere risicoacceptatie, is de winstgevendheid van het kernbedrijf sinds 2002 gestaag verbeterd. Grafiek 3 laat dit zien aan de hand van de net combined ratio (ncr), een maatstaf die de verhouding weergeeft tussen enerzijds de bedrijfskosten en schadelasten en anderzijds de ontvangen premies. Een waarde onder (boven) de 100 impliceert een winstgevend (verlieslatend) kernbedrijf. De ncr van de Nederlandse schadesector bedroeg vorig jaar 95, en ligt daarmee iets hoger dan een jaar eerder. De winstgevendheid van de schadesector als geheel staat in schril contrast met recente ontwikkelingen bij brandverzekeraars na motorrijtuigen de grootste schadebranche van Nederland. Over 2007 bedroeg de ncr in de branche brand 104, en daarmee was het brandverzekeringsbedrijf in de kern verlieslatend. Een forse stijging van zowel de storm- als brandschade lag aan deze abrupte resultaatsverslechtering ten grondslag. In de eerste zes maanden van dit jaar steeg de schade door grote branden (schade van meer dan eur 1 miljoen) opnieuw, en wel met 66% ten opzichte van dezelfde periode in 2007. Deze stijging is overigens voornamelijk terug te voeren op de recente grote brand (circa eur 140 miljoen verzekerde schade) bij de Technische Universiteit Delft. Sterke winstfluctuaties, zoals die zich bij brandverzekeraars voordoen, onderstrepen het belang van adequaat risicobeheer en risicogevoelige kapitaalbuffers. Grafiek 3 Resultaten schadesector Net Combined Ratio Procenten 85 90 95 100 105 110 Verlieslatend kernbedrijf 115 02 03 04 05 06 07 Ontwikkelingen in de zorgsector Het moment voor de vaststelling van de zorgpremies voor 2009 nadert met rasse schreden. Een belangrijke voorwaarde voor vaststelling van realistische premies is dat zorgverzekeraars beschikken over juiste infor- Schadebranche brand Gehele schadesector (excl. zorg) Winstgevend kernbedrijf Toelichting: berekend aan de hand van de net combined ratio (ncr): de verhouding tussen de bedrijfskosten (exclusief herverzekering) en schadelasten en anderzijds de ontvangen premies. Brandverzekeringen bedragen gemeten naar premie-inkomsten ongeveer 30% van de schadesector (excl. zorg) als geheel. dnb / Kwartaalbericht september 2008 16

Toezicht matie betreffende de verwachte schadelast. De zorgverzekeraars gaan een uitdagende periode tegemoet. Allereerst staan enkele ingrijpende veranderingen in de inrichting van het zorgstelsel gepland. Zo heeft de minister van vws onlangs aangekondigd het vrij onderhandelbare segment tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen te vergroten van 20 tot ongeveer 34% van het aantal behandelingen in 2009. Ook wordt de ex post risicoverevening gereduceerd. Schommelingen in de schadelast komen daardoor in toenemende mate voor eigen rekening van de zorgverzekeraars. Onzekerheden omtrent de schadelast worden verder versterkt doordat veel collectieve contracten eind 2008 aflopen; bij significante (premie)verschillen tussen de zorgverzekeraars kan dan opnieuw een aanzienlijke verschuiving in het aantal verzekerden optreden. Tegelijkertijd kan nog onvoldoende worden vertrouwd op de belangrijkste systemen in het stelsel. Hoewel beleidsmakers en marktpartijen zich momenteel buigen over de problemen in de nieuwe financieringssystematiek (dbc s) en de risicoverevening en proberen met oplossingen te komen, bestaan voor de korte termijn nog substantiële onzekerheden. Tot slot spelen ook de problemen op de financiële markten zorgverzekeraars parten. De waarde van de activa belegd in niet-vastrentende waardepapieren (onder meer aandelen, deelnemingsbewijzen en belangen in beleggingspools) daalde vanaf het begin van de turbulentie medio 2007 met ruim 9% tot circa eur 3,95 miljard (circa 17% van de totale activa) in het eerste kwartaal van 2008. Ontwikkelingen pensioensector Actuele ontwikkelingen financiële positie Samenhangend met de volatiliteit op de financiële markten heeft de gemiddelde (nominale) dekkingsgraad van de pensioensector over het eerste halfjaar geschommeld tussen 125 en 145%. Aan het einde van het tweede kwartaal bedroeg de dekkingsgraad 136%, enkele procentpunten hoger dan een kwartaal eerder. Daarbij was vooral de ontwikkeling van de kapitaalmarktrente belangrijk. Over het tweede kwartaal steeg de 15-jaars rente van 4,7 naar 5,1%. Hierdoor nam de marktwaarde van pensioenverplichtingen af met ongeveer eur 15 miljard. Daarnaast was er een aanvullend, maar relatief kleiner, positief effect op de dekkingsgraad door een toename van de marktwaarde van de beleggingen met eur 4 miljard. De schommelingen in de financiële positie komen terug in het aantal fondsen met een tekortsituatie. Ultimo 2007 hadden 2 kleine pensioenfondsen een dekkingstekort (dekkingsgraad lager dan 105%), een tiental fondsen had een reservetekort (dekkingsgraad lager dan behorende bij het vereiste eigen vermogen), maar geen dekkingstekort. In de eerste helft van 2008 hebben zes pensioenfondsen een dekkingstekort gemeld en 65 een reservetekort. Alle fondsen met een dekkingstekort hebben een korte-termijnherstelplan ingediend. De daarin opgenomen maatregelen hebben ertoe geleid dat het dekkingstekort van drie pensioenfondsen weer is opgeheven. Bij 19 pensioenfondsen was het reservetekort al opgeheven voordat het lange-termijnherstelplan was ingediend. Van de overige 46 fondsen hebben 22 fondsen een lange-termijnherstelplan ingediend; van de resterende 24 fondsen wordt die nog verwacht. Pensioenverplichtingen in beeld gebracht Een pensioenfonds doet periodieke uitkeringen die lopen vanaf nu tot in de verre toekomst. Deze uitkeringen zijn voor een willekeurig pensioenfonds uitgebeeld in grafiek 4. De figuur toont zowel de ontwikkeling van de nominale uitkeringen als die van waardevaste uitkeringen. Om de pensioenen waardevast te houden, dat wil zeggen om de koopkracht in stand te houden, moeten de uitkeringen jaarlijks met de inflatie worden verhoogd. De marktwaarde van de pensioenverplichtingen is de contante waarde van de geprojecteerde uitkeringen. De marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen voor de hele Nederlandse pensioensector bedroeg eind juli eur 481 miljard. Als de contante waarde van alle indexaties erbij worden geteld, zou de marktwaarde van de (onvoorwaardelijk) geïndexeerde waardevaste verplichtingen aanzienlijk hoger uitkomen op eur 645 miljard. Bij koppeling van de pensioenaanspraken aan de loonontwikkeling (welvaartsvast) komt dit bedrag nog hoger uit. Indexatie wordt in verreweg de meeste pensioenregelingen overigens niet gegarandeerd maar is een voorwaardelijke toezegging. Pensioenfondsen zijn dan ook niet verplicht dergelijke extra reserves aan te houden voor de toekomstige indexaties. Deze kunnen ook worden gefinancierd uit toekomstige (over)rendementen en premies. Een reële dekkingsgraad kan niettemin worden gebruikt om te meten in hoeverre pensioenfondsen toekomstige indexaties hebben gefinancierd. Theoretisch dient bij het berekenen van de reële dekkingsgraad de inflatieverwachting te worden gebruikt welke kan worden afgeleid van inflation linked bonds. Dergelijke obligaties zijn echter niet beschikbaar in Nederland. Een alternatief is 17 dnb / Kwartaalbericht september 2008

Toezicht Grafiek 4 Ontwikkeling pensioenverplichtingen pensioenfonds 300 250 200 150 100 50 0 08 18 28 38 48 58 68 78 88 jaar Nominale uitkeringen Waardevaste uitkeringen om de doelstelling van het monetaire beleid van de ecb als proxy voor de verwachte inflatie te nemen. Op basis hiervan lag de reële dekkingsgraad eind tweede kwartaal rond de 100%. Dit is een gemiddelde van de hele pensioensector. Voor individuele fondsen zal de schatting boven of onder dit gemiddelde liggen. Gevolgen van tijdelijk hogere inflatie voor pensioenfondsen en deelnemers De inflatie bedraagt niet altijd precies 2%. Recent is de inflatie hoger uitgevallen. Dit heeft gevolgen voor de financiële positie van pensioenfondsen en de pensioenaanspraken van deelnemers. Op korte termijn leidt een inflatieschok mogelijk tot een lagere dekkingsgraad. Een hogere inflatie betekent weliswaar vaak een oplopende rente, wat gunstig is voor de dekkingsgraad, maar gaat op korte termijn veelal ook gepaard met een lager rendement op zakelijke waarden. Bovendien zullen fondsen trachten zoveel mogelijk te indexeren wat bij toekenning eveneens een drukkend effect heeft op de dekkingsgraad. Pensioenfondsen hanteren daarbij een zogenaamde indexatie-staffel. Dit houdt in dat de hoogte van de indexatie onder andere afhangt van de dekkingsgraad van het fonds. Een fonds kan geen volledige prijs- of looncompensatie geven als de financiële ruimte dat niet toelaat. De koopkracht van de pensioenaanspraken gaat in dat geval iets achteruit (zie het artikel Zicht op de indexatiekwaliteit van pensioenregelingen elders in dit Kwartaalbericht). Op lange termijn kan dit worden gecompenseerd als gemiste indexaties alsnog worden toegekend. Uitwerking consistentie-eis voor pensioenfondsen Pensioenfondsen proberen over een lange periode enerzijds de pensioenaanspraken van de deelnemers zoveel mogelijk waardevast te houden en anderzijds de financiële positie van het fonds te bewaken. Om dit evenwicht te bewaren moeten pensioenfondsen consistentie betrachten in het indexatiebeleid en in de communicatie daarover. De financiële opzet moet zijn afgestemd op het realiseren van de indexatie-ambitie van het fonds, zodat de gewekte verwachtingen hieromtrent worden waargemaakt. Met behulp van een continuïteitsanalyse toont het pensioenfonds aan dat het consistent is door aan twee voorwaarden te voldoen. De eerste voorwaarde is dat de verwachte indexatie in voldoende mate aansluit bij de indexatie-ambitie. Bij deze berekening neemt het fonds als vertrekpunt de dekkingsgraad die hoort bij het vereiste eigen vermogen. Omdat de verwachte indexatie door veel factoren wordt beïnvloed, geeft dnb geen kwantitatieve invulling aan in voldoende mate. De tweede voorwaarde is dat het zogenaamde herstelvermogen van het fonds voldoende moet zijn. Het fonds moet in staat zijn om binnen een periode van 15 jaar van het minimaal vereist eigen vermogen naar het vereiste eigen vermogen te groeien. 2 dnb / Kwartaalbericht september 2008 18

Toezicht Stand van zaken premie pensioeninstelling Om de kansen van Nederland op de Europese pensioenmarkt te vergroten en om de samenwerkingsmogelijkheden tussen pensioenfondsen te verbeteren is de overheid bezig met de ontwikkeling van een nieuw type instelling dat pensioenregelingen kan uitvoeren: de algemene pensioeninstelling of api. Deze invoering vindt gefaseerd plaats. In de eerste fase wordt de premie pensioeninstelling of ppi geïntroduceerd, die uitsluitend als aanbieder mag optreden voor beschikbare premieovereenkomsten (defined contribution regelingen) en dan alleen in de opbouwfase van de pensioenrechten. Zij mag geen lijfrentes verstrekken aan gepensioneerden. In de tweede fase worden de fusiemogelijkheden tussen pensioenfondsen vergroot. Dit is belangrijk voor kleine (ondernemings)pensioenfondsen die langs die weg schaalvoordelen willen benutten. In de derde fase ten slotte zal een instelling worden gecreëerd die uitkeringsovereenkomsten (defined benefit regelingen) kan aanbieden (de api). Met dit laatste ontstaat een nieuw type instelling dat niet alleen internationaal aantrekkelijk is, maar dat ook aansluit op de bestaande Nederlandse pensioensituatie waar uitkeringsovereenkomsten overheersen. Met de ppi wordt de eerste concrete stap gezet in de genoemde drietrapsraket. Een snelle introductie van de ppi is van belang zodat partijen (vooral multinationale ondernemingen) die op Europees niveau hun pensioenregeling in één land willen concentreren ook in Nederland terecht kunnen. Na de introductie van de ppi kan voortvarend werk worden gemaakt van de tweede en derde fase die voor de Nederlandse situatie belangrijker zijn. 1 Zie voor verdere informatie hierover het artikel Doorwerking van de ecb rente op bancaire tarieven varieert (dnb, Statistisch Bulletin, december 2007). 2 Voor verdere uitleg zie Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 juli 2008, nr. av/pb/08/20016. 19 dnb / Kwartaalbericht september 2008

Recente ontwikkelingen in het betalings- en effectenverkeer De vraag naar eurobankbiljetten blijft toenemen. Tussen juni 2007 en juni 2008 is het aantal biljetten in circulatie met 6% toegenomen. De totale waarde van alle eurobiljetten in omloop bedroeg eind juni eur 679 miljard, ruim 7% meer dan een jaar eerder. Marktpartijen hebben begin juli 2008 positief gereageerd op de plannen voor Target2-Securities (t2s). Het Eurosysteem heeft daarom besloten door te gaan met de bouw van dit systeem voor de afwikkeling van effectentransacties in centralebankgeld. Ook heeft het Eurosysteem het startsein gegeven voor een nieuw systeem voor het verkeer van onderpand, ccbm2. Het systeem wordt ontwikkeld door De Nederlandsche Bank (dnb) en de Nationale Bank van België en vervangt op termijn de onderpandsystemen van de centrale banken. De ecofin heeft het Europees Stelsel van Centrale Banken en het Committee of European Securities Regulors uitgenodigd om na een impasse van drie jaar verder te gaan met de harmonisatie van standaarden voor de effectenclearing- en settlementmarkt in Europa. Het Ministerie van Financiën heeft in juni 2008 een conceptwetsvoorstel opgesteld voor de implementatie van de Richtlijn betaaldiensten. De Richtlijn beoogt de juridische barrières voor de goede werking van de interne Europese markt voor betaaldiensten weg te nemen. De gefaseerde overgang naar Target2, het betaalsysteem van het Eurosysteem, is op 19 mei 2008 voltooid. Het nieuwe systeem functioneert goed, het aantal transacties dat het systeem Target2 per dag afwikkelt is gemiddeld iets hoger dan was voorspeld en heeft zelfs al een keer het verwachte maximum overschreden. Het chartale betalingsverkeer Circulatiewaarde blijft stijgen De vraag naar eurobiljetten blijft toenemen. Tussen juni 2007 en juni 2008 is het aantal biljetten in circulatie met 5,9% toegenomen, tot circa 11,8 miljard stuks. De totale waarde van alle eurobiljetten in omloop bedroeg eind juni eur 679 miljard, 7,3% meer dan een jaar eerder. Tabel 1 geeft een overzicht van de groei van de circulatie per coupure. Het biljet van 100 euro vertoonde de hoogste groei, 8,6%, gevolgd door de biljetten van 500 en 50 euro, met groeicijfers van respectievelijk 7,8% en 7,5%. Eind juni bedroeg de gemiddelde waarde per eurobankbiljet in circulatie eur 57,48 (in de eerste helft van 2007 eur 56,66). Toename aantal aangetroffen valse eurobiljetten Het aantal valse eurobankbiljetten dat wordt aangetroffen neemt toe. In de eerste helft van 2008 zijn wereldwijd 312.000 valse eurobiljetten aangetroffen, 5% meer dan in het voorafgaande halfjaar. In dezelfde periode zijn in Nederland 24.497 valse eurobiljetten aangetroffen, 25% meer dan in de tweede helft van 2007. In meerderheid blijft het gaan om valse 50 euro biljetten. Tabel 2 geeft een overzicht per coupure van de in Nederland aangetroffen valse eurobiljetten in de eerste helft van 2008. In het licht van de sterke groei van het aantal in Nederland aangetroffen valse biljetten, ten opzichte van twee jaar geleden gaat het om meer dan een verdubbeling, heeft dnb bij politie en justitie aangedrongen op extra aandacht voor de strijd tegen deze vorm van criminaliteit. Voorts informeert dnb via het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer de toonbankinstellingen over de meest recente ontwikkelingen rondom valse eurobiljetten. Daarnaast heeft dnb in de afgelopen maanden gesprekken met grootwinkelbedrijven gevoerd over maatregelen om te voorkomen dat met valse biljetten wordt betaald. In toenemende mate maken winkels gebruik van detectieapparatuur om de echtheid van biljetten te controleren. Dat neemt echter niet weg dat de vervalsingen die in Nederland worden aangetroffen ook zonder hulpmiddel nog steeds goed te herkennen zijn, via de eenvoudige kijk-voel-kantel -methode. Via Tabel 1 Eurobiljetten in circulatie per juni 2008 Aantal in miljoenen, waarde in eur miljoenen 500 200 100 50 20 10 5 Totaal Aantal 468 159 1.226 4.344 2.369 1.897 1.373 11.836 Waarde 234.000 31.800 122.600 217.200 47.380 18.970 6.865 678.815 Groeipercentage 7,8 3,2 8,6 7,5 4,2 4,7 3,4 20 dnb / Kwartaalbericht september 2008